Bijvoegsel van de
Middelburgsche courant. Zalurdag '16 junij 1855.
Gemeenteraad vam MntMellmrg-o
Zitting van den 13 junij.
Voorzitter jhr. mr. Paspoort van Grijpskcrke.
Afwezig de heerenvan do Graft, Salomons on, van Uije
en mr. Snouclc Hurgronje.
De voorzitter berigt van bovengenoemde 4 afwezige raads
leden kennisgeving ontvangen te hebben dat zij verhinderd
ïijn deze zitting bij te wonen.
Hierop worden de notulen der vorige zitting goedgekeurd
en voor kennisgeving aangenomen 3 namens burgemeester
en wethouders overgelegde missives van gedeputeerde staten
van Zeeland, houdende goedkeuring van het raadsbesluit tot
af- en overschrijving van eenige posten op de gemeente-
begrooting, van de rekening der dienstdoende schutterij
over 1S54, en van het raadsbesluit tot uitgifte van grond
in erfpacht.
Nog is ingekomen eene missive van het zelfde collegie, in
antwoord op de door burgemeester en wethouders aan het
zelve ingezondene 2 expeditien van de gearresteerde lijst dei-
bestel-, los- en sleeplooucn van goederen met beurtschepen
alhier aangevoerd en waarbij het verpligtend gebruik der
bestelmeesters is voorgeschreven. Gedeputeerde staten zijn
van oordeel dat op deze heffing toepasselijk is art. 238 der
gemeente-wet en zij dus moet aangemerkt worden als plaat
selijke belasting en aldus ook de art. 232 237 ten aanzien
derzelve moeten worden ten uitvoer gelegd, bepalende dat
zoo wel daarop als op de voorschriften betreffende de in-
verdering, door tussobenkomst van gedeputeerde staten de
koninklijke goedkeering moet worden aangevraagd. Wordt be
sloten déze zaak, tot onderzoek of ook naar bet gevoelen van
den raad deze heffing in de termen van plaatselijke belasting
valt, te stellen in handen eenor commissie, tot leden waar
van na eenige discussie worden benoemd de heeren mr.
Verbrugge, mr. van Eekelen en Snijder, hebbende de heer
mr. Vis zich verschoond, daar hij eerlang afwezig moet zijn.
Wordt overgelegd rekwest van mevrouw de wed. jhr. mr.
W. Bosch van Drakestein, kennisgevendc dat in den boedel
van wijlen haren echtgenoot zich bevond een reeds in 1849
uitgeloot kansbiljet lastens de gemeente Middelburg, groot
f 500 no. 835; dat dit echter is vermist geraakt, waarom zij
verzoekt dat de obligatie zonder overgiftc vau dat kansbil
jet aan haar worde uitgereikt onder guarantie van hare zijde
om hij mogelijke latere aanbieding de gemeente schadeloos
te stellen. I)it rekwest gaat vergezeld van eene missive der
heeren van den Broeoke, Luteyn en Schouten, waarbij vcr-
zorht wordt de dispositie aan HEd. uit te reiken.
De voorzitter prae-adviseert om dit verzoek niet in te
willigen. Hij verwijst naar de zeer bezwarende bepalingen
der wet op het vergoeden bij vermis van rijks effecten en
op bet gevaarlijke van zoodanig antecedent, te meer daar
hier geene sprake is van brand of soortgelijk ongeluk.
De heeren mr. Bijleveld, Rekker, mr. van Diggelen en van
Sonsbeeck verklaren zich ia den zelfden geest, waarop na
eenigo discussie besloten wordt de adressante te kennen te
geven dai haar verzoek voor geene inwilliging vatbaar is.
Aan de orde is een voorstel van curatoren over het gym
nasium alhier, betrekkelijk de uitbreiding van het onderwijs
in de wiskunde aan die inrigting; welk stuk reeds voor de
leden heeft ter visie gelegen. Het strekt om op de begroo
ting een post uit trekken van 1000, voor jaarwedde van
den te benoemen docent, doch dezen geen deel toe te ken
nen in de emolumenten; men weet dat vroeger 700 was
toegekend aan dien doeent, met zijn aandeel in de emolu
menten op 180, berekend alzoo 880 bedragende, waar
om deze belooning slechts eene vermeerdering van 120
vorooroorzaakt bij vroeger.
