Benoemingen en besluiten. Bij koninklijk besluit van 25 dezer, zijn benoemd bij het vak der posterijen tot commiesen van de 3de klasse, de hceren G. van der Vliet en A. D. Methorst, thans surnumerairs; tot sur numerairs: de heeren L. ten Brummeler Andriessen, wonende te Hoorn, J. P. van Nieuwkuijk, svonende te Zierikzee, en H. W. Wierts van Coehoorn, wonende te Nijmegen. Z. M. heeft bij besluit van 27 dezer goedgevonden op pensioen te stellenden kolonel J. C. Anemaet, kommande- rcnde het 2de regement infanterie, en zulks op zijne aanvrage ad f 1S00; mitsgaders den luit-kolonel J. J. Muller, plaatselijken komniandant der 2de kl. te Breda, ad f1500. Z. M. heeft bij besluit van 27 dezer, goedgevonden: 1. te benoemen tot plaatselijken komniandant der 2de kl. te Breda, den luit.-kolouel A. YV. P. Tuckerman, van het 2de regem. inf.; bij het regem. grenadiers en jagers, tot luit-kolonel, den majoor B. J. Wagner, van den staf van het wapen, directeur der nor maal schietschool: bij het 1ste regem. inf, tot luit-kolonel,den majoor A.Gussinklo, van het 8ste regem. van het wapenbij het 2de regem. inf., tot komniandant van het korps, den luit.- kolonel J. F. van Hoey Schilthouwer, van het 1ste regem. van liet. wapen, Zr. Ms. adjudant in buitengewone dienst; tot luit- kolonel, den majoor H. F. C. Slass, van het regem. grenadiers en jagers; tot lsten luit. den 2den luit. YV. A. Bruinings, van het 3de regem. van het wapenbij het éde regem. inf., tot kapi- teiu van de 3de kl., de 1ste luits. W. de Jongh, van het 5de en C. H. Stolkert, van het Gderegem. inf.; totlsten luit. den 2den luit. E. A. van der Meulen, van het korpsbij het 8ste regem. inf., tot majoor, den kapitein der 1ste kl. F. YV. Hirschman, van het éde regem. inf. en G. G. Staring, van het regem. grenadiers en jagers, en 2. te bepalen, dat de luit.-kolouel J. G. van Coehoorn van Houwerda, van het wapen der infanterie, die bij besluit van den ■6 februarij 1852, no. 25, voor den tijd van vijfjaren gedetacheerd is bij de landmagt in YVest-Indie en thans zich hier te lande bevindt, weder bij het leger hier te lande zal terug keeren, of schoon evengemeld vijfjarig tijdvak nog niet is verstreken, en dat hij zal worden ingedeeld bij het 3de regement infanterie, marine en leger. Van het Nieuwediep wordt van 28 october geschreven: Z. M. fregat Ue Iluyter is heden morgen uit deze haven naar de reede van Texel vertrokken, en zal den 1 november bij gunstige gelegenheid onder zeil gaan. Naar men verzekert zalmen van hier naar Malta en vandaar naar Konstantiuopel vertrekken. Aan boord van Zr. Ms. wachtschip Ajax is geplaatst de officier van gezondheid 3. kl. H. U. lioskes. Afloop van verkoopingen. Middelburg 30 october. Een huis en erve, zijnde een winkelhuis, staande en gelegen in de Kocpoortstraat, wijk M no. 188. Grondlasten f 19,50. Opgehouden voor f 2000. Statistiek. Thans ziet het licht de uitvoerige statistiek van handel en scheepvaart in 1855, van wege het departement van financiën uitgegeven wordende. Ofschoon, gelijk te verwachten was, geen vooruitgang gelijk aan dien van 185é plaats had, zijn de uitkomsten toch als zeer gunstig te beschouwen. In het alge meen waren de omzettingen van den handel voordeelig te hee- ten. Alleen de algemeene invoer en de doorvoer bleken, iu ver gelijking met 1854, minder gunstige uitkomsten op te leveren. Er werd namelijk voor omstreeks lé millioen minder in-en voor 18 millioen minder doorgevoerd. I)it was vooral ook een gevolg van den staat der politieke gebeurtenissen, waardoor dc handel met Rusland geheel stil stond. Daarentegen overtrof de waarde van den algemecnen uitvoer dien van 1854 