MIDDELBURGS CIIÈ
iMm
J
UH AM T.
15. ^«r^lovDÖ ,0 1 STILST
Zaltmlag
3 'febrirtifljij.
BESTUREN en AIMIN1STRATIEN.
NIEUWSTIJDINGEN.
JVaufcrijfc.
/0
rvru
ülcbctiaubscite 4i)»ubcI~fWartf schappij.
Xötcbevlanbcu.
.iua
L - Li i 2 i i f i ttffi» «fihmw riAlrloL'K .,„l
1
De ONTVANGER der Stad MIDDELBURG daartoe
door Ileeren Burgemeester en Wethouders geautoriseerd zal
op Vrijdag den 2 Februarij 1844, en vervolgens alle Diiigs-
dagen en Vrijdagen in de maanden Februarij, Maarten April,
tót en met den 30 April 1844 ingesloten, des voormiddags
van 10 tot 12 ure, ten zijnen Kantore op het Raadhuis
vaceren tot de overneming der Obligatien ten 'laste dezer S'tad
en de uitbetaling van de daarop'verschuldigde Interessen,
verschenen met den 31 December 1843;
Middelburg, den 22 januari) 1844.
A. J. CANTER de MUNjGK.
De DIRECTIE maakt bekend, dat door haar zullen ge
veild worden
Tc ROTTERDAM, op Woensdag den 6 Maart 1844,
7050 Blokken Banca TINliggende aldaar.
340 Pakken en Zakken). p
22 Kisten |Java kaneel> bggende aldaar.
Te AMSTERDAM, op Donderdag den 12 Maart 1844,
6364 Blokken Banca TIN, liggende aldaar.
De Directie geeft bij deze aankondiging de verzekering
dat zij vóór half Junij eerstkomende geen ander Tinen vóór
hare gewone Najaars-Veilingen van 1844 geen andere Java
Kaneel, dan de voormelde partijen aan de-markt zal brengen.
De Notitien met de Veil-conditiën zullen in tijds worden
uitgegeven.
Amsterdam den 30 Januari) 1844.
VAN DER OUDERMEULEN, President.
KO.OY Directeur fungerend Secretaris.
Bij dé zoo talrijke als aanzienlijke giftendezer dagen
bij de COMMISSIE LOON VOOR WERK ontvangenmaakt
dezelve alsnog dankbare melding Van ttveé giften ieder h
f 10, op den 30 der vorige maand bij haren Penningmees
ter ingekomen en wel van V. D. S. en A. K.
Middelburg, den 2 Februarij 1844.
De Commissie voornoemd
Namens dezelvef,
A. M. CRAMER,- Voorz.
II. REKKER Secretaris.
De ondergctec'kcndc mag met innige dankzegging aan den
edelen gever of geefster berigten dat op den 31 JanUarij
1844, bij den lieer de Blaecke de Ligvyvoor de armen
zijner Gemeente van D. eètie gift van 30 is ingekomen.
Terwijl hij zich tevens, bij deze, van den aangenamen pligt
kwijten mag, dien edelen Menschenvriend zijnen opregten
dank té betuigen, die hem onlangs eene gift van 41,50
heeft toegezonden om naar liet uitgedrukt verlahgèn des
weldoenersvoor zieken en daardoor verarmde en met kom
mer eh ellende worstelende Landgcnootentot ondersteuning
en verkwikking te dienen.
De goede God schenke hemdie ofschoon verre van
onze streken verwijderd met zoovele edele Meuschenvrien-
den in het naburige Middelburg wedijvertom in dit jaar
getijde de lijdende Landgenooten te verzorgen en te verkwik
ken zijnen zegen
Arne,muiden den 2 Februarij 1844.
IJ. HAESEBROECK.
Arnemuiden, den 1 Februarij 1844.
Met ARMBESTUUR werd zeer verblijdend verrast, in
den zoo hoogen nood waarin het zich bevindt, door de
ontvangst der volgende milde giftenbijden lieer W. van
Sc'iaïk Se.rlé bezorgd
Den 30 Januari) onder de letters T.V. uit de collecte
van Duigsdag avond, een Goudstukje ad 10; den 1 Fe
bruarij van C.W. drie Goudstukjes f 30 den 1 dito ou
der de teckéning van jn. Zs. f 1 met het volgend versje:
Wel hem] die in den nood van zijn'Natuurgenooten
Een milde hand ontsluit, als ze hem om hulpe bad
1 b c klein ook 'toffee is, hij zal zijn loon vergrooten
E11 gaart voor elke gift weer eenen dubblen schat.
