Bretijbhtgeit. Volgens telegrafisch berigt is den 23 dezer te Cardiff gearriveerd het schip Onderneminggezagvoerder J. Johan- senalles wel aan boord. Den 21 januarij zijn te Vlissingen voor Antwerpen be stemd ter reede gekomen: Sophie, Dnmmert, van Ham burg; Albano, Johnsen, van'Bergen; Ar goPieper; Kornet, Lindeman, en Ar goRahmstorf, alle drie 'van Altona; Maria Beeria, Roossens, van Hamburg, alle zes met rogge Gebroeders Coerlcamp Coerkamp van met alsmede de stoomboot Fmerald IsleMaycockvan Huil met stukgoederen. Van Antwerpen zijn de Schelde afgekomen en den 21 naar zee gezeijd: Sober ana, Q,uintana, naar Santander; Bellona, de Vries, naar St. IJbes Hjalma, Holm, naar Engeland; LunebergDettmannnaar Portugalen Westmoreland Plallidaynaar Liverpoolalle vijf met ballastDue de BrabantSchmidtnaar de HavannaNuova Fortuna Cappelunaar TriestVier anEilippensnaar Corfu en Francisco, Vucasovich, naar Konstantinopel, alle vier met stukgoederen. Van de 1115 in 1851 te Pillau binnengekomen schepen kwamen 196, dus 17 pet., onder nederlandsche vlag; dit getal bedraagt ruim de helft van de inlandsche reederij (392) en overtrof aanmerkelijk het aandeel van alle andere IHcngettweiii. Volgens een berigt van Zr. Ms. consul te Varel zijn te Varelerziel gedurende het verloopene jaar aangekomen 5 nederlandsche schepen, waarvan uit Bremen 1 met hout en I ledig, uit Antwerpen 2 met ijzer, uit Hartlepool een met steenkolen. Te Hoekziel kwamen 9 nederlandsche schepenals uit Groningen 1uit.Varel 1uit Einden 3uit Carolinen- ziel 1 in ballastuit Shields 1 met steenkolenuit Stettin 1 met hout en uit Hetersen 1 met boekweit. JEiöMra uatt Örnmcr. StooiiBilboot <ile §cBaeMe0 Dagelijksche dienst, uitgenomen des Zondags. Van Vlissingen op Breskens, 's morg. 7 .ure. Van Vlissingen op NeuzeD, 's morgens 8£ ure. Van Neuzen op Hoedekens- kerke's morgens 10 ure. Van Breskens op Vlissingen, Js morg. ure. Van Neuzen op Vlissingen, namiddags 124 ure. Van Hoedekenskerke op Neu zen, 's morgens 11 ure. Hitlotiugm. 5 peto €5o§teMr5jïiSc8iie JLeeaamg1 4ce ILondeia vaam B.S58» VIJEDE UITLOTING, DEN 2 JANUARIJ 1855. 171 Obligatien a 100. No. 37 4902 11107 15266 21337 27635 523 4983 11224 15648 21403 28245 690 5013 11297 15947 21473 28385 1005 5081 11645 16382 22508 29448 1052 5138 11650 16516 2260S 29456 1131 5174 11676 16523 22689 29518 1149 5311 11985 16554 22709 29602 1163 5374 12096 17203 22966 29616 1229 5434 12285 17315 23292 29826 1353 5490 12493 17580 23400 29863 14S7 5528 12611 17857 23640 30 155 1500 5924 12702 17926 23829 30233 1751 5973 12874 1S630 23955 31021 2171 5993 12951 18763 24040 31344 2448 6647 12995 19116 24505 31598 2493 6649 12997 19225 2460S 31694 2847 6850 13280 4 19345 25038 31931 2908 7921 13419 19997 25107 31952 2,952 8036 13440 20151 25329 32110 3289 8259 13442 20172 25517 32127 •3413 8670 1355S 20201 25591 32747 3563 8674 13667 20241 26169 32772 3595 8S56 13874 2044S 26210 32857 3700 9548 14255 20650 26250 32965 3S10 9814 14270 20671 26726 33325 3896 10515 14700 20941 27187 33379 3979 10579 15016 21032 27486 33953 3983 10717 15101 21190 27503 343S1 4150 10720 15124 8 Obligatien a c% 50. No. 22259 :A en B. 3MM A en B. 34449 A en B. 34679 A en B. Te zamen 17,500, losbaar 1 Julij aanstaande, ten kan tore van de heeren N. M. ROTHSCHILD SONS te Londen. JSSaroogleggen varn groiadeaB. In gevolge de in een der laatste nommers gedane aankon diging doelen wij thans mede, de door het hoofdbestuur den ZeeuwscJie