MIDDELBUÏiGSCHE O U W AN N°. 38. Dingsdag 1842. 29 Maart. WC' Jrattfcrtjls. W BESTUREN en ADMINISTRATIEN. ficbctrlrtiiböchc 4$attbcI«2RAAt$ch<t$?pij. NIEUWSTIJDINGEN. <£m>0t~£rittauje. iScIgie. ilebetrlauDen, t,* Vit De abonnements-prijs dezer Courant isa 75 voor drie maanden, en franco per Post 3. De abonnementen worden voor niet minder dan drie maanden genomen, en de betaling geschiedt comptant, of bij hgt einde van ieder vierendeel jaars. De inzending der Advertentien behoort te geschieden des morgens vtftfr 10 ure, indien men dezelve in het eerst uit te geven No. wil geplaatst hebben. De Advertentien worden berekend tegen 22 Cents de regel, met uitzondering van Huwelijks- Geboorte- en Doodbekendmakingen, waarvan de prijs van edn tot zes regels is/i,5o en voor iederen regel daarboven 22 Cents. Dezelve moeten niet op zegel geschreven zijn, alzoo het regt van zegel wordt betaald. De DIRECTIE maakt bekend, dat door haar zullen ge veild worden Te ROTTERDAMop Donderdag den 28 April 1842, 36,364 Kranj. en Kanass. Java SUIKER 1 100 Kisten, DITO, J nSSende aldaar- H,po3 Kranj. en Kanass. DITO, Iigg. te Amsterdam. 6,142 dito. DITO Middelburg. dito. DITO, Dordrecht. Waarvan de Notitien met de Veil-conditien in tijds wor den uitgegeven. Amsterdam, den 26 Maart 1842. VAN DER HOUVEN, President. KOOY .Directeur, fungerend Secretaris. De KERKERAAD der Waalsche Gemeente, in de col lecte van 11. Vrijdag avond eene gift van 60van N. P. met het bijschrift: voor Loon naar Werk, ontvangen heb bende heeft dezelve ter hand. gesteld aan den Wel-Eerw. Heer A. M. Cramerwelke haar onder dankbetuiging heeft aangenomen. Middelburg, den 28 Maart 1842. Namens de Kerkeraad voornoemd, Adr. A. FOKKER, Secretaris. LONDEN den 23 maart. Het huis der gemeenten heeft een aanvang gemaakt met de voorloopige beraadslaging over het door de ministers voorgedragene financiële ontwerp. Lord George Fitz Clarencehertog van Munster een natuurlijke zoon van wijlen koning William IVen de oud ste der tien kinderen, welke deze vorst, toen hij nog hertog van Clarence heettebij de beroemde tooneelspeeistermiss Jordan, verwekt heeft, heefc zich met een pistoolschot van het leven beroofd. De geneesheeren hebben verklaard dat zich sedert weinige dagen de beginselen van krank zinnigheid bij hem hebben vertoonden dat zijn gemoed vooral door het berigt van de vernietiging der Britsche krijgs- magt in Cabotil hevig geschokt is geworden. De overledene was, bij de geboorte van den prins van Wallis, toe den rang van generaal-majoor bevorderd gewordenen bekleedde bo vendien onderscheidene andere aanzienlijke betrekkingen. Hij bezat eene uitgebreide kennis der Oostersche talen. Bij Glasgow is de stoomketel van de stoomboot Te- legraph gesprongen. Zestien personen zijn daarbij omgeko men een aantal anderen hebben zwaardere of ligtere kwet suren bekomen. PARIJS den 23 maart. In de zitting van de kamer van afgevaardigden van heden heeft de minister van fiuantien eene wet ingediend strekkende om de bestaande wetgeving betrek kelijk de suiker nog tot het volgende jaar in stand te houden. Hij heefc gezegd, dat de regering van de noodzakelijkheid eener verandering in dezen overtuigd was, doch dat het bij den tegenwoordigen staat der openbare denkwijze raadzaam scheen, de bepaalde regeling der suikerbelasting nog te ver schuiven. Die regeling kon toch ook niet op het oogenblik werken daar het onbillijk zou zijn daarvoor niet het tijd stip af te wachtendat de thans werkelijk gezaaide beetwor tel in suiker verkeerd was. Terstond nadat de minister de wet ter tafel had gebragt, hebben sommige leden der kamer, zoo als de heeren Wustemberg, Dubois en Billaultdie uit de zeehavens zijn afgevaardigdmet groote hevigheid