MIDDEIiBURGSCHB C O U 1 A IV T. m. N°. 118. Dkigsdas: 2 October. ih v»£*. ew Slbmiuiötvatict!, iSiuncnlattbddfc Sijbingeu. Gr% Dc abonnements-prijs dezer Courant is f 2,75 voor drie maanden, en franco per Post f 3. De abonnementen worden voor niet minder dan drie maanden genomenen de betaling geschiedt compiant, of bij het einde van ieder vierendeel jaars. De inzending der Advertentien behoort te geschieden des morgens voor 10 ure, indien men dezelve in het eerst uit te geven Hommer wil geplaatst hebben. De Advertentien worden berekend tegen 22 cents de regel, met uitzondering vrftt 11 wie-, lijks-Geboorte- en Doodbekendmakingenwaarvan de prijs isvan één tot sSsCf ègfifs^ - f 1,50 en voor iederen regel daarboven 22 cents. Dezelve behoeven niet op gezegeld papier geschreven te zijnalzoo bij elke plaatsing eener Advertentie het Regt van Zegel (35 ets.) moet worden betaald AANBESTEDING. Het COLLEGIE van REGENTEN over het Arm-, Gast- en Weeshuis te VLISSINGEN, zal, op Dingsdag den 9 October 1849, des voormiddags ten tien ure precies, in het Gesticht No. r (Gasthuis), in het openbaar Aanbeste den de levering der benoodigde Levensmiddelen Brandstof fenKleeding en Schoeisel, ten dienste dier Gestichten 111 het jaar 1850, zoo mede der behoeften voor de Spijsbereiding in het wiutersaizoen van 1849 op 1850; waarvan de Condi tiën dagelijks ter lezing liggen, bij den Amanuensis en Rent meester in de Wagbnaarstraat aldaar, Wijk I. No. 98. Nog is door Z. M. benoemd, tot lid van den raad van bestuur der koninklijke academie van beeldende kunsten te Amsterdam, den heer C. J. Fodoren tot directeur der alge- rneene landsdrukkerij den heer C. G. Withuys. F EBP ACHTING. President en Leden van het ARMBESTUUR der Her vormden te SINT-KRUIS zullen ouder nadere goedkeuring van Zijne Excellentie den Heer Staatsraad Gouverneur dezer Provincie Zeeland ten overstaan van den te Aardenburg residerenden Notaris van den Broecke op Maandag den 15 October 1849, des namiddags ten twee ure, in de Herberg bewoond door Jacob de Meyte Sint-Kruis voornoemd, in het openbaar, bij opbod te pachten veilen Zeven Percee- len BOUWLAND vermeld in de Aanplakbiljetten dezer Verpachting; omtrent welke, benevens van de voorwaarden, nader onderrigt te bekomen is bij den Heer S. de Ridder Ontvanger van gemeld Armbestuurte Sint-Kruis. AANBESTEDING De DIRECTIE van den NIEUWEN-NEUZENPOLDER gelegen in de nabijheid der Stad Neuzen zal op Woensdag den 10 October 1849, des voormiddags ten 10 ure, in het Logement bij Steenkamp, te NEUZEN, openbaarlijk aanbe steden Het maken en zinken van vijf kapitale RIJS-ZINKSTUK- KEN aan het Westgat van gemelden Polder, met bij levering der daartoe benoodigde Rijsmaterialen Vil - voordsehe en Doorniksche Steen Puin en Vletgrond. Alles breeder omschreven in het bestek hetwelk dagelijks ter lezing en inzage liggen z.al ten huize van den Dijkgraaf van den Broek, in denzeiven Polder, en in genoemd Loge ment terwijl de aanwijs in loco zal plaats hebben op Dings dag den 9 van gemelde maand des morgens zeven ure. INDUSTRIE-SCHO ÖL. De Directie der INDUSTRIE-SCHOOL voor Handwerks lieden binnen deze Stad, berigtdat de Lessen in de Reken-Meet- en Werktuigkunde op genoemde School met October eenen aanvang zullen nemen. Men wordt verzocht zich ter deelneming te vervoegen ten huize van den Heer A. Goukaop Donderdag den 4 Octo ber 1849, des middags ten 12 ure. Namens de Directie voornoemd J. C. SCHORER van de SOUBURGEN. MIDDELBURG, den 