MIDDELRURGSCHE COURANT. Donderdag 4 December N° 146. 1856. Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en Zitmclags. Einnen deze gemeenteen Vlis- j De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regel; van huwelijks, geboorte of doodbfkcnd singen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure. j makingen enz., van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 cent. De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post f 3,40. j Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen. De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens, op den dag der uitgave. Voor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betaling geschiedt kontant. Editie van woensdag avond 8 ure. 2lrtiTliortDtgmöCJt VA.\ HET RIJKSBESTUUR,PROVINCIALE EA' CEJIEE.ÏÏEBESTCREi De burgemeester en wethouders van Veere brengen bij deze ter kennis dat, ingevolge vroegere aankondiging, bij de op lieden plaats gehad hebbende uitlof ing van achterstallige loo- pende schulden dezer gemeente, zijn getrokken de navolgende nommers 5, 82, 297, 345, 358, 421, 627, 790, 881, 885,1097, 1149,1165,1619, 1724,1S6S, 1929,2018, 2112.2145,2315, 2360, 2414, 2457, 27S9, 3078, 3307, 3475, 3490 en 3682, waarvan het bedrag ter som van f 10 op ieder uommcr, tegen intrekking der daarvoor afgegeven bons, ten sladhuize op iedere werkdag, van 's morgeus 9 tot des namiddags 1 ure, kan worden ontvangen. Veere, den 29 november 1856. De burgemeester en wethouders voornoemd, E. B. BOCK. De secretaris. J. P. VAN DEN HEUVEL. tömiwnhtnïisdif tijöingen. Middelburg- 3 december. Onze geabonneerden ontvangen bij dit nommer een bijvoeg sel, bevattende de verslagen van de zittingen der tweede kamer der staten-gencraal van 27, 28 en 29 november en 1 december. De dezer dagen bij afwisseling gevallen sneeuw en dikke mist hebben veroorzaakt dat de middelen van communicatie alhier eene vrij aanzienlijke vertraging ondervinden. De post, welke gewoonlijk des namiddags ten 4 ure hier aankomt, arriveerde gisteren avond eerst omstreeks 9 ure. De stoomboot, welke gisteren ochtend ten 8j ure van Rotterdam moest afvaren, heeft zich gedurende den nacht tusschen Ooltgensplaat en de Steen- bergsche Vliet moeten ophouden en is cersi heden middag ten 2j- ure aangekomen. Ook de telegrafische gemeenschap is sedert gistereu door eeue niet met zekerheid bekende oorzaak ver stoord. Met aanneming van het voorstel der commissie van toezigt over de geneeskundige school alhier, zijn in de raadsvergadering van heden benoemd tot lectoren bij die inrigting: in de phar- macie, de heer P. M.de Ligny met. 12 van de 14 stemmen, en in de physica, de heer dr. G. van Hennekeler met 13 stemmen (1 blanco). Voorts is met vaststelling van de begrooting voor de admini stratie der leviibuik over liet jaar 1857, met dat zelfde jaar, als middel van bezuiniging, eervol ontslag verleend aan den boek houder-kassier J. W. de Raadzullende die betrekking voor- loopig onvervuld blijven. De behandeling van het verzoek der Vereeniging van genees- en heelkundigen om terug te komen op het raadsbesluit waarbij is besloten tot het niet. iustellen van eene gezondheids-commis sie, is op voorstel van den heer Caland, alsnog aangehouden, in afwachting dat welligt over deze zaak meerder licht worde verspreid. In eene plegtige openbare teregtzitting van de arrondisse- ments regtbank alhier, heeft, heden morgen de installatie plaats gehad van den heer mr. D. A. Berdenis van Berlekom, onlangs bij koninklijk besluit benoemd tot' regter plaatsvervanger bij die regtbank. De eerst aanwezende ingenieur der militaire genie en de hoofd-ingeuieur van den waterstaat in deze provincie, zijn door hunne respectieve ministerien benoemd tot hel