MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°. 59.
Dingsdag
1848.
16 Mei.
BESTUREN en IBIINISTRATIEN.
NIE Ij W STJJ DIN G EN
if
fhtfcli
Itcattc.
JiEIS IJK.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MID
DELBURG
Gelet op de resolutie van Hceren Gedeputeerde Staten van
den 7 April 1847, No. 39, Provinciaal blad 110. 34),
betrekkelijk den Herijk der bevorens reeds geijkte en herijkte
Lengtematen, Inhoudsmaten en Ge.wigten voor het jaar 1848.
Gezien de missive van den I leer Arrondissements Ijker van
den 29 April jl, No. 7;
Brengen bij deze ter kerinisse der belanghebbenden dat
met de Verificatie en Herijk der Lengte-, Inhoudsmaten en
Gewigten binnen deze Stad een aanvang zal worden ge
maakt op Maandag den 1 Mei aanstaandein het IJk-Lokaal
in de voormalige Glasblazerij en voorts op de dagen hier
onder vermeld des voQrniiddags van negen tot twaalf en des
namiddags van drie tot vijf uren en zulks tot en met den
2 Junij daaraanvolgende, als wanneer het Kantoor tot het
doen der IJktournée zal gesloten worden
Dat, ten einde de werkzaamheden geregeld en met de mees
te naauvvkeurigheid zouden kunnen geschieden, door den
Heer Arrondissements Ijker stiptelijk de navolgende orde zal
worden in acht genomen, als:
Des Maandags voor de IJzeren en groote Koperen Ge
wigten van een Nederlandsch pond en daarboven
Des Ditigsdags voormiddags, voor de kleine Koperen Ge
wigten en des namiddags tot het justeren en in orde bren
gen der te ligt bevondene stukkenwelke alsdan kunnen
worden afgehaald
Des PVoensdags voor de Lengte- en Inhoudsmaten voor
drooge wai'en
Des Donderdagsvoor de Maten en Gewigten der Land
lieden en Bewoners der landelijke Gemeenten
Des Vrijdags voormiddags, voor de Vochtmaten en des
namiddags voor de groote IJzeren Gewigten
Des Zaturddgsalléén des voormiddags, voor het Medi
cinaal het'Goud- en Zilver-Gewigt.
Dat alle maten en Gewigten behoorlijk schoongemaakt en
gereinigd moeten worden aangeboden zullende dezelve bij
gebreke van dien als wordende de verificatie daardoor on
mogelijk gemaaktworden afgewezen en dat geene Maten
en Gewigten na de Herijking zullen afgegeven worden',
waarvan de ijkregten en reparatie-loonen niet zijn voldaan.
En ten einde een iegelijk hiervan kennis drage zal deze
worden gedrukt afgekondigd en aangeplakt, mitsgaders in de
zer Scads-Courant geplaatst.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg, den 21 April
1848. Burgemeester en Wethouders voornoemd,
PASPOORT van GRIJPSKERKE.
Ter ordonnantie van Hun Edel Achtbare,
A. M. BECIUS.
J JNB E STEJUIJYG.
De CENTRALE DIRECTIE der Watering van den KA
PITALEN DAM, zal, op Woensdag den 24 Mei 1848,
des middags ten drie ure in het Logement bewoond bij
J. Sturm te IJZENDIJKE aanbesteden:
Het vernieuwen van ruim 110 Kubieke Ellen PAKWERK
aan de Sluis van den Kapitalen Dam.
Het bestek zal acht dagen te voren in genoemd Loge
ment ter lezing liggen terwijl de noodige aanwijzing op
den dag vóór en op dien der aanbesteding van des voor
middags elf tot des middags ten één uur, in loco zal ge
daan worden,.
Ülc&CVlAtl&Ctt.
's GRAVENHAGE.
Tweede Hamer der Uitaten-Generaal.
Zitting van den 12 mei.
Is ingekomen eene koninklijke boodschap ten geleide van
een wets-ontvverp strekkende tot het in dienst houden der
miliciens van de ligting van 1S43, met de daarbij behoorende
memorie van toelichting.
Voorts heeft de commissie van rapporteurs haar algemeen
verslag uitgebragt omtrent het wets-ontwerp tot tijdelijke wij
ziging van art 26 der wet van den 12 maart 1818, op de
uitoefening der groote visscherij alsmede omtrent dat tot
liet verleeneii van dispensatie aan de firma Ni/man en van
Marle te Zutphen van de art. 11 en 12 der wet van 16
november 1814.