Dankedelmoedige onbekende gevers of geefstersdie in
het lijden uwer Natuurgenooten hart en hand opent ter lee-
jiigjug van armoede.
Uit naam van het Armbestuur
II. W. IiOGERHEYDE
Ontvanger.
Arnemuideii, den 1 Februarij 1.844.
Dc ondergeteekende betuigt door deze hartelijk dank aan
de menschlievénde schenkers of schenksters der volgende
giften bij dén lieer /Vva)i Sc'jaïk Serlé bezorgd,, ten be
hoeve der zes nagelatene Weezen van wijlen Cs. Smit:
Den 24Januari)'van een onbekende, een Goudstukje ii
f 10; 28 dito, ita de collecte der Avond-godsdienst 25 ets.
Geniet dien zegen dés Ileeren, edele Menschen vrienden
welke IJ ij belooft hen die hulpelooze ongelukkige Weezen
ondersteunen
Meergegoede Natuurgenooten 11 zijn bovengenoemde Wee
zen-verder aanbevolen.
II. w. IIOGERHEYDE,
PARIJS den 29 jamtarijHeden hebben dc afgevaardig
den de la Rochejacqnelin Berryerde Eu lm v en de Larcy
ten gevolge van de uitdrukkingen van liet adres omtrent de
reis naar Londen hun ontslag aan de Kamer aangeboden.
De eerste heelt, zulks in persoon gedaan de drie laatsten per
brief aan den president der kamer.
Bij gelegenheid van de vernieuwing der afdeelingcn op he
den zijn van de 9 presidenten weder 7 uit de ministeriele,
'partij gekozen.
Later heeft ook de heer B/in de Bourdon zijn ontslag als
lid der kamer ingezonden.
De beroemde letterkundige C'u IVodier is eergisteren
in nabij Ó4jarigen ouderdom11a eene langdurige ziekte, over
leden. Nog in de laatste dagen van zijn leven hadden de
bewijzen der algemeene belangstellingook van die der ko
ninklijke familie hem tot opbeuring gestrekt.
Gisteren morgen is op den spoorweg van hier naar
Orleans een treurig ongeluk gebeurd. Even voor de station
alhier geraakte de trein uit de railsen een waggon die 7
reizigers bevatte werd Omvergeworpen waardóór de dood
van twee 'dier personen is veroorzaakt. De autoriteiten heb
ben zich onverwijld fia'ar de plaats van hef ongeluk begeven
ten einde de oorzaak' daarvan op te sporen.
Door den consul van Frankrijk te Jeruzalem is aan deii
minister van buitenlandsche zaken geschrevendat het 'eerste
gedeelte der door de Porte, verordende 'genoegdoening'dén 19
decembér ten uitvoer is gébragt. De nieuwe 'gouveïnérr heeft
hem, uit naam zijner regering, verschooning gevraagd 'voor
het gedrag van zijnen voorganger, Me'te mét Rec'tij- paclia,
en de 5 effeiidisdoor welke de troebelen van 291'ulij waren
aangestookt, hebben nog dienzelfden dag de hun opgelegde
■straffen ondergaan, zonder dat de rust in'hét minste gestoord
is gewiofderi.
- De^ 30 januari}. Gisteren ten 9 ure des, avonds
heeft de groote deputatie der kamer van afgevaardigden .'den
koning het adres in antwoord op de troonrede aangeboden.
Z. M. heeft hierop geantwoordi;
Mijne heeren de afgevaardigden Ik verneem met het
grootste genoegen, dat.de kamer van afgevaardigden in de
zelfde mate als ijc al hep goede b^aft waarin. Frankrijk zich
verheugt. Deze regtmatige waardering is een onderpand te
meer voor deszells voortduring. Gij weetdat ik steeds met
vertrouwen en geluk aan de opregte medewerking beantwoor
de, waarvan gif mij op niemv de verzekering geeft. Met is de
voortduring-dier eenstemmigheid van al de.' stantsmagten die'
de schuldige verwachtingen verijdeltwelke dc vijanden on
zer instellingen te vergeefs hebben gepoogd .op te wekken.