bepalen van den lijn voor den spoorweg en het havenkanaal van Vlissingen tot Middelburg. Het hoofdbestuurder Maatschappij tot bevordering van land bouw en veeteelt iu Zeeland heeft dezer dagen het onderstaande adres aan de tweede kamer der staten-gencraal ingezonden Aan de tweede kamer der staten-gencraal. Geeft eerbiedig te kennen het hoofdbestuur der Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland, geautori seerd bij koninklijk besluit van den 31 augustus 1843, namens dezelve maatschappij als daartoe speciaal gevolmngtigd dat zij met de meeste belangstelling heeft kennis genomen van het door eon hoog geacht lid der tweede kamer, aau deze ingediend voorstel van wet tot verandering der tienden in grond renten, en het van hoog cn dringend belang beschouwt, dat dit voorstel leide tot afschaffing der tienden, behoudens de regten der tiendheffors, het zij de tienden in grondrenten veranderd worden, hetzij ze af koopbaar gesteld, of op cenige andere wijze worden afgeschaft en vernietigd. Ware het belang van den landbouw op zich zelf staande, en niet met het algemeen belang der geheele natie verbonden ook dan nog, mijne lieercn zouden wij de afschaffing der tienden, op welke wijze ook, dringend voorstaan en hoogst wenschelijk achten. Maar het is voorzeker uwe overtuiging, gelijk het de onze is, dat de bloei des landbouws, als grondslag van iedere nijverheid, de voorwaarde is van liet algemeen welzijn, 'l welk in de eerste plaats, in overvloed van allerlei levensmiddelen be staat, tot welker voortbrenging de landbouw alleen in staat is. Wij vragen van u, mijne heeren de afschaffing der tienden in het belang van het algemeen in het belang der regtvaardig- geid in het belang der zedelijkheid. In het belang van het algemeen. Is er ooit een tijd geweest, waarin de behoefte dringend werd gevoeld, tot wegruiming van alles, wat ruime voortbrenging van levensmiddelen slechts eenig- zins in den weg staat, het is voorzeker de tijd waarin wij leven. De steeds toenemende bevolking, in alle beschaafde landen zon der onderscheid, ciseht volstrekt eene vermeerderde productie van voedsel en van al hetgeen bovendien als levensbehoefte kan worden aangemerkt. De aanwas der bevolking wordt door niets anders beperkt, dan door de beschikbare middelen, waardoor het leven kan worden onderhouden de grond daarentegen die deze middelen moet verschaffen is binnen ccne bepaalde ruimte beperkt. Die ruimte is, in de meeste beschaafde staten, reeds vour den landbouw of de veeteelt ingenomendaar buiten word t de mogelijkheid van bebouwing bepaald door de beschikbare kapitalen, welker vermeerdering slechts van de toeneming dei- beschaving kan. worden verwacht. Zal dus daar waar,gelijk in het grooter deel van Europa, de bebouwbare grond bijna ge heel is ingenomen, een gn otcr aantal menschen dan tegenwoor- dig(ofschoon dikwerf ter naauwernood en op onvoldoende wijze) door de bestaande landbouw-nijverheid wordtgevoed,gekleed cn gehuisd, de middelen bekomen om het leven te onderhouden, er moeten dan van den bebouwden grond meerdere vruchten worden getrokken, door verbeterden bouw, door de toepassing der wetenschap, door beschikbaarstelling van grootere kapita len, waardoor alleen eene verhoogde opbrengst der bebouwde en hier en daar reeds uitgeputte gronden mogelijk is. Het betoog reeds in 1S19 door Gijsbcrt Karei van Hogendorp(in het derde deel zijner Bijdragen tot de huishouding van staat) geleverd, dat de tiendheffing zoodanige aanwending van meerder kapitaal in den weg staat, is nooit wedersproken, veel min wedcrlegd. Wij vcroorlooven ons, u, mijne lieercn de woorden te herin neren die de beroemde man op bladz. 