tie mogt kunnen worden toegestaan, bn de bij dat adres gevoeg de bijlage, waarbij zij bun verlangen om, of door booger subsi dien in de verliezen te gcmoct gekomen, bf met vernietiging van bet contract van 31 maart 1854 van bunne verpligtingen ontslagen te worden, herhaalden. Hadden zij destijds zich jegens de provincie niet verbonden beschouwd, zij zouden een derge lijk verzoek niet hebben gedaan, noch van de vernietiging van een bestaand contract gesproken hebben. Na al bet aangevoerde, en op de gronden daarbij uiteen ge zet, zneenen wij alzoo te mogen herbalen dat er tusschen onze provincie en de heeren de Kanter en Dronkcrs eenc wederkee- xige overeenkomst bestaat, waarbij de laatsten zich verbonden hebben tot cle exploitatie eener stoombootdienst op de Wester- Scheldc, op den voet en de wijze bij de reeds meermalen aange haalde nota omschreven en tot hetgeen verder daarbij is bepaald; do provincie daarentegen om, behalve andere voor deelen, gedu rende ieder van die 10 jaren eene toelage van 6,500 te geven. Even min als nu de provincie bevoegd zoude zijn, zelfs al wierp de onderneming yoov hen aanmerkelijke winsten af, op de hun toegekende voordeden en verzekerde toelage het minste te kor ten, zijn de hoeren de Kanter en Dronkers van hunne zijde be voegd bij mogelijk verlies hunner dienst, zich eigendunkelijk aan do eenmaal aangegane overeenkomst te onttrekken. Mogt dit evenwel geschieden, en zij aan het voornomen door hen opgevat gevolg geven, het komt ons voor dat uwe vergade ring dit in het belang der provincie niet zou kunnen of mogen gedoogon, maar dat in zoodanig geval gebruik zal dienen ge maakt te worden van de bevoegdheid, bij art. 1303 van het bur gerlijk wetboek, toegekend aan den gene to wiens opzigte eene wederzijdsclic overeenkomst niet is nagekomen, te weten het vorderen van bare ontbinding met vergoeding van kosten, scha den on interessen. Wij hebben daarom do eer aan uwe vergadering het nemen van het volgende besluit voor te stellen De staten der provincie Zeeland, „Besluiten „Gedeputeerde staten van Zeeland worden gemagtigdtegen de heeren Johannes Jacobus do Kantor en Dirk Dronkcrs, in geval zy hun voornemen ten uitvoer leggen do stoombootdienst op de Wcster-Schelde met 1 januarij 1S56 te staken, ecuregts- vovdering in te stellen, en, zoo noodig, zoo wel in hooger beroep als in cassatie voort te zetten, tot ontbinding der door de pro vincie met lien aangegane overeenkomst, met vergoeding van kosten, schaden en interessen." De zitting wederom geopend zijnde, wordt liet voorstel van gedeputeerde staten in omvraag gebragt en met algcmccne stemmen aangenomenwaarna de zitting voor ccn halt' uur ge schorst wordt. Bij de heropening der vergadering zijn aan de orde de versla gen der commissie van rapporteurs over de voorstellen van gedeputeerde staten, uitgebragt bij monde van den heer Sprenger; over dat tot aanwijzing van gelden voor het ondcvhoitd van den veerdam aan den Onrustpolder (Noordbeveland) bij monde van den heer Z. Snijder fj. over dat lot aanwijzing van gelden voor den veerdam bij Kortgene; eu bij monde van den heer Bachiene Ti. over dat tot afwijzing der adressen van ecnige ingezetenen van het voormalig 4de en 5de district en do gemeente Axel om opheffing der tollen op de rijks en provinciale wegen. Uit do verslagen sub/, eng. blijkt dat deze voorstellen iu de afdeelingen geene aanleiding tot opmerkingen van eenig aanbe lang gaven; beide voorstellen worden dan ook zonder discussie aangenomen, het eerste metalgemcene stemmen, en het tweede met 30 stemmen tegen 2 (de heeren van den Bosch en nir. Fok- lccr) zijnde de lieer Callenfels bij de stemming afwezig. Het verslag sub Ti. bevat de mededecling dat dc drie deelen van het verzoek der adressanten, zijnde 1. in overweging te