j, Ik bên zeer getroffen over de gevoelens'wélke gjj ten
aanzien mijner familie en mijzelven betuigt. Al mijne Yoncn
en kleinzonen, eveii 'als ik door den n'atiónalëii wensch en
dc daaruit ontstane wet geroepen om eventueel den consti-
tutionelen troon door mij thans bezet op të volgéri zul
len vbWtgaart 0111 zich, door hunne gehechtheid aan Frank
rijk, aan onze instellingen en aan die vrijheden, waarvan
zij de echte waarborg zijii die hooge roeping waardig te
betoonen."
sGRAVENHAGL den 30 jqnuarij. lieden zijn alle de
afdeelingen van de 1 weetje Kamer der Staten-Genergal ver
gaderd geweest pver de antwoorden der retgering wegens de
ontwerpen van wet nopensde Ilandel-maatschappij en tot,
aanvulling van de Staatsbegroting der middelen voor 1844
en 1845. De ccntrtflS'sfrdeeling hééft Zikrh bezig gehouden
met het opmaken van hme verslagen ten aanzien van de ont
werpen van wet 'tht dekking der .te korten 'óver de jhren
1841, 1842 en 1843 eh tot régeling der' vorderingen van
den Graaf van Naf;snif.
- Thans is door de centrale afdeeling opgemaakt het voor-
loopig verslag, betreffende de voordrage óp de geldleening
en de bezittingen. Daaruit blijkt, dat zich dadelijk in de
afdeelingeu de vraag heeft voorgedaanofnamelijk tfe nóód-
zakelijkheid bestaat tot het nemen van eenen buitengewonen
maatregel ter voorziening in den aeldeliiken nood en dat
zij door 3Ó ieden toestemmend beantwoord is. De overgroote
meerdeiheid der Kamer wenscht het tijdstip der geheelc rege
ling van s lands financiewezen niet langer verschoven te jtien
1 maar wenscht integendeelook met het oog op eene door
haar Hoogst wohs'chéIijk geaéhte vrijwillige conversie van.
schuld, daartoe zoo spoedig mogelijk over te gaan. Die
meerderheid kan allerminst besluiten om mede te'werken tot
het daarstellen van eenig tijdelijk redmiddelhetwelk slechts
voor het oogenblik verademing aanbrengen maar overigens
11a verloop van ettelijke jaren den staat in dezelfde of nog
grootere ongelegenheid zou doen vervallen-, en waardoor al-
zoó de toekomst van het Vaderland zou worden in de waag
schaal gesteld.
Wat nu betreft de bij het' onderhavige wets-ontvverp voor-
gedragepe middejeu zoo heeft de groote meerderheid ver
klaard datbehoudens de noodzakelijk geachte wijzigingen
wat de bijzonderheden der voordragt aanbelangtzij wel zou
kunnen besluiten om aan dezelve hare goedkeuring te ver.-
lceuen mits het voorstel der Regering in dier voege worde
verandeid dat niet de belasting, maar de geldleening op den
voorgrond worde geplaatst, en de belasting daarentegen be
stemd worde, eerstelifk en voornamelijk, om, a!s hulpmid
del het deelnemen aan de geldleening op eene krachtige
wijs te bevorderen en om vervolgens, is het noodig, bij
het onverhoopt mislukken van deze laatste ais principaal
middel ter verkrijging van de benoodigde fondsen aangewend
te worden.
Zoo als de voordrag thans ligt, schijnt het- als of de be
lasting het hoofddoel der Regering ware geweest, en of dus
de vrijwillige geldleening niet zoo zeer voorgesteld is met het
oogmerk om de daadwerkelijke heffing der belasting voor te
komenals om de daaraan verbonden bezwaren op eene voor
den Staat voordeelige wijs te matigen. Algemeen toch was
men van oordeel, dat de leening, op den voorgestelden voet,
weinig deeluèming zal vinden en dus het gewenschte doel
daarmede niet zal kunnen bereikt worden. Het'vertrouwen
der Regering te dien opzigte scheen voornamelijk te berusten
op de geneigdheid der Nederlanders, om het Vaderland te
hulp te komen. Doch, hoezeer men van de vaderlandsliefde
der ingezetenen met regt de grootste verwachtingen mag koes
teren meende men nogtans te moeten betwijfelen of de in
spraak van dat gevoel zich in dit geval sterk genoeg zou doen
vernemen0111 eenen maatregel aannemelijk te doen achten
waarmede een vrij belangrijk geldelijk verlies, door geen en
kel voordeel opgewogen, gepaard zou gaan, en waaraan,
uit den aard der zaak, slechts een betrekkelijk klein gedeelte
der Natie zou deel nemen. Evenmin schijnt het uitzigt op
eene later vrijwillige conversie als een afdoend tfrangmiddel
beschouwd te kunnen wordenom de deelneming in de geld
leening aan te móedtgendaar integendeel te verwachten is,
dat juist dit, op een toekomstig aanzienlijk verlies van in
komsten de houders van Nederlandsche schuldbrieven zal
terughouden van eene deelneming, welke reeds dadelijk voor
hen eene belangrijke opoffering ten gevolge zou hebben.