49 en 50 van het aange haald deel zijns werks bezigt, omdat zij meer dan iet3 anders in staat zijn duidelijk te doen zien hoe het eene dwaasheid kan ge rekend worden grootere kapitalen aan tiendpligtige gronden toe te vertrouwen, dan daarin nu reeds zijn aangewenden welk een drukkende last de tienden voor den landbouw zijn. „Stel," zegt hij, „dat een morgen lands f 60 aan waarde op brengt, bij eene gewone bewerking dat f 30 daarvan zijn voor de huur cn f30 voor inkomen, zoo bedragen de tienden eene waarde van f6, dat is een vijfde van het inkomen of eene dub bele tiende. Laat er f 15 aan mest en wcrklooncn besteed zijn, om het inkomen van f30 te vinden, zoo is de tienden vierdubbel. Stel nu dat de landbouwer, met nog f-20 meer te besteden, er nog f 30 meer uit kan halon, on dus f 10 wint, dan moet hij we derom do tienden van de volle f 30, dat is f3 betalenen deze f 3 gaan af van de f 10, hetwelk eene driedubbele tiende is. Zijn belang om meer aan den grond te besteden is dus veel minder, dan indien cr geen tiende bestond." Wie kan zich verwonderen dat, naar ons bekend is geworden, in de onlangs te 's Hage gehouden vergadering van de Konink lijke maatschappij van landbouw, achtingswaardige cn bekwame landbouwers hebben verklaard, dat zij het draineren hunner gronden alleszins wenschelijk en noodzakelijk achtten, maar dat zij in hun eigen welbegrepen belang zich daarvan moesten en zouden onthouden, zoo lang het bestaan der tienden deze kunst bewerking van den grond, tot eene voor hen schadelijke in plaats van voordeclige zaak maakt Ziet daar dan mijne heeren! een bewijs, hoe de verbetering van den nederlandschen bodem, hoe de pogingen tot grootere productiviteit van den grond, hoe dien ten gevolge de vermeer dering van voedsel in Nederland wordt belet cn tegengehouden, door het bestaan eener instelling die men sedert jnren»in Pruis- sen, in Bcijeren, in Wurtcmberg, in Hanover, in de beide Hes sen, in Baden, in Oostenrijk, in Engeland, ja zelfs in Spanje cn Portugal heeftopgeruimd, maar die tot schande van het verlichte Nederland bestaat, niettegenstaande ook daar reeds sedert 60 jaren de wcnsch levendig is naar cn de hooge noodzakelijk heid gevoeld wordt van hare afschaffing. Die afschaffing vragen wij ook in het belang der regtvaardig- heid. Het is voor niemand een geheim, dat de tienden niet wor den geheven van den grond, maar van de nij verheid des land- mans. De grond brengt uit zich zelf niets voort, maar moet bebouwd worden om vruchten op te leveren. Daartoe is arbeid, kennis en kapitaal noodig, en hocgrooter ieder dezer elementen van productie is, des te grooter zal de opbrengst zijn, en-ook de zuivere winst van den landbouwer. Werden de tienden van deze laatste geheven, zij zouden oneindig dragelijker zijn dan nu, ofschoon zij altijd het aanwenden van meer kapitaal zouden in den weg staan maar zij worden, zoo als bekend is, geheven niet van de zuivere winst, maar van de onzuivere opbrengst, met dit gevolg, dat wanneer gelijk dikwerf plaats heeft, de oogst van een stuk lands niet of naauwclijks zooveel bedraagt, nis de kosten van bearbeiding, zaaizaad en mest, gevoegd bij de pacht of van de rente van het grondkapitaal, zoo de eigenaar zijn eigen grond bebouwt,beloopen, de tiendheffer des niettemin geregtigd is het 1/10 van die onzuivere opbrengst tot zich te nemen, weik tiende een gedeelte van het circulerend kapitaal des landbou wers uitmaakt, zoo dat dit in het verondersteld maar dikwerf voorkomend geval, met het zelfde bedrag vermindert en den landman voor het geheel bedrag der tiend verarmt, ongerekend zijn gemis aan rente en winst. Is het te verwonderen dat de landbouwer, in ongunstige jaren dubbel getroffen, eerst door misgewas, daarna door de vermindering van z'jn kapitaal, waar van een