nemen een adres aan dc boogc rcgcrin" dos lands tot opheffing van alle tollen op dc rijkswegen 2. tot gelijke opheffing der provinciale tollen te besluiten, des noods met vervanging van derzeïver opbrengst door dc hef fing van ecu gedeelte van 1 opeent:op de directe belastingen, en 3. voor het geval dat door de staten voor alsnog niet tot het 2do punt van het verzoek wordt besloten, alsdan in ovcrwegin"- te nemen eene herziening van het met 1 januarij 1855 toege paste tarief van tollen op de provinciale wegen in Zeeland, met het oogmerk om dat hoogc tarief zoodra mogelijk ie verbeteren cn te matigen, inde afdeelingen met naauwgezetheid zijn overwogen. Het eerste punt werd in de 2de afdecling algemeen cn in de 3de bij meerderheid verworpen, zonder dat men echter in alle opzigtcn dc juistheid der beweeggronden van gedeputeerde staten deelde. Het tweede punt werd mede ondoeltreffend geacht. In eene afdecling werd het echter met 6 tegen 5 stemmen als billijk geoordeeld. De minderheid noemde die opheffing onregt- vaardig cn beriep zich op de provinciale geldleening van 220,000 grootendcels benuttigd voor wegen in de besprokene kantons. Ook de minderheid der derde afdecling voerde tegen die opheffing aan, dat andere hoofdwegen toch lastens de pro vincie zouden blijven, cn het middel van afkoop altijd door de gemeentebesturen zou kunnen worden in praktijk gebragt. De meerderheid betreurde het uit bewoordingen, door gedeputeerde staten gebezigd, te moeten opmaken dat bij dit collegie het ver moeden bestaat dat adressanten zich onbillijk wenschen te ont lasten van eene regtmatige heffingzij gelooft dat uit hun voor stel het tegendeel mag afgeleid worden. Wat het beroep betreft op de provinciale geldleening van/220,000, gedaan meeren- deels ten bate dier kantons, herinnert zij dat in 1823 eeneleening yan/290,000 is gesloten voor wegen op cle eilanden. Op het 3de punt had men in eene afdecling geene aanmerkin gen in eene andere wenschte men dat gedeputeerde staten wer den uitgenoodigd een nader onderzoekin te stellen omtrent de vermindering van het tarief, en te dier zake een voorstel te doen in de volgende zomervergadering der statende minderheid der 3de afdeeling verzette zich tegen cle verlangde vermindering van het toltarief, ten zij zoowel de billijkheid als het provinciaal belang deze vereischte. Voor eene algemeene herziening van alle provinciale tollen was men intusschen gunstig- gestemd. Men is tot slotsom gekomen dat de wettigheid van de heffing der tollen boven alle bedenking verheven isdat het tarief ech ter aanleiding geeft tot onbillijkheid en niet evenredig is, terwijl eindelijk dit tarief niet is, zoo als men zegt bcoogcl te hebben, beneden dat van de rijkstollen. Door den voorzitter b'erigc zijnde dat gedeputeerde staten ook ten deze geene aanleiding hebben gevonden om hun voorstel te wijzigen, worden de beraadslagingen geopend en voorlezing gedaan vau een door den heer Bachiene ingeleverd en door de heerenUyttenhooven, Hombach, Bcumer Hardenbcrg, Sergeant en Onghena ondersteund amendement van clcn navolgenden inhoudDe staten der provincie Zeeland besluiten tot afwijzing van het verzoek, zoo als liet daar ligt, doch magtigen gedeputeer de staten tot het instellen an een onderzoek omtrent de be zwaren tegen dc provinciale tollen cn het doen van een voorstel daaromtrent in de eerstkomende zomervergadering. Do heer Bachiene hierop het woord bekomen hebbende, treedt in eene uitvoerige beschouwing over het voorstel van gedepu teerde staten. Hij bekent echter ten deze wclligt op een indivi dueel standpunt te staan. Wat het eerste onderdeel van het verzoek betreft, zou hjj niet ongaarne de inwilliging daarvan zieu, als bevorderlijk aan het stelsel van vrije beweging, dat ook door de hoogc regering wordt