MIDDËLBURGSCHE
COU II A NVtf
N°. 143.
Zaturdas
1840.
28 November.
BESTUREN en ADMINISTRATIEN.
N1 EUWSTIJDINGEN.
Jfcaukrijk.
ülcbcrlattben.
tff
De DIRECTEUREN van de Afdeeling des Nederland-
schen BIJBELGENOOTSCHAPS alhier gevestigd, maken
bij deze bekend, dat op aanstaanden Donderdag, den 3 De
cember, des avonds ten 6 ure, in de Nieuwe Kerk, door
den Wel-Eerw. Heer A. Slotemakereen kort verslag van
den staat des Genootschaps medegedeeld, en tevens eene
toepasselijke redevoering zal gehouden worden. Zij twijfelen
niet, of allen, die in de zaak der Bijbelverspreiding belang
stellen, zullen aan deze Godsdienstige zamenkomst gaarne
willen deelnemen.
Middelburg, 27 November 1840.
DE SUPERVILLE, President.
BORSIUS, Secretaris.
De COMMISSIE tot uitdeeling van SPIJS aan Minver
mogenden, te Middelburgzal op Maandag den 30 Novem
ber aanstaandedes voormiddags om elf ure precies in
het gewoon Lokaalvaceren tot aanbesteding van het voor
dezen Winter benoodigde VLEESCH; zullende op geene
Biljetten van Inschrijving worden acht gegeven, waarvan de
Inschrijvers niet in persoon tegenwoordig zijn.
De Conditiën dezer Aanbesteding liggen van heden af,
ter bezigtiging in voorschreven Lokaal.
Middelburg, den 24 November 1840.
Namens de Commissie voornoem d
II. du BUISSON BECIUS Secretaris.
PARIJS den 23 november. In de zitting van de kamer
der afgevaardigden van hedenis het adres van antwoord op
de troonrede, zoodanig als dit door de daartoe benoemde
commissie, na langdurige beraadslagingen is opgesteld voor
gelezen. Sedert lang was de aandacht op dit stuk gespan
nen. De kamer was dan ook bij de voorlezing nagenoeg
voltallig. Al de ministers waren tegenwoordig. De voorle
zing van dit stuk is door de uitvallen der bewegingspartij van
tijd tot tijd afgebrokendie een voorspel zijn van de zeer
lievige beraadslagingen, welke dit stuk zeker zal opwekken.
Er waren onder deze uitvallen enkele die een deel der Fran-
sche volksvertegenwoordiging in een zeer treurig licht ver-
tootien.
Na de lezing van dit ontwerp is de vergadering zeer on
stuimig uiteen gegaan, zonder stellige bepaling wanneer zij
voortgezet zal worden.
Bij den aanvang der zitting is een wets-ontwerp gelezen
ter verkrijging van een suppletoir credietten behoeve der
vreemde uitgewekenen.
De oppositie vleit zich dat het adres de goedkeuring van
de meerderheid der kamer niet zal verwerven naardien het
volgens haar oordeel ai te vredelievend gestemd Is.
H. M. de koningin-weduwe van Spanje is, na vrijdag
te Fontainebleau door den koningde koningin deu hertog
van Aumale tn drie der prinsessen ontvangen te zijn, giste
ren, in gezelschap dezer doorluchtige personen, in deze
hoofdstad aangekomenen heeft de voor haar in gereedheid
gebragte vertrekken in het palais-royal betrokken, alwaar
zij door de hertogen van Orleans en van Montpensierde
ministers Soult en Guizotden voormaligen Spaansclien ge
zant graaf de Mirafloresden Napelschen ambassadeur en
haren voormaligen minister, den heer de Zèa Bermudez
werd opgewacht. H. M. heeft aan het middagmaal ten hove
deelgenomen.
Velen meenendat het verblijf dier vorstin te Parijs zeer
kortstondig zal wezen, en dat zij zich te Pauin het kas.
teel van Hendrik IK, vestigen zal.
Alvorens Marseille te verlaten heeft koningin Christina
een manifest aan de Spaansche natie uitgevaardigdwaarin
zij dezezonder eenig verwijt te doenaan de door haar
verrigte weldaden herinnerten hare dochters in de liefde
der bevolking aanbeveelt.
Van den ministerielen kant wordt verzekerd, dat eene
zeer vredelievende nota van lord Palmertton bij de regering
is ingekomen.