1 October. Bij besluit van den 25 september heeft Zijne Majesteit goed gevonden, met ingang van 1 october aanstaande, te benoe men tot hoofd-ingenieur van den waterstaat van de 2de kl. den ingenieur van de is'e kl. II. F. Fytije van Salverda tot ingenieur van den waterstaat van de iste kl. den in genieur van de 2de kl. jonkheer J. Ortt van Schonaw.ven tot ingenieur van den waterstaat van de 2de kl. den ad- spirant-ingenieur J. Dirksen tot adspirant-ingenieur van den waterstaat A. L. de Bruyn Kops, tegenwoordig dienst doende als adspirant-ingenieur-surnumerair. Door Z. M. is de heer Coopmans, minister van Denemar ken bij het Nederlandsche hof, benoemd tot kommandeur der orde van den Nederlandschen leeuw, en graaf Moltke die overbrenger is geweest van de Olifants-orae aan den Koning, tot ridder der genoemde orde. Bij Koninklijk besluit van den 22 sept.is aan den graaf A. de Liedekerke Beaufort's Konings gezant bij den Pau selijken Stoelvergunning verleend tot het aannemen en dra gen der versierselen van ridder der iste klasse van de orde van Pius IX, hem door Z. H. den paus geschonken. Bij besluit van dienzelfden dag, heeft Z. M. aan den heer rnr. S. P. Lipmanadvokaat te Amsterdam, en aan den heer mr. J. IV. Tydemanadvokaat te Amsterdam vergunning verleend tot het aannemen en dragen der versierselen res- spectivelijk van ridder der orde van de Poolstar en van rid der der orde van Wasahun door Z. M. den koning van Zweden en Noorwegen geschonken. Z. M. heeft bij besluit van 28 september jl. benoemd tot broeder der orde van den Nederlandschen leeuw PL. Hazelbachzich ook noemende Jan Smitzulks ter zake van zjjn gehouden gedrag bij gelegenheid van den opstand, uitgebroken onder de bemanning van de Engelsche schoo- ner Amelia. Door Z. M. is de heer Edouard Herdoet, gewezen consul van Frankrijk te Rotterdam, thans te Barcelona, benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen leeuw. Men leest in het Amst. Handelsbladdat den 28 sept. te Amsterdam onder een toevloed van belangstellende kunst vrienden op het St.-Antonies kerkhof, werd ter aarde be steld het stoffelijk overschot van een zeer verdienstelijk maar weinig bekend beeldhouwer, ,7. F. Brouwenaarin 1815 uit eene burger familie te Vlissingen geboren en wiens op voeding zich in niets van de gewone volks-opvoeding on derscheidde later werd hij door bekwame leidingen zelfoefe ning een voortreffelijk beeldhouwer en bekwaam dichter. De vrees van de bckrooning eener prijsvraag in het vak van beel dende kunsten waarna hij had medegedongen niet te be komen trof zijne verstandelijke vermogens. Hij behaalde echter den prijsmaar de hoop die men voedde dat deze tijding zijne verstandelijke vermogens zou herstellen werd teleurgesteldhij stierf krankzinnig. De heeren D. D. Buchler en mr. .7. van Lennep bragten bij het graf hulde aan zijne nagedachtenis. Men schrijft ons uit Bergen-op-Zoom 30 sept.: Een verheven kunstgenot verbeidde gisteren avond de inwoners dezer stad de piano-virtuoosdr. Eduard Hetz liet zich hooren. Alles wat ons de nieuwspapieren aangaande het verruk kend spel van dien grooten meester hebben medegedeeld is gebleken wij durven bijna zeggen nog beneden de waar heid te zijn gebleven het kwam hen, die het voorregt smaak ten hem te hoorenvoor dat niet alles van hem gezegd was; immers eene vlugheid die aan het ongeloofelijke grenst, eene kracht van aanslag zoo als men alleen bij eenen List, zijnen vroegeren leermeestermeende