met ruim 5 miilioen. Er werden vijf millioen pond koffij meer in 1855 dan in het jaar te voren uitgevoerd daarentegen 1,800,000 pond geraffineerde suiker minder. Ook de uitvoer van kaas was aan- ^icptWKiuiuder; daarentegen van boter, meekrap, vlas en slagt- vvjps m'eercfer, In- '165.5 beliep de algemeene invoer eene waarde van ruim '312J- óiillioéri, zijnde hooger dan het gemiddelde over de vijf vorige jaren, toen die waarde slechts 329 millioen bedroeg. De invoer-tot verbruik beliep in 1855 omstreeks 250 millioen. De algemeene uitvoer bedroeg in dat jaar 314 millioen, verre overtreffende het gemiddelde over 185155, hetwelk slechts 282 millioen bereikte. De uitvoer uit het vrije verkeer klom in 1855 tot ruim 217 millioen,' in riet vorig vijfjarig tijdperk was het slechts 173 mill. i)c doorvoer bedroeg in 1855 omstreeks 97 millioen, zijnde j ,ll$iiftrifer#üan ;h8t gemiddelde over dc jongste vijfjaren, dat 109 millferén beiaföpt. J blijkt dat dc omvang des handels van 1851 55 dien van '-fS.TC'—50 volgenderwijs heeft overtroffen. Voor den algemeene» invoer met 63, voor den invoer tot ver bruik met 44, voor den algemeenen uitvoer met 70, voor den uitvoer uit vrije verkeer met 46 en voor den doorvoer met 23 millioen waarde. Bij deze vermeerdering, reeds aanzienlijk op zich zelve, moet wel in het oog gehouden worden dat de prijs van alle producten sedert de laatste jaren aanzienlijk is gestegen. Deze handelstabellen zijn dit jaar onder anderen uitgebreid met uitvoerige opgaven betrekkelijk de vrachtvaart door neder- landsche schepen van vreemde havens op vreemde havens, waar van het gezamenlijk bedrag beloopen heeft: geladen schepen 2117, met 365,000 ton, en in ballast 543 schepen, met ruim 104,000 ton. Staten-generaal. Eerste kamer. Zitting van 28 october. In deze zitting is ingekomen eene missive van den heer Bosch van Drakestein, van den 4 dezer, waarbij hij kennis geeft, dat hij tot dien dag de benoeming tot raadsheer in het provinciaal ge- regtshof van Noordholland heeft in beraad genomen. Hij deelt thans mede dat hij die betrekking heeft aanvaard en derhalve ophoudt lid van de kamer te zijn. Aangenomen voor kennisge- ving. Nog is ingekomen eene missive van den heer A. J. van Roijen, nieuw benoemd lid der kamer voor de provincie Gro ningen, die zijne geloofsbrieven inzendt. In handen gesteld eener commissie, bestaande uit de heeren van Beeck Vollenho ven, Blankenheim en Paspoort van Grijpskerke,ten einde daar over in eene volgende zitting verslag te doen. Een aantal ingekomen missives van ministers, ten geleide van gedrukte verslagen en andere mededeelingen, worden voor ken nisgeving aangenomen en zullen in de boekerij worden geplaatst. Zijn ontvangen drie adressen, als: 1. van zeepzieders te Gouda tot afschaffing van den accijns op de zeep2. van den raad der gemeente Zaamslag, tot ondersteuning van het adres van den gemeenteraad van Amsterdam, tot heffing van 150 opcenten op het gedistilleerd; en 3. van de Hollandsche maatschappij van landbouw, tot ondersteuning van het voorstel van den heer Sloet tot Oldhuis, wegens de afkoopbaarheid der tienden. Ver- zendiug aan de commissie voor de verzoekschriften. De voorzitter deelt mede, dat van de tweede kamer ontvan gen zijn 17 wetsontwerpen (laatstelijk medegedeeld). Al die ontwerpen worden naar de afdeelingen verzonden. Vervolgens wordt overgegaan tot het zamenstellen der af deelingen; zullende in de volgende zitting kenbaar gemaakt worden, wie tot voorzitters en ondervoorzitters benoemd zijn. Daarna is de vergadering gescheiden. Tweede kamer. Het voorloopig verslag van de afdeelingen over het 1ste hoofdstuk der