De schepen met het overbrengen der asch van Napo
leon belast, hebben de haven van Bahia den 14 september
verlaten, en kunnen, naar men berekent, tusschen den 5 en
10 october te St. Helena zijn aangekomen, zoo dat men hare
terugkomst in Frankrijk, zonder onverwachte beletselen, op
de helft van december mag stellen.
De bekende abt de la Mennais en de boekhandelaar
Pagnerre zijn hedendoor het hof van assises der Seine
beide bij verstekveroordeeld elk tot tvvee jaren gevange
nis en vijfduizend francs boete, wegens het schrijven en
verspreiden van het berucht oproerig geschrift, getiteld het
Land en de Regering.
Men zegt, dat het uitstel der verdere regtspleging van
Darmès aan verscheidene ontdekkingen toegeschreven moet
worden, die hij gedaan heeft in de hoop van gratie te ver
werven en door welke een aantal zijner medepligtigen bekend
geworden is.
'sGRAVENHAGE den 24november. Heden in den vroe
gen morgen is Z. M. IV'Hlcnt Frederikgraaf van Nassau,
met deszelfs gevolg uit deze residentie naar Duitschland ver
trokken.
De afdeelingen van de Tweede Kamer hebben ook de voor
dragten nopens de middelen tot bestrijding der uitgaven on
derzocht. De verhooging van de opcenten op vele belastin
gen heeft vrij wat bedenking gevonden. Men meendedat
de eerste levens-benoodigdheden als daar zijn de steenkolen
de brandstoffenhet gemaal, enz.niet meer bezwaard moes
ten worden. Het denkbeeld is geopperd dat de renteniers
zoowel als de grondbezitters en industriein de lasten ten
algemeenen behoeve zouden behooren te dragen. De bezit
ters van zoogenaamde vermogens en portefeuille waren vol
gens vele leden, thans van billijk aandeel in het dragen der
lasten ontheven. Hoe de renteniers bereikt zouden worden,
weten deze leden echter niet aan te geven zij meenendat
van de zijde der Regering, als op het beste standpunt hier
toe geplaatsteene voordragt ten dezen moest worden ge
daan. Sommigen opperden de gedachte van het inhouden
van renten bij het grootboek of van een matig zegel op de
coupons. Soortgelijke middelen zouden bij den algemeenen
nood de schatkist gelijkmatig stijven.
Zelfs oordeelden eenige leden dat de vreemde negotiatien
bij kantoren hier te lande gevestigd, gelijk die op Rusland
Oostenrijk Napels, enz en derzei ver couponszeer wel daar
in konden betrokken worden.
Men meende, dat de renteniers te zeer de noodzakelijkheid
zouden gevoelen, om 's lands geldmiddelen weder op goeden
voet te brengen, en het crediet van den Staat te schragen,
dan dat zij niet bereid zouden zijn tot eene betrekkelijk ge
ringe opoffering.
Aan den anderen kant werden deze ontwerpen zeer bestre
den. Men achtte het onstaatkundig en onvoordeelig eigene
fondsen te bezwaren, in een tijd, waarin wij nog tot leenin
gen onze toevlugt moeten nemen. Men was tevens zeer be
vreesd voor eene aanmerkelijke daling der staatsschuldbrie
ven, die van maatregelen als de bedoelde het gevolg zou
zijn; terwijl tevens ieder, wien zulks vrij stond, als van
zelve zich van de te bezwaren fondsen zou ontdoen.
De voorstanders van eene renten-belasting meenden echter
dat alles van de wijze en aard van de belasting afhing; dat
het toch blijkbaar is dat de maatregel zou geschieden ter be
vestiging van datgene, waarbij de rentheffers het meeste be
lang hebbenorde in de openbare geldmiddelen en verzeke
ring alzoo van het Staats-crediet. Genoemde voorstanders
konden zich niet verbergendat op corporatien enz.die
zich van effecten niet geheel ontdoen konden altijd de ge
volgen van den maatregel eenigermate zouden drukkendoch
voor den duur werden hunne inkomsten verzekerd. Men
meende datmetterdaad onze effecten ten gevolge van de
rente-belasting, als men er de goede gevolgen van overwoog,
in prijs moesten rijzen.
Een der leden heeft eene nota tegen de rente-belasting in
geleverd, en ten slotte gezegd: „dat men dezen maatregel,
in eenen tijd waarin men oin zoo menigvuldige redenen de
beurzen der kapitalisten benoodigd heeft, als een gegronden
middenweg moest beschouwen om dezelve eerder te sluiten,
dan dezelve, als vroeger, met belangstelling geopend te
houden."
