MIIIDËLBCR6S-CHE
COURANT.
m
W. 6.
Donderdag:
1842.
13 Januarij.
BESTUREN ex ADMINÏSTIIATIEN.
ïN iEU WSTIJDINGEN.
Jfranïfvtffc
ülcbcrlatibeti.
De abonnements-prijs dezer Courant is 2,75, voor drie maanden, en franco per Post f 3.
De abonnementen worden voor niet minder dan drie maanden genomen, en de betaling
geschiedt coinptant, of bij het einde van ieder vierendeel jaars
De inzending der Advertentien behoort te geschieden des morgens vdr'r 10 ure, indien
men dezelve in het eerst uit te geven No. wil geplaatst hebben.
De Advertentie» worden berekend tegen 22 Gents de regel, met uitzondering van Huwelijks-
Geboorte- en Doodbekendmakingen, waarvan de prijs van éin tot zes regel» is 5o
en voor iederen regel daarboven 22 Gents.
De PROVINCIALE GENEESKUNDIGE COMMISSIE
in ZEELAND verzoekt bij deze de Ileeren Art. Obst.
Doctores, Vrocrfmessters ev VroecHrrauwc-.. deze Provin.
cie voor zooverre dezelve niet in het tste District of in
Plaatsen woonachtig zijn, waar eene Stedelijke Commissie
is gevestigd of niet) alreeds hunne Verloskundige Tabellen
over het jaar 1841 hebben ingezonden, om dezelve, voor bet
einde der maand Januarij 1842, te doen toekomen aan de
Heeren Leden dezer Commissie, in hun District woonach
tig en bij gevolg die van het ede Districtaan den Heer
Df. R. C. Ermerinste Zierikzee; van het 3de District
aan den Heer T. Pietersete Goes; van het 4de District]
aan den Heer Dr. P. ,7. Hennequinte Sluis, en die van
het 5de District, aan den Heer Dr. .7. J. Jansen, te Axel,
welke Heeren tot het ontvangen dier Tabellen gemagtigd zijn!
Wordende wijders bij deze Heeren Burgemeesters en Wet
houders der Steden en Burgemeesters en Wethouders of As.
sessoren der Steden en Gemeenten ten Platten Lande in ge
zegde Districten, uitgenoodigdom, van nu voorta'an aan
bovengemelde Heeren, in welker District zij woonachtig
zijn, wel te willen toezenden de jaarlijksche Staten betrek
kelijk het personeel der Geneeskunst-oefenaren in hunne Ge
meentenalsmede die der gedane Vaccinatien en der aan de
Kinderziekte behandelde Personen, waarvan de toezending
tot heden regtstreeks aan deze Commissie elk kwartaal is
geschied.
Middelburg, den jj Januarij 1842.
De Provinciale Geneeskundige Commissie
in Zeeland
Namens dezelve
B. de JONGE Voorzitter.
Js. de MAN Jz.Secretaris,
[Eenige dankbetuigingen voor giften tot ondersteuning der
armen zoo hier als elders ons ter plaatsing in de courant
toegezonden, zullen in het eerstvolgend no^ worden oDge-
nomen.J
Dezelve moeten niet np zegel geschreven zijn, alzoo het regt van zegel wordt betaald.
PARIJS den 7 januarij. In een half officieel dagblad
van heden wordt thans stellig berigt, dat de koning aan
Quénisset, Colombier en Ju<,t Brazier de doodstraf heeft
kwijtgescholden. De straf des eersten is in deportatie die
van de beide anderen in levenslangen dwangarbeid veranderd
Het bevelschrift van gratie zou den 8 dezer bij het hof de^
pairs tot/bekrachtiging inkomen.
Het Journal des Débats heeft thans een artikel over
het bekende diplomatische geschil met Rusland opgenomen,
waai in het te kennen geeft, wel te gelooven dat de leden
van het Russische gezantschap te Parijs den 1 dezer eene
-ongesteldheid hebben moeten voorwenden, doch niet, dat
als wedervergelding voor het terugroepen van den Russischen
ambassadeur von Pahlen uit Parijs, het voorwenden eener
-ongesteldheid aan de leden van het Fransche gezantschap te
Petersburg is voorgeschreven.
