MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°- 105.
1838.
ZATURDAG
1 SEPTEMBER.
NIEUWSTIJDINGEN.
lDuit0c{ilattb.
©root-li rittanjc*
Jfr.-inkrijk.
MfejK.V 1
h)f
De alio n n e m en ts-prijs dcier Courant is ƒ2,75, voor drie maanden, en franco per Post 3.
De abonnementen worden voor niet minder dan drie maanden genomen, en de beta-
ling geschiedt comptant, of bij het einde van ieder vierendeel jaars.
De inzending der Advertentien behoort te geschieden des morgens vtfdr 10 urenindien
men dezelve in het eerst uit te geven No. wil geplaatst hebben.
De Advertentien worden berekend tegen 22 Cents de regel, met uitzondering van Huwelijks-,
Geboorte- en Doodbckendmakingcn waarvan de prijs van één tot zes regels is i,5o
en voor iederen regel daarboven 22 Cents.
Dezelve moeten niet op zegel geschreven zijnalzoo het regt van zegel wordt betaald.
De Belastingbeschrevenen in het Stedelijk Middel der LAN
TAREN-, BRANDSPUIT- en NACHTWACHT-GEL
DEN welke tot heden in gebreke zijn gebleven om hunne
verschuldigde termijnen van aanslag, over dezen loopenden
jarete voldoen worden bij deze aangemaand toe eene on
verwijlde voldoening derzelve, en zulks wel vóór of op
den 17 dezer, ten einde alzoo voor te komen de middelen
van vervolg, welke de nalatigheid dezes gebiedt.
Middelburg, den 1 September 1838.
De Collecteur van voorschreven Middel,
DE TROIJE Nz.
FRANKFORT den 25 augustus. In een'Parijschen brief,
door de Allg. Augsburger Zeitung medegedeeld leest men
het volgende
De zaak van den heer Fabriciusdie sedert eenige da
gen de algemeene oplettendheid levendig had gaande gehou
den begint zich thans op te helderen. Er hebben daarbij
vele intriguen plaats gehad vooral is de heer Letton de
Belgische gezant, die de bijzondere bescherming des her-
togs van Orlcans geniet, daarbij bezig geweest. Van deze
cotterie kwam bijna al het gerucht voortdat men over de
zaak gemaakt heeft. De heer Fabricius was bij geheel het
diplomatieke iigchaam bijzonder geachten wordt door al
de aanzienlijke leden van hetzelve betreurd. Uit wangunst
jegens den koning van Holland heeft men alles publiek ge
maakt, en werkelijk had men eenige pralerij noodig om de
ongerust gewordene liberale partij neder te zetten. Ook
geschieden er eenige bewegingen naar de Noordelijke gren
zen. Hierbij heeft men niet het geringste oorlogzuchtige
voornemenmaar men wil ten minste bewijzendat men
bereid zou zijn om daardoor voornamelijk de pogingen der
Napoleontische partij te verlammenwelke zoo moeijelijk
in toom te houden is. Deze partij is nog steeds wel in
zonderheid te vreezen het republicanismus ligt in de op
voeding maar het staat aan de materiële belangenaan
de beweging des handels en der nijverheid zoo vijandig te
gen over dat het geene ondersteuning in de levenskrachten
der tegenwoordige maatschappij zal vinden. De Napoleon
tische partij daarentegen boezemt geene zoodanige be
zorgdheden in. In sommige provinciën, bijv. in denElzas,
in Lottharingen zou de bloote schim van Napoleon alle ge
moedereu in beweging brengenalle sympatien wekken
en hieruit kunt gij u den ijver verklaren, waarmede het
gouvernement op de verdrijving van Lodesvijk Napoleon uit
Zwitserland aandringt."
Het regeringsblad van Napels behelst een koninklijk
besluitwaarbij de tweegevechten gestrengelijk verboden
worden. Wie zijne tegenpartij in zoodanig gevecht doodt,
01 dermate wondt, dat dezelve binnen 40 dagen aan de won
de sterft, zal met den dood gestraft worden.
Den 11 had men te Napels berigt van Sicilië, omtrent
eene zware uitbarsting van den Etna. De Vesuvius was
denn weder geheel stil. Te Fiume en in andere plaatsen
nabij Triest, gelijk ook in deze laatste stad zelve, zijn den
9 en volgende dagen vrij hevige schokken van aardbeving
gevoeld. Te Bukari is daarbij de kerktoren ingestort.