staatsbegrooting is thans openbaar gemaakt. Wij ontleenen daaruit het volgende: In vier der afdeelingen is de optreding van het ministerie, van 't welk de voorgedragene staatsbegrooting is uitgegaan, in 't breede besproken. Die optreding heeft bij velen in den lande ongerustheid doen ontstaan. Er scheen grond tot twijfel te be staan, of de hoofden der departementen van algemeen bestuur wel den gewenschten ijver koesterden voor de ontwikkeling onzer constitutionele instellingen; of het gouvernement zijne kracht wel zoeken zou in het gemeen overleg met de wetge vende kamers; en of daarbij niet de neiging heerschte, om zekere kerkelijke kleur aan te nemen, of althans verlangens en wen- schen, op kerkelijk terrein geuit, te bevredigen. Bij dien staud van zaken meenden vele leden te dezer gele genheid op het ontvangen van eene duidelijke, ondubbelzinnige verklaring omtrent de staatkundige gedragslijn, die het gouver nement voornemens is te volgen, te moeten aandringen. De in williging der staatsuitgaven vooreen geheel dienstjaar, zeiden zij, is altijd tot zekere hoogte een votum van vertrouwen, en voor dat vertrouwen behoort genoegzame grond te bestaan. Men voerde echter aan deze leden te geraoet, dat het aange roerde onderwerp minder geschikt is voor eene schriftelijke in terpellatie; dat, al wierd daarop ook een bepaald antwoord ont vangen, waarschijnlijk nog veel te vragen zou overblijven, en dat het dus beter ware, al wat daarover te zeggen valt, voor de openbare beraadslaging over de begrootingswetten voor te be houden, waarbij ruime gelegenheid tot voortgezette gedachten- wisseling zou bestaan. De groote meerderheid erkende de ge grondheid van deze tegenwerping en heeft er in berust, dat de hoofdstrekking van het besprokene, zonder daarbij eenige be paalde vraag te voegen, in het tegenwoordig verslag wierd op. genomen. Algemeen heeft men zich beklaagd over de schraalheid der meeste memorien van toelichting, die bij de verschillende hoofd stukken dezer staatsbegrooting gevoegd zijn. De redevoering, waarmede de minister van financien de te genwoordige begrooting indiende, heeft in zoo ver op vele leden een minder aangename indruk gemaakt, omdat zij in toon en strekking zoo zeer afsteekt bij die, ter gelegenheid van het over brengen der begrootingswetten voor 1856 uilgesproken. Ter wijl toen de staat onzer financien van de gunstige zijde werd voorgesteld en over bestaande bezwaren werd heengegleden, wordt thans, hoogst waarschijnlijk om tot de slotsom te kunnen komen, dat geene verdere afschaffing van belastingen kan plaats hebben, de aandacht meer op de schaduwzijde gevestigd en worden voordeeligc uitzigten, die onmiskenbaar aanwezig ziju, geheel en al met stilzwijgen voorbij gegaan. De bedoelde leden kouden zulk eene handelwijze niet goedkeuren. Beginselen, die in een vorig jaar zijn verkondigd, moeten iu een volgend jaar niet in meerdere of mindere mat e ter zijde worden gesteld. Men moet het denkbeeld niet veld doen winnen, dat zich op finan cieel gebied alles beredeneren laat, wat door het belang van het oogenblik gevorderd wordt. Bij de meer opzettelijke beschouwing van de voorgedragene begrooting van uitgaven in haar geheel, heeft men vrij algemeen zich tegen het hooge eindcijfer dier begrooting verklaard. Het bedrag der gewone staatsuitgaven, dat in de laatste jaren zoo aanmerkelijk toenam, is nog steeds klimmende. Die voortdu. rende neiging tot opdrijving van het cijfer der begrooting moest bij de mogelijkheid dat de oost-indische baten in 't vervolg niet zoo ruim vloeijen als thans het geval is, en bij de bestaande be hoefte aan vermindering van de lasten