Van het getal overledenen warenbeneden den ouderdom van 1 jaar7van 1 tot 5 jaar oud3 van 5 tot 103 van 10 tot 15, 0 van 15 tot 20, 1van 20 tot 25, 1; van 25 tot 30,0; van 30 tot 351van 35 tot 400 van 40 tot 45, 0; van 45 tot 501van 50 tot 55, 0; van 55 tot 60, 0; van 60 tot 65, 1; van 65 tot 70, 0; van 70 tot 750van 75 tot 80 1van 80 tot 85, 0. Goes, als: Gehuwd, 6 paren. Geboren, 21 kinderen. 9 van het mannelijke en 12 van het vrouwelijke geslacht; Overleden, 14 personen, 6 van het mannelijke en 8 van het vrouwelijke geslacht. Levenloos aangegeven 0. "Van het getal overledenen warenbeneden den ouderdom van 1 jaar, 5 van 1 tot 5 jaar oud6van 5 tot 101van 30 tot 351; 80 tot 85 1. "Vlissïngen, van 3 tot 10 mei. GeborenE. Diermanse geb. den Hond, z. E. van Lieren ge'o. de Pauw, d. W. Hobbelaar geb. Eritz, d. E. P. van den A'oeelc geb. ÏÏondins, z. M. de Buisonjé geb. Dommisse, d. Overleden E, P. C. Wallher, d. 17 m. J. W. ICempkens, z. 20 j. P. Moryé, z. 5 m. J. van de Voord, d. 10 d. L. Stroo, d. lij. C. JE. Delvoye, z. 6 weken. Goes, van 3 tot 10 mei. Gehuwd: L. Sampon, jm. 42 j. met J. J. Rieghart, jd. 28 j. W. van Loo, jm. 31 j. met J. v. d. Dorpel, jd. 31 j. G. A. Yer- duijn, jm. 21 j. met C. Opperman, jd. 21 j. Bevallen: M. Minderhout geb. Pot, z. A. v.d. Mark geb. van Boven, z. J. van Maldegem geb. Wagenaar, z. M. v. d. Visse geb. de Jonge, d. (levenloos.) Overleden: E. Renier, ongeh. vrouw 49 j. J. Mulder, d. 2 j. 6 m. J. Pals, man van C. Yetle, 61 j. Zierilczee, van 3 tot 10 mei. Gehuwd: B. S. Lokker, jm. 25 j. met H. van Akkeren, jd. 22 j. P. J. de Clercq, jm. 38 j. met W. van der Jagt, jd. 31 j. A. M. Bil, jm. 22 j. met A. M. van der Baars, jd. 25 j. Bevallen: J. van der Nood geb. Bakker,z. L. Westplate geb. van Nieuwland, d. M. Roskam geb. van der Sluis, d. N. van der Have geb. Deurloo, z. A. Bastiaanse geb. Smits, z. Overleden: W. Sneevliet, weduwe van W. J.Nylant, 50 j- D. Meiresonne, d. 2 jaren. im-g'eiffieE'as&S. Den 29 april heeft de commissie van rapporteurs, bestaande uit de heeven Meeusen, Godefroi, de Kempenaer, Sander en Dullert, het zeer uitgebreid voorloopig verslag opgemaakt no pens het onderzoek in de afdeelingen der tweede kamer van het ontwerp ter vereenvoudiging der burgerlijke reglsvordering, aan welk onderzoek 50 h 53 leden hebben deel genomen. Uit het verslag blijkt, dat men heeft gemeend te kunnen doen opmerken, dat liet een onguustigen indruk heeft gemaakt, dat bij vele leden het vermoeden is ontstaan dat de regering het ontwerp zoodanig heeft ingerigt, dat het zoude kunnen worden aangenomen en ingevoerd, ook dan, wanneer de voordragt op de regterlijkc organisatie wercl afgewezenmen meende dal. dit een wantrouwen op den voorgestelden arbeid deed vermoeden, waarvan niet had behooren te blijken. Ook ecne gelijktijdige invoering heeft bij vele leden geeuen bijval gevonden, die begrepen dat het niet mogelijk was eene deugdelijke herziening der burgerlijke regtsvordering te leve ren, zoo lang de wetgeving geene uitspraak had gedaan over de grondslagen, op welke de regterlijke organisatie behoorde te rusten. Zij zagen nog daarenboven daarin een middel om deze organisatie onbepaald te verschuiven. Vele andere leden hebben echter geenszins daarmede inge stemd. Deze hebben het als een blijk-van wijsheid en voor zorg beschouwd, dat de regering in elk geval het algemeen in de voordeden eener min langdurige en min kostbare burgerlijke regtsvordering trachtte te stellen. Volgens het verslag beschouwt de regering de bestaande or ganisatie als de oorzaak van den duur en de kostbaarheid der regtsvordcringen, maar behoort die