MIDDELBVRGSCHE C O R A IV T. W°- 53. Donderdag 1839. 2 Mei. UJ. - v »- f publicatie. .Schutterij. 'Bcfsenbrnafiitisj. NIEUWSTIJDINGEN. SJiitfsdtlanb. (övoot'ïïi'itUxnjc. De abonncments-prijs dezer Courant is 2,7 5, voor drie maanden, en franco per Post 5, De abonnementen worden voor niet minder dan drie maanden genomen, en de beta ling geschiedt comptantof bij het einde van ieder vierendeel jaars. De imending der Advertentien behoort te geschieden des morgens v<5c5r 10 uren indien men dezelve in het eerst uit te geven No. wil geplaatst hebben. j£" I)e Adverlcnlien worden berekend tegen 22 Cents de regel, met uitzondering van Huwelijks- Geboorte- en Doodbekendinakingen waarvan de prijs van één tot zes regels is f i,5o en voor iederen regel daarboven 22 Cents. Dezelve moeten niet op zegel geschreven zijn, alzoo het regt van zegel wordt Letaald. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MID DELBURG, gelet op art. 6 van Zr. Ms. besluit van 21 Maart 1828 Staatsblad no. 6), brengen bij deze ter ken- nisse van een iegelijk dien zulks zoude mogen aangaan, dat, ter voldoening aan art. 6 der wet van den 11 April 1827, ten opzigte van de Schutterijenvan Woensdag den 15 Mai aanstaande, tot Vrijdag den 31 daaraanvolgende, dagelijks (uitgezonderd Zon- en Feestdagen)van des morgens ten to tot des middags ten 12 ure, ter Secretarie dezer Stad, zal gereed liggen het Register van inschrijving, welk Re gister op den 1 Junij daaraanvolgende moec worden gesloten. En worden mitsdien alle Ingezetenen dezer Gemeente, zonder onderscheid gehuwd of ongehuwd welke op den 1 Januarij dezes jaars hun 25ste jaar zijn ingetreden en hun 34ste nog niet hebben volbragt, (hoedanigen zijn alle mannelijke Ingezetenen, geboren in het jaar 1814), bij deze opgeroe pen en aangemaand, om zich op voorschreve plaats en uur, vóór den 1 Junij aanstaandeter inschrijving in het Regis ter aan te dienen; terwijl, ter voorkoming van alle misvat ting welke zoude kunnen ontstaanmet betrekking tot de verpligtingendie bij voorzeide wet op de Schutterijen wor den voorgeschrevenaan de belanghebbende Ingezetenen de zer Gemeente bij deze wordt onder het oog gebragt. A. Dat, behalve die op den 1 Junuarij van dit jaar hun 25ste jaar zijn ingetreden, zich mede ter inschrijving voor de Schutterij moeten aangeven, die Personen, welke hun 34ste jaar niet voleindigd hebbende, schoon in andere Ge meenten ingeschrevensedert de laatste inschrijving in deze Gemeente zijn komen inwonenalsmede de Vreemdelingen die sedert de laatste inschrijving in de termen zijn gevallen om, op grond van art. 2 der wet van den 11 April 1827, als Ingezetenen te worden beschouwdmet welke gelijk staan de uit dc dienst ontslagene Militairen, voor zoo verre deze in de jaren der Schutterij verkeerenen welke zich alzoo mede ter inschrijving moeten aangeven. B. Dat de verpligting en bevoegdheid tot de Schutterlijke dienst, en mitsdien tot de inschrijving en het domicilie van inschrijving, is geregeld bij de artikelen 1 2 7 en 8 der voorschreven wet, zijnde van den navolgenden inhoud: Art. 1. Ieder Ingezeten van het Rijk, die op den eersten Januarij van elk jaar zijn 25ste jaar zal zijn ingetreden en zijn 34ste niet voleindigd zal hebben zalingevolge de be palingen dezer wet, daartoe opgeroepen zijnde, verpligt wezen de Schutterlijke dienst uit te oefenen. Art. 2. Als Ingezetenen worden met betrekking toe de toepassing dezer wet beschouwd ei. Alle Nederlanders binnen het Rjjk hun gewoon verblijf houdende. b. Alle Vreemdelingen binnen het Rijk woonachtigwelke hun voornemen om zich aldaar te vestigen zullen hebben aan den dag gelegd hetzij door eene uitdrukkelijke verkla ring hetzij door het werkelijk overbrengen van den zetel van hun vermogen en de hoofdmiddelen van hun bestaan. De