MIBMLMRGSCHE
C 0 U li A N T.
N°. 50.
Boiulerda
1849.
26 April.
ïScöturcu ctt Qtbmint0tvatiett.
PIETER BERNARDUS THOMAS FRANCELLA.
«sus
£itutcttiaitb0dte tTijbtwgcu.
i5uitcnlanb0chc
or
ALGEMEESE RE FACCINATIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG,
brengen ter kennis der Ingezetenen, dat de rereeniging van Genees-
eu Heelkundigen in Zeeland overtuigd van het nut eener algemeene
Jtevaccinatie tot wering der nog van tijd tot tijd in dit gewest heer-
schende Kinderziekte voornemens is door middel van eene daartoe
beuoemde Commissie uit haar midden, melde maand Mei aanstaande
de gelegenheid aan alle Inwoners dezer Stad Wijksgewijze des
Zondags van vijf tot zes ure na den middag, in een nader bekend
te maken Lokaal, kosteloos open te «tellen en noodigen mitsdien
elk en een iegelijk uit, zich deze gelegenheid ten nutte te maken,
ten einde bij het onverhoopt uitbreken der Kinderziekte binnen deze
Stad zich zeiven en hunne huisjezinnen voor de treurige gevolgen
dezer zoo verderfelijke z.ekte vrij te wareu
Burgemeester en W ethouders der Stad Middelburg
PASPOORT va» GRIJPSKERKE.
Ter ordonnantie van Hun Edel Achtbare
M. F. LANTSHEER.
PERSONELE BELASTING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG;
Gezien het besluit van den lieer Staatsraad Gouverneur van den
14 dezer maand Provinciaal Blad no. 41)
Brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden
1. Dat met het primitief beschrijvings werk voor de belasting op
het Personeel vastgesteld bij de wetten van den 29 Maart 1833
Staatsblad no. 4) van den 29 December 1835 {Staatsblad no. 43)
en van den 24 April 1843 Staatsblad no. 15) in deze Stad een
aanvang zal worden gemaakt op Maandag den 7 Mei aanstaande en
alzoo de aan de Ingezetenen uit te reiken Reschrijviugs-Biljetten
met den achtsten dag daarna van wege den lieer Ontvanger der Di
recte Belastingen zullen worden opgehaald.
2. Dat op den voet bij artikel 29 2 der Wet van den 29 Maart
1833 {Staatsblad no. 4) vastgesteld door het Stedelijk Bestuur zijn
benoemd om ingeval eener herziening van het aangegeven bedrag
der Huurwaard» of van het aantal Deuren Vengsters en Haardste
den als Tegenschatters van de zijde der Belastingschuldigen te die
nen, de vier navolgende personen, als:
JACORUS SONIUS.
ARIT SCIIIJF en
JOHANNES SNEL.
En lal deze worden afgekondigd mitsgaders in dezer Stads-Cou-
rant geplaatst.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg den 23 April 1849.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
PASPOORT van GRIJPSKERKE.
Ter ordonnantie van Hun Ed. Achtb.
M. F. LANTSHEER.
PATENTREGT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG,
brengen ter kennis van de Ingezetenen dat de Heer Staatsraad Gou
verneur dezer Provincie bij besluit van den 14 dezer maand {Provin
ciaal Blad no. 42) heeft goedgevonden te bepalen
1°. Dat, met uitzondering van de Patentpligtigen vermeld onder
no. 37 tot 40 van Tabel no. XIV (betreffende de SlijtersTap
pers Kroeghouders en Koffijhuishouders) die niet in de gewone
beschrijving zullen worden begrepen maar aan welker Huizen zoodra
mogelijk na den ingang van het dienstjaaren zonder de gewone
beschrijving af te wachten een Declaratoir zal moeten worden be
zorgd hetwelk na verloop van drie dagen weder zal worden opge
haald betrekkelijk alle overige Patentpligtigen bedoeld in de 15
eerste Tabellen der wet van den 21 Mei 1819 {Staatsblad no. 34)
waaronder krachtens artikel 12 der wet van den 16 Junij 1832
Staatsblad no. 30) ook zijn begrepen de Paarden-Postmeesters
a. De aangiften of verklaringen ter verkrijging van Tatentzullen
worden uitgegeven van den 7 Mei 1849, tot en met den 14 dier maand.
