MIDDELBURGSCHE
CQURANT.
N0' 45.
Dingsdag
'1857.
14 April.
vtankoniïigmgeit
öinnmlanösdie tiföhrgm.
Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en Zatiudags. li innen deze gemeente en Vlis-
«ingen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is 3, franco per post f 3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens, op den dag der uitgave.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regel; van huwelijks, geboorte of doodbekend-
makingen enz., van één tot zes regels f 1,50, voor eiken regel daarboven 22 cent.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Voor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betaling geschiedt kontant.
Editie van maandag avond 8 ure.
MS REI RIJKSBESTUUR,PROVIMLE ES' fiEMÏÏEBESÏlM.
■Bekend maliiiig-.
VERORDENING op het brandwezen in de
gemeente Vlissingen.
(Vervolg.;
Art. 46. Iemand tot opperbrar.dmccster, brandmeester,
brandspuitmeester of onderbrandspuitrneester benoemd zijnde,
zal daarvan eene kennisgeving ontvangen en wordt gehouden
de benoeming aan te nemen, indien bij niet binnen acht dagen
daarna schriftelijk aan burgemeester en wethouders voor die
benoeming bedankt.
Hij welke de benoeming niet aanneemt, is verpJigt f 6 in de
gemeente kas te storten, onverminderd de vervulling zijner ge
wone dienstpligtigheid.
Deze betrekkingen worden opgelegd voor vijf achtereenvol
gende jaren.
Eenmaal die betrekking gedurende dat tijdsverloop waarge
nomen hebbende blijft, men bij herbenoeming van de boete
verschoond.
Art. 47. Ieder bij het brandwezen aangestelde persoon kan
door den burgemeester, of door dien, welke hem vervangt,
in geval van brand onniiddelijk in de uitoefening zijner function
geschorst, en een ander tijdelijk in zijne plaats worden benoemd.
In zoodanig geval wordt hiervan zoo spoedig mogelijk aan
burgemeester en.'wethoudcrs kennis gegeven die alsdan, na den
geschorsten gehoord te hebben, zullen beslissen of hij als dan
niet in functie zal blijven; oordeelcn zij dat de geschorste zich
aan wangedrag of zoodanig pligtverzuim heeft schuldig gemaakt
dat hij niet meer in betrekking kan blijven, zoo vervalt hij in
ccnc hierna te melden boete.
Art. 48. Ter gemoetkoming van de uitschottcncn liet verzuim
door de bij liet brandwezen aangestelde personen te hebben of
te lijden zullen genieten jaarlijks: de brandspuitmeesters en
ouderbrandspuitmeesters gezamenlijk f 50; de pijpleiders en
inzetters vijftig cents en de overige manschappen dertig cents
voor iedere oefening met de brandspuitterwijl de bode zal ge
nieten een jaarlijksche toelage van vijf en twintig gulden.
Dc toelage aan de manschappen zal wezen verbeurd voor
hen die niet ten behoorlijken tijde aan de bergplaats der brand
spuiten zijn tegenwoordig geweest, alsmede voor lien die zich
gedurende de exercitie of inspectie onordelijk of onbescheiden
lieb'ocn gedragen, zich schuldig gemaakt aan dronkenschap of
aan wcdcrspanniglieid in de uitvoering der gegcvcnc bevelen
of aanleiding tot gegronde klagten hebben gegeven; ter beoor-
dccling van burgemeester en wethouders, onverminderd de boete
en straften hierna vastgesteld.
De uitbetaling dezer toelage zal geschieden door den gemeente
ontvanger, en van dicaan de manschappen op een staat door den
opperbrandmeester op te maken, met vermelding in de kolom
van aanmerkingen van diegenen die de belooning hebben ver
beurd, met opgaaf der redenen daartoe betrekkelijk.
Hoofdstuk IV".
Van de werkzaamheden.
Art. 49. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het
bepalen van bijzondere brandschouwingen, zoo dikwijls zij die
ten algemeenen nutte zullen noodig achten.
Ten minsten eenmaal in het jaar zal eene algemecne brand-
schouwing op daartoe door burgemeester en wethouders te be
palen dag plaats hebben.
Deze algemecne en bijzondere brandschouwingen zullen
gedaan worden door de brandspuitmeesters en derzelver ondcr-
brandspuitmccstcrs, vergezeld door den heer commissaris of
van een agent van policic, en bijgestaan door twee wijkboden.
Van de algcmcene brandschouwingen zal door burgemeester
cn wethouders vooraf bij publicatie aan de ingezetenen worden
kennis gegeven.