gehuldigd, zoo als blijkt uit clo scheepvaart-wetgeving en de opheffing der tollen te water. Goede wegen acht hij van al gemeen belang, en daar men zich door het gcbccle rijk meer en meer mag' verheugen in een net van goede wegengelooft hij dat de vroeger bestaan hebbende redenen van tolheffing zijn vervallen en men thans dc onderhoudskosten moet bestrijden uit de algemeene belastingen. Ten anderen beschouwt hij do> heffing gepaard met groote kwelling voor de belastingschuldigen en zijn de perceptiekosten onevenredig hoog. Hij deelt intusschen do overtuiging niet dat de heffing volkomen wettig is. Hij verheugt zich voorts dat gedeputeerde staten in abstracto dc wensclielijkheicl eener opheffing toegeven, al vinden zij die voor alsnog niet uitvoerbaar. Wat intusschen de geldleening van/220,000 betreft, dezeis besteed in het algemeen belang der provincie cn niet bepaald van een hijzonder onderdeel. Het ecruy deel van Liet gewest mag niet tegen het andere overgesteld worden. Bij alle provinciale werken zijn localiteiten het meest gebaat j als daarbij het naast betrokken, doch dit mag geen aan leiding zijn om die localiteiten in het bijzonder te bezwaren de provincie is als zoodanig ondeelbaar, en wat zij bekostigt moet in het algemeen belang zijn. Hij gelooft de bewering van gedeputeerde staten te mogen wederleggen dat bij afschaffing der provinciale tollen ook de haven-, passage- en steiger-gelden zouden moeten worden afge schaft; dit is zijns inziens niet gelijk; goede wegen zijn reeds meer algemeen dan de vrijheid vau die andere diensten. Wat de voorgestelde uitzondering betreft van wegen in oij- zondere concession, bij eene afschaffing der provinciale tollen, beschouwt hij dit als zeer'b'iïlyk jcgensVe concessionarissen. Do voorgestelde heffing van een opcent zal volgens raming ƒ9000 opbrengen, terwijl de tollen ƒ3,500 opbrengen; die maat regel acht hij dus ook in het belang der provinciale kas, terwijl uit het meerdere eenig subsidie zou kunnen worden verstrekt aan gemeenten die zelf in het onderhoud voorzien. Wat de wettigheid der heffing betreft, gelooft hij nog te moe ten opmerken dat hij haar beschouwt als eene provinciale belas ting, die door do wetgevende raagt moet worden bekrachtigd, eu dat is hierbij niet geschied. Eindelijk acht hij ook het 3de punt (eene vermindering der tollen^ casn quo niet onbillijk, terwijl de ontduiking der tollen zeer is toegenomen met cle op 1 januarij 1855 ingevoerde ver hooging. Ten slotte verklaart hij zich voor dc inwilliging van het ver zoek der adressanten doch zal zich voorshands bepalen bijzijn amendement, gegrond op het gevoelen van twee afdeelingen. Ook de heer lïombach motiveert zijne ten gunste van het amendement uit te brengen stem. Hij wijst op dc bricvcuposte- rij, ten betooge dat een verminderd tarief in gecuen deeleten gevolge moet hebben een mindere opbrengst. Jhr. van Citters, als lid van gedeputeerde staten belast met de verdediging der voorstellen van dat collegie, verklaart dat bij hetzelve zeer natuurlijk cle gezindheid bestaat om zooveel immer mogelijk de gewcscgenoocen te ontheffen van lasten. Men zou zich dan ook verheugen wanneer dc geldmiddelen toe stonden alle tollen op te heffen, doch dit is ondoenlijk, en in dc kosten van het onderhoud cler wegen moet worden voorzien. Overigens beschouwen gedeputeerde staten de voormalige 4de en 5de districten wel degelijk als een belangrijk deel der pro vincie, en nooit is bij hen de gedachte opgekomen aan eenig onderdeel van het gewest als wave het toe te rekenen wat ten voordode daarvan is aangewend, doch, gold het eenc uitgave van provinciaal belang, clan werd alleen op de noodzakelijkheid gelet.. Zonder clan ook in eene verrekening van sommen tc tre den, acht hij niets rationceler dan dat men tot geene