zich over dezen stap beklaagd. Het getal der lijken op de Fransche kusttusschen Boulogne en Duinkerkenaangespoeld ten gevolge van den storm die tusschen den p en 10 dezer gewoed heefc, be draagt ongeveer 150. De beruchte mevrouw Lafarge is in hec verstand ge- krenkt, ten gevolge waarvan hare geneesheeren verzocht hebben dat zij naar een krankzinnigen-gesticht moge overge- bragc worden. Het Parijsche tijdschrift la Revue des deux Mondes behelsde dezer dagen een overzigt der jongste veroveringen en te genspoeden der Engelschen in Midden-Azie, in welk stuk uitvoerig de toestand van het rijk der Afghans, op hec oogen blik toen de Engelsche inval dien van gedaante deed veran derenworde beschreven. Het was in 1838 dat Engeland zichter zake van Ruslands geheime staatkundige hande lingenonder de kleuren vlag vanPerzie, geregtigd meende eene expeditie naar gene zijde van de rivier de Indus te zen den, om schah Soedja op den troon der Afghans te herstel len. Bijna drie jaren zijn vcrloopen sedert een Engelsch le ger dien zwakhoofdigen vorst op den troon zijner vaderen heefc herstelddoch welke steeds door zijne onderdanen werd veracht; intusschen heefc Engeland zijne krijgs- en geldmagt verspilden men kan van de heerschappij der En gelschen in Afghanistan zeggen, hecgeen een groot redenaar van de Fransche nederzetting in Afrika gezegd heeft, dat „de verwachte vruchten zel^nog in geene bloesemknoppen op dien met hun bloed gedrenkcen boom verschenen zijn." Wij behoeven (dus besluie voormelde Revue dit zijn uitgebreid verslag) de wisselvalligheden dezer kortstondige re gering niet te verhalen maar kunnen oogenblikkelijk tot de gewigtiger gebeurtenissen overgaandie nu onlangs haar be slag gekregen hebben ze zijn deze: De steeds ongetemde stammen van Afghanistan waren slechts wachtende naar een sein om op te staan en eenen godsdienst-oorlog te beginnen, den bloedigsten van alle; met een oplettend oog sloegen zij de Engelsche troepen gade welke men onvoorzigtiglijk in talrijke garnizoenente Ca- boel, Candahar, GhizniPeschawer en Jellalabad, ver strooid had; zij wisten dat die afzonderlijke detachementen gemakkelijk afgesneden en dat zij niet voor de maand april des volgenden jaars uit Indie versterkt konden worden uit hoofde der sneeuwwelke de bergpassen gescopt hield. In dien hagchelijken toestand begingen de Engelschen twee mis slagen, welke zij sedert duur geboet hebben. De eerste was eene daad van wreedheid en wel van mutelooze wreedheid. Het was eene dier razzias, welke de Engelsche menschlie- vendheid den Fransc'nen in Afrika tot misdaad rekent, maar welke de Engelsche staatkunde zich zonder gewetensbezwaar in Azie veroorlooft» Zekere luitenant Lyncheen der agen- ten politiek in Caboeleenen militairen wandeltogc door het land doende, kwam voorbij een fort, dat door eenen der aanhangers van schah Soedja, Engelands-bondgenootbezet gehouden werd, en eisclue dat hij zijne poorten zou openen. Hec opperhoofd ancwoordde, dat hij in persoon des anderen daags zijne onderwerping zou komen brengen, waarop de Engelsche luitenant, over dit uitstel gebelgd, het fort met kanonkogels open schoot, en het opperhoofd, dat zich wan hopend weerde ujci al Aiju volk, op vier man na, over de kling joeg. De manschap behoorde tot ooneu magcigen stam, dien der Ghilziesen de Engelsche correspondentwelke deze bijzonderheden mededeelt, voegt er bij: De stam vijf duizend man sterk, kwam bijeen en zwoer op den ko ran hec onschuldig vergoten bloed der hunnen te wreken. Men deed geene poging om hen neder te zetten en bezigde in tegendeel geweld." Inderdaad schijnt het dat de opstand alstoen voor het oogenblik bedwongen werdmaar alleen om bloediger en vreeselijker dan ooit