maatschappij van Landbouw aan de leden rond gezondene brochure van den heer Picrssens over eencr proeve met het droogleggen van gronden. Zij is van den volgenden inhoud Zij die met den landbouw in betrekking staan en vooral zij wier bestaanmiddel de landbouw is zullen gerecdclijk als - onbetwistbaar aannemendat het overvloedige nat op en in de landen aan de veldgewassen zeer nadeclig isen dat menige oogst daardoor geheel verloren gaat. Een middel duswaardoor deze nadeelen konden worden voorkomen en betere en meerder opbrengende oogsten ver kregen zoude als om strijd moeten worden aangenomen en in toepassing gebragt. Dit middel nu bestaat, vindt in andere landen eene onge kende uitbreiding, en is, door de veelvuldige ondervinding, als onbetwistbaar voordeelig aangenomen en als een dei- krachtigste hefboomen in den landbouw aangewezen. Van waar dan dat dat zelfde middel hier niet wordt aan gewend zoo niet ten gevolge van de weinige en onvoldoende bekendheid met hetzelve In het programma voor do algemeene vergadering en ten toonstelling, gehouden te Oostburg den 25sten julij 185.3, was onder de prijsvragen opgenomen: eene eenvoudige doch duidelijke handleiding nopens het droogleggen of draineren van bouwgronden bepaaldelijk voor Zeeland. Eene zoodanige, volledige handleiding alhier ter tafel te brengen is intussehen geenszins mijn doelik wil slechts trachten te gemoet te komen aan het verlangen in het pro gramma dezer vergadering te kennen gegeven en eene eenvoudige mededecling doen van eene door mij genomene proeve, van den uitslag derzclve en van den- bijval die deze onderneming elders mag te beurt vallen. In eene vergadering van de 12desectic dezer maatschappij, over het droogleggen of draineren van gronden handelende, werd door den landbouwer E. Pateer welwillend een stukje lands daartoe afgestaan ter grootte van ruim één bunder. Het landwaarvan hier sprake isis bijna langwerpig vierkanttegen eene waterleiding gelegen en gaat door voor een van de vochtigste of minst doorlatende gronden in de gemeente Hontenisse hekend; in natte saizoenen was hier nimmer op cenen redelijken oogst te rekenen. De geaardheid van den grond toch, is als volgt: Tot op eene diepte van ruim 31 duim vindt men zeer goede poreuse teelaarde vervolgens eene laag klei met. zand in ijzer-oxijde gemengd, veel naar kwel zand gelijkende, en op eene diepte van 70 duim wezenlijken kwelgronddie zich op de diepte van 1,10 el nog voordeed. Bij den aanvang der werkzaamheden op den 9 november 1853 was het land boven den waterspiegel gelegenop het laagste gedeelte der helling of aan den slootkant, 90 d. tot 1,05 el, en op het hoogste gedeelte, namelijk op eenen afstand van gemiddeld 65 el, 1,50 tot 1,60 cl. De te gravene sleuven tot opneming der droogpijpen werden aangelegd op eene breedte van 30 duim en op ver schillende afstanden, van 7£, 8 en 9 ellen, ten einde de ver schillende uitwerking daarvan te onderzoeken. De diepte der sleuven op het laagste gedeelte was van 75 h 80 duim, en op het hoogste gedeelte van 1,10 el, dus met een verval van gemiddeld 25 h 30 duim op de 65 ellen lengte. De drooglegging of drainering heeft plaats gehad over eene oppervlakte van 4300 ellen of nagenoeg één geniet gïonds, waartoe verbruikt zijn circa 2000 stuks buizen van 2£ duim middellijn in den dag. De kosten dezer drainering hebben de som van ruim 70 bedragen. De omstandigheden waarin het droog gelegde gedeelte zich, gedurende den