MIÖDELBÜÜGSCHE
C O U R A ÏV\i\
N°, 48.
Ding s dag
1840.
21 April.
BESTUREN en ADMINISTRAT1EN.
NIEUWSTIJDINGEN.
iSutföchlaitb.
<F»vi>o!~l5cittaute»
/vanfcrijfc.
j^cberlanbetu
Administratie der Domeinen Wegen, Vaartenenz.
PROVINCIE ZEELAND. AGENTSCHAP SAS-VAN-GENT.
AANBESTEDING.
Op Woensdag den 29 April 1840, des voormiddags om
11 ure, zal de AGENT van.hec DOMEIN te SAS-VAN-
GENT, daartoe behoorlijk geautoriseerd, al of niet in te
genwoordigheid van eenen Inspecteur der Domeinen ten
•overstaan van den Notaris Benteyn residerende te Biervliet,
en getuigen, ten Huize en Herberge van Krielte IJZEN-
DIJKE in het openbaar aanbesteden:
Het bouwen van een TOLHUIS, langs het gedeelte des
Grooten Wegs der iste Klasse No. 10, bij den Tol
No. 4, onder de Gemeente Aardenburgmitsgaders
het maken en stellen van twee TOL BOOM EN, met
de noodige Scheringen, Reglement, Tarief en Wapen
borden met de leverantie van al de tot deze werken
benoodigde Materialen.
Het bestek en de voorwaarden, waarop deze Aanbesteding
zal geschieden, ligtbehalve op de gewone publieke plaat
sen ter lezing in het lokaal van het Provinciaal Gouver
nement te Middelburg; ter Secretarien der Gemeenten IJzen-
dijke, Aardenburg, Schoondijke Breskens en Eede ten
Kantore van de Agenten van het Domein te Middelburg en
te Sas-van-Gentzoo mede ten Kantore van bovengemelden
Notaris Benteynen bij den Opzigter des vorengenoemden
Wegs, te Oostburg, bij wien het plan ter visie iegt.
De Agent van het Domein voornoemd
E. C. L. D'HANENS.
HONOVER den 14 april. Gisteren heeft Z. M. de ko
ning de commissie der beide kamers in een plegtig gehoor
ontvangen, welke hoogstdenzelven het adres overbragt
waarin de stenden-vergadering Z. M. haren dank betuigt
voor het indienen van het ontwerp eener nieuwe staatsrege
ling. Opmerkelijk is het, dat in dit adres ook met dank
betuiging gewaagd wordt van 's konings besluit, om de vroe
ger van regeringswege gedane verklaring dat de kiezers
welke weigeren nieuwe afgevaardigden te benoemen, be
schouwd worden als daardoor de constitutie van 1819 te er
kennen" weder in te trekken.
De koning heeft, in zijn antwoord, zijn bijzonder genoe
gen over dit adres betuigd, en daarbij gevoegd: Gij kent
mij, ik ben een man van mijn woord. Wat ik zeg en be
loof, volbreng ik. Ik kan verzekeren, dat ik slechts ééne
gedachte heb, namelijk het geluk en de welvaart des lands.
Gij kent de trouw der Hanoveranen. Ik heb steeds mijn
volkomen vertrouwen aan het land geschonken. Er zijn he
laas hier en daar eenige slechten maar de massa is goed en
redelijk. Door hetgeen gij mij zegt, voel ik als 't ware een
steen van mijn hart weggenomen. Ik ben nu gerustwij
zullen ons doel bereiken
FRANKFORT den 14 april. In een berigt van de Rus
sische grenzen van den 5 april leest men:
Volgens de hier uit Rusland ontvangene berigten heeft
men voor het tegenwoordige van elke nieuwe onderneming
tegen Chiwa afgezien. Het ontzettende materieel dat bij
de expeditie van Perowsky verloren is gegaan is in Rusland
niet zoo spoedig weder bijeen te brengen; ook zijn de door
die expeditie veroorzaakte kosten niet zoo onbeduidend ge
weest dat men terstond tot eeue herhaling daarvan zou
willen overgaan. Alles wat men voor het oogenblik zeggen
kan is, dat eene vernieuwde poging tegen Chiwa waarschijn
lijk eerst in het volgende jaar plaats zal hebben. Alsdan zal
men echter eenen anderen weg inslaan, waar geene vrees
voor gebrek aan water bestaat, en langs welken uit dien
hoofde de marsch in een zachter jaargetijde zou kunnen be
werkstelligd worden tevens zou tneti alsdan de helft der tegen
Chiwa bestemde troepen over de Kaspische zee vervoeren
van welker oostkust tot voor de poorten van Chiwa de
zelve slechts eenen korten afstand zouden behoeven af te
leggen. De twee laatste ondernemingen in 1819 en 1825,
mislukten om dezelfde redenen als die van generaal Perowsky
het is te hopen dat een volgend plan beter beraamd zal
zijn."
