C O U E A N T.
N°- 142
1855.
27 November.
sis-.* m,
Dingsdag
Deze courant verschijnt des Dingsdags, Donderdags eu Zaturdags. Binnen deze gemeente en Vlis-
singen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is 3, franco per post 3,40.
De inzending van Advertentien kan geschieden tot tien ure des morgensop den dag der uitgave.
De prijs van gewone Advertentien is 22 cent per regelvan HuwelijksGeboorte of Doodbekcnd-
inakingen enz., van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 cent.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Voor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betaling geschiedt kontant.
Bij deze courant behoort een bijvoegsel.
Editie van Maandag avond 8 ure.
öinttmlcmösclje iMjöirtgra.
Middellmirg- S© süovesaafeer.
In ons vorig nommer hebben wij reeds een voorloopige opgave
medegedeeld van de behandeling der zaak van den. commies bij
de posterijen A. J. II. Bosschart, voor het provinciaal geregts-
hof in Zeeland op 23 dezer.
Wij laten hier een uitvoerig verslag dier geheele teregi zitting
volgen, waarbij het voorzitterschap werd waargenomen door
den heer mr. S. de Wind, vice-president bij dat hof.
De zitting feu 10 ure geopend zijnde, verklaart de beschul
digde, op de daartoe aan liern gerigle vragen door den voorzitter,
le zijn Adriaan Johan Hendrik Bosschart, oud 47 jaren, gebo
ren te Rozendaal (Noordbrabant), commies bij de posterijen.
Uit de acte van beschuldiging blijkt dat op den 27 april
1855 door Pieter Christ,iaan Woutersen, te Domburg, is op de
post bezorgd een behoorlijk verzegelden brief, geadresseerd
aan den heer Cornelis Serie, winkelier op de voorstraat bij
de visckmarkt te Dordrecht., inhoudende een bankbiljet der
neder land sclie bank no. 356, gedagteekend 16 mei 1S50, groot
/lOOO, beuevens een gezegeld bewijs van ontvangst in blanco,
welke brief op dien dag de eenige was in de postbus te Domburg
dat deze brief door den postbode isgebragtop het postkan
toor t.e Middelburg eu aldaar in ontvang genomen door den
postknecht Hillebrand Hendrik Ehrenberg
dat de beschuldigde na daartoe bekomen verlof op den S mei
dezes jaars per stoomboot van Middelburg naar Rotterdam is
vertrokken, na alvorens van den heer Willem Huibert Munten
dam, eerste commies aan het zelfde postkantoor ƒ40 ter leen te
hebben gevraagd en ontvangen
dat door den beschuldigde, spoedig na zijne aankomst te
Rotterdam, bij den heer C. G. Boonenkamp, splitter der ueder-
laudsche staatsloterij is gewisseld een bankbiljet van/"'1000,
no. 356, dato 16 mei 1850, waartegen hij in de plaats ontving
een bankbiljet van ƒ300, vijf ad ƒ100 en aclit ad ƒ25
dat hij, ofschoon te kennen gegeven hebbende per spoortrein
te moeten vertrekken, zich van daar heeft begeven naar het
Pransche kofBj huis aan de beurs brug te Rotterdam, alwaar hij
door de polieie in verzekerde bewaring is genomen
dat de beschuldigde bij zijn eerste verhoor voor den hoofd
commissaris van polieie te Rotterdam heeft verklaard dit bank
biljet, waarvan hij de identiteit noch erkende noch ontkende,
reeds van het jaar 1S49 af in zijn bezit te hebben gehad, zijnde
de opbrengst van zijne gerealiseerde borgtogt als postdirecteur
le Rozendaal, benevens den verkoop van eigendommen in die
gemeente, doch op de aanmerking dat het. bedoelde biljet eerst
in 1850 was uitgegeven, te kennen gaf zich dan vergist te hebben;
dat de beschuldigde reeds van de jaren 1848 tot. 1852 ge
plaatst zijnde als commies op het postkantoor te Gorinchem
alwaar hij belast was met de nachtdienst, onder verdenking lag
zich schuldig te hebben gemaakt, aan ontvreemding van brieven
met geldswaarde, daar destijds herhaalde voorvallen van ver
missing van over dat kantoor loopende brieven werden waar
genomen; te meer daar zijne kostbare levenswijze moeijelijk over
een te brengen was met zijn beperkt inkomen en gebrek aan
eigen middelen
dat hij toen ter tijde, deswegens ondervraagd door den heer
hoofdinspecteur bij de posterijen, J. W. Bungenberg, zich be
reids te dier zake heeft verantwoord met opgave der zelfde in
komsten
dat hij later heeft opgegeven te Gorinchem eene prijs uit de
loterij te hebben getrokken, terwijl de door hem gen-emde koop
man aldaar ontkent hem ooit eenig lot te hebben verkocht of te
weten dat hij eene prijs heeft getrokken
dat hij wederom later heeft opgegeven het door hem bezeten
nommer van het bankbiljet niet was 356, maar no. 365 (drie
honderd-vijf-en-zestig) en dit reeds vooreenigen tijd door hem
was aangeboden aan A. Boasson alhier, ter voldoening van ver
schuldigde huishuur;
dat de beschuldigde bereids vroeger heeft teregt gestaan en
veroordeeld is ter zake van suppressie van ceti hem in zijne be
trekking toevertrouwden brief, doch van Z. M. den koning
gratie heeft bekomen en alléén met geldboete is gestraft
dat de beschuldigde bij onderscheidene latere verhooren voor
den heer regler-commissaris bij de arrondissements reglbank le
Middelburg, vele verklaringen heeft afgelegd die in strijd met.
