0 U R A N T.
rc°. 92.
Donderdag
1849.
2 Augustus.
ISe^tttreu ca
35imtcnlatt&£»cite STijbingcu.
iSmtciilaubscitc Ctjbitigeu.
MINISTERIE FAN MARINE.
De MINISTER van MARINE brengt bij deze ter kennis
van de Zeevarenden en verder daarbij belanghebbenden dat
de op de Wester-Schelde voor de Haven van Neuzen liggende
Boei of Corps mort tot het uithalen van Schepen is ver
plaatst op 100 vademen afstand uit den Wal, op eene diepte
van 17 vademen en in de volgende merken, als:
Ligging van het Anker
Merken De oostkant van het Hospitaal in de buitenste
Duc-d'alve; de Molen van de Hoofdplaat rn den hoek
van Neuzen, of de kleine Toren van Middelburg, een
handspaakslengte bewesten het Vuurbaken op Borsselen.
Ligging van de Boei gestrekt van den Vloed.
Merken: Het roodpannen Huisje van den Sluisknecht in
de buitenste Duc-d'alve de Molen van de Hoofdplaat
in den hoek van Neuzenof de kleine Toren van Mid
delburg een handspaakslengte bewesten het Vuurbaken
van Borsselen.
's Gravenhageden 5 Julij 1849.
De Minister voornoemd
j. C. RIJK.
MIDDELBURG, den 1 Augustus.
Z. M. de Koning, vergezeld van den generaal Klerck
is maandag morgen ten half zeven ure van het Loo in de
residentie terug gekeerd en dien namiddag ten half
twee ure naar Delft vertrokken tot bezigtiging der tentoon
stelling, van waar Z. M. ten half vijf ure in de residentie
is terug gekeerd. Naar men verneemt zou Z. M. zich deu 1
augustus weder naar het Loo begeven.
Thans wordt gemeld, dat de synode der Nederduitsche
Hervormde kerk uitnoodiging doen zal tot het houden van
een bede- en dankdag, op zondag den 26 aanstaande.
De Zicrikzeesche Courant meldtdatin her belang
van de scheepvaarteen sein is bepaald op de beide kust
lichttorens op het eiland Schouwen om aar, zeevarenden
het berigt mede te deelen dat eenig schip in zee, of op
de buitengronden zich in nood of gevaar bevindt en dat
dit bestaat in het hijschen aan den vlaggestok dier torens,
van eenen zwarten bal, waardoor alzoo daartoe dienstige
vaartuigen tot hulp zullen kunnen uitgaan.
Door den stedelijken raad te Zierikzee is met alge-
meene stemmen besloten, dat de kermis aldaar dit jaar niet
zal gehouden worden.
Door de Nederlandsche handel-maatschappij zijn weder
bevracht 11 schepen als voor Amsterdam 5voor Rotter
dam 5, en voor Middelburg dén, zijnde Koning IVillem II,
kapitein .7. Kooger.
's Rijks museum van natuurlijke historie heeft onlangs
weder van den heer S. IV. Ruijssenaers, vice-consul der Neder
landen te Alexandrie een belangrijk geschenk ontvangen
bestaande in eene uitmuntende verzameling van conchy'ien
en koralen uit de Roode-zee.
Door het onweder zijn dezer dagen op onderscheidene
plaatsen ongelukken veroorzaakt.
Zoo meldt men uit Gorinchem
Vrijdag 11. omstreeks elf ure, hoorde men alhier een
ontzettenden donderslag en vernam men al spoedigdat de
bliksem door een raam aan de westzijde van den oliemolen,
toebehoorende aan de heeren van Breda Co. geslagen
was. Hij baande zich verder eenen weg door den molen
zonder brand te veroorzaken, en nam den weg naar buiten
door den kap langs een der molenwieken die daardoor van
een gespleten werd. Twee mannendie op de gaanderij
werkzaam waren,kwamen met den schrik vrij."
Een werkman die in een veld tusschen Tongeren en
Maastricht arbeidde, had bij een onweder dezer laatste da
gen met zijne beide paarden eene schuilplaats onder een
boom gezocht. De bliksem sloeg in denzelven en doodde
de paarden j doch de man bleef gelukkig onverlet.
De Regering heeft thans geantwoord op het voorloopig verslag der
afdeelingen nopens de belastingwet tot dekking van het tekort.
De vroegere voordragt heeft thans beduidende wijziging ondergaan.
Hoewel eenigermate van aard verschillende is de strekking van de
gewijzigde voordragtdezelfde met het gelijksoortige voorstel dat
in het vorig jaar werd gedaan.