In de diplomatieke kringen alhier wil men met zeker-
iheid weten, dat het geschil tusschen Engeland en Napels,
door tusschenkomst der overige mogendheden in der minne
beslecht moet worden. Men oordeelt, dat bij de tegen
woordige staatkunde van Europa geene ernstige botsing
tusschen twee Europesche Staten kan plaats hebben. In het
bijzonder wendt het Oostenrijksche kabinet alles aan, 0111 de
geschilhebbende partijen met elkander te verzoenen.
LONDEN den 15 april. Mr. G. Palmer heeft gisteren
avond in het huis der gemeenten na dat alvorens lord .7. Rus-
sell geweigerd had nadere inlichting te geven betrekkelijk
den eigenlijken grondop welken er schadevergoeding bij
het Chinesche gouvernement van wege Hr. Ms. kabinet zal
aangevraagd "wordenvoorloopig van bet voordragen cener
resolutie door hem op den 30 dezer kennis gegeven welke
resolutie zal inhouden, dat de weigering van het Chinesche
gouvernementom voor den opium te betalendie aan het
zelve door de Britsche onderdanen uitgeleverd isdoor dit
huis niet als eene voldoende regtvaardiging zal beschouwd
worden, 0111 aan gemeld rijk den oorlog te verklaren.
Aan beide huizen is het besluit van H. M. in rade
voorgelegd, waarbij bepaald wordt dattengevolge der be
ledigende handelingen van sommige Chinesche autoriteiten
jegens Engelsche officierenen onderdaan, en ter verkrijging
der vereischte voldoening daarvoor, schepen en ladingen,
aan den keizer van China zijne onderdanen of andere in
woners van dat rijk behoorende door Hr. Ms. oorlogsvaar
tuigen zullen kunnen worden genomen en opgebragt, terwijl
eene commissie benoemd zal worden om bij weigering der
gevraagde voldoening, over hec lot dier schepen en ladingen
te beslissen.
Uit eene ontledende opgave der graafschappen en plaatsen,
wier vertegenwoordigers hunne stemmen over de bekende mo
tie van sir .7. Graham hebben uitgebragt, blijkt, dat Enge
land en Wallis eene beduidende meerderheid voor die motie
hebben opgeleverd, en dat de ministers de door hen verwor
ven betrekkelijke zegepraal hoofdzakelijk aan de stemming
van vele Iersche leden te danken hebben.
In Ierland houden velen zich zoozeer overtuigd dat het
kabinet niet staande zal kunnen blijvendat verschillende
personen reeds moeite aanwenden om bij de door hen ver
moedde vernieuwing van het parlementzich van hunne ver
kiezing te verzekeren.
In de zeehavens en op 's rijks werven blijft groote druk
te heerschen.
PARIJS den 15 april. De koninklijke familie zal een
gedeelte der maand mei te Fontainebleaudoorbrengen. Voor
het einde dier maand zal hec huwelijk van den hertog van
Nemours worden gesloten en denkelijk nog voor dien tijd
de nieuwe aartsbisschop benoemd zijn.
De kamer der pairs heeft zich gisteren met de wet
op de geheime fondsen bezig gehouden bij welke gelegen
heid de politiek van het kabinet door den president-minister
Thiers tegen onderscheidene aanmerkingenis verdedigd. Ten
opzigte der binnenlandsche politiek heeft die staatsman ver
klaard dat de regering niet voor de verandering van het ver
kiezingsstelsel gestemd isen zich bijaldien men die ver-
J andering wilde doordrijvenernstig daartegen zou ver-
zecten. Over de zaken van het Oosten uitweidende,
beschouwde hij de vrees ais overdreven, dat Rusland
zich van Konstantinopelof Engeland zich van Egyp
te zou willen meester maken, dewijl het een en ander te
zeer tegen het regc der volken zou aandruischen om niet
de algemeene verontwaardiging te verwekken. Hij erkende
echter dat de inzigten van Engeland en Frankrijk ten aan
zien van Egypte meer dan die betrekkelijk Konstantinopel
uit een liepen, en kwam er rondborstig voor uit, hoe de
Fransche regering aan al de overige kabinetten hare meening
had te kennen gegeven, dat men Egypte en Syrië in handen
van den onderkoning laten moest.
