HIDDKLBUIGSCIIE w C U B A N T. t* m°. 36. Dingsdag 1851 25 Maart. 13cötuvca cu OlbminiötK'aticii. BiuN£ttlaub$dtc STijï»tn0cn. STA ATS-L O TE R IJ. Achtervolgens artikel 3 van Zr. Ms. besluit van den 6 Jatiuarij 1831, no. 68 {Staatsblad 110. 2.) heeft Zijne Ex cellentie de Minister van Financien bij resolutie van den 20 Maart jongstl., bepaald de prijzen, het opgeld daar onder begrepen waarvoor de CollecteursSplitters en De- bitanten^der Staats-Loterijde Loten en gedeelten van dien, voor de* derde week der trekking van de laatste Klasse der 213de Loterij, zullen mogen uitgeven, te weten BIJ VERKOOP Geheele Loten Halve Vijfde Tiende Twintigste 84,— - 42 - 16,80 - 3 40 - 4 20 BIJ VERHURING Geheele Loten 47 Halve - 23 50 Vijfde - 940 Tiende - 4,7° Twintigste 2 35 Wordende de belanghebbenden bij deze herinnerd dat bij voornoemd artikel van Zr. Ms. besluit uitdrukkelijk is vastgesteld dat de CollecteursSplitters en Debitanten ge houden zijn 0111 zich naar die prijsbepaling te regelen en dezelve gedurig ter inzage voor het Publiek beschikbaar te hebben. Middelburg, den 24 Maart 1851. De Staatsraad, Commissaris des Kouings in de Provincie Zeeland, Bij delegatie van denzelven De Burgemeester der Stad Middelburg, PASPOORT van GRIJPSKERKE. NAT 10 N AL E MILIT IE BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MID DELBURG Brengen bij deze ter kennis der belanghebbenden dat de tweede Zitting van den Militie-Raad, voor het iste Militie- Kanton, zal plaats hebben op Donderdag den 3 April aan staande des voormiddags ten 9} ure op het gewone Lo caal in de Abdij binnen deze Stad, en dat voor denzelven moeten verschijnen al de in dit jaar geloot hebbende Per sonenwelke vermeenen regt op vrijstelling te hebben. En opdat niemand hiervan onkundig zij, zal deze wor den afgekondigd mitsgaders in dezer Stads-Courant geplaatst. Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg, den 20 Maart jgi-j Burgemeester en Wethouders voornoemd, PASPOORT van GRIJPSKERKE. Ter ordonnantie van Hun Ed. Achtb., M. F. LANTSHEER. MIDDELBURG, den 24 Blaart. Bij besluit van den 19 dezer heeft Z. M. benoemd tot gezworen bij den polder Oud-Noordbeveland den heer .7. de Regt Mz. in plaats van wijlen den heer G. A. Israël. Er zijn eenige machinisten van de 2de en 3de klasse voor 's rijks stoomvaartdienst noodig. Die op particuliere stoom- booten gevaren hebbenkunnen zich tot het examen voor die betrekking bij het departement van marine aanmelden. Uit de laatstelijk uitgegeven handelingen van de alge- meene synode der Nederlandsche Hervormde kerk van 1850 blijkt, dat in het jaar, waarover het laatste verslag loopt, van de Hervormde tot de Roomsche kerk zijn overgegaan 84 personen en van de Roomsche tot de Hervormde 237. Ingevolge ministeriele aanschrijving-, zullen van de onder-officieren der korpsen infanterie, welke dit jaar tot het examen voor den rang van 2den luitenant worden toe gelaten acht derzelve bij voldoend afgelegd examen bij het leger in Oost-Indie kunnen overgaan. Ouder het lossen van de gewone salntschotenarri veerde den 21 dezer aan den Helder, uit Oost-Indie, Zr. Ms. korvet argo onder bevel van den kapt-ter-zee C. van der Hart. Buitengewone Vergadering der Provinciale Staten van Zeeland. van Maandag 24 Maart 1851. Behalve de staatsraad commissaris des koningsvoorzit teren de griffier, zijn 35 leden tegenwoordig. Afwezend de heeren Beumer Hardenberg Kakebeeke van der Matidere, mr. kogelvanger Pierssensvan Diggelen en Steenkamp. De voorzitter, na de buitengewone vergadering, namens den koning, geopend verklaard te hebben doet door den griffier voorlezen a. Het koninklijk besluit van den 3 februarij jl. no. 44, houdende tnagtiging tot het bijeenroepen der Staten in bui tengewone