1 tï F. S. Jonquicre, te Hoogeveen; J. L. van Gennep, te Ooster beek; E. K. H. W. Vermeer, te ArnhemR. D. van Wagenin- gcn, te LeeuwardenB. K. Boom, te Zierikzee; W. Laatsman, tc Maastricht; P. A. Broers, te Leyden; E. M. de la Fontaine Schluiter, te ZutplienG. W. E. G. Callenfels, te's Gravenhage B. M. Wilmink, te Weerselo. Bij koninklijk besluit van den 2 dezer is aan mr. Maurits Cornelis van Hall, gewezen president der arrondissements regt- bank te Amsterdam, ten laste van den staat een pensioen ver leend ten bedrage van f1471 'sjaars. Bij Zr. Ms. besluit van den 17 dezer is tot zijne tegen woordige functien herbenoemd en bij continuatie aangesteld, tot plaatsvervangend kantonregter te Oostburg, J. W. Le Nobel. Ilerit- en scltoolnieuvt s. De heer L. Schouten Hz., predikant bij de hervormde ge meente te Koudekerke, heeft eene eenparige beroeping naar de gemeente van Oud-Beijerland ontvangen. Naar men goeder hand verneemt, heeft us. A. P. du Cloux te Oud-Alblas, die, zoo als vroeger geroeid is, het beroep naar 's Grevelduin Capelle heeftaangenomen, van zijn voornemen om op jl. Zondag zijne afscheidsrede te Oud-Alblas te houden, moeten afzien, en wel omdat door het klassikaal bestuur zijne losmaking van die gemeente voor een en onbepaalden tijd is uitgesteld, ten gevolge van eene aanklagt door den algemee- nen kerkeraad van de gemeente Wijngaarden bij genoemd be stuur tegen hem ingediend. Marine en leger. Men schrijft uit Nieuwediep van 17 dezer: //Naar wij ver nemen, zal de instructiebrik Urania eerstdaags in dienst wor den gesteld. Voor zoo ver bekend is zullen tot den état-major behooren de luitenant ter zee 1ste klasse P. Koning en de lui tenant ter zee 2de kl. J. N Slegt, thans beide op het wacht schip alhier, benevens deadjunct administrateurJ.F. J. Mahieu. Zoo als vroeger is medegedeeld, zal deze brik een instructietogt doen met de adelborsten thans nog te Breda. Nog verneemt men, dat er plan bestaat om het stoomschip Curafao in dienst te stellen, waarvoor als kommandant wordt genoemd de luitenant ter zee 1ste klasse J. van der Meersch.'' Den IS dezer is van Hellevoetsluis vertrokken Zr. Ms. brik De sperwer, kommandant de kapitein-luitenant ter zee J. C. Baak, bestemd naar Westindien. BurgerlijUe stand. Middelburg. Eerste huwelijks afkondiging den 19 aprilA. van Westen, jm. 29j. metE. van Vlaanderen, jd. 25 j. T.Fouchier, weduwn. 42 j. met A. Petit, jd. 41 j. J. L. de Jonge, jm. 31 j. met C. O de Jonge, jd. 26 j. B. van Ouwerkerk, weduwn. 39 j. met J. M. van Dreunen, jd. 49 j. J. de Ros, jm. 38 jmet W. J. Blaak- mans, jd. 32 j. J. G. de Zeeuw, jm. 25 j. met A, P. Vervenne, jd. 26jaren. Vlissingen, van 13 tot 20 april. Bevallen A. J. Voorman geb. Pieterse, z. M. J. Schram geb. Koek, d. A. J. Frederiks geb. Terdie, z. A. H. Krug geb. van der Linde, z. Overleden W. P. van der Pol, d. S j. J. Boslelaar, z. 19 d# P. P. de Waard, z. 7 weken. Goes, van 13 tot 20 april. Gehuwd: J. van Riet, jm. 25 j. met A.C. H. Pollliet, jd. 23j. BevallenM. C. Oort geb. Reijnhout, z. A. M. den Boer geb. Tegelbakker, z. E. Broes van Dort geb. Snoep, dochter. Overleden J. Sigg, z. 3 m. N. van Dun, d. 1 m. A. C. de Jongh, wed. van J. P. den Hollander, 64 j. C. Heinsdijk, z. 5 j, Zierikzee, van 13 tot 20 april. Gehuwd W. P. Mans, 31 j. met J. Deurloo, jd. 28 j. G. de long, jm. 46 j, met H. C. Verlieule, jd. 23 j. Bevallen H. J. Koreman geb. Zegers, d. G. Reijnhout geb. Everise, z. ,CrVier£ever geb. de Jonge, d. OvefledéQ J.jBroeksmit, jd. 24j. C. Verschoor, 28 jaren, (op p4is pverlédeij.) Htflst van 1 tot 15 april. Bevallen M. Dftnckaert geb. Cappendijk, z. J. T. Heijman