Heden zijn de discussien voortgezet, zonder dat het nog
tot eene stemming is gekomen.
Men zegt, dat de president-minister in de commissie we
gens het supplementair crediet verklaard heeft dat de oor
log in Afrika geen kleine, maar een zeer uitgestrekte en ge-
wigcige oorlog wezen zal. Reeds zijn, naarmen er bijvoegt,
20 millioenen fr. boven het toegestane tot dat einde uitge
geven en zullen bovendien nog 30 millioenen daartoe ver-
eischt worden, zoodat de uitgaven voor dit jaar 100 mil
lioenen zouden beloopen.
Prins Castelcicala de Napelsche afgezant naar Londen
heeft Parijs nog niet verlaten, maar zijne afreis tot morgen
uitgesteld waaruit men opmaaktdat de ambassadeur van
Napels grooce waarde hecht aan de tusscheukomst van Frank
rijk om de geschillen tusschen zijn hof en het Engelsche
te vereffenen.
Men meent hier veel reden tot de vrees te hebbendat
in Sicilië troebelen zullen uitbarsten zoodra zich Engelsche
oorlogschepen voor de havens van dat eiland vertoonen.
Een der dagbladen wil met zekerheid weten dat de oor
log tusschen Engeland en Napels verklaard is, en dat het
eskader onder den admiraal Stopford bepaalde order heeft ont
vangen om de Napelsche Schepen te nemen.
Van een anderen kant weet men dat de gouverneur van
Malta, op het vernemen der aankomst van een groot getal
troepen in Sicilië de pakecboot Hydra heeft afgezonden
om inlichtingen te vragen, en dat de Bellerop'ton gelijktij
dig bevel bekomen heeft om zee te kiezen.
Een partikuliere brief, uit Londen alhier ontvangen,
zegt, dat er aldaar veel gesproken wordt van het ontslag
van lord Melbourneuit hoofde het Engelsche ministerie de
meerderheid in de quescie betrekkelijk China verkregen nier
voldoende oordeelt.
De volgende telegraphisclie depeche uit Baijonne van
den 14 is van gouvernemencs-u ege bekend gemaakt:
Den 8 heeft de generaal Ayerbe het fort Villarluengo
ingenomen, en den 10 heeft de graaf Belascoain Penar-
roya bemagtigd en 24 krijgsgevangenen gemaakt. Een stuk
geschut en eene grooce hoeveelheid munitie is in zijne magt
gebleven."
s GRAVENHAGE den 16 cipril9 Pleden middag heeft
H. K. H. de Prinses Sophiadochter van ff II. K. en K.
HH. den Prins en de Prinses van Oranje, op hec paleis, in
tegenwoordigheid van Z. M. den Koning en verdere leden
van het koninklijk geslacht, hare geloofsbelijdenis afgelegd,
welke haar is afgenomen door den weleerwaarden heer hof
kapellaan .7. Dei-mout,in bijzijn van de weleerwaarde hee-
ren D. De/prat, hofkapellaan en rustend leeraar bij de
Walsche gemeente, en C. L. van den Broek, predikant bij
de Nederduicsche-Hervormde gemeente dezer residentie.
Z. M. heeft benoemd tot Nederlandsch consul te
Barceiona den heer F. Rivas y Sola.
In de processen-verbaal der beraadslagingen van de af-
deelingen der Tweede Kamer van de Staten-Generaalover
het ontwerp van wet toe vaststelling der begroocing voor het
loopende jaar [waaruit wij in ons vorig 110. reeds eenige
punten hebben opgegeven], komen nog de volgende beden
kingen voor
Mee betrekking toe de vereischte 4 millioen om in debe-
hoeften van het amortisatie-sijndicaat te voorzien verlangen
eenige leden eene specificatie der behoefte, ten einde, meer
afdoende dan uit de medegedeelde staten, te kunnen beoor-
deelen waar die behoefte in bestaathoedanig men ze vali
deert en welke middelen van het amortisatie-sijndicaat er te
gen overstaan.
Zij oordeelendat de hier bedoelde som toch geene dotatie
kan zijn, wanneer het vooruitzigt bestaat, dat men die voor
taan als eene jaariijksche behoefte zal moeten beschouwen.