De heer mr. Bijleveld oordeelt de kosten van bet gymna
sium bereids zoo hoog opgevoerd dat hij eerder tot vermindering
zou adviseren. Door het onderwijs in de wiskunde voort
durend op te dragen aan der. docent in de nieuwe talen en
dezen eene bezoldiging bijv. van 1600, voor dat geza
menlijk onderwijs te geven, zou voor de gemeente eene som
van f 600 worden bespaard.
De heer dr. Damme betoogt dat zoo al het eindcijfer der
bezoldigingen bij het gymnasium te hoog is opgevoerd, zulks
wordt veroorzaakt door andere traktementen die voor vex--
mindering vatbaar zijn. Het onderwijs in de wiskunde mag'
echter daarom niet worden verbrokkeld en het vak is, niet
alleen uit zijnen aard te belangrijk, maar ook ten oenen male
ongeschikt om als het ware op den koop toe te worden
onderwezen.
Daarenboven zal een afzonderlijk onderwijzer in de wis
kunde een hoogst guustigen invloed kunnen uitoefenen op de
studie der natuui-kunde binnen deze gemeente.
De heer mv. Bijleveld repliceert dat hij, ofschoon het nut
erkennende dat in de bevordering van het beoefenen der na
tuurkunde gelegen is, met het oog op de geldmiddelen dei-
gemeente, zijne stem niet kan geven om daarvoor over/600,
meer dan hij voorstelt te beschikken. Hij herinnert voorts
aan het koninklijk besluit van het jaar 1815, hetwelk vast
stelt dat het onderwijs op de latijnsche scholen voor zoo veel
de wiskunde betreft, zich alleen bepaalt tot de beginselen.
De heer dr. Damme herhaalt dat ook voor het doceren
der beginselen wel een afzonderlijk onderwijzer mag zijn
hij herhaalt voorts dat hier genoegzaam geene gelegenheid
bestaat om zich te oefenen in wis- en natuurkunde, en dat
welligt ook voor de geneeskundige school, thans eene ge
meente-instelling, een nuttig gebruik kan worden gemaakt van
dien onderwijzer, voor de vakken van natuur- en scheikunde.
De beer van Sonsbeeck verklaart mede van gevoelen te
zijn dat door een afzonderlijken lector in de wis- en natuur
kunde een gunetigen invloed op de studie dic.t wetenschap
pen bij de burgery kan worden te weeg gebragt, maer is
tegen de voordragt om bet financiële bezwaar voor de ge
meente.
De voorzitter zegt zich op een mocijelijk standpunt te be
vinden. Als president van curatoren heeft hij het voorstel
medegedaan, doch wanneer hij bet geldelijk belang der ge
meente in het oog houdt, moet hij bekennen dat men aan
het gymnasium zelve volstaan lean met een onderwijzer op
den voet als door den heer Bijleveld is aangegeven
De heer mr. Siffle' oppert eene andere bedenking, die hem
in het belang der leerlingen van het gymnasium noodzakelijk
voorkomt; veelligt zou juist een bijzonder knap lector of
professor minder geschikt zijn om onderwijs te geven en zou
er ook van het onderwijs in de wiskunde dan wel eens te
veel werk gemaakt kunnen worden.
De heer dr. Damme, van de vergadering verlof bekomen
hebbende om nogmaals het woord te voeren, wijst op de
ondervinding die, in tegenstelliig met het door den heer mr.
Sifflé aangevoerde, zou bewezen hebben dat de jongelingen
bij hunne komst aan de boogescholen veelal nog niet op
die hoogte zijn dat zij vatbaarheid hebben om het aldaar
geleerde te begrijpen.
De heer mr. Bijleveld bekomt insgelijks verlof om ten derde
male het woord te voeren, en wel om den heer dr. Damme
te verklaren dat bij zijne zienswijze niet deelt en zich over
tuigd houdt dat bij een eenvoudiger onderwijs in de wis
kunde op de door hem voorgestelde wijze, de jongelingen
zeer goed kunnen worden opgeleid tot het bijwonen der
akademische lessen.