Het in vrijheid stellen van den abt de Lammennais heeft
aanleiding tot een optogt van ongeveer 500 personen, groo-
tendeels studenten in de regten en medicijnen, gegeven, die,
voor zijne woning gekomen, eene deputatie benoemd hebben
•om hem geluk te gaan wenschen. Niet slechts is door de
overigen, toen de abt zich op het balkon vertoonde, het
geroep van leve Lamennaisaangeheven, maar onder' weg
bebben zij vele oproerige kreten, zoo als weg met Guizot'.
weg met de Palts! leve Dupoty I laten hooren. Sommige
belhamels zijn in hechtenis genomen.
Er is hier te lande een Indische brievenmaal aange-
bragt, bengcen uit de wateren van China behelzende, van
Jen 20 october, de tijding medebrengende, dat de Fngel
■schen in augustus zich van het Chinesche eiland Amoy en
Je stad van dien naam Op de kust tusschen Kanton en Nan
kin) hebben meester gemaakt, en daarin 5oo stukken kanon
bebben vermeestert!. De stad is door de oorlogschepen he
vig gebombardeerddoch zonder veel uitwerking wegens
Je stevigheid der muren doch nadat er troepen geland wa
ren hebben deze de wallen beklommen en de stad stormen-
Jerhand ingenomen. Het verlies aan de zijde der Engelsclien
is niet groot geweest. Kort na de inneming hebben de Bik
ten de stad en het eiland wederom verlaten en is de vloot
noordwaarts gezeild, den koers naar Ningpo en Chusan
•stellende.
^s GRAVEP4HAGE den 10 januarij. Z. M. de Koning
beeft den 2 dezer het volgend besluit genomen
IV1J IVILLEM II, enz.
Gelet op de b;j ons ingekomen adressen, houdende be
zwaren betrekkelijk het lager onderwijs, en willende daarin
te geraoet komen voor zoo veel zulks behoudens de wettelij.
lce bepalingen kan geschieden, alsmede allen mogefijken waar
borg daarstellen tegen elke met den geest der wet strijdige
toepassing en bepaaldelijk tegen iedere krenking der verschil
lende gevoelens, waarvan de vr heid bij de grondwet is ver
zekerd:
Gezien de rapporten van onzen directeur-generaal voor
de zaken van de R. K. eeredienst, van den 1 augustus 1 840
110. 2/D aoo, en van onzen minister van binneniandsche za
ken van den 20 november 1840, no. 530;
In overweging genomen hebbende het rapport van den
19 januarij 1841, aan ons uitgebrag: door de bij ons besluit
van den 12 november 1840, no. 15, benoemde commissie
tot onderzoek van de voormelde bezwaren alsmede de daar
bij aan ons gedane voorstellen;
Gelet op de nadere rapporten van onzen minister van
binneniandsche zaken van den 16 maart en 13 augustus 1 841
n0- '57 en "tl- A/B, alsmede dat van 30 december 1841
no. 617
Willende gelijktijdig het misbruik te keer gaan hetwelk
ons is gebleken, in ineer dan één geval, met betrekking tot
het huisonderwijs te zijn ontstaan uit eene onjuiste opvatting
van art. 4 van het reglement litt. A behoorende bij de wet
van 3 april 1806;
Gezien de daaromtrent door onzen minister van binneniand
sche zaken uitgebragte rapporten van 17 november 1838,
no. 143, en 28 mei 1839, no. 153;
Den Raad van State gehoord,
Hebben besloten en besluiten:
Art. 1. De bemoeijenissenbij koninklijk besluit van
13 maart 1821, no. 85, en bij art. 2 van het koninklijk be
sluit van 27 mei 1830 {Staatsblad no. 9), opgedragen aan
de gouverneurs worden overgedragen op de gedeputeerde
Staten der respective provinciën, met dien verstande echter
dat het aan de gedeputeerde Staten (ook in verband met het
bepaalde bij art. 5 der wet van 3 april 1806) zal vrijstaan
een lid uit hun midden te benoemen, ter waarneming van het
voorzitterschap der provinciale commissie van onderwijs.