b. Die. verklaringen behoorlijk ingevuld zullen moeten zijn inge
zameld op den 25 Meien
c. Het Register van gemelde Patentpligtigen zal worden gesloten
op den 16 Junij terwijl ofschoon na dien tijd de aanneming
van aanvrage van Patentde gewone algemeene beschrijving betref
fende niet zal worden geweigerd in alle gevallende mogelijke gevol
gen, die uit eene minder tijdige aangifte voortvloeijen altijd voor
rekening der nalatige Patentpligtigen zullen blijven.
2". Dat de Patentpligtige Schippers Eigenaars en Directievoerders
van Binnenschepen Schuiten en Vaartuigenvermeld in de 16de
Tabel der wet van den 6 April 1823 {Staatsblad no. 14) waaronder
krachtens het reeds aangehaalde artikel 12 der wet van den 16 Junij
1832ook zullen begrepen worden diegenen welke bestendig in
hunne Vaartuigen wonen en geene huiten-rivieren of wateren bevaren
te rekenen van den 7 Mei aanstaande tot den 19 daaraanvolgende
zich voor het Patentregt van het dienstjaar 18£^ zullen behooren aan
te geven bij het Bestuur der plaats waar zij zicli bevinden onder
overlegging van een Aangift-Biljethetwelk daartoe bij de Bestu
ren verkrijgbaar is gesteld.
Wordende tevens de Patentpligtigen bedoeld bij den aanvang van
bet 1ste lid dezer Publicatie onder mededeeling dat de Patenten
van af Maandag den 14 Mei aanstaande ter hunner beschikking ter
Stedelijke Griffie verkrijgbaar zullen zijn overeenkomstig artikel 17
en 18 der wet van den 21 Mei 1819, en naar luid van artikel 2 der
wet van den 24 April 1843 {Staatsblad no. 16) opmerkzaam gemaakt
dat het Palent niet zal worden afgegeven en het daarbij uitgedruk
te bedrijf niet zal mogen worden uitgeoefend dan nadat de helft van
hunnen aanslag over elk Dienstjaar zal zijn voldaan terwijl wijders
het Patent voor een volgend jaar niet zal worden afgegeven dan nadat
het verschuldigde over het voorafgaande jaar ten volle zal zijn aan
gezuiverd.
En opdat niemand hiervan onkundig blijve zal deze worden afge
kondigd mitsgaders in dezer Stads-Courant geplaatst.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg den 23 April 1849.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
PASPOORT van GRIJPSKERKE.
Ter ordonnantie van Hun Ed. Achtbare
M. F. LANTSHEER.
INRI ENEN FAN PRE TENSIEN
ten laste Tan het Bkijk.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG;
Gezien de circulaire van den Heer Staatsraad Gouverneur der Pro
vincie van den 16 dezer maand A. No. 2410 2de Afdeeling B.
Provinciaal Blad no. 43)
Herinneren bij deze de belanghebbenden aan de bepalingen ver
vat in de wet van den 8 November 1815 (Staatsblad no. 51) vol
gens welke alle pretensien ten laste vin het Rijk binnen zes maanden,
volgende op het jaar waarover zij loopen zullen moeten worden in
gediend bij zoodanige AdministratienColiegieo Autoriteiten of
Ambtenaren als welke de orders tot het doen van Jeverantien of
anderzins gegeven hebben op poene van te worden gehouden voor
verjaard en vernietigd. Wordende mitsdien een ieder uitgenoodigd
om zijne pretentien ten laste van het Rijk over het jaar 1848 zoo
spoedig mogelijk in te dienen en diartoe den uiterljjken termijn bij
de wet vastgesteld zijnde de laatste Junij aanstaande niet af te
wachten.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg den 23 April 1849.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
PASPOORT va5 GRIJPSKERKE
Ter ordonnantie van Hun Ed. Achtbare
111. F. LANTSHEER.
PUBLICATIE. SCHUTTERIJ.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG;
Gelet op art. 6 van Zr. Ms. Besluit van 21 Maart 1828 (Staatsblad
no. 6brengen bij deze ter kennis van een iegelijkdien zulks
zoude mogen aangaan, dat, ter voldoening aan art. 6 der Wet van
den 11 April 1827 ten opzigte van de Schutterijen van Dingsdag
den 15 Mei aanstaande tot Donderdag den 31 daaraanvolgende, dage
lijks (uitgezonderd Zon- en Feestdagen) van des morgens ten 10 tot
des middags ten 12 uur, ter Secretarij dezer Stad zal gereed liggen
het Register van Inschrijving welk Register op den 1 Junij daaraan
volgende moet worden gesloten.
