voor de zeemagt, is de lieer Maekay opgekomen tegen de bewe ring, alsof de klagt over het verval van bet materieel iu verband zoude hebben gestaan met de opwelling van het volksgevoel in april van 'tjaar 1853, en heeft ook deze spreker gemeend dat, met de goedkeuring van de onderwerpelijke begrooting, de ka mer zich geenszins verbond voor het vervolg. De minister van marine heeft onderscheidene bedenkingen j beantwoord, zoo ten aauzieu van-het stelsel van verdediging in de Oost-Indien, als ten opzigte van dat van het binnenland, en heeft zich bereid verklaard om het aantal der grootste oorlog schepen te verminderen zoodra de commissie dit nuttig eu. noo- digoordeelt. i* 'De minister van kolofiiéh heeft nog eenigebijzónderheden medegedeeld, nopens bet gebeurde met het stoomschip Soem- bing, en heeft betoogd dat; men met het oog op de stemming der gemoederen van Japan, ten aanzien van Nederland endeneder- ïandsche regering, daarbij alleen het belang des lauds en dat der ingezetenen heeft willen behartigen; dat, toen het afstaan van het stoomschip werd besloten, nog 12 stoomschepen in In- die aanwezig waren, en men naderhand eerst heeft vernomen dat sommige derzclve herstelling behoefden. Zijn exc. heeft verder verklaard dat het departement van koloniën bereid is om de waarde van het geschenk ten behoeve van de zeemagt uit te koeren, maar dat in elk geval de behartiging van het algemeen belang in dit opzigt geen verwijl heeft gedoogd. De heer Dullert heeft gemeend te moeten doen opmerken dat het hier meer geldt den vorm dan de zaak. De heer van Bosse heeft de redenen opgegeven waarom hij zich tegen de begrooting zal verklaren. Deze zijn in de eerste plaats de vrees dat de aanvragen steeds zullen klimmen, zonder tot een lager cijfer te kunnen dalen, ook dan als men van het voorgedragen stelsel afwijkt, liet gebeurde niet de Soembing kan zijne goedkeuring niet wegdragen, als eene onwettige ver vreemding van een middel van verdediging, en naar zijn oordeel is de lusschenkomst van liet departement van koloniën in dat opzigt niet aannemelijk. De heer van der Linden beeft zich tegen de begrooting ver klaard, ter zake van hare inrigt ing. Hij heeft gemeend dat alles wat ook in de Oost-Indien, ten behoeve der zeemagt wordt ver strekt., op de staatsbegrool ing behoorde te worden vermeld. Hij heeft verder eenige inlichting verlangd nopens de stoom-korvet- 1en, die hier Le lande, ten behoeve van Japan, worden gebouwd, en te vernemen of ook die bodems naderhand ten geschenke zullen worlen gegeven. De heer Groen heeft zich, ten aanzien van de ministeriele ver- autwoordelijklieid, iu sommige opzigfen vereenigd mét de be- denkiugen, die ten dien aanzien door don lieer Thorbeclce zijn in het midden gebraglinzonderheid nopens de commissie voor i de bevordering van de officieren, maar heeft het niet te min on- j geraden geacht, de onderwerpelijke begrooting af te wijzen, in- wonderheid nadat is aangenomen dat men zich, met eene goed- keuring, geenszins voor liet vervolg zal verbinden. j Na nog eenige woordenwisselingen, waaraan de hoeren van I Nispen, de ministers van marine cu koloniën, van Bosse, Dul- lert, van lloëveïl, van der Linden en Storm hebben deejgino- men, zijn de algemeene beraadslagingen gesloten. Bij de overweging der onderdeden heeft de minister van marine, onder anderen nopens eene vraag, wat er van liet dok le Willemsoord worden zoude, len aanzien waarvan van een j nieuw dok is gesproken, 't welk anderhalf niillioen zoude kos- i ten, eu of men niet, met. een drijvend dok zou kunnen volstaan, j tc kennen gegeven dat ook hij niet.gestemd was voor halve maat- regelen, en