Men heeft ook het denkbeeld van eene tijdelijke verhoo
ging der heffing van het successie-regt buiten de regte lijn
geopperd.
Tevens isonder anderenin bedenking gegeven of ook
niet een middel zou uit te vinden zijn0111met eenig be
langrijk gevolg, en zonder onbillijkheid of te groot bezwaar,
eenige tijdelijke inhoudingen in te voeren op de traktemen
ten pensioenen wachtgelden enz.boven zeker te bepalen
beloopde bezoldiging der geestelijkheid daarvan alleen uit
te zonderenals zijnde deze reeds bijzonder spaarzaam be
deeld.
Gesteld echter, dat de voorgestelde opcenten op de belas
tingen geheel of ten deele aangenomen wierdendan meende
men dat de werkzaamheden der ontvangers te min bij der-
zelver inning vermeerderd werden, dan dat die opcenten niet
gaaf in 's Rijks kas zouden kunnen vloeijen.
Wat de geldelijke middelen der Oost-Indien aangaat, heeft
men de mededeeliug gevraagd van het tusschen de Regering
en de handel-maaischappij gesloten contract nopens de jaar-
lijksche aflossing van 5 millioen der schuld van genoemde
maatschappij op de Oost-Indische bezittingen. Het verwon
derde eenige ledendat van het deel der producten van den
jongste" P'"k, dat nog overig moet zijn, nergens in de ge
dane mededeelingen melding is gemaakt. Men heeft bepaald
gevraagd: welke producten in 1840 hier te lande of in Indie
verkocht zijn welke bruto en netto rendement deze hebben
opgeleverd; en eindelijk, waartoe in 1840 dat rendement
is aangewend.
s GRAVLNHAGE den 25 november. Bij het onderzoek
van de 11 ontwerpen van wet betrekkelijk de Staarsbegrooting
van uicgaven voor den jarei84i, inde afdeelingen der Staten-
Generaal, is in het algemeen het verlangen uitgedrukt naar
meerdere inlichtingen en groot leedwezen aan den dag ge
legd, dat de tegenwoordige begrooting denzelfden geest ademde
als het oude budgeteri men alzoo wederom teleurgesteld was
in de verwachting van meerdere bezuiniging en vereenvou
diging tot stand gebragt te zien.
Men heeft opgemerktdat de gewone uitgaven niet door
de gewone middelen worden bestreden, en dat er dus tot be
houd vau 's lands krediet andere maatregelen noodig zijn.
Schijnbaar zouden de inkomsten over 1841 de uitgaven mee
29,415:94 overtreffendan inderdaad overtreffen degewone
uitgaven de gewone inkomsten reeds over 1841, en zal dit
over 1842 nog meer het geval zijn. Vooreerst komt op de
begrooting niets voor tot aflossing van de 4! pets. en den in
koop van de 3I pets. amortisatie.syndikaatdie aflossing
en die inkoop is inmiddels volgens de wet verpligtende.
2» Zijn onder de uitgaven niet begrepen de vijf tonnen gouds
voor onvoorziene uitgaven. 3. Worden onder de middelen
gerangschikt een overschot der middelen over 1838 en vroe
ger, ad 398,703:725 en gelijk overschot over 1839 en
1840, ad ƒ850,000; te zamen 1,248,703:72! dan dit
overschot kan toch wel niet geacht worden eene gewone
inkomst te zijn. 4. Vindt men onder de middelen eene
som van 1,400,000wegens overschot van het door Belgie
ten deele gerestitueerde aandeel in de rentebetaling over 1839.
Ook dit kan inderdaad geen gewoon middel zijn, om gewone
uitgaven te dekken. Meii rekende hierbij uit, dat er wer
kelijk en inderdaad eene schuldvermeerdering van f 2,600,000
zal plaats hebben, om in de gewone uitgaven over 1841 te
voorzien en zulks niettegenstaande nog omstreeks ƒ1,000,000
(voor aflossing en inkoop van schuldbekentenissen amortisatie-
syndikaat en voor onvoorziene uitgaven) ongedekt blijft. Hoe
verderfelijk het ook moge zijn, steeds in het financiële op
eene betere toekomst te rekenenzoude deze ongunstige ver
houding tusschen uitgaven en ontvangsten over 1841 minder
zorgelijk zijn indien een volgend dienstjaar gegrond uitzigt
op vermindering gaf: dan, bij de aanneming van de aangebo
dene wets-ontwerpenzouden de uitgaven weder vermeerde
ren a. met de rente van de twaalf millioen vijf pets.
werkelijke schuld, ad 600,000; b. met de meerdere rente
wegens de verwisseling van de 4 pets. schatkistbiljetten
ad 108,000; c. met de rente van vlottende schuld, plus
minus 242,000, en alzoo met 950,000.