En worden mitsdien alle Ingezetenen dezer Gemeente zonderonder
scheid gehuwd of ongehuwd welke op den 1 Januarij dezes jaars
hun 25ste jaar zijn ingetreden en hun 34ste nog niet hebben volbragt
(lioedanigen zijn alle mannelijke Ingezetenengeboren in het jaar
1824) bij deze opgeroepen en aangemaand om zich op voorschreve
plaats en uur vóór den 1 Junij aanstaande ter inschrijving in het Re
gister aan te dienenterwijl ter voorkoming van alle misvatting
welke zoude kunnen ontstaan met betrekking tot de verpligtingen
die bij voorzeide Wet op de Schutterijen worden voorgeschreven aan
de belanghebbende Ingezetenen dezer Gemeente bij deze wordt onder
het oog gebragt
A. Dat behalve die op den 1 Januarij van dit jaar hun 25ste jaar
zijn ingetreden zich mede ter inschrijving voor de Schutterij moeten
aangeven, die Personen, welke hun 34ste jaar niet voleindigd heb
bende schoon in andere Gemeenten ingeschreven sedert de laatste
inschrijving in deze Gemeente ziju komen inwonen alsmede de
Vreemdelingen die sedert de laatste inschrijving in de termen zijn ge
vallen om op grond van art. 2 der Wet van den 11 April 1827 als
Ingezetenen te worden beschouwd met welke gelijk staan de uit de
dienst ontslagene Militairen voorzoo verre deze in de jaren der Schut
terij verkeeren en welke zich alzoo mede ter inschrijving moeten
aangeven.
B. Dat de verpligting en bevoegdheid tot de Schutterlijke dienst
en mitsdien tot de inschrijving en het domicilie van inschrijving, is
geregeld bij de artikelen 1 2, 7 en 8 der voorschreve Wet, zijnde
van den navolgenden inhoud
Art. 1. Ieder Ingezeten van het Rijk, die op den eersten Januarij
van elk jaar zijn 25ste jaar zal ziju ingetreden en zijn 34ste niet vol
eindigd zal hebben zal, ingevolge de bepalingen dezer Wet, daartoe
opgeroepen zijnde, verpligt wezen de Schutterlijke dienst uit te oefenen.
Art. 2. Als Ingezetenen worden met betrekking tot de toepassing
dezer Wet beschouwd
a. Alle Nederlanders binnen het Rijk hun gewoon verblijf hou
dende.
bAlle Vreemdelingen binnen het Rijk woonachtig welke hun
voornemen om zich aldaar te vestigen zullen hebben aan den dag
gelegd hetzij door eene uitdrukkelijke verklaring hetzij door het
werkelijk overbrengen van den zetel van hun vermogen eu de hoofd
middelen van hun bestaan.
De tijdelijke uitoefening van een bedrijf of handwerk, in eenige
ondergeschikte betrekking gelijk die van leerling knecht enz. kan
op zich zelve niet beschouwd worden als een bewijs van het voor
nemen om zich in dit Rijk te vestigen.
Art. 7. Zij die in meer dan ééne Gemeente hun gewoon verblijf
houden of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd zullen
tot de inschrijving verpligt zijn binnen de Gemeente alwaar eene
dienstdoende Schutterij aanwezig is.
Bijaldien in die verschillende Genieenten alleen dienstdoende of
alleen rustende Schutterijen bestaan zullen zij zich doen inschiijven
in de Gemeente alwaar zij voor de personele belasting zijn aange
slagen en de Ambtenaren in die Gemeente alwaar zij ambtshalve
verpligt zijn hun verblijf te houden.