Het tegenwoordig ontwerp berust op afschaffing van sommige ac
cijnsen (brandstoffen en geslagt het laatste voor zoo veel de varkens
en schapen betreft) en heffing van eene belasting op de inkomsten
tot een maximum van 3 ten 'honderd. Wij laten hier bij samen
trekking het gewijzigde wets-voorstel volgen zoo als het in de me
morie vau beantwoording is opgegeven
Het tegenwoordig voorstel strekt om
1°. aanvankelijk met het jaar 1850 den accijns op de brandstof
fen af te schaffen, gelijk mede dien op het geslagt, voor zoo veel
■de varkens en schapen betreft en
2°. orn daarentegen, mede aanvankelijk met 1850 eene belasting
op de inkomsten te heffen naar de beginselen van haar eerste voor
del doch slechts tot een maximum van 3 ten honderd de meerdere
•opbrengt van welke belasting zoude strekken om vereenigd met het
bedrag der te maken besparingen van uitgaven het tekort van 1848
,8De geldelijke uitkomsten van dit stelsel kunnen voor 1850 worden
geraamd als volgt
De opbrengst van de belasting op de inkomsten wordt geraamd
op 4,305,052,68.
Daarentegen zal minder worden ontvangen
1°. Op de turf. Ver het grootste gedeelte van de opbrengst van
dit middel over 1849 moet nog in den aanvang van 1850 worden
ontvangen, en men schat dus de mindere ontvangt in dat jaar slechts
in hoofdsom en opcenten op 400,000
2°. Op de steenkolen het bedrag van de over 1849
geraamde opbrengst hoofdsomen opcenten- 834,900
3° Op het geslagt volgens raming - 1,000,000
2,234,900
Deze som aftrekkende van de opbrengst van de ontworpen belas
ting blijft er een bedrag over van 2,070,152,G8.
Hierbij voegende de som der besparingen op de uitgaven over 1350,
bij voorraad geraamd op 1,000,000 en het meerder bedrag dat
dé koloniën zouden kunnen opleveren ten gevolge van de vermin
dering der kosten van vervoer en verkoop der producten (voor zoo
ver overigens de toestand der koloniale kas haar zal veroorlooven
eene gelijke som als over het loopende jaar in 's Rijks schatkist te
storten) dan zou men in 1850 een totaal bedrag van rui 111 3 mil-
lioen gulden verkrijgen tot dekking van het deficit in 1848.
Over 1851 zou de rekening eenigzins minder gunstig zijn omdat
er in dat jaar niets meer van den turf zal te ontvangen zijn. Daar
entegen zal het geheel bedrag der verkregen bezuinigingen alsdan
ongetwijfeld grooter zijn en men mag onderstellen datbij aanne
ming vau het voorgedragen stelsel met of kort na het jaar 1852
het te kort vau 1848 geheel gedelgd zal kunnen wezen, indien geene
nieuwe tegenspoeden de bestaande vooruitzigten verijdelen.
De Regering heeft ter dezer gelegenheid in rijpe overweging ge
nomen de vraag, of zij hare voordragt zou overbrengen in den vorm
ecner zoogenaamde wet van beginselen. Zij heeft daartoe geene
genoegzame termen gevonden. De hoofdvraag die in dit opzigt te
beslissen valtis of men sommige accijnsen door andere middelen
wil vervangen Die vraag kan gereedelijk nu worden behandeld en
tot beslissing gebragt. Eene geheele verandering van het bestaande
belastingstelsel op eens is eene ondenkbare zaakalthans het zou
de in het oog der Regeringeene groote onvoorzigtigheid zijn.
Maar is eenmaal de hoofdvraag omtrent het accijnsstelsel beslistkan
de vertegenwoordiging zich vereenigen met de strekking der onder-
werpelijke voordragt, dan zal men daarna het belastingstelsel in on
derscheidene zijner deelen achtereenvolgens kunnen verbeteren.
Behalve de onderscheidene accijuswetten (voor de accijnsen die be
houden moeten blijven) moet ook de algemeene wet op de heffing
der regten en accijnsen herzien worden. Het algemeen stelsel om
trent de scheepvaart vordert dringend herziening: de Regering houdt
zich onledig met de zamenstelling van de wijzigingenwelke de
groote verandering van stelsel, in een naburig rijk eerstdaags, naar
men mag verwachten af te kondigen ook ten onzent noodig zal
maken. Ook op de herziening van de wetten op de registratie- en
successie-regten heeft de Regering het oog gevestigd. Dat alles ech
ter is, in zeker opzigt, afhankelijk van, of staat in min of meer
uaauw verband met, of is eindelijk van minder dringenden aard dan
de vraag, of men niet eenige accijnsen door eene belasting op de
inkomsten wil vervangen. De gedane voordragt toont aan welk bet
gevoelen der Regering dienaangaande is. Zij moet thans nog de re
denen doen kennen waarom zij de voorkeur geeft aan den vorm
waaronder zij de heffing der belasting op het inkomen heeft voor
gesteld.