inderdaad te worden gezocht in de belastingen op het zegel en de registratie, en verder in de tarieven defcjuslitie-kosleii en salarissen, zoo van procureurs en advocaten-4,is van deurwaarders. Ond'ep cfé jii^idfl'deu om het voorgestelde doel te bereiken is aaSigegëycin bm 'den termijn voor hooger beroep of cassatie te doen/a^fn^ahgen van den dag der uitspraak, Als een ander mid- ^^Ai^ai^g'eVeven de afschaffing van de dubbele beteekening aan de partij en haren procureur. Wa£~clen vorm betreft, is vrij algemeen verlangd dat de arti kelen welke men verlangt te zien gewijzigd, in hun geheel zullen wordep opgegeven ,<Bij de. overweging der onderdeelen heeft de groote meerder heid-hare goedkeuring gehecht aan de voorgestelde regels eener :f econ v eulionele. vjMler in g. Ten aanzieVr viigjd.e bij art, 14 voorgestelde waardering, zijn dpjjevoèlèns v^|peld geweest; minder omtrent de verpligte waardering yooT'de vergoeding van kosten,schade en intresten. Vrij algemeen heeft men zich vereenigd met het denkbeeld om de gedingvoerende partijen niet te binden aan een dubbelen regtsbijstand. Deze leden hebben geoordeeld dat eene derge lijke afschaffing van art. 57, wat de kosten betreft, alleen onvol doende zoude zijn, maar dat men aan partijen de gelegenheid moet openen om met de instructie en de pleidooïjen eenen enke len practizijn te belasten. Naar het oordeel van zeer vele leden, bestaat er geene afdoen de reden om bet procureurs-ambt in stand te houden. De ver tegenwoordiging van partijen in regten moet, gelijk daarbij wordt aangemerkt, de taak kunnen zijn van een ieder die daar toe de noodige geschiktheid bezitdie waarborgen moeten ge zocht worden in den graad van meester in de regten en vol doende practicale bekwaamheid. Sommige leden hebben eene stage voldoende geoordeeld; andere hebben een examen ver langd. Vrij algemeen is men het daarin eens geweest, dat de ongegradueerde procureurs in hunne betrekking behoorden te worden gehandhaafd. Blijkens het verslag, door de commissie van rapporteurs opgemaakt omtrent het ontwerp van wet op het lager onderwijs, beeft het vraagstuk omtrent de toelating van bet chr is te lijk element bij het onderwijs op de openbare lagere school in al de afdeelingen der tweede kamer een ernstig onderwerp van over weging uitgemaakt. Enkele leden wilden, dat. het onderwijs op de lagere school, zonder van leerstellig godsdienstigen aard te zijn, bezield zij van positief christelijke beginselen. De protestant, zeiden zij, heeft met den roomsch-katholiek een prositief christendom ge meen; zij ontmoeten elkander in het geloof aan hoofdwaarheden, die de kern van het christendom uitmaken. In verband met die leerbegrippen moest ook op de openbare school lager onderwijs gegeven worden. Dan alleen werd aan den eisch der grondwet voldaan, die voldoend openbaar onderwijs voor allen wil, en in overeenstemming gehandeld met de behoefte eener natie, wier overgroote meerderheid uit christenen bestaat. Van de zijde der groote meerderheid werd geheel dit stelsel, voor zoo ver het betreft het mengen van positief christendom met het onderwijs op de openbare lagere school, met nadruk bestreden. Men ontkende daarbij ten stelligste, dat verbanning uit de-school van alles wat naar opvoeding zweemt, in iemands bedoeling lag; maar men moest in dit opzigt niet overdrijven; de openbare lagere school was niet uitsluitend, zelfs niet voor namelijk daar, opdat aau de kinderen eene goede opvoeding worde gegeven. Evenzoo verhief men zieli tegen de beschuldi ging, als of zij, die eene volksschool in den geest der thans be handelde wet wilden, godsdienstlooze