elkander zijn
op grond waarvan de procureur-generaal bij het provinciaal
gereglshof hem beschuldigt van het verduisteren van aclen of
bescheiden, welke hem als ambtenaar der hooge regering waren
toevertrouwd.
Doorliet openbaar ministerie worden overgelegd
a. het koninklijk besluit van den 26 februarij 1848, waarbij
A. J. 11. Bosschart is benoemd tot commies der posterijen
b. afschrift zijner acte van beeediging als zoodanig;
c. dispositie van zijne exc. den minister van. financien, waarbij
hij is bevorderd tot commies der derde klasse;
d. gelijke dispositie waarbij hij is overgeplaatst op het post
kantoor te Middelburg,
e. koninklijk besluit van den 11 september 1855, waarbij hij
als commies der posterijen is o&Smfëu
een ontvangen schrijven van den beschuldigde uit het huis
van arrest te Middelburg, houdende mededeeling dat hij iu zijn
vestzak heeft gevonden, een papiertje, houdende nadere aanwij
zing van het hem toebehoord hebbende bankbiljet, zijnde no-
365, gedagteekend 28 julij 1849, grootƒ1000,Welk papier
tje door den heer procureur-generaal is overgenomen, eu behoor
lijk gewaarmerkt en verzegeld bij de proces-stukken is over
gelegd
Voorts geeft de procureur-generaal kennis dat op de lijst van
getuigen, zoo ten verzoeke van den procureur-generaal als van
den beschuldigde opgeroepen, door de bijna gelijkluidende na
men met een anderen getuige is verzuimd te vermelden jhr. J.
P. van Reigersberg Versluys, waarom hij verlofverzoekt dat ook
deze getuigezal mogen worden gehoord, en eindelijk legt hij
over
(j. eene missive van z. ex. den minister van financiën, hou
dende berigt dat de hoofd-inspecteur bij de posterijen J.W. Bun
genberg door ongesteldheid is verhinderd deze teregizitting bij
te wonen, waarvan blijkt door een overgelegd getuigschrift van
den med. doctor P. A. JeU.es te's Gravenhage.
De aan den beschuldigde toegevoegde raadsman, mr. A. I\
Sifflé noch de beschuldigde zelve zich tegen die toelating van
bedoelden getuige verzet hebbende, geschiedt voorlezing van de
lijst van getuigen, houdende 18 personen, ten verzoeke van
den heer procureur-generaalen 1 persoon ten verzoeke van den
beschuldigde gedagvaard.
Het getuigenverhoor vangt daarop aan; zijnde door de navol
gende getuigen, na behoorlijke eedsaflegging enz. afgelegd de
bij elk vermelde verklaringen.
De heer Wouter Leunis Woutersen, notaris te Domburg,
verklaart dat hij op den 27 april voor 12 ure, te Domburg heeft
op de post. doen bezorgen door zijnen thans zestien-jarigen zoon
Pieter Christiaan.een brief, geadresseerd aan den heer C. Serie,
■oorstraat, bij de vischmarkt te Dordrecht, bevattende een biljet
der nederlanclsche bank no. 356, dato 16 mei 1S50,groot/l000,
benevens een daarom gevouwen formaatzegel van 15 cent, het
welk gezamenlijk was besloten in een vel pos' papier en digi; ge
maakt met lak, welke brief wederom was gesloten in een omslag
eu digt gemaakt met een ouweldat op dit zegel eene kwitantie
in blanco voor genoemde som was geschreven en hij per keerende
post berigt vati cle goede ontvangst verzocht; welk een en ander
wordt, bevestigd door het brieven-copijboek van den getuige
waarin v<5ör de verzending van dien brief volledig afschrift
j derzclve is gesteld. Gecne tijding ontvangende, heeft hij denl
1 mei 1855, per telegraaf, hieromtrent inlichting ingewonnen bij
den heer Serlé, te Dordrecht, en ten antwoord bekomen datdeze
niets had ontvangenwaarop hij den volgenden dag van deze
vermissing aangifte heeft gedaan aan het postkantoor te Mid
delburg. Het bij de proces-stukken behoorende en hem voorgeleg
de bankbiljet wordt door hein herkend voor het zelfde.dat volgens
zijne opgave op donderdag 26 april dezes jaars, van den kassier
in de wisselbank, tegen een bankbriefje is ontvangen, en bij wel
ke gelegenheid hij uitdrukkelijk omeeu biljet der nederlaudsche
bauk van ƒ1000,had gevraagd, om te bezigen ter verzending.
