MIDDELBURG M°. 92. Dooderda 1 Augustus. - t öcsUirctt c« 2lbmiui0tt*aticu. iSttmcniiiubdche tTijbisiejcw. 33uitcnlanb0i;fce tEijbingcti. cr ALGEMEENE PLAATSELIJKE PO LIG IE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MID DELBURG brengen bij deze ter kennis van alle belang hebbenden dat door den Raad dezer Stad op 7 Mei jl. zijn vastgesteld en bij afschrift aan de Staten dezer Provin cie toegezondende volgende ADDITIONELE ARTIKELEN VAN HET REGLEMENT VAN ALGEMEENE PLAATSELIJKE POLICIE. Art. i. Het is verboden eene Bekendmaking, van welken aard ook aan te plakken of te doen aanplakken dan op eigene of gehuurde Panden en op de Bordentot dat einde van Stadswege geplaatst; zullende echter de aanplakking op Stads-borden-niet mogen plaatshebben, dan door de daartoe bij de Wet bevoegd verklaarde of van Stadswege benoemde Personen. Art. 2. Het is verboden eene Bekendmaking, op Stads- borden aangeplaktte bekladden onleesbaar te maken of daarvan af te scheuren. Art. 3. Behalve de daartoe van Stadswege benoemde Per sonen, zal niemand eene Bekendmaking mogen omroepen, dan 11a bekomene magtiging der Policie. Art. 4. Het is verboden over of langs de Stadspoorten Barrières of andere afsluitingen te klimmen. Art. 5. Het is verboden na negen ure des morgensop de straten en publieke plaatsen Matten of Karpetten uit te slaan; ook zullen geene Tapijten of Vloerkleeden mogen woi - den uitgekloptdan op daartoe door Heeren Burgemeester en Wethouders aangewezen plaatsen. Art. 6. Het is verboden op de straten en publieke wegen of plaatsen, Vliegers op te laten. Art. 7. Bij de zuivering van Woonhuizen of gedeelten van deze zal geene uitbranding mogen plaats hebbendan bij dag en na voorafgaande kennisgeving aan de Policie. Art. 8. Ter voorkoming van ongelukken zal niemand zich met eene TentTafel of eenig ander voorwerp op het ijs der Stad-vesten of Watergangen mogen plaatsen dan na voorafgaande schriftelijke toestemming der Policie en onder de daarbij gestelde voorwaarden. Art. 9. Het is verboden de Sneeuw of het Ijs voor de huizen en andere gebouwen of erven liggende op de straat bijeen te vegen of op te hoogen of zulks door anderen te laten doen. Dit verbod is niet toepasselijk omtrent de Sneeuw op de stoepen liggende, mits op de straat gelijk verspreid wordende. Art. 10. Wanneer, bij Sneeuw of vriezend weder of wan neer het ijzelt, door de eigenaars, gebruikers of beheer ders van huizen en gebouwen of erven aan de straat r komende, overeenkomstig art. 31 van het Reglement van algemeene Plaatselijke Policie, Asch of Zand voor dezelve moet gestrooid worden, zal zulks op zoodanig eene wijze moeten plaats hebben en onderhouden wordendat daardoor de gladheid geheel worde weggenomenen wel langs de geheele uitgestrektheid van ieder perceel. Art. 11. De eigenaars, gebruikers of beheerders van huizen en gebouwenzijn verpligt te gedoogeudat aan de uiteinden derzelve van Stadswege Lantaarns in den gevel worden vastgehecht, wanneer zulks door heeren Burgemeester en Wethouders in het belang der Straatverlichting noodzakelijk wordt geoordeeld. A"rt. 12. Krachtens het Provinciaal Reglement op het daarstellen en houden van Registers van Bevolking en Inwoning, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van den 27 October 1825 no. 96 en op de daarbij bepaalde boete van twee gulden of gevangenisstraf van één dag bij onvermogenis ieder eigenaar van gebouwen verpligtde Wijk en het Nummer van dezelvein olieverwter grootte van 50 strepen op de post der deur of op eene andere zigtbare plaats aan de voorzijde van het gebouw te onderhouden. Art. 13. Na voorafgaande tijdige aankondiging van Hee ren Burgemeester en Wethouderszal jaarlijks door eene bijzondere Commissievan Stadswege eene schouwing plaats hebben