vergadering ten einde te beraadslagen over het al of niet behouden 'eener commissie van landbouw, als pro vinciale instelling, en in overweging te nemen de door de provinciale aan de gedeputeerde Staten gevraagde inlichtin- betrekkelijk het in Zeeland bestaande fonds tot aan- S6B disin* en verbetering van den landbouw en de veeteelt. m°A De "kennisgevingen van de heeren Steenkamp, Beumer Hardenberg Kakebeeke en van der Manderedat zij ver hinderd zijn om de vergadering bij te wonen; en c Het rapport en voorstel van gedeputeerde Statenom- trent de onderwerpen die ter behandeling van de vergade- ring staan» j Het laatste stuit bevat een kort overzigt omtrent de com- missiën van landbouw in het algemeenomtrent hare wording en de haar opgelegde werkzaamheden; van hetgeen, in het bijzonder door de Zeeuwsche commissie is gedaan hetgeen haar verrijzenis nog, in het belang van het gewestelijk be heer en tot steun van het landhuishoudkundig bedrijf kan voortbrengen, benevens eene korte geschiedenis van het pro vinciaal fonds voor den landbouw. Nadat daarbij liet nuttige van het voortdurend bestaan eener commissie van landbouw in Zeeland is betoogd wordt daarbij voorgesteld, 1. Om eene commissie van landbouw als provinciale ■instelling te bestendigen 5 2. De wijze van benoeming harer leden, van haren voor zitter en van haren secretaris; hare betrekking tot het ge westelijk bestuur, in hare werkzaamheden en bemoeijingen door eene provinciale verordening te regelen, en aan gedepu teerde Staten op te dragen het ontwerpen van zoodanige verordening ten einde die in de aanstaande zomervergade ring in overweging kunne worden genomen 3. De kosten der commissie voor het vervolg zoo noo dig met vermindering in de begrooting van enkel provin ciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven op te nemen 4. Den president, de leden en den secretaris der onlangs als rijksinstelling ontslagen commissie van landbouw, door gedeputeerde Staten te doen uitnoodigen om hunne respec- tive betrekkingen tijdelijk in afwachting der bedoelde ver ordening op te vatten en op den tot dusver bepaalden voet te volbrengen en- 5. Te bepalen dat de daartoe vercischte kosten voor dit jaar zullen worden voldaan uit het fonds voor den land bouw gesteund door de onder no. 17 hoofdstuk VIII der uitgaven van de straks gemelde begrooting genoteerde bij dragen van 3000. Voorts ten opzigte van het voorschreven fonds voor den landbouw: 1. Om het fonds te beschouwen als eigendom der pro vincie, des echter, dat de bezitting en de inkomsten van dien steeds zullen blijven aangewend in het belang van den landbouw en de veeteelt 2. Om liet afzonderlijk beheer van dat fonds met 1 ja- nuarij 1852 op te heffen, en, van dit tijdstip af, onder de gewestelijke comptabiliteit op te nemen 3. Om de inkomsten en de lasten van het fonds in de meergemelde begrooting op te nemen met aanwijzing van de maat en strekking der lasteii telken jaar door de pro vinciale Staten te regelen 4. Aan den koning de goedkeuring dezer beschikkingen over te dragen, en 5. Dat Je kwijting der lasten over het loopend jaar zal geschieden uit de inkomsten van het fonds en uit de ge voteerde bijdragen van f 3000. Vervolgens wordt de vergadering in kennis gesteld met acht adressen gezamenlijk door een getal van 189 land eigenaars, landbouwers en veehouders onderteekenden allen de strekking hebbende dat de commissie van landbouw niet als provinciale instelling moge worden bestendigd. Na eenige woordenwisseling tussehen den voorzitter de heeren mr. Kroef, mr. van DeinstHerhagen en mr. van der Swalme omtrent het al of niet toepasselijke van de nde zinsnede, van art. 66 der provinciale wet, wordt eene commissie, bestaande uit de heeren