Vervolgens heeft de commissie voor de verzoekschriften,
bij monde van de heeren Napvan Beeck Vollenhoven en
Smitomtrent onderscheidene bij de Kamer ingediende adres
sen rapport uitgebragt.
Eindelijk heefc de commissie belast met het uitbrengen
van een rapport omtrent de in de zitting van dingsdag den
9 mei ingekomen missive van den tijdelijken minister van
biiinenlandsche zaken betreffende art. 104 van het regle
ment van orde der kamerbij monde van den heer van Pan-
huyshaar verslag deswege uitgebragt, waarvan de conclu
sie strekte dat door de Kamer het besluit zou worden ge
nomen datwanneer door of van wege provinciale Staten
adressen aan de Kamer worden ingediend die zullen worden
aangenomen ook wanneer zij ongezegeld zijnDe vergade
ring heefc zich niet die conclusie vereenigd.
Zitting van den 13 tnei.
Is ingekomen het besluit, waarbij aan graaf G. Schimmel-
penninckals voorzitter van den Raad van ministers en mi
nister van buitenlandsche zaken en finantierien aan den ge-
neraal-majoor Nepveu als minister van oorlog, op luin ver
zoek een eervol ontslag verleend wordt, met bepalingdat
zij voorioopig zullen blijven waarnemen, 'eerstgenoemde de
betrekkingen van minister van buitenlandsche zaken en van
financiën en laatstgenoemde de betrekking van minister van
oorlog.
In deze zitting, die door Hunne Ëxcellentien de tijdelijke
ministers van justitie, van binnenlandsche zaken en Hervorm
de Eeredienst, van marine en koloniën en van R. K. Eere-
dienst werd bijgewoond is door den tijdelijken minister van
justitie, namens het ministerieaan de Kamer de navolgende
mededeeling gedaan
Edel Mogende Heeren!
Toen de voorzitter van den tijdelijken raad van ministers,
graaf Schimmelpenninckte kennen gaf, dat de Grondwet
zou worden herzien naar de grondslagen der Britsche con
stitutie, gewijzigd naar onze zeden, meenden wij dat hij al
leen op het oog had de verantwoordelijkheid der ministers
en regtstreeksche verkiezingen.
Van lieverlede bleek het echterdat wij ons hierin had
den bedrogen en veel ruimer zin aan zijne woorden moest
worden gehecht. Het is nutteloos hier op te halen welke
uitgebreidheid, naar zijn oordeel, aan de vertegenwoordi
ging en vooral aan de Eerste Kamer zoude moeten worden
gegeven veelmin om zijne verdere denkbeelden ten opzigte
van sommige andere punten hier open tc leggen. Slechts
een der overige ministers deelde ten deele in zijne gevoelens.
De overigen de meerderheid kon zich daarmede niet ver-
eenigen. Van daar de ontbinding van het door graaf Schim
melpenninck gevormde ministerie.
Thans op nieuw voor deze Kamer verschijnende vereerd
met het vertrouwen des Konings, meenen de overgebleven
ministers zich met rondheid tegenover deze Kameren ten
aanhoore der geheele Natie te moeten verklaren. Want,
zoowel de Koning als zijne raadslieden moeten weten of
de beginselen waarop, de hervorming van het Staatsgebouw
zal rusten door de Natie worden goedgekeurd of verwor
pen. Wij toch kennen geene gevestigde regering, in staat
om overdreven wenschen af te wijzenom het beheer op
zuiniger voet in te rigtendan die, welke haren steun vindt
in het gevoelen van de meerderheid der natie.
Zijdie in de tegenwoordige tijden geroepen worden om
de grondslagen voor eene nieuwe orde van zaken te vestigen,
moeten eenen juisten blik werpen inde behoeften der natiën.
Deze behoeften zijn onderscheiden naar mate van de overle
veringen en eigenaardigheden van elk volk, en van den in
vloed, welken de neigingen, de instellingen en voorbeelden
van omliggende volken daarop hebben uitgeoefend.