van de ingevolge art. 36, 3 van het Reglement van algemeene Plaatselijke Policie daar te stellen afstoppingen van het water bij hooge watervloeden zijnde de eigenaars en be heerders van huizen en andere gebouwen verpligtdie ten ge- noege dezer Commissie in te rigten bij gebreke waarvan dezelve van Stadswege ten hunnen koste, zullen worden daargesteld. Art. 14. Elke overtreding van een der bovenstaande artt.met uitzondering van art. 12, zal gestraft worden met eene boete van drie gulden of bij onvermogen met eene gevangenis straf van één dagen met betrekking tot het constateren en het vervolgen derzelve worden nageleefd het verordende bij het Reglement van Algemeene Plaatselijke Policiein verband met artt. 1 en 2 van h'et Reglement van den 7 April 1845, op de vervolging en bestraffing der overtredingen tegen 'de Plaatselijke Verordeningen van Policie. Art. 15. Wanneer de overtreder binnen den tijd van twaalf maanden na de eerste bekeuring dezelfde overtreding ander maal begaat, zal hij door den Regter veroordeeld worden, hetzij tot het dubbel der geldboete tegen de eerste overtre ding bedreigdhetzij tot eene gevangenisstraf van één of meer dagen naar gelang der cfcistandigheden onverminderd de intrekking van het Patent van het loopende jaarin de gevallen bij art. 2 der wet van den 21 Mei 1819, op het Patentregt omschreven en behoudens de toepassing der ge vangenisstraf, ingeval van onvermogen, bij het vorig artikel bepaald zullende echter deze verdubbelde geldboete en de duur der gevangenisstraf, in geen geval te boven gaan het maximum bij de Wet van den 6 Mei 1818 Staatsblad 110. 12), voor deze Stad bepaald. Art. 16. Ten opzigte van zoodanige perceelen die door onderscheidene Personen of Huisgezinnen gelijktijdig bewoond of gebruikt worden zullen de bewoners of gebruikers van de beneden-verdieping, aan de straatzijde, in de eerste plaats alleen of gezamenlijk aansprakelijk zijn, voor de rigtige na koming der Policie-verordeningen vervat in art. 22, 1 23 en 4 art. 232art. 26 3 4 en 5 art. 31 1 art. 36 2 van het- Rtfglemenr van algemeene Plaat selijke Policie, van 24 Januarij 1820, en art. 10 van deze Additionele Bepalingen van Policie. Art. 17. Alle hindernissen, in strijd met de Policie-ver ordeningen dezer Stad zullen onmiddelijk door of op last der Ambtenaren van Policie teu koste der overtreders wor den geweerd. Aldus gearresteerd ten Rade der Stad Middelburgden 7 Mei 1850. Burgemeester en Wethouders PASPOORT van GRIJPSKERKE. Ter ordonnantie van Hun Edel Achtbare M. F. LANTSHEER. En opdat niemand hiervan onwetenheid voorwendezal deze worden gedruktafgekondigd en aangeplakt, mitsga ders in dezer Stads-Courant geplaatst. Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburgden 26 Julij 1850. Burgemeester en Wethouders voornoemd, PASPOORT van GRIJPSKERKE. Ter ordonnantie van Hun Ed. Achtbare, M. F. LANTSHEER. Afgekondigd den 29 Juüj 1850. Mij bekend De Stads-Secretaris M. F. LANTSHEER. AANBESTEDING. Op Dingsdag den 13 Augustus 1850, des voormiddags ten 10 ure, zal, door de Dijks-Directie van den Nieuwen Neuzen-Polder in het Logement bewoond door de Erven Steenkamp te NEUZEN worden aanbesteed Het vernieuwen en herstellen van RIJS-, KRAM- en AARDEWERKEN aan dien Polder; het zinken van drie Stukjes op den Ouderzeeschen Oever en in de Rusbeslagen alles met de daartoe vereischte Mate rialen. Deze Aanbesteding zal geschieden bij Inschrijving en Op bod. De Bestekken der bovengemelde Aanbesteding zul len, boven en behalve bij den Dijkbaas van dezen Polder, Cornelis van der Hoofdalwaar alle inlichtingen te bekomen zijnen door welken daags vóór de Aanbesteding locale aanwijzing zal worden gedaan in het Logement van opge- melde Erven Steenkampalsook in het Logement van den Heer