Tweede Kamer der Siatcn-Cencraal.
Zitting van 30 julij
In deze zitting is ontvangen eene koninklijke boodschap
van den 28 dezerwaarbij worden aangeboden twee ont
werpen van wetstrekkende tot regeling van uitgaven uit
fondsen van verstrekkingen uit 's rijks magazijnen. Deze
ontwerpen, met de daarbij behoorende memorien van toe
lichting, zullen worden gedrukt en verzonden aan de af
deelingen.
Aan de orde van den dag is het voortzetten der inter-
pellatien aan het ministerie, wegens het bestaan van een
homogeen ministerie.
De minister van binnenlandsche zaken heeft, uit naam vau
het ministerie, op de gedane interpellatie geantwoord en
verklaard, dat het het bespiegelende gedeelte der rede van den
heer Groen van Prinsterer met stilzwijgen voorbij gaat.
Wat de zaak zelve aangaat, heeft het ministerie te kennen
gegeven 1. dat er een ministerie bestaat, zoo als de grond
wet dit vordert2. dat de leden van het ministerie wat de
hoofdbeginselen van staatsregt en regering aangaatvolko
men eenstemmig zijn in begrippen verlangens en bedoelin
gen 3 dat de beginselen van dat ministerie gelegen zijn in
de grondweten voorts blootgelegd zijn in het programma
van 13 mei en in het verslag aan den Koning van 13 novem
ber jl. dat al de sedert die tijdstippen opgetreden ministers
zich met die beginselen hebben vereenigd, en dat een en
ander het stelsel de bedoelingen en inzigten van het minis
terie doen kennen, en 4. dat de plannen de ontwerpen van
het ministerie daarin bestaan de grondwet trouw ten uit
voer te leggen; de banden tusschen Vorst en Volk, thans
gelukkig bestaandezoo veel mogelijk te versterken den
morelen en materielet! toestand der ingezetenenzoo veel
doenlijk te verbeteren, en door een en ander het waarachtig
heil van Koning en Vaderland te bevorderen.
Het ministerie gaat daarop na wat er meer in de rede, die
het beantwoordt, kan geacht worden gelegen te zijn en
heeft zich twee vragen voorgesteld 1°. of de interpellatie
strekte tot afkeuring vau het stelsel dat het ministerie voor
staat en dat door den grondwet-gever is bepaald hetgeen
alzoo ingewikkeld zou nederkomen op eene bedekte bestrij
ding van de bepalingen der gewijzigde grondwet zelve, 20.
of zij eene afkeuring op bet oog had van de tegenwoordige
zamenstelling van het ministerie zoodat er een openbare
strijd over de handelingen der ministers zou moeten worden
gevoerd. Het eerste denkbeeld heeft het ministerie verwor
pen doch het tweede is al meer en meer waarschijnlijk ge
worden nadat het de eigenlijke punten in de gemelde rede
vervat, had nagegaan. Tot de wederlegging van dat tweede
punt overgaande, betoogt de minister 1°. dat er geen ver
schil van meening over hoofdpunten bij de ministers bestaat
en zij zich in de grootst mogelijke eenstemmigheid mogen
verheugen 2°. dat het eene volstrekte onmogelijkheid was
bij den aanvang der zitting de den meesten spoed vereischende
organieke wetten voor te dragen 30. dat provinciale- en
gemeente-wetten sedert lang zijn ontworpen en dat het aan
het ministerie niette wijten is, dat zij nog niet zijn aange
boden cn 4°. dat ook de wet op het lager onderwijs is
ontworpen en het ministerie met veel belangstelling bet
oogenblik te gemoet zietdat het aan de Kamer kan worden
aangeboden. Ten slotte zegt de ministernamens het minis
terie dat, wanneer al de beschuldigingen tegen hetzelve in-
gebragtgegrond waren het geen oogenblik langer zou
mogen blijven bestaan dat de vertegenwoordiging alsdan hare
meening dienaangaande aan de kroon moet doen kennen dat
men dan aan den Koning moet verklaren, dat het ministerie
het vertrouwen der Kamer niet beziten dat het ministerie
met den meesten nadruk den wensch uit, dat de geachte
redenaar het nemen van een dergelijk besluit, zoo inogeljk,
uitlokke, opdat het ministerie wete, wat het te doen hebbe.
De heer Groen van Prinsterer heeffzoowel den minis
ter ais de rede van den spreker uit Almelo, in de vorige
zitting gehouden breedvoerig beantwoord. Hij heeft ver
klaard dat hij, ook na (de reden vau het ministerie, niet
overtuigd is, dat er werkelijk bestaat een homogeen minis
terie en hij doet opmerken dat men zich wederom bepaald
heeft tot algemeene uitdrukkingen, die tot niets leiden. Ten
slotte verzoekt hij de Kamerde zaak hiermede te doen ein
digen en niet op het terrein te komen, dat het ministerie aan
wijst. Dat was volstrekt het doel van zijne interpellatie niet.