geb. Malcfasöti,-ar C^\cle Cock geb. Vermast, z. P. Blomrnaert geb. Hartic IW^'zJ/AT. M. Schuurman geb. Schiffer, d. C. Reij- niers geb. Floréijn, d. M. van der Vlies geb. Pieters, d. Overleden P. J. van Gijsel, man van M. van Immerzeel, 59 j. J. E. van Puijvelde, vrouw van P. F. v. d. Walle, 59 j. O. t vrouw van J. de Cock. L. J. Pieters, 2 jaren. Ailoojp verkoopingen en aanbeste<ling-cn0 Jl. zaturdag is ter griffie van het provinciaal bestuur te Middelburg aanbesteedhet herstellen van de schade, veroor zaakt door den storm van 9 maart 1857,aan het dijkvak tusschen .de dijk palen 28 en 30, benevens aan den West- en Oostnol van c]étl caiamiteusen polder Oud Noordbeveland, met de levering van al' de daartoe henoodigde materialen, en is daarvan aanne mer geworden de heer J. Breas te Colynsplaat voer f 6650. Door de centrale directie van Walcheren werd zaturdag aanbesteed de navolgende materialen, waarvan aannemers zijn geworden de daarbij gemelde personen 92,500 bos hollandsch rijs a f5,90 de 100, F. de Baat Jz., Sliedrecht; 9,250 bos walchersche staken a f22,98 de 100, de zelfde; 15,400 bos hollandsch haringband a f26,90 de 100, de zelfde; 6,150 bos walchersche staken a f22,98 de 100, C. de Groot, Papendrecht; 14,500 bos droogriet a f 19,30 de 100, P. Bot, Sliedrecht70,700 bos bladriet a f4,96 de 100, J. Filis, Vü.ssingeu,- 150,000 bos brabandsch rijs a f2,99 de 100, G. Vermeulen Sz.,Oudenbosch; 40,000stuks brabandsche staken a f 1,49^de 100, de zelfde; 147,800 bos brabandsch rijs a f 2,94 de 100, P. Gouverneur, Oudenbosch33,000 stuks brabandsche staken a f 1,4-7 de 100, de zelfde; 24,100 bos brabandsch haringband a f27,00 de 100, J. Dolk Uz., Leur; 1,240 last doorniksche steen a f7,70 het last, J. Filis, Vlissin gen; 3.700 eiken paaltjes (1,25 el) a f 16,40de 100, dezelfde; 2,000 el sparren a f 9,30 de 100, dc zelfde. Meteorologische waarnemingen gedaan op 's rijks werf te Vli&tngen, des middags 12 ure. April* 1857. id -2'! Laagste a te.-nperat. to enverschil r3 met de hoogste. Aanmerkingen 12 Z. t. W.i 3 749.4, 6.2 ;0.86 6.43 0.0 4.5 +11.0 buijig. 1) 3 736.2 j 6.2 j 0.72 5.2S 0.3 3.0 5 J743.91 3.0 'o.90 j 5.77 0 4 3.0 j 2 1754.5 j 7.2 |0.80 I 6-36 0.0 2.5 2 J 760.61 7.1 0.84 6-63 10.2; 2.51 2 765.5(10.1 0.84 7-01 0.0 2.5 6.0 regenbuitjes. 21 4.5 sterke rukw. 3) 6.0 j uit 't noorden 4) 6.51 betrokken. 8.5 helder. nuo.j xu.i iu.ut j i nj. u.uu>.o o.o nemer. 2 [765.4j 13.5 [0.70 j 8-21 10.02.5[-/12.01helder. 13 Zw.t.W 14 j W. Zw. 15 j Z. ZO. 16 ZO.t.O. 17 Z- ZO. 18 j O. ZO. 1) 's avonds hagel en regen. 2) ongest. kr. 0 kr. 6. 3) buijig- en regen, ten 12 u. een onweersbui opzettend. 4) onwedcr hagel en regen. Staten-generaal. In het voorloopig verslag van de afdeelingen der tweede kamer betreffende het ontwerp tot regeling van de jagt en de visscherij, werd vrij algemeen de vraag geopjjerd, uit welk oog punt het moest worden beschouwdals eefie nieuwe wet op de jagt en visscherij of als een voorstel, bestemd om een zeker aantal bepalingen der bestaande wet van 1852 te wijzigen. De considerans begunstigt de eerste onderstelling, terwijl de voor- dragt zelve en de memorie van toelichting aan eeue partiele herzieningswet doen denken. Men vond een zoodanige vorm minder wcnschelijk. Voorts heeft men meteenigebevreemding algemeen de rede nering gelezen, waarmede de memorie van toelichting aanvangt. Het daarin vervat betoog, dat de straf bepalingen der wet van 1852 meerendeels zouden kunnen wegvallen en vervangen wor den door het toekenneivvan de bevoegdheid aan de eigenaars van of regt hebbenden op grond of vischwater, om zeiven door eene burgerlijke