der natie, ernstige be zorgdheid wekken. De op dit hoofdstuk zelf uitgetrokkene cijfers hebben tot geene bedenkingen aanleiding gegeven. Bij het Ilde hoofdstuk (hooge collegien van staat, enz.) is aangemerkt, dat ten gevolge van de sluiting van de vorige zit ting der slaten-generaal op een oogenblik, dat zoo iets nog geenszins kon worden verwacht, de huishoudelijke commissie der tweede kamer buiten de mogelijkheid is geweest, de gewone raming van het benoodigde voor huishoudelijke behoeften aan te bieden, en heeft het vaststellen van zulk eene raming door de kamer zelve niet in aanmerking kunnen komen. Dit onder deel der begrooting is dien ten gevolge eenzijdig opgemaakt, terwijl toch de onlangs ingediende overschrijvingswet geleerd heeft, dat het voor de regering niet geheel onverschillig is, vooraf met de zienswijze der kamer omtrent hare eigene huis houdelijke behoeften te worden bekend gemaakt. Het verslag over hoofdstuk IX A. (nationale schuld) ver meldt, dat in verscheidene afdeelingen leden waren die het af keurden, dat op dit hoofdstuk weder eene som van f 416,500 voor renten der schatkistbiljetten voorkomt. De ondervinding van verscheidene jaren, zeiden zij, heeft bewezen, dat zich geene behoefte aan uitgifte van dit papier opdoet. Het is strijdig met goede beginselen van financieel beheer, dat op de begrooting van uitgaven een post van verscheidene tonnen gouds voor komt, van welken men zeker weet, dat geen enkele penning zal worden uitgegeven. Het werd daarom tijd, deze noodelooze complicatie te doen ophouden. Bij hoofdstuk XI (koloniën) heeft men doen opmerken de noodzakelijkheid eener spoedige indiening van de bij art. 60 bedoelde wet, zonder welke de regering, naar goedvinden, over millioeuen schats kan blijven beschikken. Het indische pen sioen-stelsel is als beginselloos en aanleiding gevende tot par tijdigheid voorgedragen, doch ook tegen deze bedenkingen verdedigd. Tot den minister zijn een aantal vragen gerigt, betreffende het bedrijf in Indie, onder anderen wegens den verkoop van producten op Java, met het oog op dc behoefte van Australië. Ten dien aanzien is reeds opgemerkt, dat de uitkomst heeft bewezen, dat daar te lande reeds veel meer producten aan de markt zijn gebragt, dan Java en Australië gezamenlijk be hoeven. Wat Japan betreft, verlangde men te worden bekend gemaakt met de laatste overeenkomst tusschen dat rijk en onzen staat gesloten, ten einde ook daaruit te kunnen zien, welke vorde ringen voor alsnog gemaakt zijn op den weg, om die mogend heid van haar stelsel van uitsluiting af te brengen en tot eene mildere politiek over te halen, en welke voordeelen de laatste opofferingen ten gevolge hebben gehad. Ten aanzien van de West-Indien hebben vele leden gewenscht inlichting te bekomen, nopens de beteekenis van de toegezegde hervorming van den toestand der slaven, met. betuiging van de ernstige hoop, dat daarmede vrijverklaring wordt bedoeld, en men nog in deze zitting een ontwerp aan de kamer zal voordra gen. Tevens verlangt men te worden onderrigt van de geno- meue maatregelen om het lot der slaven te verbeteren en van de uitwerking daarvan. Bij de overweging van het wets-ontwerp tot vaststelling van hoofdstuk XII der staatsbegrooting voor 1857,waarop f100,000 voor onvoorziene uitgaven wordt uitgetrokken, is men vrij al gemeen teruggekomen op het verlangen, om opgave van het ge bruik dier som over het afgeloopene dienstjaar te ontvangen. Men kon niet inzien, welk wezenlijk bezwaar bij de regering tegen het voldoen aan dien herhaaldelijk gcuitcn wcnscli kan bestaan.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1856 | | pagina 2