Een dier leden aciitce de hier aangevraagde toelage boven
dien als strijdig met hec tractaac van den 19 april jl. naar
dien het alleen de staatsschuld vereffent en de liquidatie van
alle overige wederkeerige precencien bij de artikels 22 en 23
aan partijen zelve wordt overgelaten. Andere leden deelen
in dit bezwaar niet, en de meeste zijn opzigtelijk het doof
een lid geopperde van oordeel datvermits het vredes-trac-
taat van den 19 april in tegenoverstelling van het vroeger
concepthet amortisatie-syndicaat liec wegvallener geene
afzonderlijke liquidatie desaangaandemet Belgie behoeft plaats
te hebben.
Vele leden zijn inttisschen vati oerdeel, dat de hier be
doelde 4 millioengevoegd bij de wettelijke dotatie van
2§ millioen uit de begrooting der uitgaven moesten gelige
worden, niet alleen omdat het eigenaardiger zou zijn het on
derwerp in afwachting van en in verband met eene amotie
van hec amortisatie-sijndicaat afzonderlijk in overweging te
nemen maar bovenal mede omdat de f 6,700,000thans
door middel eener geldleening tot aanvulling der gewone be
hoeften vereischt alsdan mede uit eene wet zouden kunnen
wegvallen, waarbij nimmer leeningen te pas zouden komen.
Eene andere afdeeling heeft mét klem aangedrongen dat,
zoo lang het sijndicaat niet werkelijk zal zijn ontbonden,
en al zijne lasten en middelen in de begrooting zullen wor
den opgenomen geen gedeelte daarvan daarop behoort voor
te komen veelmin zoodanig globaal aangewezen nadeelig
slot, als hetwelk de uitkomst zou zijn van aan de Staten-
Generaal nog genoegzaam onbekende en nog geenszins door
hen goedgekeurde handelingen.
Ten aanzien van het uitgedrukte verlangen tot wijziging
der grondwet, ook in verband met het financieel beheer,
meende men nu reeds te moeten opmerken dat met het
meeste genoegen gezien was dat de Regering wel had willen
toegeven aan den eenparig geuiten wensch om de begroo-
ting te verdeelen in zoo veie wets-ontwerpen als er hoofd
stuk aen zijn dan men betreurde het dat hierbij de geheel
onaannemelijke bepaling was gevoegddat de staatsinkom
sten eenmaal vastgesteld zijndezouden voortduren tot dac
daarin door eene nieuwe wet verandering wordt gemaakt.
Met leedwezen had men onder de voorgestelde wijzigingen
niet aangetroffen de voorgedragen verantwoordelijkheid der
ministers, en het daaruit voortvloeiende contreseing, niet
tegenstaande de leden der Tweede Kamer bijna eenparig hier
op hadden aangedrongen,
Eene afdeeling herinnerde aan de klagten reeds vroeger
zoo luide opgegaan over de srerke zucht bij de centrale ad
ministratie om vele zaken en werkzaamheden tot zich te
trekken, welke bij de gewestelijke en plaatselijke besturen
eigenaardiger, ja soms grondwettig behoorden te blijven, en
moet als een middel tot wezenlijke inkrimping van veelvul
dige bemoeijingen en hieruit ontspruitende kosten de volledi.
ge naleving van het bekende besluit van 1 maart 1831 aan
geven, zich overtuigd houdende datindien dit naar den wa
ren zin en geest ware opgevolgd en gehandhaafd geworden
dit besluit reeds voor lang heilrijke vruchten had kunnen en
moeten opleveren.
In de vierde afdeeling heeft een lid stilstaande bij het
tweede hoofdstuk, gevraagd of de overwegingen, welke zou
den worden aangelegd over de rekenkamer, om die in
stelling aan het zoo noodig oogmerk van een rigcig en
beter toezigt van 's Lands geldmiddelen te doen beantwoor-
den reeds zijn aangevangen en welke gunstige resultaten
hiervan te wachten zijn? Bij het derde hoofdstuk verlangde
de afdeeling te vernemen, op welk onderdeel de vermindering,
bij nijverheid voorgedragen zal worden toegepast Zij heeft
bepaaldelijk met kunnen goedkeuren dat de Regering zóó
ernstig vasthoudt de noodzakelijkheid der uitgaven voor kunsten
en wetenschappen, welke zoo dikwijls de aandacht en af keu-