naderhand weder uit te barsten. De tweede misslag der Engelschen had de uitputting hunner schatkist tot oorzaak. Het te kort der Indische kompagnie vergrootte zich zoodanig, dat men er om denken moest, hare uitgaven te bekrimpen, en door eene zeer on staatkundige voorkeurbegon de heer Macnaghten met veer tig duizend roupijen af te trekken van hec onderstandsgeld hetwelk men aan de opperhoofden verleend haddie de bergpassen bezetten en den doortogc tusschen Caboel en Jel lalabad openhielden. De klagten dier hoofden werden met versmading behandeld en oogenblikkelijk maakten zij toestel tot opstandde passen werden gesloten en alle gemeenschap tusschen de troepen der expeditie en Indostan afgesneden. Generaal Elphinstonedie te Caboel kommandeerde, zond nuvolgens gemeenschappelijk beraad met den agent- politieksir William Macnaghten, den generaal Sale met deszelfs brigade afom de bergengcen met geweld te nemen en den doortogc door den pas van Khoerd-Caboel te her stellen. De brigade ging den 12 october van Caboel op marsch en kwam nog dienzelfden dag in den bergpas, zonder echter den verschrikkelijken wederstand te voorzien, welken zij er ondervinden zon. Eenmaal in die bijna ontoegankelijke kloven doorgedrongenkonden de Engelschen er niet meer aan denken, op hunne schreden terug te keerenachttien dagen lang werden zij, om zoo te spreken, doodgewrongen in engten, waar zij bij elke schrede voorwaarts bijna man te gen man moesten vechtenreeds den eersten dag werd gene raal Sale gewond en gedwongen het bevel te laten varen en een vierde deel der brigade werd verdelgd. Van den 12 october tot den 2 november konden de troepen niec meer dan vier Engelsche mijlen daags vorderen, en kwamen eindelijk, geheel uitgeput, te Gundamuck aan den anderen kant van den pas van Khoerd-Caboelaan. Daar namen zij eenige da gen rusten vertrokken vervolgens naar Jellalabad nog steeds door de in opstand zijnde stammen op hunnen marsch be stookt wordende. Binnen de stad gekomen vonden zij er zich opgesloten met leeftogt voor drie dagen. Hun toestand was wanhopig, toen zij van Peschawer eene hulp ontvin gen welke zij niet verwacht haddenen mondbehoeften voor drie maanden. Alstoen was het, op hec oogenblik zelf dat het garni zoen van Caboel door de afgezoudene magc verzwakt was j dat een geduchte opstand in de hoofdstad uitborst. Naar hec schijnt, waren de Engelschen tot op het einde toe van het daarzijn der zamenzwering onbewust. Van 32 agenten- politiek, die door het koningrijk verspreid warenhad niet een eenige het spoor daarvan ontdekt. De ongelukkige Bur- nes was, door een overmatig vercrouwen op de inboorlingen verblind, de eerste die aan de Indische regering schreef, dat de hoofden der Afghans zich opregteiijk mee schah Soedja vereenigd haddenen dat men gerustelijk de Engelsche troe pen uit de door hen bezette plaatsen terug ontbieden kon. Ook de heer Macnaghten zond rapportendie een vol ver trouwen ademden, en maakte zich reeds gereed om Caboel te verlaten en het gouvernement van Bombay op zich te gaan nemen. Allen sluimerden; zij ontwaakten in een bloedbad. Den 2 novemberop allerzielendageen dag (zegt een Engelsch relaas) die in onze Afghansche geschiedboeken nimmermeer vergeten zal worden," borst een verschrikkelijke opstand te Caboel uit. Eene bende der insurgenten begon de moord met verscheidene officieren aan te grijpendie de stad doorreden. Het eerste slagtoffer was de stoutmoedige Alexander Burnesde held van den Indus, slechts 35 jaren oud; hij werd onder het te paard stijgen door eenen Arme niër gedooddie hij in zijne dienst had. Zijn broeder Char les Burnes werd aan zijne zijde om hals gebragten éeil ander officier onder de oogen van schah Soedja zeiven