winter, bevonden heeft, en de uitslag door het droogleggen verkregenzijn als volgt In de maand december was het water in de waterleiding reeds zoo verhoogd, dat de drains of buizen 20 duim on dervloeiden, en daar de waterstand dagelijks verhoogde, zijn dezelve tot in liet begin van maart onder den water spiegel moeten verblijven, en wel op sommige tijdstippen tot 70 h 80 duim. Den 4 maart daaraanvolgende, toen ik het stuk lands bezocht en de drains nog 30 duim ondervloeiden was er reeds een goed verschil op te merken tusschen het droog gelegde en niet droog gelegde gedeelte; het eene was droog en geen water in de ploegvoren te vindendaar op het andere gedeelte de ploegvoor wel degelijk drasen het land met moeite te betreden was; na verloop van slechts weinige dagen was het verschil opmerkelijknamelijk op het einde dier zelfde maand, den 24sten. Toen in bijzijn van de heeren van Geuns, Bachiene en den landbouwer Pateer, het stuk lands werd onderzocht, kon men het reeds van verre aanwijzen, en was het verschil zoo duidelijk, dat het eene regte lijn aan het einde der buizen teek end e en in het oogloopcnde washet was los zeer poreus en geschikt om alle bewerkingen toe te slaandaar men iu tegendeel het niet gedraineerde nog met gcene paarden of werktuigen kon betreden. Voor het oogenblik verkeert hetzelve in dien toestand dat de mol er zich in laat vinden, doch ook niet verder treedt dan het gedraineerde gedeelte; zeker een bewijs dat het verschil opmerkelijk zijn moet. 1) Zonder voor het tegenwoordige reeds de goede resultaten dier drooglegging te willen vooruitloopcnof met vaste be rekeningen de voonl.eel.en te willen aanwijzen, door deze drooglegging verkregen, zal men nogtans met reden uit het' vorenstaande mogen afleiden en aannemen 1. Dat deze drooglcggingniet is geschied onder de voor- deeligste omstandigheden, om over hare volle werking te kunnen oordeelen daar de buizen voor eenen zeer geruimen tijd buiten werking hebben moeten blijven, uithoofde van den hoogen waterstand; 2. Dat, niettegenstaande de buizen onder de waterspiegels verblijven er nogtans werking kan plaats hebbenen wei zoodra het eyenwigt tusschen de drukking van het water in de waterleiding en dat in den grond verbroken is; 3. Dat men niet mag aannemen dat gronden ongeschikt voor de drooglegging zijn, uit hoofde de waterstand in den winter veel hooger is dan in den zomer; de werking der buizen is zoodanig dat zij slechts weinige dagen behoeft om het land droog en poreus te maken. Hoe vroeger nu die buizen boven den waterspiegel uit komen des te vroegere en voordeeliger werking zal er plaats hebben, ofschoon de werking der drooglegging natuurlijk minder spoedig te bespeuren is op zware gronden hoe vas ter toch en meer waterhoudende de gronden zijnboe moei- jelijker de doorzijging van het water in de pijpen of buizen moet plaats hebbenen men zal dus niet dadelijk over de goede of slechte resultaten mogen oordeel vellen 4. Dat de afstand en diepte der sleuven moeijelijk met zekerheid te bepalen valt; dit toch hangt geheel af van do geaardheid der gronden en de legging der landen boven den waterspiegel; dan hoe dieper de sleuven kunnen gegraven worden, hoe meerder afstand dezelve van elkander verwij derd kunnen zijn 5. Dat ook de kosten zeer moeijelijk met zekerheid zijn op te geven, vermits dit van te veel omstandigheden afhangt. Men mag nu de theorie bewonderen en de praktijk mis trouwenzeker is het, zoo als de heer