Dc heer Willem Johannes Zip, kassier in de wisselbank te
Middelburg, verklaart zich te herinneren op den 26 april 1855
aan den notaris Woutersen tegen afgifte vaneen bankbriefje te
hebben overhandigd eene quitantie der nedcrlandsche bank ad
ƒ1000, benevens ƒ100 in specie, doch nommer noch dagteeke-
ning zijn bij hem bekend.
Pieter Christ iaan Woutersen, oud ruim 16 jaren, verklaart
dat. hij op den 27 april 1855 op order van zijnen vader, des mor
gens voor 12 ure, eigenhandig in de brievenbus te Domburg
heeft gestoken een brief, geadresseerd aan den heer C. Serlé f.c
Dordrecht, zijnde hij onbewust dat deze geldswaarde bevatte.
Hendrik Passenier, brievengaarder te Domburg, verklaart
dat hij op 27 april dezes jaars bij de opening zijner brievenbus,
daarin slechts vond één brief, die hij weet dat gerigt was aan
den heer Serif te Dordrecht, zijnde het schrift van het adres
door hem herkend'ais afkomstig van den notaris Woutersen.
Die brief door hem gesiempeld zijnde, is bezorgd in het paket
voor Middelburg en ter bezorging behandigd aan den bode
Schrier, zijnde door hemden volgenden dag met den zelfden bode
ontvangen een repu voor een brief van het postkantoor te Mid
delburg.
Op verzoek van den advocaat des beschuldigden geschiedt
voorlezing van het bewusle repu, waaronder met eenstempel
gedrukt is de naam van den postdirecteur N. W. van Meeleren.
Willem Schrier, postbode van Domburg naar Middelburg,
verklaart bovengenoemd paket volgens gewoonte onmiddelijk
na ontvangst van den brievengaarder te hebben bezorgd op het
postkantoor te Middelburg, omstreeks 4 ure of 4 ure 15 minu
ten. Alstoen waren op het kantoor de commies Bosschart en
de kantoorknecht Ehrenberg, welke laatste hem een repu ter
hand stelde, dat hij echter niet kan herkennen,als wordende
dit altijd en ook toen gesloten in het paket, dat hij weder moet
overhandigen aan den brievengaarder.
De beschuldigde, wien bij herhaling vertoond is het bij do
processtukken aanwezige bankbiljet no. 356, hetwelk hij zegt
niette kennen, verklaart ten deze dat hij nimmer belast was
met bet aannemen der pakellen van boden, doch zulks steeds
door Ehrenberg geschiedde.
De heer Cornelis Serlé, winkelier le Dordrecht, verklaart
eene remise van ƒ1000 van den notaris Woutersen gewacht to
hebben en bij niet ontvangst daarvan aangifte aan het postkan
toor te Dordrecht te hebben gedaan op den 1 mei dezes jaars
zijnde hij blijkens een schrijven van dien notaris, gedagteekend
3 mei, in kennis gesteld met no. en dagteekeuing van liet ver
miste biljet.
De heer Frans Willem van Bommel, directeur van het post
kantoor te Dordrecht, verklaart dat; door laatstgenoemden ge
tuige op den 1 mei dezes jaars eene klagile teil zijnen kantore
is gedaan van het vermissen van den bewuslen brief, terwijl hij
juist op dien dag in functie is getreden en bij de aangifte tegen
woordig was de hoofd-inspecteur der posterijen J. W. Bungen-
I berg, die juist aan den getuige het, kantoor overgaf. Daarop heeft
hij. alle mogelijke onderzoek ingesteld en is hij tot de overtui-
j ging gekomen dat de bedoelde brief aan het postkantoor te
I Dcfcdrecht niet is ontvangen.
De heer Nieolaas Westerouen van Meeleren, directeur van-
het postkantoor te Middelburg, verklaart dat hij bij zijne be
noeming' als zoodanig hier heeft aangetroffen den beschuldigde
als commies van do derde klasse. Zijne kantoor-uren waren des