tijdelijke uitoefening van een bedrijf of handwerk, in eenige ondergeschikte betrekkinggelijk die van leerling, knecht, enz., kan op zichzelven niet beschouwd worden als een bewijs van het voornemen om zich in het Rijk te vestigen. Art. 7. Zijdie in meer dan ééne Gemeente hun gewoon verblijf houden of den zetel van hun vermogen hebben ge vestigd zullen tot de inschrijving verpligt zijn binnen de Gemeente alwaar eene dienstdoende Schutterij aanwezig is. Bijaldien in de verschillende Genieenten alleen dienstdoen de of alieen rustende Schutterijen bestaan zullen zij zich doen inschrijven in de Gemeente alwaar zij voor de Perso nele Belasting zijn aangeslagenen de Ambtenaren in die Gemeente, alwaar zij ambtshalve verpligt zijn hun verblijf te houden. Art. 8. Die van hunnen ouderdom geen voldoend bewijs gevenzullen door het Plaatselijk Bestuur worden ingeschre ven, naar deszelfs oordeel, onverminderd de bevoegdheid van den ingeschrevenen0111 van zijnen juisten ouderdom nader te doen blijken en C. Dat de straffen op het niet voldoen aan de verpligtin gen betrekkelijk de inschrijvingen zijn omschreven in art. 9 van gemelde wetzijnde van den navolgenden inhoud Art. 9. Die bevonden zullen worden zich niet vóór den 1 Junij te hebben doen inschrijvenzullen door het Plaatse lijk Bestuur ambtshalve ingeschreven worden en door den Schuttersraad worden verwezen in eene geldboete; terwijl zij daarenboven zonder loting bij de Schutterij zullen wor den ingelijfd indien het zal blijken, dat er tijdens de ver zuimde inschrijving geene redenen tot uitsluiting of vrijstel ling ten hunnen aanzien bestonden. En opdat niemand hiervan onkundig zij zal deze worden gedrukt, afgekondigd en aangeplakt, mitsgaders in dezer Stads-Couranc geplaatst. Gedaan ten Raadhuize te Middelburg, den 29 April 1839. Burgemeester en Wethouders voornoemd PASPOORT van GRIJPSKERKE. Ter ordonnantie van Hun Edel Achtbare A. M. B E C I U S. De ONTVANGER van de Centrale Directie van TVal- cherenverwittig., de daarbij belanghebbenden, dat bij hem ontvangen zijnde de door Zijne Exc. den Staatsraad Gou- 1 verneur dezer Provincie excutoir verklaarde Rol van het Ge- schot over den jare 1839, de daaruit getrokkene Aanslag Biljet ten zijn rondgebrngten de onderscheidene Landeigenaren hiervan behooren te zijn voorzienwordende de zöodanigen welke die niet mogten hebben ontvangen, uitgenoodigdde zelve ten zijnen Kantore te komen afhalen, terwijl de Be lastingschuldigen worden aangemaand, zich naar de bepaalde Bclastingscerraijnenvolgens den inhoud der Kennisgevingen, stiptelijk te gedragen, ten einde onaangenaamheden en kos ten te voorkomen. Middelburg, den 23 April 1839. De Ontvanger voornoemd 1SAAC LUTEYN. De Houders van Pretentien wegens achterstallige Schulden der STAD VERE voortspruitende uit leveramien enz. sedert 1814 en vervolgens, worden alsnog opgeroepen het hun competerende af te halen, vóór den 1 julij aanstaande; zullende tot uitbetaling derzelve dagelijks (Z011- en Feest dagen uitgezonderd) op het Stedelijk Kantoor worden ge vaceerd. De Nederfandsche Godsdienstige Israëlitische SCHOOL COMMISSIE, voor het Ressort Middelburgbiengt bij deze ter kennis van de Begunstigers van het Instituut van Onderwijs Chesed Negnurim, dat op Maandag den 6 dezer, des morgens ten 10 ure, zal worden overgegaan tot het af nemen in de Sclioolvertrekken van het gewoon jaarlijksch onderzoek der bij dat Instituut onderwijs genietende Kinde ren, en dat, op den voet van vorige jaren, toegang zal worden verleend aan hen welke dit examen mogten willen bijwonen. De School-Commissie voornoemd, Middelburg, den 1 Mei 1839. Namens dezelve, Het Lid en Secretaris S. W. PRAAG. WELNEN den 21 eepril. Alhier loopt het gerucht, dat Z. M. keizer Nico/aas voornemens is, in het aanstaande