MIDDELBÜRGSCHE COURANT. N". 12. Dingsdas: 1846. 27 Januarij. BESTUREN en ADMINISTRATIEN. NIEUWSTIJDINGEN, "^^m^: üDwitschlattb. UIT 7FIJKEN rAK STOOM- EN ZEILSCHEPEir. WATIOKJLE MILITIE. INTEREST BETJLIJSG. jfranfïvtjïï. TE BEGINNEN MET I MAART 1846. De STAATSRAAD GOUVERNEUR van de Provincie ZEELAND Gelet op Zijner IVÏajesteits besluit van den 9 December 1845 (^Staatsblad wö. 68)houdende nadere bepalingen op het uit wijken van Stoom- en Zeilschepen zijnde dat besluit van den navolgenden inhoud "V7IJ WILLEM II bij de gratie Gods Koning der NederlandenPrins van Oranje-NassauGroot hertog van Luxemburg enz. enz. enz. Gezien het gemeenschappelijk rapport van onze Ministers van Marine, van den 24 November jl. la. D. no. 93; van Binnenlandsche zaken, van den 27 November jl. no. 71 9de afdeeling vin Buitenlandsche zaken, van den i December jl. no. 5, en van Financien, van den 2 December 1845, no. y'l^Vj '"- en uitgaande regten houdende voorstel tot wijziging der bepalingen vastgesteld bij de koninklijke besluiten van 4 September 1824 (^Staats blad no. 47) en 25 April 1826 (^Staatsblad «0.28), nopens het uitwijken bij ontmoeting of bij voorbijvaren van stoom- vaartuigen onderling of met zeilschepenop de rivieren stroomen reeden kanalen en uitgangen binnen dit Rijk ge legen En in aanmerking nemende dat deze bepalingen met over eenstemmen met hetgeen deswege in nalmrige Staten is vast gesteld noch ook met de regelen welke van ouds-her bij de zeevarende natiën zijn aangenomenmet opzigt tot het uit wijken van zeilschepen waarmede de verordeningen voor het uitwijken der stooraschepen in overeenstemming behooren te zijn Den Raad van State gehoord (advies van den 12 Novem ber laatstleden no. i) Hebben besloten en besluiten Met handhaving van de algemeeue verordeningen voor het onderling uitwijken van zeilschepen, welke bij alle zeeva rende natiën zijn aangenomen te weten a. dat wanneer een schip met ruimen wind zeilende een bij den wind liggend schip in zijn koerslijn nadert eerstgemeld voor den bij den wind liggenden bodem moet wijken en zoo mogelijk achter dcnzelven omloopen dat wanneer twee schepen bij den wind tegen elkander inliggendeelkander ontmoetenhet schip dat over bakboord ligt, bij den wind moet houden, terwijl het schip dac over stuurboord ligt moet afhouden en zij eikander dus wederkeerig aan bakboord voorbijvaren c. dat wanneer twee schepen met ruimen wind zeilende, elkander ontmoeten zij elkander evenzeer aan bakboords- zijde van zich moeten houden daartoe het roer (den helmstok) aan bakboord leggende te bepalen als volgt aangaande het voorbijvaren en onder ling ontmoeten van stoomvaartuigen en van stoomvaartui- gen en zeilschepen. Art. I. Met den 28 Februarij 1846 worden ingetrokken en buiten werking gesteld de Koninklijke besluiten van den 4 September 1824 \staatshlad no. 47) en van den 25 April 182Ó (^Staatsblad no. 28). Met den i Maart 1846 komen in werking, de navolgende regelen voor het uitwijken bij ontmoeting of voorbijvaren van de stoombooten onderling en van stoombooten met zeil schepen welke moeten worden in acht genomen op zee en op de rivieren stroomen kanalen reeden havenmonden en zeegaten in dit Rijk. Art. 2. Stoomvaartuigen des nachts op de rivieren en stroomen, of buitengaats in druk bezochte vaarwaters varen, de, moeten altijd van zons-ondergang tot zons-opgang voor zien zijn van twee helder lichtende lantaarns, achterop eene metroode glazen, voorop eene met groene glazen, geplaatst