Art. 8. Die vanhunnen ouderdom geen voldoend bewijs geven, zullen
door het Plaatselijk Bestuur worden ingeschreven naar deszelfs oor
deel onverminderd de bevoegdheid van den ingeschrevenen om
van zijnen juisten ouderdom nader te doen blijken en
C. Dat de straffen op het niet voldoen aan de verpligtingen be
trekkelijk de inschrijvingen zijn omschreven in art. 9 van gemelde
Wet, zijnde van den navolgenden inhoud
Art. 9. Die bevonden zullen worden zich niet vóór den 1 Junij te
hebben doen inschrijven zullen door bet Plaatselijk Bestuur ambts
halve ingeschreven worden en door den Schuttersraad worden ver
wezen tot eene geldboete; terwijl zij daarenboven zonder loting bij
de Schutterij zullen worden ingelijfd indien het zal blijken dat
er tijdens de verzuimde inschrijving geene redenen tot uitsluiting
of vrijstelling ten hunnen aanzien bestonden.
En opdat niemand hiervan onkundig zij zal deze worden gedrukt
afgekondigd en aangeplaktmitsgaders in dezer Stads-Courant ge
plaatst.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg den 23 April 1849.
Burgemeester en "Wethouders voornoemd
PASPOORT van GRIJPSKERKE.
Ter ordonnantie van Hun Ed. Achtbare
M. F. LANTSIIEER.
MIDDELBURG, den 25 April.
Het heeft Z. M. behaagd den kabinets-secretaris van den
minister van buitenlandsche zaken in Belgie den heer Fe-
Hx Verdijen te benoemen tot ridder der orde van den Ne-
derlatidschen Leeuw.
De minister van financien heeft een iegelijk dien het
rnogt aangaan herinnerd dat de muntbiljetten van twintig
gulden uitgegeven krachtens de wet van den 18 december
1845, en waarvan het tijdstip van intrekking op den 1 junij
1847 is bepaald bij het koninklijk besluit van den 30 april
1847, met den 1 junij 1849 zÜn verjaard, dat die munt
biljetten van 20 daarna geene waarde hoegenaamd voorden
honder hebben en alleen tot evengemelden dag bij de Neder-
landsche Bank worden overgenomen.
Nog heeft de minister van financien bekend gemaaktdat
tot op den 31 maart 1849 is uitgegeven een kapitaal van
7,995,400 aan schatkistbiljetten, daargesteld krachtens de
wetten van den 20 dec. 1840 en den 30 oct. 1848.
In het invalidenhuis te Leyden heeft men eene bijdra
ge, van niet gering bedrag, tot oprigting van een standbeeld
voor Z. M. Koning IVillem 11te 's Gravenhagen, afgezon
derd en aan de sub-commissie te Leyden aangebodeftfV:; -
,-V 1
Men meldt uit Amsterdam
Onder de bewijzen van huldedie door bijzondere per
sonen aan Z. M. bij hoogstdeszelfs inhuldiging alhier zul
len worden aangebodenbehoort in de eerste plaatshet
zich vormen van eene eerewaebt te paardmet den heer
Bremer de I.annoy tot kommandanten den heer Ir.slnger
tot standaarddrager; reeds 76 personen, tot de deftigste stan
den der ingezetenen behoorende hebben zich daartoe ver-
eenigd. Zij zullen gekleed zijn met gewonen zwarten rok
en broek wit vesten met Oranje-bandelier.
Er heeft zicli eene commissie gevormd om door het daar-
stellen eener loterij van datnes-handwerken en voorwerpen
van kunst en smaakhet plan te ondersteunen der com
missie hier ter stede tot oprigting van een standbeeld voor
Koning IVillem II."
Li. zondag avond heeft in de groote kerk te 's Hage door
den wel-eerw. heer ds. Oordtde bevestiging plaats gehad
van den beroepen herder en leeraar bij de Hervormde ge
meenteden vvei-eervv. heer ds. C. E. van Koetsveld, die
zijne intree-leerrede op woensdag avond in die kerk zal doen.