te kunnen aantreffen eene bevalligheid van voordragt waarin het geheele gevoel van den kunstenaar zich uitstort, worden beurtelings ter bewondering aangebodenen in opgetogenheid blijft de schare wanneer de kunstenaar het instrument verlaat. Op het vernemen dac de heer Hetz plan heeft zich te Middelburg te doen hooren vermeenen wij hem eene regt- matige hulde te brengen met het nederschrijven dezer rege len den wensch daarbij voegende, dat zich niemand de gelegenheid ontzegge een zoo zeldzaam voorkomend talent te bewonderen. (Benige liefhebbert der toonkunst.) Uit Gravenhage 21 september wordt gemeld: Eene commissie der Tweede-Kamer heeft gisteren het adres van antwoord dier vergadering op de troonrede aan Z. M. den Koning aangeboden. Z. M. heeft daarop het volgende geantwoord. Mijne heeren Het is mij aangenaam te ontwaren dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal mijne bedoelingen omtrent de verwezenlijking der grondwet juist heeft opge vat en gewaardeerd en dat ik op hare medewerking kan staat maken ter bevordering en bestendiging van het geluk en den voorspoed des Vaderlands. „„Indien ik het opregtelijk betreur, dat de gezamenlijke raadslieden, aan welke ik mijn vertrouwen geschonken had, niet dezelfde overeenstemming bij de Kamer hebben mogen vinden vlei ik mij nogtansde daaruit ontstane moeijelijk- heid weldra te zullen kunnen opheffen en ook hierdoor den weg te banen .tot eene welwillende en krachtige zamenwer- king der onderscheidene takken van de wetgevende magt." De voorzitter der Kamer en de leden der commissie welke met het aanbieden van het adres belast was geweest hebben ten hove het middagmaal gebruikt. Z. M. de Koning, die, gelijk men verzekerd hadhe den naar het Loo zou terugkeerenzal naar men thans verneemtnog eenige dagen hier blijven. Men leidt daar uit af, dat de ministeriële crisis nog niet is geëindigd. Er schijnen dan ook nog geene nieuwe ministers te zijn benoemd, hoezeer verscheidene personen als vermoedelijke ministers ge noemd worden. „7. K. II. Prins Hendrik is gisteren avond van hier naar Luxemburg vertrokken, ten einde aanst. maandag aldaar tegenwoordig te zijn bij het openen der Stendenvergadering. Z. IC. H. zal waarschijnlijk 14 dagen afwezig blijven. De Prins wordt op deze reis vergezeld door zijn adjudant, den ridder van Rapparden door den generaal baron Nepveu en jhr. von Goedeckeadjudanten van Z. M. den Koning. Naar men verneemt, hebben de heeren L. .7. Enthoven, alhier, en Leo Lippmannte Amsterdam, hun ontslag in gediend als leden van het hoofdbestuur der Nederlandsche Rijnspoorweg-Maatschappij." Er is berigt aangekomen dat de stoomboot Willem 1 op 8 september te Palermo is gearriveerd. H. K. H. de Prin ses Marianne der Nederlanden zou van daar spoedig de reis naar Jaffa over Messina voortzetten. Men leest in de Staats-courant Ter oorzake van de velerlei gissingen en verkeerde voorstellingen, waartoe het besluit der ministers om gezamenlijk hun ontslag te vra gen aanleiding heeft gegeven hebben zij van den Koning de ver gunning gevraagd om het door hen aan hnogstdenzelve ingediende adres, waarin hun verzoek vervat was, openbaar te maken; L. BI. heeft daartoe zijne toeslemming verleend. Dat adres is van den vol genden inhoud 's Gravenhage 18 September 1849. Aan den Koning I Het is een onmiskenbaar vereischte van den constilutionelen rege ringsvorm dat er zamenwerking besta tusschen de regering en de volks-vertegenwoordiging tot