Art' s* Toe handhaving --- gclijkhaij van Jlen voor
de wet, en ter voorkoming dat niet aan het lager onderwijs
eenige uitsluitende of eenzijdige rigting worde gegeven zal
voortaan bij het doet* van voordragten ter vervulling der
openvallende schoolopzieners-plaatsen overeenkomstig art. 10
der wet voor het lager schoolwezen en onderwijs, van 3
apul 1806, in het oog moeten worden gehouden, dat de za-
menstelling der provinciale commissien van onderwijs wat
aangaat de verschillende godsdienstige gezindten van hare le-
denzooveel mogelijk in evenredigheid kome met de onder
linge godsdienstige verhouding van de bevolking in iedere
provincie.
Onze minister van binneniandsche zaken zal onverwijld
onderzoeken in hoeverre er, hetzij behoefte, hetzij aanlei-
ding bestaat, om door splitsing der schooldistricten de daar-
stelling dier evenredigheid te bespoedigen; hij zal ons vervol
gens deswege verslag doen, en zoodanige maatregelen voor
stellen als waartoe dat onderzoek aanleiding zal hebben
gegeven.
Wij behouden ons voor, in afwachting dat de bedoelde
evenredigheid zal zijn daargesteld, ter tijdelijke tegemoetko
ming bij de provinciale commissien van onderwijs te benoe
men honoraire ledenwelke aan de algemeene vergaderingen
dier commissien deel zullen nemen, over de aldaar voorko
mende zaken mede zullen raadplegen, eene concluderende
stem zullen hebben, en, ofschoon niet tredende in de gewone
furie tien der schoolopzieners, zoo als dezelven aan dezen bij
hunne instructie zijn voorgeschreven, echter het regt zullen
bezitten om alle de lagere scholen in de provincie te bezoe-
ken eu omtrent die scholen in de vergaderingen voorstellen
te doen.
Wanneer ons, uit een daaromtrent door onzen minister
van binneniandsche zaken uit te brengeu rapport, zal zijn
gebleken dat er redenen bestaan0111 in eene of meerdere
provinciën zoodanige honoraire leden te benoemen zal de
benoeming door ons geschieden.
Art. 3. De benoeming van schoolopzieners zal voor-
taan slechts geschieden voor een tijdvak van zes jaren, zul
lende de aftredende schoolopzieners echter telken reize weder
benoembaar zijn.
Art. 4. Bij wijziging in zoo verre van art. 9 van het
reglement A behoorende bij de wet van 3 april 1806, zal
de schoolopziener van elk district niet slechts bevoegd
maar ook verpligt wezen om overigens op den voet van ge
meld art. 9in iedere bij hetzelve bedoelde kleinere stad of
gemeente van zijn districteen plaatselijk toevoorzigt daar
te stellen, bestaande uit eenige leden, te kiezen, zoo veel
mogelijk, met inachtneming van de godsdienstige verhouding
der bevolking van de betrokkene kleine stad of gemeente.
Art. 5. Naar gelang er vacatures zullen ontstaan in de
plaatselijke schoolcommissienvermeld in art. 10 van het
reglement A.behoorende bij de wet van 3 april 1806, zal
de vervulling mede moeten geschieden, zoo veel mogelijk,
met inachtneming der godsdienstige verhouding van de be
volking der betrokkene stad.
Bij uitbreiding van gemeld art. 10, zal ook zonder in-
achtneming van het getal of van de soort der reeds bestaan.
de scholen, in iedere stad of gemeente waarvan de bevol
king 8000 zielen of daar boven bedraagt, eene plaatselijke
scnooicommissie kunnen worden daargesteld, op den voet in
gemeld artikel omschreven.
Art. 6. Bij uitbreiding in zooverre, van art. 1, van het
koninklijk besluit van 27 mei 1830 {Staatsblad no o")
zalwanneer iemand zich hetzij aan een stedelijk- hetzij"
aan een gemeentebestuur mogt hebben geadresseerd tèr ver
krijging van vergunning tot oprigting eener lagere school
en dat verzoek niet mogt zijn ingewilligd, de adressant zich
kunnen wenden tot de gedeputeerde staten der provincie
welke alsdan, na het betrokken bestuur te hebben gehoord']
naar bevind van zake de weigering zal kunnen handhaven of
wel de oprigting der school zal kunnen inwilligen.
Art. 7. Bij het vervullen van schoolonderwijzers-plaat
sen, in steden en gemeenten waar slechts ééne lagere school
bestaat, zal, na gehouden vergelijkend examen, bij nage
noeg gelijke bekwaamheid en verdere geschiktheid der can-
di da ten billijk acht worden geslagen op derzei ver god •<-
godsdienstige gezindte en op die van de meerderheid der in-
gezecenen.