in den voorsten en achtersten mastdie slechts éénen mast hebben de eene aan den vlaggestok achterop. De schepen door stoombooten gesleept wordendemoe ten gelijkerwijze des nachts ééne lantaarn met witte glazen voeren. Art. 3. Stoomvaartuigen in verschillende koersen varende die elkander zoo nabij kruisen dat zij in dien koers voort- sturende gevaar zouden ioopen van elkander aan boord te geraken moeten beiden het roer (den helmstok) aan bak boord leggenzoodat zij elkander wederkeerig aan bak boordzij de voorbijvaren. In rivierenkanalen of andere enge vaarwaters moeten beiden alzoo stunrboordsval houden zoo na als het vaar water gedoogt. De bepalingen in dit artikel moeten almede in acht genomen wordenwanneer een stoomvaartuig een met ruimen wind zeilend vaartuig ontmoet. Bij ontmoeting van schepen die door paarden gejaagd worden moet het stoomvaartuig den wal tegen over het lijnpad houden. Art. 4. Bij ontmoeting in engtenis het stroomopvarend stoomvaartuig verpligt zijne vaart te verminderen. Wanneer de engte zoo naauw isdat niet ten minsten vier Nederlandsche ellen ruimte, tusschen de uitstekende deelen der elkander ontmoetende stoomvaartuigen zouden overblijven moet het stroomopvarend stoomvaartuig de engte niet opvaren maar het gaande houden tot dat het stroom- afvarende stoomvaartuig de engte gepasseerd zij. De bepalingen in dit artikel zijn eveneens toepasselijk op de stroomen door getij veroorzaakt. Art. 5. Stoomvaartuigen op de ruimte onder stoom varen de in welke rigting ook zijn gehouden overal uit te wij ken voor een bij den wind liggend vaartuig over eiken boeg. Art. 6. Zeilvaartuigen op rivieren of in engten laverende, moeten zich echter zo'-gvuldig wachten om tusschen de stoom- .vaartuigen en den wal, welken deze houden moeten, te ge raken en zijn mitsdien verpligt te wenden alvorens deze koerslijn van naderende stoomvaartuigen te kruisen. Art. 7, Een stoomvaartuig een ander vaartuig in eenig naauw vaarwater in dezelfde rigting oploopende en voorbij varende, moet altijd het vaartuig dat het voorbijvaart, aan bakboord van zich houden. De voorste moet alzoo houden naar bakboordszijde de oploopende naar stuurboordszijde. Wanneer echter het voorste vaartuig door paarden gejaagd wordtmoet het stoomvaartuig den wal tegenover het lijn- pad houden. (^Het vervolg en slot in het volgend iVe.) BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MID DELBURG Ontvangen hebbende eene circulaire van den Heer Staats raad Gouverneur, van den 20 Januarij jl. (^Provinciaal Blad no. 7); Brengen bij deze ter kennis der belanghebbenden dat de kommanderende Officieren van al de daarbij betrokkene Korp sen door het Departement van Oorlog zijn gemagtigd om aan de Miliciens der ligting-van 1842, die permissie mog- ten vragen tot héf<'^'&ngaan van een Huwelijk de vereischte vergunning daartoe uit te reiken onder beding nogtans, dat de belanghebbende Manschappen casu quo vooraf hunne Schuld op het Kleeding- en Reparatie-fonds aanzuiveren en om ook aan de Miliciens welke buiten staat zijn om aan deze bepaling te voldoen desniettemin die toestemming te geven mits vooraf het onvermogen van den belanghebbende om zijne Schuld aan te zuiveren met een bewijs door de bevoegde Autoriteit afgegeven behoorlijk worde gestaafd. Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg, den 23 Ja nuarij 1846. Burgemeester en Wethouders voornoemd PASPOORT VAN GRIJPSKERKE. Ter ordonnantie van Hun-Ed. Achtbare A. M. BECIUS. De ONTVANGER der Stad Middelburg zal als daartoe door Heeren Burgemeester en Wethouders gemagtigd gedu rende de maanden Februarij, Maart en April, des voormid- dags van 10 tot 12 ure, ten zijnen Kantore, vaceren des Vrijdags tot de overneming der Obligatien ten laste derzelve Stad, en des Dingsdags tot de uitbetaling van de daarop verschuldigde Interessen, verschenen den 31 December 1845, zullende deze Interessen naar aanleiding der bepalingen bij de Stedelijke Begrooting voor dat jaar vermeld worden be taald met een half percent, of eeu zesde van den nominalen Interest in de Obligatie uitgedrukt. Middelburg, den 23 Januarij 1846. De Ontvanger roornoemd J. D. M. DE STOPPELAAR. LOTERIJ VAN TROUWELIJKE HA]>DWERKEN ten behoeve van de Armen dezer Stad. Aan de belanghebbenden in de bovenstaande Loterij wordt te kennen gegeven 1. Dat de Tentoonstelling derzelve bepaald is op Dingsdag en Woensdag den 3 en 4 Februarijin de Abdij in het Huis Letter A. No. 52, alwaar dezelve, van des voormiddags ten 11 ure'tot des namiddags ten 4 ure, zal te zien zijn, tegen vertooning der quitantie van het voorwerpof betaling van 25 cents voor den Armen. 2. Dat de uitloting op Donderdag den 5 Februarij plaats zal hebben op het Raadhuis dezer Stad des middags ten 2 ureen men derhalve beleefdelijk verzoekt dat de nog ontbrekende voorwerpen ingezonden wor den vóór of op den 30 dezer maand. 3. Dat de Lijst der uitgekomene Nummers, Vrijdag den 6 Februarij zal verkrijgbaar zijn tegen betaling van 2 ets. bij de Weduwe Jongkiadt Zoonop de Zuidzijde van den Dam. 4. Dat de getrokkene voorwerpen moeten afgehaald wor den tegen overgave van het Lot, op den 7 Februarij, van 11 tot 4 ure, in het Huis der Abdij alwaar de Tentoonstelling plaats heeft gehad en 5. Dat de Loten dezer Loterij a i den 3 en 4 Fe bruarijalsnog verkrijgbaar zullen zijn op de Tentoon stelling in de Abdijdoch reeds van heden ^f in den Boekwinkel van de Gebroeders Jbrahams. FRANKFORT den 20 januarij. Z. M. de keizer van Rusland is den 9 januarij op zijnen terugtogt naar Peters burg, door de Poolsche stad Grajewo gereisd. Den 11 werd Z. M. in zijne hoofdstad verwacht. Een den 4 te Rome doorreizende courier uit Paler mo heeft daar berigt aangebragt, dat H. M. de keizerin van Rusland omstreeks 14 dagen vóór den aanvang van het kar naval (14 februarij), welligt nog vroeger, te Rome dacht aan te komen. H. M. verlangde zeer naar eene verwisse ling van hare tegenwoordige verblijfplaats met eene andere. In de zittingen van de Saksische tweede kamer van den 15 en 16 is verder gehandeld over het voorstel der com- mjssie voorde Duitsch-Katholieken, Na lange debatten heef: de meerderheid, met verwerping van hetgeen deswege an ders door de eerste kamer mogt besloten zijnzich onder zekere voorwaarden verklaard voor de bevoegdheid der Duitsch-Katholieken om hunne godsdienstoefening te houden ook in kerken van andere godsdienstige gezindheden. Even zoo wil de meerderheid aan de Duitsch-Katholieke geestelij ken de bevoegdheid gegeven zien tot het toedienen van den doop en tot huwelijks-inzegening hnnner geloofsgenooten. Deze bepalingen wenschte men door de regeringen in de om trent de Duicsch-Katholieken uit te vaardigen voorloopige wet opgenomen te zien. LONDEN den 22 januarij. Heden heeft H.M. de ko ningin de zittingen van het parlement met eene vrij uitvoe rige troonrede geopend. De Standard behelst de volgende beschouwing aangaande dit stuk Deze troonrede moeten wij als eene