regtsvordering hun goed regt ten aanzien der jagt en visscherij te handhaven, scheen te passen voor eene geheel andere wet dan de tegenwoordige, die niet slechts de bedoelde strafbepalingen in wezen laat, maar ze zelfs nog aanmerkelijk verzwaart. Enkele leden konden zich intusschen met den loop van dat betoog zeer goed vereenigen. Bij de groote meerderheid vond het goedkeuring, dat de regering, bij het laten bestaan der publieke actie voor jagtdelicten, de overige hoofdbegin selen der wet van 1852, zoo als het verbinden van het regt tot toeëigening van het wild aan den eigendom van den grond, de afkoop baarheid van het jagtregt en de overbrenging van het toezigt op de jagt en visscherij in handen van het publiek gezag, onaangeroerd heeft gelalen. Slechts enkele stemmen deden zich voor meer doortastende veranderingen in het stelsel van 1852 hooren. Met opzigt tot den aard der thans voorgedragene wijzigin gen in de wet van 1852 heerscht verschil van gevoelen. Die wijzigingen beperken zich als men de verandering in het straf stelsel en de wederinvoering van het middel van transactie ter zijde laat, meerendeels tot aanvulling en verduidelijking van bestaande bepalingen van ondergeschikten aard. Naar het ge voelen van een deel der leden zouden die wijzigingen voor verre het grootste gedeelte niet noodig zijn geweest, indien de wet van 1852 beter ware uitgevoerd en toegepast. Men is, zeiden zij, bij die toepassing te zeer aan de letter blijven hangen, zon der tot den geest en de ware strekking der bepalingen door te dringen. De administratie had veel kunnen doen, om de ver keerde rigting voor te komen, die zich meermalen heeft geopen baard, blijkbaar in de talrijke, menigwerf bespottelijke bekeu ringen, waarover men zich te regt beklaagt, of, waar zij zich vertoonde, te doen ophouden. Nu dit niet, of niet in genoegza me mate geschied is, is aanvulling der wet van 1852 misschien niet te vermijden. Maar men had daarbij dan toch zoo ver niet behoeven te gaan, als bij het tegenwoordig ontwerp geschied is. Een ander deel der leden vereenigde zich niet met deze wijze van beschouwen. Zij meende de thans voorgedragene veran deringen in de jagtwet van 1852 over 't algemeen verbeteringen te kunnen noemen. De meerderheid der in de afdeelingen tegen woordig zijnde leden zag groot bezwaar in de bepaling der wet dat de opzieners zullen ophouden Ie bestaan en door rijksveld wachters vervangen worden, terwijl ook de marechaussees, de dienaars van juslicieen policie en de beambten des rijks en dei- plaatselijke middelen tegen de overtredingen der jagtwet zullen waken. Er waren echter ook eenige leden, die ofschoon de ge grondheid van sommige der geopperde bedenkingen niet ont kennende, zich gunstiger voor het denkbeeld des ministers ge stemd toonden om het toezigt op de jagt en visscherij met meer algemeen policie-toezigt te vercenigen. Bij de overweging van dit punt kwam van zelfde vraag ter sprake, of de tegenwoordige instelling der jagtinspectcurs moet blijven bestaan. Ofschoon zulks nergens wordt, gezegd, meent men het er voor te moeten houden, dat dc afschaffing dier instelling in dc bedoeling dei- regering ligt. Verscheidene leden zouden dit goedkeuren. Maar zoo dan de instelling der provinciale inspecteurs verviel, wat zou, bij het behoud der speciale jagtopzieners, waaraau de meerderheid grooteu prijs hecht, daarvoor in de plaats moeten worden gesteld? Naar 't gevoelen van enkelen zou de wederoptreding van on bezoldigde houtvesters het meest in aanmerking komen. Deze leden verlangden de oude instelling der houtvesterij, meteencn opperhoutvester aan het