Indien wij deze beschouwing op Nederland toepassen, dan
gelooven wij tot eene geheel andere uitkomst te zullen ge
raken, dan de Britsche constitutie, in haren grootsten om
vang beschouwd. Ten einde echter met eenige orde onze
denkbeelden voor te dragen, zij het ons vergund stil te staan
vooreerst bij de instellingen die wij behoeven ten tweede
bij het beheer des Staatshuishouding."
I. Welke wijzigingen sedert vijftig jaren onze instellingen
ook hebben ondergaan welken invloed de ontwikkeling van
nieuwere denkbeelden ook op de natie hebhe uitgeoefend nog
onderscheiden haar twee neigingen vooreerst eene opregte
verkleefdheid aan het Huis van Oranje; ten andere een een
voudige burgerlijke zin. De natie gevoelt diep dat even
als zij hare zelfstandigheid verschuldigd is aan het regerend
geslacht, die zelfstandig gehecht blijft aan het behoud der
souvereiniteic in dat Huis; zij wil, indien ons niet alles be
driegt, den Koning op dat hoog exceptioneel standpunt ge
plaatst houden waarop hij waardiglijk de natie kan verte
genwoordigen en waaronder alle ingezetenen kunnen ge
nieten wij zeggen niet eene volkomen gelijkheid welke is
denkbeeldig en in alle vereeniging van menschen onbestaan
baar, maar die gelijkheid voor de wet, welke eene behoefte
is geworden in onzen tijd. Naast deze eerste neiging bestaat
eene andere welke wij hebben geërfd van onze vaderen
en die wij noemden burgerlijken zin. Dit wil alweder niet
zeggen dat wij er geen roem op dragen onder ons midden
te zien de naneven van hen die hunnen naam in vroegere
eeuwen onsterfelijk hebben gemaakt, dat wij aan geboorte
allen invloed zouden willen ontzeggen of aan iemand onder
scheiding, door titels verkregen zouden willen betwisten;
maar wij verstaan hier door burgerlijken zin die neiging
van den Nederlanderwelke men opmerkt zoowel in
de hoogere als in de mindere standen om zich door
geenen uiterlijke!) schijn te laten verblinden zich geene be
hoeften te scheppen waaraan men of niet, of slechts door
onbetamelijke middelen op den duur kan voldoen. Wij ver
staan door burgerlijken zin die orde, die zucht van naauw-
keurige berekening die zorg voor de toekomstwelke zoo
bijzonder onzen landaard kenmerken.
Wij behoeven alzoo instellingen, waarbij de Koning zijn
standpunt behoudt, en de natie naar hare neigingen wordt
vertegenwoordigd. Maar, hoe komt men tot die instellin
gen Moet men die putten in onzen tijd nu de scheids
muren tusschen de volken van dag tot dag meer geslecht
worden, alleen uit hetgeen vroeger bestond? Is Nederland
vreemd gebleven aan al hetgeen bij naburige volken' is tot
stand gebragt Heef: het geen kennis gedragen van al de
hervormingen, welke Brittanje in zijne constitutie heeft ge
maakt? van de staatsregelingen, welke elkander in Frank
rijk hebben opgevolgd van de instellingen welke Belgie
zich heefc gegeven en waaronder het bij eene koortsachti
ge aandoening van alle natiën rustig en tevreden is gebleven?
Ziet, leest en beoordeelt Nederland de grondwetten niet,
die in Duitschland alom worden afgekondigd voelt het
geen de minste sympathie voor die vrijheid van drukpers,
godsdienstoefening, onderwijs en vereeniging, welke onder
een billijk toezigc tot behoud van orde, den toets eener be
proeving schijnen te kunnen doorstaan I11 de daad wij geloo
ven dat men zich zeer zoude bedriegen indien men meende
dat de denbeelden van onzen tijd ook hier te lande geen
diepe wortelen hebben geschoten. Wij mogen dus, bij ons
vestigende nieuwe instellingen, wel het oog slaan op het
geen elders is ontworpen, en het goede nemen, waar wij
het vinden maar wij mogen daarbij niet uit het oog ver
liezen noch het hooge standpunt van het regerend Huis tegen
over de Natie noch dien burgerlijken zin der natie wel
ken wij hebben omschreven, en die onder het koninklijk
gezag geene groote onderscheiding tusschen de ingezetenen
toelaat.