Men leest in de Nieuwe Rotterdamse/te courant
Uit eene goede bron hebben wij vernomen dat het be-
rigtdoor sommige bladen medegedeeld als zoude het Lim-
burgsche contingent door het ministerie te Frankfort opge
roepen zijn en reeds order bekomen hebben om te marche
ren geheel onnaauwkeurig isen dat deze order niet gege
ven is en ook niet zal gegeven worden."
Laatst!, zondag werd te Rotterdam de prachtige nieuw
gebouwde Zuiderkerk der Nederduitsche Gereformeerde ge
meente piegtig ingewijd. De oudste der leeraren, ds.
Oortbetrad den kansel en schetste met nog jeugdig vuur,
in sterke en gepaste trekken het groote voorregt van het
bezit eens tempels voor de dienst des Heeren en vervolgde,
na afwisseling van gebed en gezang, met gepaste toespra
ken. Een koor van ruim 80 zangers en zangeressen uit
verschillende protestantsche gemeenten zamengesteld en on
der de leiding van den verdienstvollen organist B. Tours
kweet zich uitmuntend door de uitvoering van koorzangen
die door het gezang der geheele gemeente meermalen wer
den vervangen. Deze belangrijke piegtigheid isniet tegen
staande den overgrooten aandrang van belangstellendenin
de beste orde afgeloopen. De gewone dienst zal geregeld
met den volgenden zondag in die kerk aanvangen.
Tweede Hamer der Staten-Generaal.
Zitting van Maandag 23 april.
In de zitting van dien dag zijn de algemeene beraadslagingen
over het zesde hoofdstuk van het voorstel tot wijziging van
het reglement van orde voortgezet. De heeren van Heiden
Reinestein Albarda van Doorn Engelen Verwey Mejan
Groen van Prinster erGodefroiLotsyDommer van Pol-
dersveldt en van der Linden hebben achtervolgens het woord
gevoerd.
Alles liep wederom, even als in de zitting van zaturdag,
over het door de commissie aangeboden stelselnopens den
werkkring der commissie van rapporteurs. Dat stelsel werd
wederom bestreden en verdedigd, bestreden uit het oogpunt,
voornamelijk van de vernietiging daardoor van het zoo noo-
dige gemeen overleg tusschen regering en vertegenwoordiging,
verdedigd uit het gezigtspuut van noodzakelijke zelfstandig
heid der rapporteurs, die in allen geval bleven de organen
der kameren van de behoefte van vereenvoudiging der
werkzaamheden. Over en weder werden zoo wel nieuwe
bedenkingen geopperd, als in de vorige zitting opgeworpen
bezwaren beantwoord of wederlegd.
Zr. Ms. stoomschip [bromo onder bevel van den
kapitein-luitenant .7. IV.Stoll, is maandag morgen van Helle,
voetsluis in zee gezeild naar Batavia.
Zr. Ms. oorlogskorvet amphitrite onder bevel van
den kapitein-ter-zee S. J. graaf van Limburg Stirumuit
Texel naar de Westindiënwas den 17 dezer in goe
den staat zeilende op de hoogte van Wight. Zij kwam
echter des middernachtsbij Bevezier, in aanzeiling met het
Engelsch schoonerschip Mary Ann van Cadix naar Londen,
en liep den 18 des avonds, met verlies van kluiverboom en schade
aan het galjoen te Portsmouth binnen. De Marry Ann ver
loor den fokkemast bekwam aanzienlijke schade aan het
holwerd door het volk verlaten (dat op de amphitrite
overging) en te Boulogne binnengebragt.
Engeland. Londen 21 april. De Times gaat voort,
Lord Palmerston nopens zijne buitenlandsche staatkunde
scherp te bestrijden en de regering van Pruissen voor eene
mogelijke aanneming van het keizerschap van Duitschiand.
Eergisteren hebben de beide wetgevende huizen zich
vereenigd met een adres van dankbetuiging aan den opper,
bevelhebber en het leger in Indië, wegens hunne diensten in
den jongsten veldtogt.
Ook werden toen de beraadslagingen over het voor
stel des kanseliers van den Excbequer hervat, om een voor
schot van honderdduizend ponden sterling tot leniging van
den nood in Ierland te doen. Die beraadslagingen eindigden