hoofd, niet te doen herleven, daar zulk eene instelling geenzins strookt met het hoofddenkbceld.'t welk aan de tegenwoordige wetten grondslag ligt.Maarzij meenden dat het hooger toezigt op de wildbaan het best toevertrouwd is aan liefhebbers der jagt, die tevens grondbezitters zijn. Van de zijde der meerderheid werd opgemerkt, dat zoo de houtvesters onder de werking van de wet van 1814 goede diensten hebben kunnen doen, eene instelling van soortgelijken aard aandruischt tegen het hoofdbeginsel der togenwoordige wet. Men kon zich geen goed denkbeeld vormen, hoe het beheer van de zaken der jagt en visscherij eenen behoorlijken loop hebben kon, als onder den minister dat beheer zou worden gevoerd, deels door de sta ten en de commissarissen des kouings in de provinciën, deels door aanzienlijke ingezetenen, die uit den aard hunner betrek king geen ondergeschikte ambtenaren zouden zijn, of zich al thans niet als zoodanig zouden beschouwen. Er waren tot de meerderheid belioorende leden, die op het behoud van het cen traal provinciaal toezigt op de jagt, cu visscherij prijs stelden maar tusschen de inspecteurs en de jagtopzieners andere bezol digde personen wilden hebben geplaatst, die in ccneii bepaalden kring op de uitvoering der wet moesten letten, vexatien en on gerijmde bekeuringen tegengaan en dejagtopzieners bij hunnen pligt houden. Deze onder-inspecteurs of opzieners van hoogeren rang zouden, juist omdat zij met minder schrijfwerk wierdeu belast, een meer werkzaam toezigt kunnen uitoefenen Nagenoeg algemeen verklaarde men zich tegen de wijziging, die de regering in art. 2 der wet van 1852 brengen wil door het visscben met den hengel, zonder acte of vergunning, in de wa teren vermeld in de artt. 577—579 van het burgerlijk wetboek, le beperken tot het visscben van den vasten grond. Het nader verslag der commissie, nopens het reglemeut op de drukwerken in Nêerlandseli Indie, is thans opcubaar ge maakt. Als slotsom van het in haar midden verhandelde resumeert de commissie, als het eenstemmig gevoelen harer leden, de vol gende vier punten 1. Dat het reglement is hoogst onduidelijk en zeer ligt tot verkeerde opvatting kan aanleiding geven; dat het inzonder heid niet genoeg onderscheid maakt tusschen hetgeen voor de indische en vreemde drukwerken en wat voor de neder- landsche verordend is, waardoor in de toepassing onzekerheid ontstaan moet; 2. Dat de bepalingen omtrent het stellen van zekerheid ook voor Indie onnoodig moeten wtfrdeu geacht, waardoor tevens eene niet te ontkennen onbillijkheid zal,verdwijnen, dat de han delaar in zijne fortuiu zal kunnen worden aangetast, ter zake van een misdrijf, waaraan een ander is schuldig bevonden 3. Dat ook de verpligte onderteekening van artikelen in tijd schriften, als onnoodig en niet doeltreffend, beter ware wegge laten. 4. Dat het strijdig is met de 2de alinea van art. '110 van het regeringsreglement, de handelaars in nederlandsche drukwer ken te onderwerpen aan de cautie en aan het verbod, in art. 5 van het reglement geschreven voor de drukwerken in Neêr- landsch Iudie. Omtrent de overige behaudelde punten was er verschil van gevoelen. Eene meerderheid stond tegen eene minderheid over. Beider gevoelen is ontwikkeld. De commissie besluit haar verslag, met aan de vergadering voor tc stellen, dit verslag te doen drukken en aan de leden rond te deelen, en een afschrift daarvan aan den minister van koloniën te zenden, met uitdrukking van de overtuiging der kamer, dat het reglement op de drukwerken in Indie eene her ziening behoort te ondergaan.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1857 | | pagina 2