Meijer, te Neuzen, acht dagen voor de Aanbesteding ter lezing gelegd worden. TEEKEN-AKADEMIE. De Honoraire Leden en Begunstigers worden uitgenoodigd tot de bezigtiging eener Schilderij van den Heer fl.Bource, welke is bestemd voor de Tentoonstelling te Amsterdam; waartoe, gelegenheid wordt gegeven heden morgen en Za- turdagin het Gebouw der Teelten-Akademie. MIDDELBURG, den 31 Julij. De Staats-courant van gisteren behelst de wet van den 28 julij 1850, ter uitvoering van art. 7 der grondwet. In hetzelfde dagblad leest men het volgende 's Gravenhage27 julij 1850. Mijnheer! De beschikking der Goddelijke Voorzienig heid, welke op den 10 dezer door den onverwachten dood van Zacharias Taylorhet Amerikaansche volk van deszelfs eersten magistraat heeft beroofd heeft in de geheele unie aanleiding gegeven tot dat betoon van nationalen róuw, het welk altijd wordt uitgelokt door den dood van voortreffelijke burgers, die zich door uitstekende diensten bij het volk heb ben bemind gemaakt. De" Amerikaansche burgers buiten 's Iands zullen onge twijfeld in de gevoelens deelendie thans het gemoed hun ner medeburgers in het vaderland vervullen en het met mij gepast oordeelen om hunne levendige deelneming te openba ren in den algemeenen rouw hunner landgenooten. Ik verzoek u derhalve alle Amerikaansche burgers in uw consulair district voortdurend of tijdelijk verblijf hou dende, uit te noodigen om gedurende drie maanden het ge wone teelten van nationalen rouw te dragenen de Ameri kaansche scheepsbevelhebbers te verzoeken, dat zij aan boord van hunne schepen de vlag ter halver mast doen hijschen ten teeken van eerbied voor de nagedaentenis van den uit stekenden overleden staatsman. Ik heb de eer enz. (get0 A. Davezac." Aan de consuls van de Fereenigde Staten van Amerika in de Nederlandsche havens Van regeringswege zijn verzonden, om aan de belang hebbende kamers van koophandel en fabrieken te worden medegedeeld, de handelsverslagen, door de Belgische rege ring uitgegeven over de jaren 1846 en 1847. Zaturdag morgen is te Hellevoetsluis binnengekomen i Zr. Ms. schooner de wesp onder bevel van den luit.-ter- i zee iste klasse Vosvan Suriname. De Echo de Luxembourg berigt, dat Z. K. H. prins Hendrik der Nederlanden in den loop der maand augustus het stadhouderschap van Luxemburg zal komen aanvaarden. De kamer zal alsdan buitengewoon bijeengeroepen wor den om den prins den eed op de constitutie af te nemen. Griekenland. Volgens berigten zouden bij de Fran- sche regering depêches uit Athene ontvangen zijn de tijding inhoudende dat aldaar onder medewerking van den Franscheu vertegenwoordiger het definitive traktaat tot stand was ge komen waarbij de tusschen Engeland er. Griekenland gerezen moeijelijkheden voor goed vereffend worden. Engeland. Londen 27 julij. De Hollandsche Her vormde gemeente alhier vierde den 24 dezer haar derde eeuwfeest. De leeraar dier gemeente dr. Gehle sprak in de voormiddag-godsdienst eene toepasselijke rede uitwaarbij hij Psalm 77, vers 12 en 13, tor tekst had gekozen. Hij gaf een "geschiedkundig overzigt van de lotgevallen dezer kerkwaar een Poolsch edelmanJoan Alascodie aan de Engelsche universiteiten gestudeerd had, den 24 julij 1550 voor het eerst het Evangelie aan de uit Nederland gevlugte Hollandeis en Walen verkondigde, sedert welken tijd het kerkgebouw van Austin Friarsvroeger in het bezit der Augustijner-monniken bestendig tot bedehuis der gemeente heeft gediend. Des namiddags werd een feestmaaltijd, onder aansluiting der Fransche gemeente, gehouden, aan hetwelk Nederlandsche Fransche Duitsche Engelsche en Italiaansclie Protestanten onder de leiding van dr. Gehle, zich broederlijk vereeuigden. Onder de aanwezigen behoorden de Nederlandsche gezant, graaf Schimmelpenninckdieus