De opper- en beide brandmeesters hebben de bevoegdheid
om bij de brandschouwingen tegenwoordig te zijn.
Zoo van de algemeeue als bijzondere brandschouwingen zul
len brandspuitmeesters rapport doen aan den opperbrandmees
ter, die hetzelve aan burgemeester cn wethouders zal overleggen.
Art. 50. Eenmaal in liet jaar, of zoo dikwijls als zulks door
burgemeester cn wethouders noodzakelijk wordt geoordeeld,
zullen al dc spuiten beproefd worden, cn zullen al de dionst-
pligtigen twee dagen te voren tot doen dezer verrigtingen wor
den opgeroepen.
Niemand der dienstpligtigen zal zonder wettige redenen, ter
bcoordeeling van burgemeester en wethouders, van bovenge
noemde oefeningen mogen afwezig blijven, op eene boete van
twee gulden, voor do brandspuitmeesters en onder-brandspuit
meesters, en van één gulden voor de manschappen.
Bij gelegenheid van brand wordt bij afwezigheid het dubbel
der in de vorige alinea vermelde boete verbeurd.
Art. 5 1. De brandspuiten en het verder materieel zullen hij de
gewone exercitiën door den opperbrandmeester en de brand
meesters behoorlijk worden nagezien zij zullen zich daarbij
doen adsisteren door een brandspuitmaker, en van de gebreken
onmiddelijk aan burgemeester en wethouders rapport doen ten
einde die zonder verwijl te doen herstellen. Zij zorgen dat
dezelve behoorlijk worden schoongehouden en liet ledergoed
gesmeerd worde.
Zij zullen mede zorg dragen dat al de gebruikte spuiten
en liet verder materieel, hetzij na brand hetzij na jaarlijksche
exerciticn, in goede orde, gedroogd en gereinigd op derzelver
standplaats worde bezorgd. (wordt vervolgd;.
Middelburg 13 april.
Ten gevolge van het door drie amslerdamsche handelaren
aan zijne e.\c. den minister van koloniën ingediend adres, be-
1 rekkelijk eene pakketvaart tusschen Nederland en Java, heeft
de heer hoofdingenieur der marine J. W. L. van Oordt, door
middel van de Rolterdamsche courant een verklaring afgelegd,
van namelijk niets van de nadere oproeping door den minister
van koloniën geweien te hebben, voor den dag, waarop die in
de Staatscourant verscheen, en dat de omstandigheiddaf.de
vergadering te Rotterdam op den zelfden dag plaats greep, als
bovenstaande oproeping in de Staatscourant was opgenomen
louter toevallig was. Alleen de verklaring door den minister liet
laatst in de tweede kamer gedaan, had hem de zekerheid gege
ven dat de zaak der pakketvaart op nieuw voor eene openbare
mededinging zou worden opengesteld. Overigens meent schrij
ver dat hij ten allen tijde geregtigd was om mede te werken, ten
einde den rotterdamscheu handel ook in dezen te doen werk
zaam zijn, aangezien hij reeds door zijne ondervinding genoeg
zaam op de hoogte der berekening was, om de resultaten te ver
krijgen welke hem door de regering in de plannen van de drie
adressanten waren voorgelegd. Ware het anders geweest, na
melijk, dat hij door de confidentiële mcdedeeling eerst op
de hoogte der zaak gekomen was, hij zou zich evenmin als de
overige leden der commissie met de zaak hebben willen of dur
ven inlaten.
Wij moeien daarbij nog voegen dat bereids in een vorig nom-
merdicr courant door zes achtingwaardige handelaren van Rot
terdam is gemeld dat alleen op hun aanzoek en uitdrukkelijk
verlangen de heer van Oordt de oproeping lot en leiding van
eene vergadering te dezer zake te Rotterdam had op zich ge
nomen.
In hoe verre een berigt van L'écho universel over dit onder
werp juist is, valt nog niet te beslissen. Dit blad zegt namelijk
dat Z. K. H. prins Hendrik aan de amslerdamsche adressanten
heeft geschreven: dat hij het gebeurde betreurt, dat hij geen
kennis heeft gedragen van hunne aanspraak op de onderneming,
en dat hij, ingelicht van de toedragt der zaak, van alle deelne
ming afziet.
Directeuren'der te Rotterdam gevestigde Zuidhollandsche
maatschappij lot redding van schipbreukelingen hebben in
hunne jongste vergadering o. a. besloten te doen uitreiken: aan
J. de Bruijne Mz. en D. van der Haven, wonende te Renesse,
ieder de zilveren medaille en f 20 voor het op den 16 maart jl.
met levensgevaar en op eene stoutmoedige wijze redden van
twee personen, die zich in doodsgevaar bevonden, en die reeds
hunne toevlugt in het tuig genomen hadden, van de op de kust
nabij Renesse gestrande engelsche schooner Ruby, en hen vei
lig aan wal te brengen.