Do heer Sprengcv zegt, hoe ook gezind voor alle mogelijke
bezuinigingen, van oordeel te zijn dat die zucht niet mag
drukken op het onderwijs. Reeds tegeu de tijdelijke ver
vulling van de betrekking van onderwijzer in de wiskunde
door den onderwijzer in de nieuwe talen heeft bij zich ver
klaard, omdat het eensdeels onmogelijk is dat één persoon
zijne zorgen met den vcreischten ijver aan elk vak in het
bijzonder wijdt, en anderdeels omdat bij de minste ongesteld
heid of afwezigheid van dien cenen onderwijzer, dan ook het
geheelc onderwijs zou stilstaan. Mogt men ernstig bezwaar
zien in de bekostiging van goed onderwijs, dan zou bij de
voorkeur geven aan de opheffing van het gymnasium.
De heer mr. Vis heeft er zich meermalen tegen verklaard
dat de gemeente bezwaard was met de kosten van het on
derwijs, waarvan hoofdzakelijk door de meer gegoede stan
den wordt gebruik gemaakt; het blijkt echter dat die sub
sidie onontbeerlijk is, en wanneer hij dit aanneemt is hij zeer
gezind voor het inwilligen van het voorstel van curatoren.
Behoudens al het reeds ten gunste van dat voorstel gezegde,
moet zijns inziens toch ook op het oordeel van die heeren
prijs worden gesteld.
Het voorstel in omvraag gebragt zijndewordt hierop
aangenomen met 10 stemmen tegen 3 (de heeren mr. Bijleveld,
van Sonsbeeck cn mr. Sifflé) en de uitvoering opgedragen
aan burgemeesters en wethouders.; waarna de zitting over
gaat in eene met geslotene deuren.
Bij het hervatten der openbare zitting wordt overgelegd en
bij concept x-esolutie geari-esteerd een door den gemeente
ontvanger ingedienden staat van oninbare posten van cijns en
ad 108,56 ene rfpachten ad/ 38,54.
Op een ingekomen verzoek van B. E. Krieger, dat aan
hem in erfpacht worde afgestaan een gedeelte g-ronds van het
Arnemuidschc voetpad, is bereids ingewonnen het advies van
den gemeente-architect, luidende dat deze grond 394 ellen
groot is en hij geen bezwaar ziet tegen de inwilliging van
het verzoek voor 25 jaren tegen een jaarlijkschen cijns van
6, op de gewone voorwaarden en onder verdere bepaling
dat de rijweg overal de breedte blijft behouden van 7 ned.
ellen, dat de daar aanwezige straatsteenen aan de gemeente
verblijven en het erf aan den weg behoorlijk omrasterd
worde ten koste van den adressant onder toezigt van den
gemeente-bouwmeester. "Waarmede de raad zich vereenigt;
zullende hierop door de zorg van burgemeester en wethou
ders de goedkeuring van gedeputeerde staten dezer provin
cie worden aangevraagd.
De heer mr. van Diggelen brengt mondeling rapport nit
namens de commissie in wier handen js gesteld het verzoek
van de erven van den procureur W. B. van Deiuse om vol
doening der declaration die in gezegden boedel nog bestaan
ten laste van de gemeente, eu luidens hetwelk de commis
sie geene redenen heeft gevonden om aan de schuldoorzaak
te twijfelen, terwijl de vordering volgens het regters bestaand
tarief is opgemaakt, zoo dat zij adviseert tot voldoening.
Op voorstel van den heer van Sonsbeeck wordt de be
slissing hierop aangehouden, cn daarna de vergadering ge
sloten.
fstaten-G ener aal.
Nader verslag der zitting- van 12 junij.
In deze zitting is de behandeling van het voorstel tot
afschaffing van den accijns op het gemaal voortgezet.