Een dagblad deelt eenige statistieke bijzonderheden no
pens den Kerkelijken Staat mede. Daarin merkt men het vol
gende op. De bevolking van Rome, welke, in 1800,
*53i°°4 zielen bedroeg, is van lieverlede, tot in 1813, tot
1171882 verminderd; naderhand wederom snel opklimmende,
bedroeg dezelvein 1836, 153.687, waarvan 81,448 tot
het mannelijk en 72,190 tot het vrouwelijk geslacht behoor
den. De geestelijkheid vermeerdert aanzienlijk in 1825 be
liep dezelve 4928, en in 1835, 5273 leden. Ofschoon de
Pauselijke Staten 8 universiteiten bezittenis er het onder
wijs echter zeer verwaarloosd. Van 50 personen is er
naauwelijks 1 die de scholen bezoekt. Geene stad ter we
reld bie t voor de armen zoo vele hulpbronnen als Rome
aan zij heeft daartoe eene jaarlijksche inkomst van omstreeks
2 millioen florijnen. Ondanks deze buitengemeene som kan
men ook zeggen, dat er geene stad in de wereld is, alwaar
de armen talrijker en stouter zijn. Van 1400 huwelijken
die jaarlijks te Rome voltrokken worden worden er omstreeks
1000 door de openbare schatkist met een huwelijksgoed be
giftigd. De uitgestrektheid van den Pauselijken Staat is
25°55>9o° Romeinsche rubbia omstreeks een derde is be
bouwd. De jaarlijksche inkomsten bedragen 7,080,000; de
uitgaven 7,934,000 scudihetgeen een jaarlijks te kort van
854,000 scudi oplevert.
De jongste brieven uit Konstantinopelvan den 29
der vorige maandmelden dat in die stad den 27 een or
kaan heeft gewoed welke vooral op zee veel schade heeft
aangerigt. Meer dan 1000 vaartuigen".'aaronder groote
schepen, zijn deerlijk geteisterd geworden. De pest was
reeds te Widdin en Brussa zelfs ook in eenige huizen der
hoofstad uitgebarsten. De Sultan had dien ten gevolge de
in Brussa gelegerde regementenbij eigenhandig schrijven te
rug ontboden.
LONDEN den 25 augustus. De hier ontvangene bijzon-
dere brieven uit Konstantinopelvan den i dezer, bevestigen
niet de dezer dagen over Frankrijk hier aangebragte tijding
van het prijsverklaren van een tweede Engelsch schipthe
Cruiserdoor de Russische scheepsmagt in de Zwarte zee.
In den Mirror leest men het volgende wonderbare ver-
llaalRaneorrah Oost-Indie8 Januari'f 1838.
Heden ochtend werd een mandie eene maand gele
den, levendig begraven was in de nabijheid van ons kamp,
weder levendig opgegraven. Hij is dertig jaren oud, gebo
ren in een dorpomtrent vijf mijlen van Kurrautdoch
trekt gewoonlijk het land in de rigting van AismeeKotah
en Eudon dooren laat zich gedurende weken en zelfs
maanden, voor eene ruime belooning, begraven; ditmaal was
zulks op last van den Rawul (het opperhoofd) geschied,
die daardoor hooptedat de Hemei hem eenen erfgenaam zou
schenken.
Men zegtdat het dezen bijzonderen manna langdu
rige oefeninggelukt iszijnen adem in te houdendoor
de_ tanden en lippen stijf op elkander te drukkenen de
beide neusgaten van binnen met de tong te sluiten. Eenige
dagen vóór dat hij begraven wordtonthoudt hij zich van
alle voedsel, opdat hem de werking van zijne maas niet
kwelle.
Vervolgens wordt hij in eenen lakenschen zak genaaid
en de plaatswaarin hij wordt nedergelegdook met laken
bekleedopdat hem wormen nog andere insecten plagen.
Hij werd te Jaisalmen in een klein steenen gebouwvan
omtrent 12 voeten hoog en 8 voeten breed, begraven 'Men
groef ten dien einde in den grond een graf, van 3 voet
lang, voet breed en 3 voet diep; hij werd in hetzelve
in eene zittende houding geplaatst, de knieën tot op de
hoogte Van de maag opgetrokken en met de handen op de
borst. Om hem het ontkomen te beletten, had men de
tombe van boven met twee groote blokken steen gesloten
en de deiir van het gebouw digt gemetseld, terwijl men ten
overvloedeom alle kunstgrepen te voorkomenoveral
schildwachten plaatste.