wanneer liet onderzoek dezer aangelegenheid tof. j rijpheid was gekomen, des wegens een voordragt zoude doen. i Op eene aanmerking, ten aanzien van het schenden der qua- j rantaiue. heeft de minister aangemerkt dat deze zaak groeten- deels de biiuienlandsche zaken betreft, maar dat in beide depar- j tementen wordt geraadpleegd over middelen om daarin le voor zien. Ten aanzien van de opleiding van de adelborsten aan het Nieuwe Diep, heeft de minister zicli gunstig verklaard, eu ver- j zekerd dat de theoretische kennis aldaar geenszins wordt ver- j waarloosd, en steeds naar behooren zal worden behartigd. j Ten slotte is liet. hoofdstuk voorde kosten van cle zeemagt, met 38 t egen 21 stemmen aangenomen. Tegen hebben gestemd j de heeren ten Gate, van der Veen, Storm van 's Gravesande, j ilugenholtz, Zijlker, van Zuylcn, Hpynck, de Limpens, van Hoëvell, Tharbecke, Hengst, Aneuiaet, Jespers, de Poorter, Dullert., Beens, Storm, Bots, Westerhoff, van der Linden, dë j Lom de Berg, Sirens, van Bosse en Reinders. Zitting van 5 december. De voorzit ter deelt mede dat is ingekomen een adres van de 1 heeren L. J. Bnlhoven &comp., betrekkelijk de aanbesteding van munt'plaatjes voorde indische koperen pasmunt. Verzen ding aan de commissie voor de verzoekschriften. Aan de orde van den dag; zijn de beraadslagingen over hoofd-1 stuk IX A (nationale schuld) der staats begroot ing voor 1S5G. j Aldeeling I (interessen, lijfrenten en loutihcn), art. 114 aadslaging aangenomen. (amortisatie en aflossing van rentegevende na- I |iuld^. i dit artikel is door de heeren Rochussen en van v'bcfrgeste'ld een amendement om de som van dit. arli ^oogen met 120,000, eu iviiisdien dit artikel le brèn- Ü1M}62,50. Ktfcluisseti licht dit amendement toe en wijst daarbij I jle^r.^rschillenderi uitleg aan art- 9 der wet van september LS4L tot dusver gegeven. 'lijj bestrijdt, het tot grondslag van berekening aannemen van liet veste ij Ier van 60 pet. voor de 2.V j pet., terwijl de geest der wet van 1841 mede brengt ecu afwissc-1 y gelang van den koers der 2i- pet. Die koerswas' i 63 pet., en van daar dat zij voorstellen de koers jfirrïalfr ^gggtekenen; anders zou bij stijging van den koers er jtöiorlisccrd kunnen worden, als de wet, van .*5 fg nT Deneer tógtfjlosse best rijdt het. amendement met-de eigen :%ooraëïï vaif^ü der voorsteiiêrs (den lieer van Rapparcl). die steeds tegen eene verhoogde uittrekking van dien post gestemd was; hij haalt de woorden van dien spreker aan, toen in 1853 de kwestie werd ter sprake gebragt en hij betuigt dus zijne be vreemding, den heer van Rappard thans als mede-voorsteller vau dat amendement aan te treffen. Daarna wederlegt hij de argu menten van den heer Rochussen; volgens spreker is zooveel zejeer, dat de geest der wet van 1S41 alleen deze is dat voor amortisatie besleed moet worden het bedrag, dat krachtens de wet van 1841 bespaard is, en dat kan men a priori niet zeggen. De heer van llappard heeft daarop die schijn van inconse quentie van zich afgeworpen door een blik te werpen op de ge schiedenis van en de aanleiding tot de wet van 27 september 1841 in verband met het amortisatie-syndicaat. Steeds achtte hij de meening der regering om den koers der integralen op 60 pet. te bepalen voor gevaarlijk} Ook de heer Rochussen heeft het amendement nader verde digd en na eene hierop gevolgde beantwoording van den heer van Rosse ten derden male het woord gevoerd. De heer van Nispen van Sevenaer houdt zich aan de bereke ningen van den minister,,di«£ het meest voordeelig voorden staat zijn, en dat zijn in deze de berekeningen van den heer van Bosse. Hij wenscht zich