éeu doel. Zonder daadwerkelijk ge meen overleg tusschen die beide groote takken van het Staats-be- stuur, is de regering krachteloos, de vertegenwoordiging onvrucht baar. Die zamenwerking en dat gemeen overleg moeten steunen op vte- derzijdsch vertrouwen waar dat vertrouwen ontbreektof waar het zich slechts niet werkdadig vertoont mist de regering het noodige leidingsvermogen en kan zij niet beantwoorden aan hare taak. De eerste en groolste belangen van den Staat zijn alsdan aan onzekerheid prijs gegeven. Waar zoodanige toestand, hoe dan ook, is geboren, behoort het middel te worden aangegrepen, om'hem te doen ophouden. Met deze beginselen Sire hebben Uwer Majesteits ministers zich de vraag voorgesteld wat pligtbesef van hen vorderde in den toestand waarin het ministerie zich geplaatst vindt, hij de geopende nieuwe zitting van de Staten-Generaal. De veelvuldige afwisselingen die zich bapaaldelijk sedert de aftre ding van den heer Donker Curtiusals minister van justitie, in een zeer kort tijdsbestek hij het ministerie hebben voorgedaan heb ben ofschoon alle vreemd gebleven aan zijne beledene en volstandig gevolgde regerings-beginselen haren eigeoaardigen invloed uitge oefend op de kracht der regering zoo naar buiten als in zichzelve. Het is Uw Majesteit bekend hoe mannen van erkende bekwaamheid en talent en van beproefde vaderlandsliefde daartoe aangezooht zwarigheid hebben gemaakt om de opengevallen ministerplaatsen in te nemenniet omdat door hen andere regerings-beginselen eu in— zigten werden beleden maar omdat zij vermeenden de te dikwerf gebroken krachten von dat ministerie niet te kunnen aanvullen en aan hetzelve dat levensvermogen te geven dat het behoefde tegen over eene vertegenwoordiging die eerder eene rigting van tegenstand dan van afkeuring der door het ministerie verkondigde beginselen van regering had aangeoomen. Welke ook de oorzaak zij van die rigting van tegenstand, zij ge tuigt dat het ministerie, zamengesteld zoo als het is, bij een der takken van de volksvertegenwoordiging niet gesteund wordt door die raate van vertrouwendie het behoeft om de regering te doen zijn krachtig, zoo als zij behoort, eu om haar in staat te stellen de groote taak te vervullen die haar is opgelegd. Waaraan het gemis van dat vertrouwen zij Ie wijten meenen wij niet te moeten onderzoe ken en evenzeer meenen wij ons te mogen onthouden van een on derzoek naar het al dan niet regtmatige van dat gemis. Bij de vraag die wij ons hebben voorgesteld is het genoeg het als een feit te heb ben opgeteekend. In de afgeloopeu zitting der Staten-Generaal hebben zoovele daad zaken gesproken dat elk betoog voor Uwe Majesteit mag wordon overbodig geacht, en mogten al omstandigheden van bijzonderen en voorbijgaanden aard aldaar haren invloed hebben uitgeoefend de vruchteloos aangewende pogingen om aan te vallen wat Open was hebben het bewijs geleverd dat er eene oorzaak welke dan ook aanwezig is die aan het ministerie in zijne coUective zamenstelling die kracht en dien zedeljjken invloed doet missen dien het noodig heeft. In de thans geopende nieuwe zitting van de Staten-Generaal moe ten de gewigtigste belangen van het getrouwe volk van Nederland worden behandeld de herziene Grondwet moet in hare gewigiimste bepalingen tot uitvoering worden gebragt. Uwe miuisters Sire zouden te kort blijven aan hetgeen zij aan hunnen Koning, aan het Vaderland en aan zichzelven verschuldigd zijn indien zij dat nieuwe en gewigtige