Leclerc zegt: „dat het droogleggen van gronden eene groote besparing van kos ten in de werkzaamheden daarsteltdat zij vermindering van het getal werkdieren toestaataan de werktuigen min der sleet oorzaakt; do werking der mest tempertde gehccle oppervlakte van het land ten gebruikc aanbiedt, waarvan anders een groot gedeelte door slooten en greppels wordt ingenomen, en dat zij de hoeveelheid en de hoedanigheid der oogsten vermeerdert en verbetert." Gelukkig dat, door de verspreiding dezer verbeteringen, wij niet meer hij ontdekkingen en verhandelingen of rede voeringen moeten stilstaan. Het voorbeeld dat Engeland ons aanbiedtdat reeds meer dan 200 millioenen tot verbetering der vochtige of moerassige gronden heeft te koste gelegd zoude op zich zelf reeds beslissend zijnindien niet de overtuiging dezer verbetering ook bij onze naburen in Belgie was erkend. In 1850 werd de drooglegging aldaar slechts op 150 bun ders toegepast in 1S51 op meer dan 600 in 1S52 op ruim 14SS en in 1S53 bedroeg zulks 3645 bunders. De aaukoop der' buizen in 1851 geschiedde door 250 personen in 1S52 door 599. Er waren op het einde van 1S50 slechts 9 fabrieken, terwijl er zich thansin 1854, meer dan 60 bevinden, waarvan er 12 door bijzondere per sonen voor eigen rekening zijn opgerigt. Deze fabrieken hebben, in den loop van 1S52, 4,5S5,565 buizen geleverd en er is -door de belgische eigenaars of gebruikers aan de drooglegging van gronden eene som van ruim 300,000 fr. te koste gelegd. Leonce de Lavergne zegt over de drooglegging in Enge land het navolgende: De uitwerkselen van het droogleggen hebben iets too- verachtigsop de weilanden verdwijnen de zure planten en méér, zoo wel als beter hooi wordt gewonnenop bouwland zelfs op de taaiste kleigronden ontwikkelen zich granen en wortelgewassen krachtiger en gezonder. Men heeft minder zaaigraan noodig en verkrijgt evenwel hetere oogsten. Zelfs de luchtgesteldheid verbetert zich. De bevolking wordt gezonder en overal waar het droog leggen met kracht doorgezet is, schijnen de beruchte cngel- sche nevels te verminderen. Voor tien jaren sprak men het eerst van droogleggen en thans (1S52) zijn er minstens 400,000 bunders land droog gelegdnaar alle waarschijnlijkheid hebben over tien jaren alle landerijen in Engeland die kunstbewerking ondergaan." Verder vind ik nog: „Het droogleggen der landerijen in Mecklenburg gaat, vol gens de laatste berigten aanhoudend en met reuzenschreden voorwaarts." Mecklenburg heeft vroeger aan Duitsehland het voorbeeld gegeven in het mergelen thans doet het zulks in het droog leggen. Voor onsNederlandersis dit vooral beharti genswaardig omdat een groot gedeelte van ons land even als Mecklenburgden zelfden diluvialen bodem heeft. Danik zal mij niet onledig houden met al de voordee len door de dvooglegging verkregen alhier aan te halen genoeg moet het zijn te melden, dat men, uit de talrijke proeven en naauwkeurige vergelijkingen in Engeland, zon der overdrevenheid mag aannemen dat de goed uitgevoer de droogleggingen de opbrengsten met vermeerderen. (Wordt vervolgd). 1) In de maand October is dit stuk lands met rogge bezaaiden thans (half december 1854) is het verschil sprekendede rogge op het gedraineerde gedeelte staat weligop het niet gedraineerde mag men dezelve als mislukt beschouwen. Vlissingen, den 22 Januarij 1855. Bij Diakenen der Nederduitsche Hervormde Gemeente tp

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1855 | | pagina 3