scholen zouden voor staan. Godsdienstloos is de openbare school in Nederland nooit geweest en zal zij ook in de toekomst niet zijn, althans wanneer men door godsdienst nog iets anders verslaat dan de leerbegrip pen van een bepaald kerkgenootschap. In eene maatschappij als de onze, welker beschaving van het christendom is uitge gaan en die geheel van christelijke beginselen is doortrokken, kan het lager onderwijs niet anders dan christelijk zijn. Dat onderwijs behoeft daarom geene ergernis voor de Israëlieten te wezen op menige openbare school ziet men ook thans Israëli tische kinderen broederlijk naast die van christenouders plaats nemen. Het was ook niet de vraag, of het christelijk element van de volksschool geheel zou worden uitgesloten, maar of de wet op het lager onderwijs het geven van christelijk onderwijs op die school zou voorschrijven. Daartegen bestonden groote be zwaren, die zelfs onoverkomelijk werden, wanneer men van positief christelijk onderwijs gesproken wilde hebben. Van de andere zijde werd het bestaan dezer bez waren niet geheel ontleend, zonder dat men daarom de onuitvoerbaarheid van het aangeprezen stelsel toegaf. Eenige leden, ofschoon tegen het stelsel van het brengen op de school van positief christendom gestemd, vereenigden zich in zoo ver met dit gevoelen, als ook zij in de wet niet van het christelijk element wilden gezwegen hebben. Zij waren er verre af, onzen staat een christelijken staat te noemen; maar de overgroote meerderheid der Nederlanders vormde toch eene christennatie. Zulk eene natie bezat het regt te vorderen, dat hek ouderwijs op de volksschool op christelijke beginselen steunde. De groote meerderheid bleef echter bij liet gevoelen, dat de wet, iu welken vorm ook, niet van christelijk onderwijs spreken kon. Indien dit punt werd toegegeven, dan zou ieder in dat christelijk beginsel zijn eigen leerbegrip zien, en onder die vaan de wet misbruiken om clat leerbegrip te doen zegevieren. Er bestond hier ook geenszins eene afwijking van de wet van 1SQ6, die nergens van godsdienstig of christelijk onderwijs spreekt. Het is, naar het gevoelen dezer meerderheid, geheel overeen komstig met het beginsel der tegenwoordige wet, dat de onder wijzer elke gepaste gelegenheid te baat neme om aan zijne leer lingen eerbiediging van Gods naam, vertrouwen opZijn wereld bestuur, het bestaan van gelijke zedelijke verpligtingen voor allen in te prenten; hij mag ongetwijfeld tot hen spreken van de verderfelijke gevolgen der zonde en van het uitzigt op een toekomstig leven. Alleen moet hij zorg dragen, een en ander niet in den vorm van stellingen te verkondigen, die hij leeraart, omdat hij dan te ligt zon treden op het gebied der kerk, of op dat van het leerstellig godsdienst-onderwijs,' t welk hem vreemd behoort te blijven. Zijn streven moet zich bepalen tot net partij trekken van zijn maatschappelijk onderwijs ter opwekking tot deugd en godsvrucht in bet gemoed zijner leerlingen. Men zag er geen bezwaar in, dat op de openbare lagere school gebeden werd, mits het gebed het karakter behield van eene ongedwongene opwekking tot godsvrucht, niet in eenen dooden vorm ontaardde; zoodat bij de leerlingen het gevoel van het geen een gebed aan God altijd wezen moet, verloren ging. Daar entegen kon men niet toegeven, dat op de gemengde openbare scholen de bijbel gebruikt kon worden en dat de wet daarom trent eenig voorschrift moet geven. De groote meerderheid heeft zich bepaaldelijk verklaard te gen het vestigen van openbare gezindheids-scholen, in welken vorm en met welke beperking dat denkbeeld ook voorgedragen werd. örntenlanLiscljr