voorjaareene reis te ondernemen die op de staatkundige aangelegenheden een grooten invloed zou kunnen uitoefenen. BERLIJN den 23 april. De Allgemeine Preussische Staats-Zeitung bevat de volgende kabinetsorder aan den mi nister van staat en financien, graaf von Alvenslehen „Ingevolge van een rapport, van den 31 maart, keur ik goed dat de vermindering van inkomende regten op de Ne- derlandsche lompen-suikervoor de fabrijken der tolvereeni- ging bestemd en onder opzigt van fabricering, welke aan Holland is toegestaan volgens art. 4 van het tractaatden ai januarij 11. gesloten en die bepaald zijn op 5% per quintaal in aanmerking der begonnen onderhandelingen mee andere gouvernementen, en in afwachting van billijke vergeldingen, eene voorloopige en dadelijke uitvoering erlange acht weken na de publicatie van genoemd tractaatmet betrekking tot alle lompen-suikers, zonder onderscheid van oorsprong, on der voorwaarde evenwel, dat de invoer plaats bebbe langs den tollijn, welke aan het Nederlandsch grondgebied grenst, en verder langst den noordelijken tollijn, te rekenen van dit district tot aan Memel, insgelijks ten gebrnike der raf finaderijen van het tolverbond en onder opzigt. Gij zult dit besluit op de gewone wijze doen bekend maken en ten uitvoer brengen. Berlijn, 10 April 1839. (gct.) Frederik Wilhelm. Het verblijf van den aartsbisschop van Posen alhier schijnt van langeren duur te zullen zijn dan men zich had voorgesteld. Omtrent de onderhandelingen echter tusschen dezen kerkvoogd en den staatsministergraaf von ffylutn und Lottumwelke tot zeer drukke bijeenkomsten in de wo ning van den aartsbisschop aanleiding geven, is nog •niets uitgelekt. Toe heden heeft gemelde prelaat geen gehoor bij Z. M. den koning gehad. Aanhoudend leest hij eiken morgen de vroegmis, en heeft gewoonlijk een aanzienlijk getal toehoor ders bijna dagelijks wandelt hij op de groote wandelplaats de Linden genaamd vergezeld van den geheimraad Michels- kivroeger kamerheer van de vorstin van Radswill. In den beginne wekte de aartsbisschopwanneer hij zich vertoonde, de nieuwsgierigheid van het volk doch thans is dit het ge val niet meer. De geheimraad Michelski is een Pool en Ka- tholijk. Men zegt, dat, te zamen met den reeds vroeger genoemden oppergeregtsraad Duisbergook hij gekozen is om zich met den aartsbisschop over de kerkelijke aangele genheden te onderhouden. FRANKFORT den 26 april. Niettegenstaande het han- del-tractaat tusschen het Duitsche tolverbond en de Neder landen reeds is gesloten en geratificeerdonczien zich som mige dagbladen niet daartegen nog te redekavelendeze gevoelens echter gaan niet van het algemeen uitmaar van eenige bijzondere personen, uit eigen belangzuchtige bedoe lingen. In Midden- en Zuid-Duitschland is elkbehalve de fabrijkanten van de beetwortel-suiker, ter gunste van het handel-tractaat gestemd en ook in de Noordelijke gedeel ten van hec Duitsche tolverbond zal men zich daarmede spoedig kunnen vereenigen. Het tractaat is voor Duitsch- land en de Nederlanden ook uit een staatkundig oogpunt beschouwd, van belang, en vereenigt twee natiën nog naau- wer, die zooveel overeenkomst met elkander hebben. Hol land is de voormuur van Duitschland, en Duitschland de rugsteun van Holland. Eindelijk is te Rome het antwoord, van wege den Paus op de bekende verklaring en memorie der Pruissische regering verschenendie in de Pruissische Staats-courant van den 31 december 1838 opgenomen waren. Dit staats stuk is zeer uitvoerig, en daarbij behooren niet minder dar. 65 bijlagen. Uit hoofde dezer uitgebreidheidvindt men het nog slechts gedeeltelijk inde dagbladen geplaatstmaar reeds dit medegedeelde, dat tot inleiding van het overige strektis zeer belangrijk. De H. Stoelzoo wordt in den aanvang gezegdkan op deze verklaring