Mén meende dat, indien niet aan de inschrijving eenige
voordeeleu verbonden worden, of de deelneming door dvvang-
bepalingen bevorderd mogt worden, de uitkomst niet twijfel--
- achtig kan zijnen men dus onvermijdelijk tot. het invoeren
van de buitengewone belasting zou moeten overgaan. Dit in-
tusschen wenschte men voor te komendaar de groote meer-
derh'eidofschoon verklaard hebbende zich in beginsel met
dc heffing eener belasting op de bezittingen te kunnen ver-
'ecnigen, evenwel zich 'niet heeft kunnen ontveinzen, dat aan
zoodanige heffing vele en gewigtige bezwaren verbonden zijn,
'en hét door vele leden zelfs voor twijfelachtig gehouden
weid, óf die belasting bij de uitkomst wel aan de vemvach-
ting zou béantvvoörden.
De groote meerderheid intusschen heeft, bij haren wensch,
dat de inschrijving j„ de geldleening meer aangemoedigd wor
de, tevens, het verlangen te kennen gegeven, dat men-dit
doel piet zoo zeer trachte te bereiken, door de leening voör-
deelig in geldelijke uitkomsten voor de deelnemersen daar
door .schadelijker voor de schatkist te maken, als wel door
eenen prikkel tot deelneming dagr te stellen door middel
van dwangbepalingentoepasselijk op hendie in de geld-
leeniug niet zou hebben deelgenomen. De hoofdzaak toch
waarom het voornamelijk te doen isis eene som van 35
millioen guldens renteloos en zonder bezwaar voor de schat
kist te bekomen hetzij dat die som door de ingezetenen
vrijwillig of als belasting opgebragt, hetzij dat dezelve ver
kregen kunne worden door de uitgifte van schuld tegen la
gere rente en vernietiging van hooger rentegevende schuld.
In verband met deze denkbeelden der meerderheidzijn
bij gelegenheid van de beraadslagingen in de afdeelingcn,
onderscheidene- voorstellen door de Ieden in het midden" ge-
bragt met betrekking tot de wijs waarop de geldleening z&ou
behooren te worden ingerigt, 0111 aan het oogmerk te beant
woorden. Die middelen laten zich gevoegelijk splitsen in
middelen van uitlokking en middelen van dwang. Tot de
eersten worden gebragt al de -zóódanigewelke strekken 0111
de geldleening minder bezwarend voor de inschrijvers te doen
zijn of daaraan regtstreeksche voordeden te verbindenter
wijl men onder de middelen van dwang diegenen opneemt,
welke strekken om het deelnemen aan de leening te bevor-
oeiendoor middel van dwangbepalingen tegen hen, die
In iet hebben ingeschreven.
Als middelen om de leening zelve meer aannemelijk te
doen zijn, heeft men, onder anderen, in overweging ge
geven:
Vooreerst, om in de wet eene bepaling op te nemen,
waarbij aan de inschrijvers de bevoegdheid werd gegeven
om des verkiezendewanneer tot de heffing der belasting
mogt worden overgegaanhunne inschrijving weder in te
trekken. Dit denkbeeld heeft bij zeer vele leden ondersteu
ning gevonden.
Ten tweede is in aanmerking gekomen het denkbeeld om
aan de inschrijvers e,euig uitzigt op voordeel te openen, door
aan de leening eene loterij of kansof premie te verbinden.
Schoon niet ontkennende, dat de deelneming daardoor groo-
telijks bevorderd en aangemoedigd zou worden, hebben vele
leden zich nogtans tegen dusdanige middelen verklaard.
Ten derde werd in bedenking gegeven, om aan de leening
sene amoitisatie te verbinden door bij de wet te bepalen
dat jaarlijks een zeker gedeelte van de inschrijvingen bij lo
ting a pari zal worden afgelost. Doch ook dit middel vaft
aanmoediging, door hetwelk den Staat eene bezwarende ver-
pligtiug zou worden opgelegd werd uit dien hoofde door