mr. van der Swalme Mooyaart en mr. Kroef, benoemd 0111 de adressen voorloopig te onderzoeken welke na eene kortstondige schorsing der ver gadering, bij monde van den heer mr. Kroef, haar verslag uit brengt waarbij wordt voorgesteld 0111 de adressen te voegen bij het rapport van gedeputeerde Statenten einde te ge lijker tijd met dit te worden behandeld. Ingevolge het voorstel van den voorzitter wordt besloten om het gedachte rapport ter lezing van de leden te leggen, en verdaagt de vergadering zich tot morgen des voormiddags ten elf ure. STATEN-GENERAAL. tweede kamer. Zitting van 21 maart. Is ingekomen eene missive van den minister van binuen- landsche zaken, houdende eenige gevraagde inlichtingen 0111 trent het ontslag van den heer Kichererals kapitein der schutterij te Amsterdam. Zij is verzonden aan eene com missie van vijf leden. De kamer heeft voor de openstaande plaats in den Hoo- gen Raad voorgedragen I. mr. N. Olivieradvokaat te Leyden 2. mr. G. van IJsselsteynraadsheer in het 10 van Zeeland 3, mr. S. Schmolck raadsheer in het 101 van Zuid-Holland; 4. mr. P. IV. Alstorphim Grevehii*reg- ter in de regtbank te Assen 5. mr. J. D. ape o ficier van justitie te 's Bosch. Daarna zijn aangenomen het vrets-ontwerp tot regeling der ontvangsten en uitgaven wegens verstrekkingen met 33 tegen 28 stemmen en dat tot wijziging der wet op het Nederlander schap met 55 tegen 3 stemmen. Den 26 dezer zal de kamer beraadslagen over het voor stel van drie leden tot verleening van schadeloosstelling aan de leden der voormalige eerste kamer en daarna over het ontwerp betreffende de verjaring der straffen in drukpersdelic ten. Dien dag zal ook bij loting een rooster van aftreding van de leden der kamer worden vastgesteld. Oost-Indische TijtliJisen. De Javasche courajit van den 29 januarij 11. behelst een officieel verslag van eene belangrijke ontmoeting van Zr. Ms. stoomschip hekla met zeeroovers nabij Sumanap. De uitslag van dezen kruistogt is zeer gewigtjghet verlies der roovers allerbelangrijkst geweest. Daarbij is het gelukt vele inlanders uit de slavernij te verlossen en de roovers den buit afhandig te maken dien zij op Bavvean en Sapoedie geroofd hadden. De eer der behaalde overwinning komt den luitenant-ter-zee iste klasse P. A. M. Hiniopenkotn- mandant van het stoomschip hekla toe. Ook de luitenaut- ter-zee 2de klasse P. M. Collard heeft zich onderscheiden. Bij het gouvernement waren overwegingen hangende om na de geheele herstelling der rust op Banka eene geregelde expeditie tegen de zeeroovers vanLinga, Billiton en Magin- danao uit te rusten. De sedert een jaar onder de Inlandsche bevolking van Banka geheerscht hebbende onlusten kunnen ten gevolge van de onderwerping van den hoofdmuiteling Amirals geëindigd beschouwd worden. Deze Amirde zoon van den zich gedurende de jaren 18191829 door zijn verzet tegen 's gouvernements gezag berucht gemaakt hebbenden depati Bahazin de voetstappen van zijnen in junij 1848 overledenen vader drukkende deed zich sinds lang door knevelarij en mishandeling der bevolking, bij het bestuur van Banka van zoodanige ongunstige zijde kennen, dat de resident aldaar, in december 1849, ver meende in het belang der rust en veiligheid verpligt te zijn zich van dien gevaarlijken persoon te verzekeren. De tot dit einde te Pankal Pinang aangewende poging tot opvatting van Amir mislukte. Slechts eenige zijner naaste verwanten en volgelingen werden gevat. Amir zelf wist te ontkomen en ging van toen af cot openlijk verzet over, hetwelk zich kenmerkte door roof, plundering, het vernie len der wegen en het verwoesten van mijn-etablissementen. Ongeacht alle minnelijke aanmaningen en de zoowel door de policie, als door de successivelijk versterkte