In zoodanige steden en gemeenten waar meerdere la
gere scholen zijn, zal mede, ingeval van ontstane vacature
zooveel mogelijk worden gezorgd, dat, bij nagenoeg ge-'
l"ke bekwaamheid en verdere geschiktheid der candidaren
de billijke verhouding tusschen het getal schoolonderwijzers
en onderwijzeressen der verschillende godsdienstige gezindten
en de onderlinge verhouding der bevolking te dien opzigte
worde behouden of hersteld.
Art. 8. Door onzen minister van binneniandsche zaken
zuilen, na gehouden overleg voor zoo veel noodig mee
de departementen van eeredienst, aan ons maatregelenwor
den voorgedragen tot het doen ophouden (voor zoo veel zulks
behoudens alle verkregene regten kan geschieden) van de
verpligte vereeniging, waar die nog bestaat, der onderwii-
Zeisbetrekknig met Kerkelijke bedieningen.
Art. 9. Bij wijziging in zoo verre van art 28 van het
reglement A, behoorende tot de wet van 3 april 1806
zullende alle de in Van art. 3 van gemeld reglemen't
bedoelde bijzondere scholen der iste klasse, die bij uitslui
ting behooren tot eenig godshuis van welke gezindte ook
behalve door kinderen tot zoodaniggesticln behoorendeook'
kunnen bezocht worden door kinderen, wier ouders door het
dia konie- of arm-bestuur dier gezindte worden weali-
menieerd.
Art. to. De schoolonderwijzers bij de openbare lagere
scholenen bij de bijzondere lagere scholen van de "2de
klasse, zijn gehouden om aan de geestelijken dier onderschei
dene godsdienstige gezindheden in hunne stad of gemeente
op derzei ver te dien einde te doene schriftelijke aanvrage
opgave te doen van alle boeken, gezangen en schriften!
waarvan z,j onderwijzers bij het onderrigt in hunne scho-
len gebruik maken.
Wanneer een geestelijke eenige bedenking tegen het ge
bruik van eenig zoodanig boek, e„z. mogt hebben, en de
onderwijzer zonde vermeenen zich naar die, aan hem schrif
telijk mede te deelen bedenkingen niet te moeten schikken
zal de geestelijke zich te dien opzigte kunnen adresseren bij
den schoolopziener (of bij de plaatselijke schoolcommissie),
onder welke de school ressorteert.
7'°° deze de bet1enkingen gegrond vindt, zal hij (of
de plaatselijke schoolcommissie) het verder gebruik van het
beklaagde aanstonds doen schorsen en vervolgens (de plaat
selijke schoolcommissie door tusschenkomst van den school
opziener die in de commissie zitting heeft) de gansche toe-
dragt der zaak aan de provinciale commissie van onderwijs in
hare eerste vergadering doen kennen.
Indien de provinciale commissie even als de betrokken
schoolopziener (of de plaatselijke schoolcommissie), de be
denking gegrond vindt, zal dezelve het gebruik van het be
klaagde in al de scholen harer provincie verbieden.
Indien de provinciale commissie zich met het oordeel
van den schoolopziener (of van de plaatselijke schoolcommis.
sie) niet kan vereenigen, en alzoo de bedenkingen door den
geestelijke gemaakt voor 's hands niet gegrond acht, zal zij
de bedenking aan de kerkelijke overheid van den betrokken
geestelijke voorstellen, met uitnoodiging om te verklaren of
en in hoeverre die bedenking in hare godsdienst ofderzelver
beginselen grond heeft.
De provinciale commissie van onderwijs zal alzoo na
der ingelicht naar bevind van zake, het gebruik van het be
klaagde op al de voormelde lagere scholen in hare provincie
verbieden of toelaten.
Indien de schoolopziener (of de plaatselijke schoolcom
missie), aan welke eenige bedenking door eenen geestelijke
wordt ingeleverddezelve „iet gegrond acht, zal'hij'(ófde
plaatselijke schoolcommissie) zich bij de kerkelijke overheid
van dien geestelijke vervoegenten einde eene verklaring
te ragen als boven is omschreven. Aclitervolgens die ver
klaring zal de schoolopziener (of de plaatselijke schooicom -