Het is onder dezen indruk dat, bij de voorgestelde wijzi
gingen van grondwet, een aanzienlijk inkomen aan het ko
ninklijk geslacht verzekerd blijft; dat aan den koning groote
prerogatieven zijn gelaten en hetn bepaaldelijk vrije benoe
mingen zijn toegekenddie hij bevorens slechts op voor-
dragt deed, dat, verder op het voorbeeld van Belgie, de
geheele vertegenwoordiging des volks tot eene waarheid is
gemaakt, en de beide Kamers door de natie zuilen worden
gekozen ook op de gewestelijke en plaatselijke besturen is
eene billijke invloed aan de ingezetenen toegekend terwijl
de magt des Kotiings tot bewaring van het algemeen belang
alle uitspattingen dier besturen kan bedwingen, en de on
schendbaarheid der wet alle botsing wegruimt. Vrijheid van
drukpers, vrijheid van vereeniginggelijke vrijheid in gods
dienst en onderwijs zijn de leuzen van onzen tijd. Eene
grondwet die dezelve niet uitdrukte, zoude onvolledig zijn.
Maar de Nederlanderaltijd gehecht aan orde innig be
wust dat de ware vrijheid en alle welvaart daaraan naauw
verbonden zijn, sluit in niets wettelijke regels en verantwoor
delijkheid uit. Dit is ook de geest welke bij de vvijziging
der grondwet ons heeft geleid. Ziedaar eenige groote trek
ken der instellingen.welke zullen worden voorgedragen en
waaraan het schijnt dat het grootste deel der natie haar ze
gel hecht; want, het is geen doellooze daad geweest, toen
de gewijzigde grondwet is openbaar gemaakt. Die open
baarmaking is gevraagd uit zedigheid; en is toegestaan om
het gevoelen der natie te leeren kennen. De commissie van
17 maart jl. wist wel dat zij geen volmaakt werk zoude
leveren; zij wist wel, dac er leemten onnaauwkeurigheden
dwalingen in haar voorstel zouden zijn.
Maar juist daarom vroeg zij de openbaarmaking opdat
een ieder zijne aanmerkingen zou kunnen voortbrengen, en
de regering daarvan bij het definitief voorstel, nut zou kun
nen trekken; wél overtuigd dat even als er meer kennis bij
den raad van state en bij deze vergadering isdan bij eene
commissie van vijf leden er nog oneindig veel meer kennis
en licht bij de geheele Natie is te verkrijgen. De Koning
moest ook voor alles kennen den geest der Natie. Hij moest
weten of zij zich met de grondslagen door de commissie
aangenomen, kon vereenigen of niet.
Dit beroep is dan ook niet ijdel geweest, want, van alle
zijden zijn aanmerkingen gemaakt, waarvan er vele opmer
king verdienen; doch de algemeene stem heeft zich, zoo
wel in openbare geschriften als in een overgroot getal peti
tiën aan den Koning, voor de algemeene grondslagen van het
ontwerp verklaard.
Thans verder uit te wijden over een ontwerp van instel
lingendat aan U Edel Mog. nog niet is voorgedragen,
zoude ontijdig zijn. Daarvan echter geheel te zwijgen mog-
ten wij niet. Wantwij willen aan U en aan de Natie ver
klaren welke de beginselen van staats-inrigting zijn, waar
aan wij ons hechten waarmede wij op dezen zelfden oogen-
blik óf staan óf vallen.
Vervolg en slotmet overige nieuwstijdingen in een
Bijblad dat morgen zal worden uitgegeven.']
MIDDELBURG den 15 mei. Bij koninklijk besluit is
benoemd tot ontvanger der directe belastingen en accijnsen
te Axelde heer IV. Schuilenburgthans ontvanger te
Hengstdijk c. a.
Bij het 4de regement infanterie tot isten luitenant, bij
anciënniteit, de heer J. F. van Manen, van het korps.
Volgens de Nederlandscha Staatscourant zal de Eerste
Kamer der Staten-Generaal vergaderen op woensdag 17 dezer.
Het wiskunstig genootschap een onvermoeide arbeid
komt alles te boven heeft in hare vergadering van den 3
dezer, onder meerder, den heer G. JV. F. Baehrleeraar
der wiskunde aan het gymnasium te Middelburg, bekroond
wegens eene ingezondene verhandeling onder de zinspreuk
Labor vincit omniawaarin zijn-ed. zes van de 12 in 1847