militaire magtin het werk gestelde maatregelen van bedwang, bleef hij in dit gedrag volharden en aanzienlijke schade aanrigten. Eerst op 7 januarij 1851 is hij met één en zijner broeders en twee volgelingen in onderwerping gekomen nadat hij door de meeste zijner aanhangelingen verlaten was; tot de zen stap waarschijnlijk ook aangespoord door gebrek en de aanhoudende vervolging, welke hem zelfs in de wildernissen geen oogenblik rust liet. Volgens berigten van Pontianak loopende tot 31 de cember 1850, waren aldaar den J29 december aangekomen vijf behoorlijk gequalificeerde afgevaardigden van de vijan delijke Chinezen. Alvorens zij het gouvernements-huis binnentraden bonden zij een stuk roude zijde aan onzen vlaggestok plantten kaarsen aan deszelfs voetontstaken een reuk-offer kniel den en baden. Daarmedezeggen zijhebben dej drie vijandelijke kong sies in het openbaar en onder aanroeping van het Opperwe zen getuigenis willen afleggen van hunnen wilom zich met goed en bloed te verbinden aan de mogendheid wier vlag dit is, en welke zij erkennen beleedigd te hebben, hopende dat htin berouw hen weder in genade zal doen aan nemen. Over de voorwaardenop welke hunne onderwerping kan worden aangenomen, zijn de onderhandelingen geopend; zoo lang de zaak niet is beëindigd zal het zigtbaar teeken van hunne onderwerping gelaten worden, waar zij hetzelve ge plaatst hebben. Voor de bovenbedoelde onderhandeling over de hierboven bedoelde voorwaarden, is de dag bepaald op 20 jan., of zooveel eerder, als de besturende leden der kongsies in persoon te Pontianak kunnen zijn. Doch de afgevaardigden zeidendat deze leden Montrado niet kunnen verlaten voor dat hunne strijdbenden ingerukt zijn en de banier door den bevelhebber der krijgsmagt overgegeven is aan het bur gerlijk bestuur. De kongsie wil dusvolgens beweren van de afgevaardigden, onverwijld last naar Pamangkaten eenige andere punten zendenom al de strijders terug te doen trek ken naar Montrado en de sterkten te verbranden welke zij op den heuvel van Pamangkat opgeworpen hebben. De afgevaardigden verzochten den resident van de Wester- afdeeling van Borneo daarenboven, om te bewerken, dat de aftrekkende krijgsmagt niet door onze troepen werd ver« volgd flat hunne rivier-mondingen niet zouden worden aan getast en dat van onze zijde geene vijandelijkheden zouden worden gepleegd, tot dac de kongsie te Pontianak zoude zijn geweest, en eindelijk dat, na aftrek van de Chinezen, geene geïsoleerde militairen zich van het fort Sorg zouden verwijderen dewijl eenig onheil, door kwaadwilligen verwekt, ligt op rekening van Taykong zou worden gesteld. Hun was geantwoord, dat de kongsie verzekerd kon zijn, dat tot 11 januarij geene vijandelijkheden door onze troepen zouden worden aangevangen en dat de militaire komman- dant zou worden verzochtden termijn te verlengen van 11 tot 20 jan., of zoo veel later, als op dien dag zoude worden overeengekomen maar dat inmiddels de blokkade der kusten zoude worden volgehouden. De luitenant-kolonel, koinmandant der troepen, op den 31 te Pontianak aangekomenverzekerde intusschen dat op 29 dec. zijne spionnen zich hadden overtuigd dat de ge heele vijandelijke magt der Chinezen hare stellingen op den heuvel van Pamangkat verlaten had waaruit men te Sambas opmaakte dat de kongsies reeds den last toe terugtrekking gegeven hadden voor dat zij afgevaardigden naar Pontianak zonden of wel dat er iets voorgevallen iswaarop zij niet hadden gerekend. Dit laatste kwam liet meest waarschijnlijk voor daarvolgens geruchten gebrek aan actieaan voedingaan betaling en aan opium dien eigendunkelijken aftogt veroorzaakt heeft. Het vervolg hierna.')

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1851 | | pagina 1