ook volstrekt niet te binden voor het vervolg. De heer Dirks zegt dat de kwestie hier alleen betreft de hoe grootheid der besparing, en deze hangt geheel af van de wissel vallige koersen. De koers van heden verschilt van dien bij het amendement aangenomen, en als de wet bij de eerste kamer in behandeling komt, dan kan de koers weder variëren. De minister van financiën merkt op dat het uiteenloopende der opinien tusschen die oud-ministers van financien voor de opinie van de regering pleit. De regering is uitgegaan van het standpunt, dat eerst aan art. 9 uitvoering kan worden gegeven als art. 8 zelf is uitgevoerd. Maar wat nu de bepaling vau het cijfer betreft, de regering, heeft een middenterm aangenomen, namelijk 60 pet. Hij is het eens dat dit cijfer niet voor het vervolg bindthet cijfer is willekeurig, maar dit is altijd het geval. De heer Rochussen wraakt juist het stelsollooze van dien middenweg door de regering aangenomen. Men netnè het eene i of andere stelsel aan, dan bekomt men antecedenten. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement wordt verworpen met 44 tegeu 10 stem men. Vóór de heererr Baud, Wintgens, de Poorter, Hoffman, van Eoreest, Schimmelpenninck van der Oije, Stolte, Roehus- S311, van Rappard en Kien. Art. 15 wordt daarna aangenomen met 52 tegen 2 stemmen. Tegen de heeren van der Linden en Rochussen. Art. 16 en volgende worden daarna aangenomen, waarna het geheeie hoofdstuk in stemming wordt gebragt en aangenomen met algemeene (59) stemmen. Thans zijn aan de orde de beraadslagingen over hoofdstuk IIX B (Depat tement van financiën). Alvorens daartoe wordt overgegaan brengt de commissie voor de verzoekschriften bij^nonde van den heer Sander verslag uit op twee ingekomen adressen van de heeren de Heus en Zoon en Krepel en Zooii, te Utrecht en Voorst, en van de hee ren L. J. Enthoven en Cote 's Gravenhage, over onregelma tigheden, die volgens hen zouden hebben plaats gehad ten op zigte van de aanbesteding van het smelten en verder tot munt- plaatjes verwerken van oost-indische duitenwaardoor de belangen van particulieren zijn benadeeld en aan de schatkist 1 nadeel is berokkend. Nederlegging ter griffie. De beraadslagingen over het hoofdstuk geopend zijnde, heeft de beer Wintgens eenige inlichtingen gevraagd nopens de zaak waarover de gemelde adressen handelen. Dat. onderwerp be treft twee departementen van algemeen bestuur. Hij zal de zaak thans alleeu behandelen voor zoo ver aangaat het depar tement. van financiën. Tusschen den aannemer en den muntmeester zijn ouderhan delingen gevoerddeze hadden eene conferentie op bel depar tement van financiën, waarvan procesverbaal is opgemaakt en de minister van financien weigert dat procesverbaal aan de kamer over te leggen. Hij dringt nog aan op dein ie vering van dat stuk en acht liet ook in het belang van dien minister dat deze zaak in het helderst daglicht worde geplaatst. Ten anderen verzocht hij inlichting omtrent den verleenden vrijdom van inkomende regten, na toewijzing der aanbesteding en zonder opname van die bepaling in de voorwaarden van a'anbestediug. De minister van financiën heeft den spreker onmiddelijk in het, breede beantwoord. Hij zegt met leedwezen te hebben moeten weigeren om het bedoelde stuk over te leggen, dat men echter verkeerdelijk een proces-verbaal noemt. liet zijn alleen losse en niet onder teekëiide aauteekeningen van éene bijeenkomst, den 8 october jl. gehouden in zijn kabinet van 1. een fa briekant, clie den muntmeester bij den minister van koloniën had beschuldigd omgekocht te zijn door den aannemer der koperen plaatjes, 2. den aannemer, 3. den muntmeester, 