tijöittQra. iSjmg-elamaflo Londen 10 mei. De koningin heeft jl. woensdag in het paleis van Buckingham, op haren troon gezeten, degelukwenschingen van de beide huizen van het Parlement en van de corporatie der hoofdstad ontvangen, ter gelegenheid van den vrede. Dezepleg- tigheid heeft met al het ceremonieel plaats gehad, na afloop waarvan de turksche gezant toegelaten is, die een brief aan II. M. van wege den sultan heeft overhandigd, alsmede de orde van Medjidié in diamanten voor prins Albert. De internationale telegraaf-maatschappij zal een nieuwe onderzeesche telegraafdraad tusschen Southampton en de fran se he kust leggen. Er zal eene directe stoombootdienst daargesteld worden tusschen Liverpool en de westkust van Afrika. De Liverpool- afiikaansche maatschappij heeft reeds een verzoek bij de rege ring ingediend, om een gedeelte van de afrikaansche mails van Liverpool te doen vertrekken. fig emeiBusas'lie Blo Kopeuhagen 11 mei. Volgens een der alhier verschijnende dagbladen is jongstleden vrijdag, namens de regering van Rus land, Zweden en Noorwegen, een protocol onderteekend, be helzende de toetreding van die rijken tot de door onze regering voorgestelde kapitalisatie van den Sondtol. EEBUatScSBlt&janSo Weenen 10 mei. Verscheidene dagbladen varen voort het te Parijs gesloten vredes-tractaat in zooverre te laken, clat het voorgestelde doel niet door hetzelve is bereikt. Zij herinneren namelijk, dat cle westersehe mogendheden bij het verklaren van den oorlog aan Rusland, plegtig hebben aangekondigd, niet eer het zwaard weder in descheede te zullen steken, dan nadat een nieuwe en vaste staat van zaken in de europesche betrekkingen zal daargesteld zijn. Dit kon enkel op eene duurzame wijs ge schieden, door de vernietiging van denverkeerden invloed, dien Rusland op cle vrije ontwikkeling van Duilschland uitoefende. Nu is door den gesloten vrede deze invloed niet alleen de zelfde gebleven, maar staat hij zelfs op het punt nog aanmerkelijk toe te nemen, door eene innige alliantie tusschen liet oostelijke en westelijke despotismus. Het lijdt inderdaad geen twijfel dat graaf Orloff te Parijs ijverig over eene fransch-russische allian tie onderhandelt. Pruisseu kan hierbij tamelijk onverschillig blijven; het weet, dat het van Rusland niets te vreezen heeft, en ook door Erankrijk ontzien wordt. Dit is echter geenszins het geval met Oostenrijk, waar men het gevaar wel degelijk ziet, dat uit zulk eene alliantie voor dat rijk en eventueel ook voor Duitschlancl kan ontstaan. Deze bezorgdheid neemt alhier toe, naar mate men waarneemt, dat Rusland en Erankrijk, naar het schijnt, in gemeenschappelijk overleg, vele oplettendheden voor cle zuid-duitsche regeringen aan den dag leggen. Zoo zijn naar men daar weten wi), onderscheidene duitsche vorsten door keizer Napoleon uitgenoocligd geworden, hem met hunne tegenwoor digheid te Parijs te vereeren, eene uitnoocliging, waaraan de koning vanWurtemberg, op grond van bestaaude familie-betrek kingen, reeds heeft voldaan en welk voorbeeld, naar men reclen heeft te gelooven, nog door andere vorsten zal gevolgd worden. Wat hier van ook zij, het tijdstip om langs dien weg Oostenrijk, te isoleren, is goed gekozen. De betrekkingen der duitsche vorsten met ons hof schijnen buitendien reeds iu de jongste tijden, waarin zij aan de oostenrijksche wenschen en voorslagen weinig of geen gehoor gaven, zeer verkoeld te zijn. Daarbij komt nog, dat het door Oostenrijk met Rome gesloten concordaat, on gaarne door deze staten is gezien, omdat dit voorbeeld hun

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1856 | | pagina 2