Hierbij verdient niet uit het oog verloren te wordendat
de raming van de inkomsten zoo hoog mogelijk is opgedre
ven in vergelijking ook met de werkelijke uitgaven dat
men ten onregte heeft berekenddat de opbrengst van de
middelen even zoo veel per centen zal vermeerderen, als er meer
dere opcenten zullen worden geheven terwijl toch de ondervin
ding leert, dat bij verhooging van opcenten de sluikerij en ont
duiking toeneemt, en het principaal der belasting vermindert;
dat wel is waar door Z. M. Koning IVillem Frederik over
het volgend jaar eene bijdrage is toegezegd van 190,000
voor de domeinen van Prins Frederik, doch dat die bijdrage
voor het minst is onzekerdat eindelijk de toelage uit de
geldmiddelen van de Overzeesche bezictingen als precair moe
ten worden aangemerkt vooral omdat die zelfde geldmiddelen
reeds met eene aanzienlijke rentebetaling en eene jaarlijksche
aflossing van niet minder dan 5 millioen aan de handelmaat
schappij zijn bezwaard. Men meent dan ook met ernst te
moeten aandringen op het beramen van maatregelen tot her
stel van het zoo noodig evenwigt tusschen de uitgaven en
inkomsten van het Rijk. Men betwist niet, dat eene verhoo
ging van sommige belastingen hiertoe dienstbaar kan gemaakt
worden; dan men meent, dat dit het eenig middel niet kan
niet mag zijndat bovenal vereenvoudiging en bezuiniging
gevorderd wordengeene bezuiniging op bezoldiging van
mindere ambtenaren die thans reeds naauwelijks een bestaan
vinden, maar vereenvoudiging in het geheele Staatsbestuur,
vermindering van het getal ambtenaren inkrimping van bo
venmatig hooge tralttamenten pensioenen en wachtgelden
en zulks zonder aanzien van persoon. Het is meer dan tijd,
zeidft men, dat medelijden met hen, die onder de zwaarte
der belastingen gebukt gaan, de Regering aanspore thans eenen
anderen weg te bewandelen.
Men heeft weder, ten aanzien van alle hoofdstukken en
onderdeelen der begrooting veelvuldige inlichtingen gevraagd
en mogelijke bezuinigingeu aangewezen waarbij men steeds
van het denkbeeld is uitgegaan dat het allezins mogelijk
was de Staatshuishouding in te krimpen en te vereenvoudi
gen, en het geheele Staatsbeheer op eene mindere schaal te
brengen.
Men heeft aangemerktdat het weder het plan schijnt te
zijn, de administratie van het hertogdom Limburg als provin
cie op denzelfdeu omslagtigen en kostbaren voet in te rig-
ten waaronder al de provinciën, en het geheele overige Rijk
gebukt gaan en waarin het zoo moeijelijk is eenmaal be
staande, eenjge belangrijke veranderingen te maken. Hier,
waar de Regering nog de vrije hand heeft, is het te wenschen
dat deze bedenking tot de noodige voorzigtigheid zal aansporen.
Men heeft wederom aangedrongen op het voorstellen eener
wet nopens de pensioenen op de aanbieding der reeds afge
werkte wet op de paarden-posterijop het voordragen eener
wet op het stuk van den waarborg van gouden en zilveren
werken op de herziening der wetgeving, op de jagt en vis-
scherfjop het indienen der toegezegde wet op de algemeene
rekenkamer; op eene spoedige herziening der militie-wetenz.
Binnen kort verwacht men de antwoorden der Regering
op de tegen deze ontwerpen gemaakte bedenkingen.
NIJMEGEN den 24 november. Wij hebben de treurige
mare te vermelden van het overlijden van Z. Exc. den heer
Cornelis Rudofphtts 'l'heodorus baron Kraijetihoffluitenant-
generaal, grootkruis var. de militaire Willems-orderidder
van het legioen van eertitulaire gouverneur van Amster
dam. Z. Exc. overleed in den afgeloopen nacht, ten ge
volge van ecue spoedig toenemende borstziekte en bijkomend