HH. MM. de koniug en de koningin zullen zich morgen met
den beurstrein uit de residentie naar Amsterdam begeven, en
aldaar tot maandag daaraanvolgende verblijven. Daarna zullen
HH. MM. naar de hofstad terugkeeren, hoewel Z. M. de koning
alsdan spoedig naar hetLoo zal vertrekken.
Op donderdag den 9 dezer, des middags ten 12 ure, heeft Z.
K. 11. de prins van Oranje, in tegenwoordigheid van HH. MM.
de koning en de koningin, van H. M. de koningin weduwe en
van de verdere leden van liet vorstelijk huis, met hunne hofhou
ding, van de ministers van binnenlandsche zaken en voor de
zaken der hervormde eeredienst, van 's prinsen leermeesters,
alsmede van den oudste der.in dienst zijnde leeraren der neder-
duitsche en waalsche gemeenten te 's Gravenhage.de heerenMo-
lenaar en Secrétan, zijue geloofsbelijdenis afgelegd, en is als lid
maat der hervormde kerk bevestigd door den hofkapellaan G.
Ruitenschild, wiens godsdienstig onderwijs den prins tot deze
gewigtige plegtigheid had voorbereid.
De minister van buitenlandsche zaken heeft ter kennis van
belanghebbenden gebragt dat, naar aanleiding eener dezerzijds
gelijksoortige verklaring, door de regering van de vrije en han-
zeestad Hamburg, onder dagteekening van 30 jauuarijjl. is ver
klaard, dat aau de schippers en bevelvoerders van nederland-
sche koopvaardijschepen, binnen de havens der republiek
Hamburg, de hulp en sterke hand zal worden verleend, ten
einde diegenen der manschap, welke weigeren aan boord te ko-
meu, hetzelve zonder verlof verlaten, of weigerachtig zijnde
verhuurde dienst ten uiteinde toe te volvoeren, weder aan boord
te breugen.
Naar aanleiding vau een schrijven van den ncderlandschen
consul te Christiam'a, gedagfeekend 26 maart 1S57, worden
reeders en gezagvoerders opmerkzaam gemaakt op de navol
gende wetsbepaling:
//De cargadoors zijn verpligt de originele rekeningen van tol-
en havengelden aan de gezagvoerders over te leggen en mogen
onder verbeurte hunner aanstelling de taxe der courtagieu,
door de wet vastgesteld, niet iu hunne berekening te boven
gaan."
Onder de schepelingen van het in augustus 1856 in voile
zee ter hoogte van Madeira verbrande barkschip Twenthe,
gezagvoerder Coopmans, zijn, in het deswege aanhangig cri
mineel proces, nog niet kunnen gehoord worden als getuigen
de 2de stuurman li. W. Vermeulen en de scheepsjongens Cam-
menga en de Haan, laatstelijk aangemonsterd op het schip
Komeet, kapitein H. 11. Nijman, thans zeilende van Buenos-
Ayres naar eene engelsche havenvoorts de timmerman J. G.
Onel en de hofmeester Halder de la Laine, welke te Rio-Janeiro
hebben dienst genomen op de schooner Elisabeth, gezagvoerder
Huisinga, thans zeilende, volgens informatien, naar Nederland,
en eindelijk de kok Dunnebok, ter zelfder plaats aangemonsterd
op het barkschip Jacobus, gezagvoerder van Loon, en met het
zelve van Rio-Janeiro naar Java vertrokken. Vermits het hooren
van dezo personen als getuigen in het bedoelde aanhangig pro
ces van het meeste belang moet gerekend worden, heeft de
officier van justitie te Rotterdam alle heeren waterschouten,
havenmeesters, alsmede de overige ambtenaren van justitie en
policie in Nederland verzocht met de meeste naauwkeurigheid
te willen acht geven of genoemde personen zich op gemelde
of andere binnenkomende schepen mogten bevinden, en in dat
geval hem officier onmiddelijk daarvan te willen kennis geven,
levens met opgave, waarheen de aangekomenen-zich denken
te begeven, indien zij althans niet blijven op dc plaats van hun
arrivement.
Benoemingen en besluiten.
Bij besluit van den 9 dezer, heeft de koning hoogstdeszelfs
hofprediker den lieer G. Ruitenschild, theol. doet., predikant