Het oogmerk der interpellatie is bereikt. De oorsprong
van het oponthoud is aangewezen.. De Kamer heeft van haar
gevoelen doen blijken door de interpellatie in te willigen.
Het ministerie is en demeure gesteld. Het is gewaarschuwd.
Het heeft geantwoord, maar het behoort te hebben een tijd
van beraad. Thans is de zaak in het openbaar behandeld.
Zij is aan de natie onderworpen. De beslissing moet aan
haar worden overgelaten.
Geen der leden heeft verder het woord gevraagd waar
mede deze interpellatie is afgeloopen.
De vergadering is daarna gescheiden.
Engeland. Londen 28 julij. Het hof zal zich
aanstaanden woensdag aan boord van het koninklijk jagt
Victoria Albert naar Cork inschepen.
Men verwacht hier weldra eene wijziging in het kabinet
van lord John Russell. Sir James Graham die vroeger tot
het kabinet van sir Robert Peel behoorde, moet er namelijk
in toegestemd hebbenom tot dat van lord John Russell over
te gaan en hierin gevolgd worden door een twintigtal leden
van het lagerhuisdie steeds aanhangers der partij van sir
Robert Peel waren, doch hem thans verlaten. Bovenbe
doelde wijziging zoude plaats hebben eenige dagen na de
sluiting der tegenwoordige zitting van het lagerhuis.
De graaf en gravin de Neuilly met hunne familie
zullen van St. Leonards, waar zij ongeveer vijftien weken
hebben doorgebragtdingsdag naar Charlemont terugkeeren.
Uit Noord-Amerika zijn heden tijdingen aangebragt
tot den 18 dezer. De cholera rigtte daar overal vreeselijke
verwoestingen aan.
Rultschland.Te IVeenen ontvangene brieven uit
Londen zeggen dat de geestvermogens van prins Metternich
sterk afnemen zoo zelfs dat hij zijne dochter, die derwaarts
gekomen was tot regeling van eenige familiezaken, niet her
kend zou hebben.
Volgens particuliere brieven kan men dagelijks het
berigt van het overlijden van prins von Metternich te ge-
moet zien aan zijn behoud wordt ten minste gewanhoopt.
Volgens officiële berigten den 26 dezer bekend ge
maakt, was den 22 het hoofdkwartier van vorst Paskewitsh
en het geheele 2de Russische legerkorps van Aszad naar
Hatvan verplaatst, en bevond het 3de legerkorps, hetwelk
de Hongaren onder Görgey tot Baiassa Gyarmath vervolgd
had, zich sedert den 22 te Gyöngyös. Met de verdere
vervolging des vijands naar den kant van Miskolcz was de
luitenant-generaal Sasz belast geworden. Aangaande de be
wegingen van de Oostenrijksche hoofdmagt onder baron Ilay-
nau bewaren deze berigten het stilzwijgen.
Door bijzondere brieven wilde men de tijding ontvangen
hebben dat de Banus Jellachich na ten gevolge van zijne
op den 13 geleden verliezen eene achterwaartsehe beweging
gemaakt en eenige versterkingen aan zich getrokken te heb
ben wederom voorwaarts gerukt en de Hongaren bij Titel
verslagen zou hebben.
Frankfort 29 julij. Men verzekert dat de regering van
Zweden het haar gedaan aanbod, tot uitvoering van deu
wapenstilstand in Sleeswijk van de hand heeft gewezen.
- De aartshertog rijks-bestuurder wordt tegen de helft van
augustus alhier terug verwacht, en het door hem bewoond
hotel is op nieuw ingehuurd.
De staat van beleg is te Berlijn en in de omstreken op
geheven^ Men zegt dat de opening van de zitting der ka
mers niet door den koning in persoon geschieden zalten
einde met de debatten over het adres geen tijd verloren ga.
De koning van Bzijeren heeft, naar gezegd wordt, te
Konstanz eene langdurige zamenkomst met deu koning van
Wurtemberg en wel in tegenwoordigheid van een Oosten-
rijksch afgevaardigde gehad.
Italië. Men houdt het voor zeker dat Sardinië ge
ëindigd is met het Oostenrijksche ultimatum aan te nemen.
De Turinsche dagbladen bewaren hierover nog het stilzwij
gen; men denkt dat de houding van Frankrijk tegenover dat
koningrijk en den ongunstigen uitslag der verkiezingen voor
de nieuwe kamerhet kabinet tot een bepaald eindbesluit
hebben gedrongen.
Volgens berigten uit Rome van 20 julijzou daar in den