Na verloop van eene maandruimde men het metsel
werkdat de deur bedekteweg, en de opgraving nam eenen
aanvang. Toen kapitein Trewelyanvan de artillerie te Bom-
bay op de plaats aankwam was men reeds bezig den zak
te openen waarin zich de man bevond. Hij was geheel
gevoelloos; zijne oogen waren gesloten en zijne handen
zaamgetrokken en bewegingloos. Zijne tanden klemden zoo
vast op elkander dat men hem met een ijzeren werktuig-
den mond moest openbreken, om hein eenige druppelen
water in te gieten. Langzamerhand kreeg hij het gebruik
zijner zintuigen en ledematen weder, en toen wij bij hem
kwamen stond hijdoor twee personen ondersteund op
en sprak met ons Hij had eene zachte en aangename stem
en zeide ons, dat hij zich nog wei voor een geheel jaar
wilde laten begraven.
Hij sprak over deze buitengewone hoedanigheid met
den majoor Speers van Aylmeendoch die officier hield hem
voor eenen bedrieger; echter heeft de luitenant Maenegh-
ten van het vijfde regement ligte kavalleriehem te Po
khun op de proef gesteld door hemgedurende dertig da
gen in eene houten kist te sluitendie aan het plafond
van eene groote zaal werd opgehangen. Zoo lang hij be
graven isgroeijen zijne haren niet. Ik houd hem voor
geen bedrieger, en geloof, dat de door hem gebezigd wor
dende middelen de boven omschreven zijn. Men verhaalde,
dat hij reeds zes of zeven maal was begravendoch nie
mand wistop welke wijze hij deze zonderlinge eigenschap
pen in zich ontdekt hadnoch wanneer hij dezelve voor
de eerste reize had aan den dag gelegd. De luitenant kwam
te Jaisalmen, nadat de ontgraving reeds geschied was, doch
heeft het gebouw bezigtigd.
Toen de luitenant B. en kapitein Trewelyan op de plaats
aankwamen was een kwartier te voren de graftombe geopend.
Het volk had den mandie in zulk eenen hoogen graad des-
zelfs bewondering wektemet een wit laken omhangenhij
werd door twee personen ondersteund en scheen zeer zwak
en vermagerd. Zijn geest had echter geheel deszelfs leven
digheid behouden, en zijn vertrouwen op het vermogen,
hetwelk hij bezit, was onwankelbaar. De luitenant B. mat
den grond van de graftombe met zijnen rotting, als ook de
beide steenklompendie de opening van dezelve gesloten
hadden. Zeven dagen vóór dat hij begraven werd, had de
man zie 1 slechts met melk gevoed. Zoodra hij na zijne
ver ossing weder voedsel begint te gebruiken, verkeert hij,
naar men zegtin zekeren angst tot hij weder de zeker
heid heeft verkregen dat zijne maag in hare werking
geene de minste stoornis heeft ondervonden."
PARIJS den 27 augustus. De koning en de koninklijke
familie ontvangen nog dagelijks deputatien om hun met de
geboorte van den graaf van Parijs geluk te wenschen. In
het antwoord, door Z. M. aan den heer Barthegroot-ze
gel-bewaarder en minister van justitie en eeredienst, gege
ven, heeft men inzonderheid de volgende zinsneden opge
merkt: „Ik durf vertrouwen, dat mijn kleinzoon het vol ge
not der vruchten zal smaken, die wij beginnen te plukken,
en dat de tijden van beroering en onrustwelke wij doorl
gestaan hebben, zich voor hem niet vernieuwen zullen;
maar ik wensch tevens dat hij nuttige lessen daaruit moge
trekken, om er de terugkeering van te verhinderen, en om
zijn land te behoeden. Het is door die lessen dat hij lee-
ren zal, na mij en mijnen zoon, de groote taak- te vervul
len welke de natie ons heeft opgelegd; dat hij zich haar
vertrouwen en hare liefde zal waardig maken en dat hij
even als ik, het geluk zal hebben, Frankrijk, onder zijne
regering, die rust en dien voorspoed te zien genieten, wel
ke thans de troost van mijn leven uitmaken. Ik hoop dat
hij van den geest onzer instellingen zal doordrongen wor
den; weten zal dat men alleen zijne eigene regten kan doen
eerbiedigen door het eerbiedigen der regten van allen en
niet zal vergeten van hoeveel belang het is, zich voor'dien
geest van aanmatiging en verandering te hoeden, die niet
minder noodlottig voor de koningen dan voor de natiën is.