opheffing- overgaat alvorens rente cn aflossing eener nog drukkende geld leening zij afgedaancn tevens niets billijker clan dat de dade lijke en naaste gebruikers cle eersten zijn om bij te dragen in cle onderhoudskosten. Bij de opgave eener geldleening van ƒ290,000, in hetjaar 1823 kan hij nog voegen dat het rijk er destijds/100,000 bij voegde, alle welke gelden gelijkelijk zijn verdeeld naar de be hoefte over hetgeheelc gewest. Overigens acht hij het niet uitgemaakt dat tollen plaatselijke belastingen zijn en wederlegt hij het zijns inziens minder juiste voorbeeld door den heer Hombach aangevoerd. Ten slotte heeft hij eene opmerking tegen de redactie van het amendement eu wenscht hij in plaats van het woord magtigen, te stellen „in overweging geven," als wanneer hij cr zich wel mede kan ver eenigen en bij aanneming den voorsteller uitnoodigt, gedepu teerde staten alle zoodanige inlichtingen te willen verstrekken als ter zake dienstig kunnen zijn. De heer mr. Fokker betoogt almede dat gedeputeerde staten wars zijn van eenc toerekening cler sommen, ten bate van eenig onderdeel cler provincie besteed, en zich hier uitsluitend opliet terrein der beginselen hebben bewogen. Hij wijst op de afkoop cler tolgelden, zoo als die in Schouwen en Zuidbevoland is ge schied, en waarvoorin het'laatstgcnoemcle eiland eene heffing van 39 cent per bunder straatgeld is in cle plaats getreden. Overigens meent hij in de berekening van het lid uit Hulst eene misslag te moéten opmerken, claarYolgens de jongstbekend gemaakte opbrengst der directe belasting in Zeeland, 3 opcenten als equivalent zouden worden vereisckt. De heer Bachiene betuigt zijnen dank voor de ontvangene in lichtingen. Hij zet zijne beweringen nog nader uiteen en ver klaart voorts meerendeels de bij het adres gevoegde memorie te hebben geraadpleegd, waarom hij thans niet bij magte is do aangevoerde cijfers al of niette verdedigen. De heer Hammacher wenscht ook zijne stem .ten gunste van het amendement te motiveren. Hij noeml onderscheidene tollen op ten betooge dat er onevenredigheid bestaat tusschcn de rijks- cn provinciale tollem Jhr. van Citters wederlegt die beweringen. Ofschoon de rijkstollen volgens voorschrift op 5555 meters afstand moeten gesteld zijn, zijn allen gemiddeld op 4500 el afstand geplaatst. De heer Hammacher bij herhaling gewezen hebbende op zijne opgay.en ten betooge der onevenredigheid, herhaalt jhr. van Cittersook nader zijne wederlegging, met herinnering dat men daarbij minder acht moet geven op de plaats van den tol boom zeiven, alzoo deze zijn claargcsteld op het punt waar men, de beste surveillance meent te hebben. Het amendement wordt alsnu met algemeene stemming aan genomen, en alzoo het voorstel van gedeputeerde staten be schouwd als vervallen. Dc voorzitter berigt dat door het lid I. G. J. van den Bosch is ingediend een. behoorlijk ondersteund voorstel, strekkende dat cle staten besluiten zich bij adres tot den koning te wenden, met kennisgeving dat zij zich bezwaard achten met twee beschik kingen van J6 en 18 december 1854 van den-minister van bin- uenlanclsche zaken, en de nieuwe bepalingen omtrent cle bestek ken, cle begrootingen der calamiteuse polders en de instructie voor de werkbazen; zoo dat zij bescheidenlijk verzoeken eene wijziging dezer bepalingen opdat clie mogen worden iu verband gebragt met cle voorschriften van art. 137 en 138 der provinciale wet en 192 der grondwet. De voorzitter wijst er op dat dit voorstel als zeer belangrijk mag geacht wordenhet geldt toch als liet ware eene klagt over ministeriele dispositien cn koninklijke besluiten; hij acht het clan ook van gewigt dat deze zaak niet niet overhaasting worde be handeld. Na eenige discussie wordt op zijn voorstel besloten dc toe lichting van clit voorstel