in- stukken gehouwen. Weldra was geheel de stad onder de wapenen, de bazars werden geplunderd, de huizen overweU digd en verwoest. De aanval kwam zoo plotseling, da: de insurgenten terstond van de stad en de voorraad.magazijnen meester waren en de Engelschen dwongen in de citadelhet Boela-Hissarte vlugten. Schah Soedja sloot zich in dit kasteel op, terwijl de Engelsche gezant, sir William Mac naghten, zich ineen 5 Engelsche mijlen van de stad gelegen kamp verschanste, waar de generaal Elphinstone komman deerde. De Engelschen bezaten ongeveer zesdehalf duizend man, en hetgeen bewijst hoe ontzettend de opstand was, de belegerden hebben zich gedurende twee maanden, dat hij geduurd heeftaanhoudend tot verdediging moeten bepalen zonder eene eenige maal buiten hunne verschansingen te dur ven komen. Onderctisschen was al het omliggend land nndw de wope nen; allcrwege rezen de stammen op en kwamen zich bij de opstandelingen van Caboel voegen. Generaal Nottdie met een sterk garnizoen Candahar bezet hieldzond drie Indische regementen tot hulp naar Caboel afvruchteloos echter poogden dezen zich eenen weg door de sneenw te banen; zij worstelden voort tot Ghizni, maar daar, noch lastdieren noch voorraad meer hebbende, keerden zij'naar Candahar te rug Ghizni en Caboel zonder eenige hoop latende om voor de lente ontzet te worden. Kapitein Woodbum met 130 man van Ghizni vertrokken en onderweg door de opstandelingen bestookt was in een fort geweken. Aldaar door 4 5000 man belegerd deed hij eenen uitval in twee afdeelingen de eene onder zijne onmiddelbare aanvoering, de andere onder bevel van een Inlandsch officier. Zich in het digtst der vijanden ge worpen hebbende, werd hij in stukken gehouwen en zijne bende toe den laatsten man verslagen; de andere divisie poog de zich den weg naar Ghizni te banen, maar slechts 5 man ontkwamen om het lot hunner krijgsmakkers te verhalen. Het vervolg hierna. BRUSSEL den 24 maart. De advokaat-generaalde heer de Bavay heeft in de teregtzicting van het hof van assises van gisteren zijn pleidooi van repliek in de zaak van de za- menspanning tegen de veiligheid van den Staat ten einde ge bragt. Aan het slot dier pleitrede heeft hij aan de gezwo renen onder hec oog gebragtdat zij zich niet door de vrees van hoofden te doen vallen van hec schuldig verklaren moes- cen laten terug houden daar de ter dood veroordeelden ze ker van den koning lijfsgenade zouden verwerven. Daarop hebben Vandermeere Parys en Vandersmissen met drift uit geroepen Wij willen geene genadeWij zijn onschuldig 1" In de teregtzicting van heden heeft de advokaac Vanderton den termijn van dupliek voor de beschuldigden gepleit. De voorzitcer heeft de zaak geresumeerden de gezworenen hebben ten 1 ure zich verwijderd om te beraadslagen over 141 vragen, welke hun in drie volgreeksen zijn voorgesteld. 's GRAVENHAGE den 25 maart. Bij besluit van gis teren heefc Z. M. de Koning, Gezien de wet van den 27 december 1840 Staatsblad no. 87), tot voorziening in de behoefte van 's Rijks geld middelen, waarbij is bepaald dat, tot dekking van het te kort op 's Rijks finaiuien tot het einde van 1840, zal kun nen worden daargesteld een kapitaal van 18 miliioen gulden schuld, rentende 5 ten xoo, hetwelk in het tweede groot- boek van de nationale schuld zal worden ingeschreven*' Gezien de begrooting van Staatsbehoeften voor de'jaren 1842 en 1843 voor het departement van financiën, vastge steld bij de wet van den 14 october 1841 Staatsblad no. 54") bij welke voor het jaar 1842 is voorzien in de rentebetaling cegen den verschijndag van 1 october 1842, overeen bedrag van i2 miliioen van het voorgemelde kapitaal;

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1842 | | pagina 1