De heer Hoehussen heeft met genoegen de rede des
ministci-s van financien gehoordonderstellende dat hij
echter ook is begrepen onder de leden die gewoonlijk het
ministerie ondersteunden en die de minister thans verwijt
de eerbied voor de regering te ondermijnenmoet hij opmer
ken dat de behoudende partij zich tegen dit voorstel verzet
omdat zij het bij de regering beschouwt als inconsequent,
als meer een gevolg van den aandrang van buiten dan
van hare overtuiging.
Vervolgens repliceert hij zoowel de ministers van finan
ciën en van koloniën als de andere sprekers die in zijne
vorige rede aanleiding gevonden hebben tot aanmerkingen,
en herhaalt dat ook liij de koloniale bijdrage als hoogst
onzeker beschouwt.
De minister van bnitenlandsche zaken komt op tegen
het gezegde van den heer Rochussen, dat hy geen vertrou
wen stelt in de overtuiging der regering; dat is dus eene
kwestie van vertrouwen die het gelieele ministerie geldt.
Als nu het ministerie het vertrouwen van den koning en
de kamer omtrent het belastingstelsel niet meer bezit, dan
kan ook dat ministerie niet langer aan het hoofd der zaken
blijven, en dit wilde de minister den bestrijders van liet
voorstel onder het oog brengen, om de juiste verhouding
van het ministerie tot de kamer te doen kennen. Men heeft
zich beroepen op drie financiële notabiliteiten in deze kamer.
De minister doet ook gaarne hulde aan bun talent, maai
bij hoopt toch, dat de kamer ook vertrouwen stelle in de
mannen die op dit oogenblik de financien besturen. De
eigenlijke stelling, die de minister wenschte toe tê lichten
is van het uiterste gewigt. Zij betreft de rigting- en waar
dering als of partijen, en voorts de vraag, of werkelijk het
ministerie veranderd isja dan neen. De minister erkent
dat de stelling, dat het ministerie de rigting der oppositie
zou volgen hoogst onaangenaam is, als gevoerd wordende
door leden die gewoonlijk tot de vrienden behooren.
Overigens herhaalt hij dat ieder heeft geweten of kan
weten, dat als het te doen was om afschaffing, hij wasvoor
die van den accijns op het gemaal.
Wat nu liet tweede punt van beschouwing betreftde
afschaffing van het gemaal is in de rigting van het minis
terie en niet in die der oppositie, dit punt is daarom
belangrijkomdat ieder moet weten wat het aan dit minis
terie heeft of wat men daarvan kan verwachten. Spreker
moet verklaren dat het tegenwoordige ministerie in geen
opzigt is toegedaan de rigting-van het vorig ministerie of
van hendie zich nu de oppositie noemen. Deze regering
stelt slechts voor de afschaffing van den accijns op het
gemaal, omdat de schatkist dit gedoogt.
Hij gaat vervolgens de rigting van het vorig miuistevie
eu van vele leden omtrent deze aangelegenheid na en put
daaruit het bewijs, dat de regering niet tot de oppositie
maar deze tot de rigting der regering is over gekomen.
De gronden door den heer Thorbecke aangevoerd ter ver
dediging van het ontwerp, zijn echter niet geheel de zijne.
Iiij hoopt deze nader te toetsen.
De heer Schimmelpenninck van der Oije heeft mede ten
tweeden male het woord gevraagd om op drieërlei soorten
van bedenkingen te antwoorden: 1. die hem meer persoon
lijk betreffen; 2. die het beginsel der wet raken, en 3.die
het equivalent betreffen. De beide laatste deelen van spre
kers antwoord loopen geheel over de zelfde punten als in
zijne vroegere rede ter sprake gebragt, en strekken tot
nadere verduidelijking van sprekers standpunt of denkbeelden.
Het hoofddoel is om alle verwijt van inconsequentie tegen
te spreken.
De heer van Akerlaken was niet voornemens aan deze
discussie deel te nemen; maar vermits bij de alg-emeene
beschouwingen ook het equivalent is besproken, acht hij
zich verpligt ook zijne meening over het ontwerp in het
midden te brengen. Hij is er voor gestemd om economische
en politieke redenen. De economische reden is, dat men
aan de natie geene meerdere lasten moet opleggen dan
noodig is en dat men de baten der schatkist niet alleen tot