en memorie het stilzwijgen niet bewaren naardien daarin eene dwaling tot grondslag ligtop welke al de volgende stellingen en besehuldigingen rusten, het denk beeld namelijk dat de kerk in godsdienstzaken van den Staat afhankelijk zou wezen. Men wil dat het tot het koninklijk gezag behooren zou bepalingen omtrent kerkelijke aangelegenheden te maken zelfs al waren die in wederspraak met betgene door de kerk is bepaald en verordendzoodac de wetten en inrig- ting dezer laatste voor die van het wereldlijk rijk zouden moe ten wijken. Gevolgelijk wil men, dat bij een ontstaan ge schil de R. K. bisschoppen de overige geestelijken en dc R. K. bevolking verpligt zouden zijnniet de wetten der kerk, maar die van den Staat te volgen; dat zij bij weige ring daarvan zich aan eene overtreding der wettige verorde ningen schuldig maken, en naar de volle gestrengheid der wetten gestraft moeten worden. Insgelijks beweert men, dat niet alleen geen bisschop in Pruissen nieuwe verordeningen zonder toestemming der regering kan uitschrijven, of eenigen dienaar der kerk van zijne waardigheid ontzetten, maar dat het in de magt van den wereldlijken souverein staat, te be letten dat de R. K. de beslissing van het opperhoofd der kerk gehoorzamen wanneer zij niet vooraf de koninklijke goed keuring heeft ontvangen, en vordert, eindelijk, dat de gees telijkheid zich niet tot den H. Stoel om voorschriftenleer of tucht betreffende, wende, zonder voorkennis en goedkeu ring van den Staat. Zoodanige beginselen wordt al verder gezegd maken niet slechts den grondslag der Pruissische ver klaring en memorie uitmaar tevens wordt verzekerddat de koning nimmer een enkel daarvan zal laten varenen dat geene aardsche magt hem in de handhaving daarvan zal kunnen verhinderenen de H. Vader wordt beschuldigd dat hijin zijne beide bekende aanspraken aan het H. collegie ten doel gehad zou hebben de kerkelijke magt op eene wijze uit te breidenwelke met de regten van den souverein onvereenig- baar is en die de scheuring tusschen Kerk en Staat langs hoe wijder moet maken gelijk dan ook aan eenige bisschoppen en priesters wordt ten laste gelegd, dat zij, door den geloo- vigen gehoorzaamheid aan de wetten der kerk aan te bevelen den fakkel der tweedragt aan het altaar zouden hebben ont stoken daardoor den vroegeren of lateren val der kerk zelve hebben voorbereid. Het kan, zoo heet het verder, den H. Stoel niet verwon deren uit den mond eener Protestantsche regering dezer leer der afhankelijkheid van de Kerk aan den Staat te verneme maar zij wordt er door bevestigd in de overtuiging dat zij wel gedaan heeft zich tegen de maatregelen dier regering te verzettenals welke ten doel hadden de R. K. bevolking der monarchie van het middelpunt der R. K. eenheid af te trekken. Het slot dezer inleiding diencom de eenheid en onfeilbaarheid der kerken hare magt over alle R. r. j j„ welken Staat op aarde zij zich bevinden mogen te betoo- gen, en het leedwezen van den Paus uit te drukkendat zoodanige stellingen verkondigd worden in naam van' een monarch die meer dan vijf millioenen der zoodanigen in zij ne Staten telten zich verbonden heeft, hunne godsdienstige voorregten te zullen handhaven. b b LONDEN den 27 april. Sedert dingsdag is de kabinets raad dagelijksendoorgaans zeer langdurig vergaderd ge weest, en z.jn verscheidene depeches naar de Engelsche ge zanten te Petersburg Weenen en Konstantinopel afgezonden. De zittingen der beide parlements-huizen hebben de drie laatste dagen weinig belangrijks opgeleverd. In het hooger- liuis heeft de eerste minister Melbournein antwoord op eene vraag van lord Broughamverzekerd, dat in de Engelsche politiek ten opzigte der geschillen tusschen Turkije en Egyp-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1839 | | pagina 1