4. den minister van koloni ën en 5. een paar hoofdambtenaren, waarbij intussehen de eer lijkheid en loyauteit van den muntmeester duidelijk is gebleken. De minister betoogt verder liet zijns inziens ongerijmde vau de bewering dat een ambtenaar op eene openbare aanbesteding zoodanigen invloed zou kunnen uitoefenen, en nooit zag bij eene zoo fraaije groupering van zaken die verdenking doet ge boren wórden1. Wat den verleenden vrijdom den regten betreft, zegt hij dat zulks niet den minister van koloniën,maar uitsluitend hem geldt. De concurrentie was bij de aanbesteding ook voor vreemden opengesteld. Was dus een vreemdeling aannemer geworden dan luid de wet die den vrijen invoer van koperen plaaljes ver biedt, moeten gewijzigd worden. De tegenwoordige aannemer beriep zich op dat. mogelijke geval en verzocht nu ook voor zich die vrijdom, welke hein door den minister is geweigerd.Toen de aannemer zich echter beriep op de wet van 1 september 1854 heeft de koning zijn verzoek ingewilligd,doch onder zeer bezwa rende bepalingen en eene sterke controle. De beweerde bena deeling der schatkist toont hij aan dal, ongegrond is. Ten slotte zegt z. exc., dat hij dezer dagen in een der bladen de levens-beschrijving las van den laatstelijk overleden fran- scheu staatsman Molé. Daarin werd gezegd, d;ft hij dë hoogste staats-bet,rekkingen had bekleed, die hem langzWeYl?and allën zijn ontvallen. Hij bleef alleen lid van de fransehe akademie,en toch had hij een anderen titel, waarmede hij ten grave daalde, het was, die van te zijn eeu eerlijk man. Eu nu zegt hij, welke aanmerkingen men ook op de handelingen der ministers ihogt maken, clat is de titel, welke zij allen wenschen tebéhoüd.en. Wat rneii dok moge zeggen, en wat hun ook moge ontvallen, die titel, die kroon zullen zij zich door niemand laten ontrooven. Vervolgens hebben nog bet woord gevoerd de heer van Bos se eu de minister van financiën en daarop worden de algemeene beraadslagingen gesloten. Afdeeling —6 worden zónder beraadslagingen aangenomen. Over afdeeling 7 spreken de heeren van Nispen, Sander, Maekay, Hoffman en de minister. Artikel 23— 47 worden vervolgens zonder discussie aange nomen. De cotnmissien van rapporteurs zijn gereed met hare eind verslagen. 1. over het ontwerp tot aanmoediging van den aanvoer van graan; 2. óp het binnenlandsch gedisteleerd. Drukken eu ronddeelen. Op voorstel van den voorzitter wordt besloten. De beraadslagingen over de vólgende ontwerpen, als1. de be grooting der landsdrukkerij over 1856; 2. de verklaring van al gemeen nut voor den weg van Uden naar Over-langel (Noord- braband)3. de provinciale belastingen; 4. en 5. de ontwerpen waarover zoo even rapport is uitgebragt, aan de orde te stel len na afloop der beraadslagingen óver hoofdstuk XII der begrooting. De zitting is gesloten tot den volgenden morgen ten 11 ure. Geineenteraail van Xierikzee. Zitting van 3 december, 's avonds ten 6 ure. Voorzitter mr. B. C. Can. Tegenwoordig al de reden. De notulen van 5 november worden gelezen en goedgekeurd. Wórdt gelezen eene missive van het bestuur der vereeniging tot wering van armoede, geleidende 13 exemplaren der statuten en openingsrede; deze zullen aan de leden worden uitgereikt, de brief voor kcuuisgeving aangenomen. Wordt besloten aan den commissaris van policie op zijn ver zoek voor 1856 f 30 toe te staan voor bureau-kosten, te vinden uit onvoorziene uitgaven. Wordt medegedeeld eene missive der commissie van fabri cage, houdende rapport omtrent gedane peilingen langs den vooroever van den westhavendijk, waarvan de toestand vol doende is bevonden, echter met raad om in 1856 een gedeelte