gedeelte in den vorm van tiend aan den tiendheffer moet worden afgegeven, over het algemeen verarmt, en dat de land bouwende eigenaars meestal door pachters-worden vervangen 'i Maar zoo wij ongunstige jaren ook al buiten rekening laten, op welken regtsgrond is bet te verdedigen dat dc tiendheffer een gedeelte bekomt van de meerdere opbrengst, die een gevolg is van meerdere vlijt en kennis des landmans, van de aanwending door dezen van grooter kapitaal, waarvan de uitzet alleen ge schiedt, met liet oog op de daardoor te verkrijgen evenredige rente en billijke winst? De verandering der tienden in grond renten, of het vermogen om die af te koopen, naar eenen billij ken maatstaf, zal wel met zieli brengen, dat de tiendheffer, die volkomen schadeloos gesteld zal worden voor hetgeen zijn tiend- regt op dit oogenblik waardig is, voortdurend eene rente zal heffen van de in dc laatste 15 of 20 jaren door den landman aangewende arbeid en kapitaal; maar het beletsel'twelk de tienden thans aan de inwendige verbetering van den landbouw, door aanwending van meerder kapitaal in den weg leggen, zal voor het vervolg opgeheven en uit den weg geruimd zijn. Nog een anderen grond van regtvaardigheid vcroorlooven wij ons onder uwe aandacht te brengen. Zoo lang de landbouw door inkomende regten op vreemde granen, door dc wetgeving beschermd werd, kon men rekenen dat het nadeel,'t welk de tiendheffing den landman toebrengt, in zekere mate werd opge wogen door bet voordeel 'twclk die bescherming opleverde. De bescherming heeft opgehouden, en geen waarlijk verlicht en beschaafd landbouwer wenscht pogingen in het werk gesteld te j zien, om haar weder in het leven tc doen roepen, overtuigd als hij is dat zij tegen het algemeen belang aandruischt, 't welk door niets meer dan door de vrijheid van den arbeid wordt be vorderd. Maar wij meenen dat de landman regt heeft te vorde ren, dat dc wetgever die de bescherming aan zijn bijzonder be drijf ontnam, waardoor hij tot grootere kraclil-inspanning, lot aanwending van meerder kapitaal cn kennis gedwongen wordt, wil bij zich staande houden en met anderen kunnen mededingen dat die zelfde wetgever dc hinderpalen uit den wegruime, (iie aan dc mogelijkheid dier mededinging in den weg staan. Onder deze hinderpalen is de tiendheffing op den bestaanden voet, zoo niet dc eenige, dan toch de voornaamste. Wij vragen dc afschaffing dor tienden eindelijk ook in bet belang der zedelijkheid. Niet slechts het stoffelijk belang der maatschappij wordt door de tiendheffing getroffen, maar ook der zedelijkheid brengt zij nadeel toe, niet alleen, omdat zij den landman, dien men, op plaatsen waar de tienden openlijk verhuurd worden, eene opgaaf vraagt van de door hem gezaaide vruchten, in de ver zoeking brengt van verzwijging cn oneerlijkheid, maar ook, om dat zij de gelegenheid opensteltvoor willekeur cn het botvieren aan onedele hartstogten. Wij willen ton deze in geene bij zonderheden treden, maar wij veroorloven ons, ook ten dezen opzigte tc verwijzen, naar de memorie, behoorende tot bet rekwestaan Zijne Majesteit den koning,.(in 1843), aangeboden, door landbouwers in Zuidbeveland,.over het af koopen der tien den of het veranderen derzclvc in grondrenten, (medegedeeld in het tweede deel van mr.SloctsTijdschrift voor staathuishoud kunde en statistiek, met het daaromtrent door de toenmalige commissie van landbouw in Zeeland, aan zijne excellentie den heer staatsraad gouverneur dier provincie, uitgebragt advies): waarin een en ander in bijzonderheden wordt aangetoond. Redenen waarom de ondergeteekendenvertegenwoordi gende het hoofdbestuur der Maatschappij tot bevordering var

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1856 | | pagina 1