tijdperk intraden in voort durend gebroken toestand, en ontdaan van dte kracht, die vereischt wordt om met zekerheid vervuld te zien al de behoeftendiein dat tijdperk regeling en voorziening vorderen. Zoo ooitdan is op dit oogenblik en ten einde niet andermaal een kostbaren tijd onvruchtbaar voorbij ga, de noodzakelijkheid ge boren dat Uwe Majesteit omringd zij van raadslieden, die niet alleen het vertrouwen bezitten van Uwe Majesteitmaar die ook met grond een ondersteunend vertrouwen bij de vertegenwoordigers wachten mogen. De keuze van die raadsliedenSire moet zijn vrij en onbelem merd naar het eerbiedig oordeel van Uwe tegenwoordige ministers mogt aan geene omstandigheid de geboorte worden geopend welke de vrijheid van die keuze slechts eenigermate kon beperken. Deze beide beweeggronden beslisten het gezamenlijk verzoek dat wij hebben gemeend hij deze tot Uwe Majesteit te moeten rigten en zij wezen tevens én den vorm en het tijdstip aan waarin wij ver ineenen dat verzoek te moeten brengen voor Uwe Majesteit. Wij weten Sire dat het vereerend vertrouwen van Uwe Majesteit ons in het voortzetten eener moeijelijke en zorgvolle taak geen oogen blik heeft ontbroken wij weten dat een opzettelijke strijd over be ginselen van regering op het parlementair terrein nog n:et is gestre den; wij weten dat een zoogenaamd votum van ontzegd vertrouwen door de volksvertegenwoordiging niet is uitgebragtwij weten dat de afwisselende handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een kenmerk van onbestemdheid hebben gedrukt op hare verhouding jegens het ministerie; maar wij hebben acht geslagen vooral daarop, dat die verhouding zich niet heeft gekenmerkt door dat vertrouwen en door die ondersteunende medewerking, die thans meer dan ooit gevorderd worden om de dringendste behoeften der Natie bevre digd en hare dierbaarste belangen verzekerd te zien. Die omstandigheid Sire gevoegd bij haren gebleken invloed ter verijdeling van elke poging tot genoegzame aanvulling en herstel der gebroken krachten van het ministerie heeft ons eenen pligt opge- legd geboden door hetgeen wij aan Uwe Majesteit en aan de belan gen van de regering en van de Natie achten verschuldigd te zijn. Het ministerie in zijne tegenwoordige collective zamenstelling te doen voortleven, zoude in de schatting van Uwer Majesteits ministers een beletsel doen aanwezig blijven dat eene regelmatige en krach tige opbouwing konde in den weg staan. Ten einde dat beletsel volledig op te ruimenhebben wij ge meend bij het pas geopend zijn van eenen nieuwen tijdkring voor de werkzaamheden van de volksvertegenwoordiging, voor Uwe Majes teit tevens de ruimste gelegenheid te moeten openen tot het doen optreden van een nieuw ministerie dat beaDtwoort aan de behoef ten van den tijd en door zijne zamenstelling bouwen kan op die mate van vertrouwen en van ondersteuning hij de beide takken der volksvertegenwoordiging die voor eenen gewenschten en vruchtdra- genden gang van zaken gevorderd word. De hiervoor ontwikkelde beweeggronden Sire hebben Uwe Ma jesteits ministers geleid tot het besluit, om onder eerbiedige dank zegging voor het door Uwe Majesteit aan hen zoo onverdeeld ge schonken vertrouwen tot Uwe Majesteit te rigten het even eerbiedig verzoek, om hen uit hunne respective ministeriele betrekkingen wel te willeu ontslaan. (Volgen de onderteekeningen van HH. EExc. de Ministers.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1849 | | pagina 1