van de belangrijkste beschouwen die sedert eenige jaren werd uitgesproken. De ontwijfelbare voorspoed van den handel des lands, waarvan zij spreekt, is het meest zigtbaar bij de tegenstelling, welke zij aanbiedt van den staat des landsop het tijdstip van de opening des tegenwoordigen parlements. Het.is hoogst aan genaam te vernemen, dat de betere staat der inkomsten groo tendeels was veroorzaakt door het vermeerderde verbruik der levensmiddelen en de grootere bedrijvigheid in den algeniee- nen handel des lands. Onze betrekkingen met Frankrijk, en van de vriend schap met dit land is de wereldvrede afhankelijk, evenzeer als voor het grootste gedeelte de voorspoed van de twee groote natiën, geven ons wettige reden tot gelukwen- sching, en gelukkig voor de wereld ziet men de voortdu ring dier betrekkingen te gemoet, omdat Frankrijks staats bestuur berust bij mannen aan welke het waardiglijk is toe vertrouwd. Alleen in den uitersten nood zou men tot den oorlog schrijden het is derhalve te hopen dat het geschil met de Vereenigde Staten van Noord-Amerika worde bijge legd op eene wijze de eer van beide natiën waardig. In dien echter de redelooze drift, waaraan een deel van het Amerikaansche volk M overgegevenof de ijdelheid waar door eenige van zijne volksleiders worden aangeprikkeld niet zou kunnen worden overwonnen door den wijzen en va- derlandslievenden rand van mannen als JVebsteren ingeval eene minnelijke schikking onder de onmogelijkheden behoor de, dan zal onze vorstin ten strijde gaan met het algeheele welgevallen van haar volkwanneer alle maanegeien om i^w vrede te bewaren door de cegenpartij mogten zijn verijdeld. De staat van Ierland is volgens de bev/oordingen in de troonrede, inderdaad beklagenswaardig. Met eerbied voor de handelsmaatregelen die in Hr. Ms. rede zijn aanbevolen, zou het gewis voorbarig zijn daar over eenig gevoelen te uiten, tot dat zij door den minister uitvoerig zijn bekend gemaakt; evenmin is het noodig aan de eene of andere partij in dit oogenbiik de vermaning te ge ven bereid te zijn dezelve naauwkeurig te beschouwen want wij gelooven dat zoowel in als buiten het parlement de ministeriele verklaring met de groo'sie beiangsteiling wordt te gemoet gezien." PAPv.IJS den 21 januarij. In de kamer van afgevaardig den worden de algemeene beraadslagingen over het ontwerp van antwoord op de troonrede voortgezet. Het blijkt dat de gemetselde weg voor de ijzerbaan van Havre, v.aarvan sommige gewelven eene hoogte hadden van 32 meters boven den beganen grond is ingestort door de slechte hoedanigheid van de gebruikte steenen en kalk. Het onheil was voorzien en de bewindslieden mogen zich geluk wenschen, dat het 'heeit plaats gehad voor dat de weg is bereden geworden. De jongste berigten uit A'gerie vermelden dat Ahd-cl- Kader voor het oogenbiik zuidwestwaarts afgetrokken was j en zich alzoo aan de vervolgingen van den maarschalk Bu- i genud geheel onttrokken had. Zoo dus de berigten uit het westen van Algerie te dien opzigte gunstig luidden heeft m.en daarentegen zeer nood lottige uit het oostelijke gedeelte de provincie Constantine ontvangen. De generaal Le^asseur \\'?.s den 13 december aan het hoofd eener kolonne van ongeveer 2509 man uit Con stantine getrokken ten einde de stammen van dat gewest in toom te" houden of te bestraffen. Deze koionne is op den terugtogt, in de nabijheid van Setif, van den 1 tot den 4

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1846 | | pagina 1