secretaris van legatie baron Stratenusde heer MayNederlandsch consul alhiereen Fransch predikant uit Parijs en de bekende Italiaansclie Protestant dr. Achilli. Uit Ierland luiden de berigten wegens de aardappel ziekte iets gunstiger. E&uitscliland. Frankfort 26 julij. Men spreekt hier heden veel over eene telegrap'iische depechewelke gisteren avond uit Berlijn ontvangen is, en naar luid van welke alle hoop moet vervlogen zijn, dat de tusschen Priiis- sen en Oostenrijk aanhangige onderhandelingen omtrent het régelen der algemeene Duitsche aangelegenheden in der minne zullen kunnen geschikt worden. Men zegtdat reeds in het staten-congres de vraag ter spraak is gekomen, wat Oosten rijk thans te' doen staat, en dat daarin bepaald is; 0111 de door dit congres vroeger genomene besluiten werkelijk ten uitvoer te leggen. Alleen moet nog verschil bestaan omtrenc de wijze, op welke die besluiten in werking behooren gebragc te worden. Hamburg 27 julij. Volgens de laatste berigten uit de hertogdommen hebben de oorlogs-gebeurtenissen aldaar een ongunstigen kepr voor het Slees wijk-Holsteinsche leger ge nomen. Nadat den 24 bij Sollerup en Helligbek een scherp gevecht had plaats gehad zonder tot een beslissend resultaat te leiden is den 25 in den vroegen morgen de strijd her vat, en met eene nederlaag der Sleeswijk-Holsteiners geëin digd. De Hamburger bladen zijn opgevuld met een aantal voorloopige, hoogst onvolledige berigten aangaande dit gevecht; voor zooveel men daaruit kan opmaken hebben de Denen den vijand des morgens ten drie ure met hevigheid op de beide vleugels aangetast en is aldaar met afwisselende kansen eenige uren gevochten. Omstreeks zes ure beproefden zij eenen krachtigen aanval op het Sleeswijk-Holsteinsche cen trum, hetwelk terugweek tot dat de Denen onder het bereik van de veldverschansingen bij Idsted warenalwaar zij door een hevig kanonvuur ontvangen en tot den aftogt genood zaakt werden. Driemaal schijnt die aanval op het centrum in den loop van den voormiddag met even weinig gevolg herhaald te zijntot dat omstreeks twee ure de bekende overste von derTann, die den Sleeswijk-Holsteinschen linker vleugel aanvoerde van de rugwaavtsche beweging der Denen gebruik wilde maken tot eene gewaagde poging om, door het doorbreken van hun centrum een einde aan den slag te maken. Die poging mislukte hij werd met zijn korps van het hoofdleger afgesneden, hetwelk, aldus verzvyakt zijnde, een nieuwen aanval van de Denen waarbij dezen ook hunne reserve in het vuur schijnen gebragt té hebben niet kon weêrstaan en genoodzaakt werd om het slagveld te verla ten volgens sommigen in geregelden terugtogt volgens andere berigten in verwarde vlugt. Zeker is hetdat de Denen in den avond van den 25 met slaande trom in de stad Slesswijk binnengerukt zijn, dat het Sleeswijk-Holsteinsche leger tot aan den Eider teruggetrokken is en-dat deszelfs hoofdkwartier zich den 26 weder te llendsburg bevond. Of ook Eckernförde in welks haven hetin het verleden jaar veroverde Deensche fregat Gefion ligt, door de Sleeswijk- Holsteiners ontruimd isblijkt niet met zekerheidgelijk men ook nog in het onzekere schijnt te zijn aangaande het lot van den overste von der Tann en zijne leger-afdeeling. Volgens sommigen zoude men niets meer van hem vernomen hebben en hij verloren te achten zijn; volgens anderen zou hij den terugtogt van het leger gedekt hebben. Alle berigten komen daaromtrent overeen dat van beide 1 zijden met groote dapperheid en verbittering gestreden is en dat het gevecht buitengemeen bloedig is geweesttot dus- verre ontbreken echter opgaven aangaande het geleden verlies, i De tijding van den tegenspoed der Sleeswijk-Holsteiners

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1850 | | pagina 1