door den voorsteller aan de orde testel len in cle eerste bijeenkomst cler aanstaande zomér-vergactcringi Dc commissie, belast niet het ontwerpen van een reglement van administratie der polders in Zeeland, bestaande uit de hee ren Fransen van dc Putte, voorzitter, Can, Wagtlio, Mazure en Beumer Hardenbcrg, brengt alsnu bij monde van eerstgc- noemden heer eindverslag uit over have werkzaamheden. Met herinnering aan het injunijl854 overgelegde algemeen verslag der rapporten van verse'hi 11 endcwateilscliapp enbei r ek-- kolijk hunne inrigtingen en reglementen en daartoe betrekke lijke stukken, wijst het rapport op cle vele bezwaren aan deze taak verbonden, waaronder zij niet het minste rekende: 3. dc aard cn strekking van het reglement, al of niet gelijkwcrkend voor alle polders2. het al of niet behouden cler polclcr-arron- disscmentcn, en 3. het subsidie-stelsel voor cle calamiteuse polders. Hulde doende aan cle collegien en personen die dc commissie hebben vcrpligt door medewerking of inlichtingen, legt zij bij deze over: a. ontwerp-reglement van administratie der polders in Zee land, met b. concept-adres aan Z. M. den koning tot intrekking van alle thans vigerende besluiten op het beheer cn toezigt der polders, met cle daartoe betrekkelijke wetten, decreten enz. c. memorie van toelichting behoorende bij het ontwerp-rcgle- ment, en cl. memorie betrekkelijk dc bijdragen aan calamiteuse polders. Ten slotte wenschte de commissie dat cle staten bepalen cle tijd voor het in behandeling nemen van clit reglement onder 's konings goedkeuring vast tc stellen op eenc buitengewone vergadering der staten in maart of inei 1S56, en inmiddels deze stukken te doen drukken cn aan dc leden ronddeel en. De spreker voegt hierbij dat dc commissie deze bepaling heeft noodig geoordeeld omdat het onderzoek in dc afdeelingen cn de geheelc behandeling tc veel tijd zal vereischen voor eene gewone vergadering, terwijl de maanden maart of mei zijn ge nomen omdat in april dc meeste leden door andere werkzaam heden worden beziggehouden. Eindelijk brengt hij ook nog in zijn privé dank toe aan zijne medeleden voor hunnen welwil lende medewerking. Dc voorzitter dc opmerking gemankt hebbende dat bezwaar lijk het onderzoek in cle afdeelingen, het opm aken van de rappor ten en eindelijk van het centraal rapport, in eene vergadering kan geschieden terwijl ook bij aanneming van dit voorstel nog de tijd voor de vergadering onbeslist blijft, ontstaan daarover lang durige discussien, waaraan dc heeren jhr. van Citters, mr. Fok ker, Fransen van de Putte, Uyttenhooven en Bachiene deel nemen, en welke, nadat de heer Uyttenhooven een amendement had ingeleverd doch wederom ingetrokken, worden beëindigd door het indienen van een amendement door clcn heer Bachiene, strekkende 1. om de stukken te doen drukken en ronddeelen, en 2. om gedeputeerde staten uit tc nooctigen bij het hooger be stuur over te brengen den wensch der provinciale staten om in buitengewone vergadering te worden bijeen geroepen in dc maand maart of mei 1856, ter nadere bepaling van den commis saris des konings, tot behandeling van dit onderwerp. Wederom na eenige discussie wordt clit amendement in stem ming gebragt, en wordt het eerste deel met algemeene stemmen en liet tweede met 32 stemmen tegen 1, die van den lieer Vader, aangenomen, waardoor het voorstel der commissie als vervallen wordt beschouwd. Thans geene zaken meer tc behandelen zijnde, wordt be sloten cle resumtie cler notulen van deze zitting over te laten aan gedeputeerde stateD, en wordt dc vergadering door den voorzitter in naam des konings gesloten. TEE DRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS, UITGEVERS VAN DE MIDDELBURGSCHE COURANT,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1855 | | pagina 6