Trachten wij ons langs hoe meer tegen het gevaar te wape
nen van de volmaking te ver te willen drijven en wantrou
wen wij inzonderheid die begochelingen en ijdele theorien
wier aanwending maar al te dikwijls den val der gouverne
menten en de omkeering der maatschappij na zich sleept."
In zijn antwoord op de aanspraak van den prefect der
Seineaan het hoofd van den municipalen raad der stad Pa
rijs heeft de koning insgelijks zeer vredelievende gevoelens
aan den dag gelegddoor onder anderenop den degen doe
lende, door dien raad den jongen prins geschonken, te zeg
gen: Ik hoop, met u, dat deze degen in zijne handen
de waarborg des vredes zijn zal, en dat, terwijl hij steeds
gereed blijft om dien tot verdediging onzer nationale eer te
gen lederen aanslag, en-van cms grondgebied tegen eiken in
val aan te wendenhij nooit dan met goede bedoeïïftgen de
schede zal verlaten, en dat, wanneer hij haar verlaat, het
immer wezen zal om het eindperk der rampen van den oor
log te verhaastenen om Frankrijk de zoetste en schoonste
der overwinningende overwinning des vredes te doen ge
nieten."
Het ministeriele ochtendblad, le Journal des Débatsbe
helst een vertoog over de aanspraakwaarmede de koning
die van den prefect der Seine uit naam van den gemeente
raad van Parijs heeft beantwoord. Het doet bijzonder in het
oog vallen dat de koning ook thans weder erkend heeft
zijne regten op de kroon alleen aan de volkskeus van 1830
te danken te hebbenen gaat daarna op den volgenden vrij
oorlogzuchtigen toon, voort:
De prefect der Seine heeft in last, om eenen eeredegen
aan den graaf van Parijs aan te biedenen hij heeft die den
koning aangeboden. De koning heeft zeer gepast geantwoord
en doen zien hoe men van den degen had behooren te spre
kendie de eerste stad des koningrijks aan een Fransch prins
wil toevertrouwen. De achtbare magistraatspersoon wiens
vredelievendheid hem van het spoor heeft gebragthoude
het ons ten goede: een degen is een oorlogswapenen geen
pand des vredes. Indien de stad Parijs eene les van gema
tigdheid San den prinsdie eenmaal over Frankrijk regeren
moethad willen geven zij zou een ander zinnebeeld heb
ben gekozen.
Toen Napoleon van Austerlitz terugkeerde besloot de
zelfde gemeenteraad om hem een zilveren standbeeld des
vredes aan te bieden. Het was eene vernuftige vermaning
die, om de vorstelijke mildheid, waarmede zij gedaan werd'
goed werd opgenomen. Thans, nu de stad Parijs, onder
eene regering van vrede en vrijheid tot het begiftigen van
'skonings kleinzoon meteen wapen besluit, roept zij hem
toe: Bewaren wij den vrede, maar blijven wij tot den
oorlog bereid! Geen vrede tot eiken prijs! Hier is een
wapen; het dient om te strijden! En indien gij ooit ver-
pligt zijt, oin naar de grenzen te snellen, vergeet dan de
aanspraa vu in 1838 uit naam van eenen gemeenteraad ge
daan maar herinner u dan Karei den Grooten en tracht Na
poleon 11a te volgen!"
Indien de gift van een degen niet die beteekenis heeft
dan bezit zij er in het geheel geene. Een degendie nooit
uit de scheede moet komen, is slechts een wapen vau uiter-
Iijken zwier. Aan geen Franschen degen is zulk een lot
beschoren. Ja ons tijdperk is ongetwijfeld rustig het be
mint de kunsten des vredesde nijverheid vreest den oorlog
de handel van Parijs heeft noodig, in goede verstandhouding-
met Europa te staan. Maar in weerwil van die algemeene
vredelievende gezindheid heeft Frankrijk sedert de omwen
teling van julij tienmaal het zwaard getrokken te Ancona
te Antwerpen, te Lissabon, te Mascara, aan de Sikak, te
Constantine op dit oogenblik trekt het tegen Mexico het
zwaardmorgen zal dit misschien in het Oosten of .op de
Alpen plaats hebben. Wij willen den vrede, en toch ont
moeten wijofschoon geheel de wereld meer dan ooit den