van den mond der haven, die door stroomwieling vermindert, door eene puinstörting te voorzien. De brief wordt aangenomen voor kennisgeving en besloten omtrent de voorziening de na dere plannen der commissie in te wachten. Wordt gelezen en voor kennisgevingen observatie aangeno men het koninklijk besluit, waarbij de indiening der reglemen ten van de instellingen van weldadigheid wordt verlengd tot ljulij i 856. Begrooting der teekenschool voor 1856 wordt gesteld in han den een er commissie, zijnde de heeren mr. Egt er, van der Vliet en jhr. Bocije. Door de commissie voor die school zijn, ter vervulling van twee vacaturen, voorgedragen de volgende dubbeltallen jhr. mr. J. Schiiurb.eq.ue Boeije en S. G. Nauta van der Grijp dr. J. Iv. de Bruijnc en II. G. Mulock Houwer bij de 1ste stemming wordt benoemd jhr. Boeije met 10 stemmen, de heer van dei- Grijp had 3 stemmen; voor het 2de lid'bekomen dr. de Bruijnc 6, S. G- van der Grijp 6, en H. G. Houwer 1 stembij de 2de stemming dr. deBruijne 7, van der Grijp 6 stemmen. Wordt mededeeling gedaan van missives gedeputeerde staten als een, goedkeuring van een besluit tot roeijing van boomen,. idem van 4 besluiten tot ar-en overschrijving en éen beschikking onvoorziene uitgaven dienst 1855, allen aangenomen voor ken nisgeving; nog eene houdende berigt van ontvang van het brand reglement, hetwelk zal worden afgekondigd; eene kennisgeving van de goedkeuring des konings op het besluit tot heffing van lioofdelijken omslag voor 1S56idem op de afschaffing van het gemaal met 1 januarij 1856, Welke beiden zullen worden afge kondigd; eindelijk eene mededeeling dat de beslissing op de an dere belastingen verdaagd is tot ultimo december 1855. De voorzitter deelt mede- dat burgemeester en wethouders de be middeling van gedeputeerde staten verzocht hebben om die be slissingzoo spoedig doenlijk te erlangen, daar voor de dranken de overgangsbepalingen op 1 jannarij moeten in werking ge bragt worden en er voor dien tijd nog veel in gereedheid moet gebragt worden. De voorzitter herinnert dat in de maand januarij de raad af wijzend heeft beschikt op een adres van den heer M. C. de Cra ne, om restitutie rijn hoofdei ij ken omslag voor 4 maanden van, 1S54, die hij te Noordgouwe op zijn buiten heeft doorgebragt, zijnde de weigering gegrond geweest daarop, dat het uit do officiële stukken den raad was gebleken dut de heer de Crane als burgemeester, al dien tijd had gefungeerd, dc uitgaande stukken geteekeiicï eu wekelijks de vergadering van burgemees ter en wethouders had voor gezeten; dat dc heer de Crane zich daarop gewend bad aan gedeputeerde staten, die daarop consi deration van burgemeester cu wethouders hebben ingewonnen; deze hebben geadviseerd tot handhaving van het raadsbesluit op bovenstaande gronden; daarop is van gedeputeerde staten aan burgemeester en wethouders een verzoek ontvangen om den raad te verzoeken zijn besluit in te trekken, daar het anders ter vernietiging aan den koning zoude worden voorgedragen, daar toch naar het oordeel der staten, de heer de Crane, indien hij 4 maanden te Noordgouwe is verbleven, regt op restitutie heeft. Hierop hebben burgemeester en wethouders geantwoord dat zij zwarigheid maken dit aan den raad voor testellen, met nader betoog dat de heer de Crane in den zin der wet niet afwe zig geweest, daar hij bijna dagelijks hier als burgemeester is geweest; dat wat het punt der vernietiging aangaat, zij dit aan gedeputeerde staten in-overweging geven, dat hier geene sprake •is van een maatregel van besinur of van financieel beheer, maar

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1855 | | pagina 2