MIDDELS UIIGS CUE BK 8. Donderdag |3ubItcaUc. N1 EU W STÏJ N(*EiN Uuitschl.iuï). (övoot-iSrUlanjc. 18 Januarij 1838. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG gezien art. 31 1 va" liet Reglement van algemeene Plaatselijke Po- licie binnen deze Stad, gearresteerd ten Rade den 24 Januarij 1820 en Gepubliceerd den 24 April daaraanvolgendehoudendeBij sneeuw gr yriezend weder of wanneer het ijzeltzullen de EigenaarsBewo- ncrs of Huurders van Huizen Stallen of Gebouwen geen water uit hunne Huizen of Gebouwen op de Straten mogen laten loopenzij zijn integendeel verpligt asch of zand voor dezelve te strooijenj Herinneren, bij de voortdurende vorst, de In- en Opgezetcnen aan de bovengemelde bepalingenten einde zich te vrijwaren van de boete op de niet nakoming van dit artikel van gemeld Reglement gesteld. En opdat niemand hiervan onkundig zij zal deze worden afgekon digd en in dezer Stads-Courant geplaatst. Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg, den 15 Januarij 1838. Burgemeester en Wethouders voornoemd LANTSHEER, Vt. Ter ordonnantie van Hun Edel Achtbare A. M. B E C I U S. Vereden 15 Januarij 1838. De DIRECTIE van het algemeen Armbestuur te *Herebetuigt haren welmeenenden dank aan den gever of geefstervan een aan hun ter hand gestelden coupon groot f 12 50 ten behoeve derzelver Ar- „n Namens de Directie J. A. van KAKUM. J. F. C. ZOELER. Westkapelle, den 17 Januarij 1838. De COMMISSIE ter voorziening in de buitengewone behoeften der Armenbrengt door deze haren hartelijken dank aan allenwelke door hunne hierna vermelde ruime giften haar geliefden in staat te stellen 0111 de dringende behoeften van velen zoo aanmerkelijk te matigen Aan het Lid A. L. Roelse, den 11 dezer, 13. Aan den Heer S. Roelsete Middelburg, deniodezer, van L. 10; den 11 van E. f 100 van O. 25, van NN. 3 coupons 3 70* den 13, van VK. f 100,20; den 15, van S. 52, van LV. f 10, van E. een coupon 12 375 den 16, van PS. f 10, en den 17, van CD. 8. De Commissie voornoemd L. van SIGHEM Hoor zit ter. P. BACK Secretaris, 8T. FRANKFORT den januarij. In Beijeren is men tegenwoordig onder de Protestanten niet zonder vrees over de gevaren die de gods dienstvrijheid in dat rij', bedreigen. Een der laatste zorgwekkende maat regelen is de verplaatsing van het koninklijk hof van appel, van An- spach naar Eichstadt. Met uitzondering van misschien twee leden is dat collegie Protestantsch Eichstadt echter geheel Katholiek. Zal men nu naar het tot nog toe gebeurde het toekomende afmeten, zoo valt het zeer te betwijfelenof aan de betrokkene familien een afzonderlijke Evangelische geestelijke zal worden toegestemd, zoo dat zij, willen zij niet geheel buiten christelijke gemeenschap levengenoodzaakt zijn zullen zich met hunne kinderen aan de Katholieken aan te sluiten, ge lijk de Protestanten te Landshut, welke, naar men verneemt, daartoe zullen overgaan. Den 2 dezer is te Weenen de 88ste serie der oude staats-schuld uitgeloot, bevattende de eï pets. stads bank-obligatien no. 78,271 tot 78,860. Dien zelfden dag heeft aldaar ook de loting der partial-loten van 250 11. plaats gehad, waarbij de hoogste prijs van 100,000 ge vallen is op no. 24,345. Brieven uit Petersburg, van den 30 december, deelen onder scheidene bijzonderheden mede omtrent den brand van het keizerlijke paleisdoch stemmen in vele opzigten niet met elkander overeen. Zoo wordt in sommige gemeld, dat de brand 's avonds is uitgebroken, ter wijl H. M. zich in den schouwburg bevond; in andere, dat het reeds middernacht was, en dat de leden van het keizerlijke gezin ter naau- wernood den tijd hebben gehad, om zich uit het dreigende gevaar te redden, hetwelk des te grooter was, omdat,, zoo als men meldt, de brand ontstaan was in de onder de slaapvertrekken des keizerlijken ge- zins gelegene keukens. Bij den brand moet eene overgroote menigte kostbaarheden verloren zijn geraakt; men verzekert intusschen, dat de juweelen der keizerin die eene waarde van vele millioenen bedragen gered zijn. Men spreekt van ettelijke menschen die in den brand zijn omgekomen. Van de verwarring, die in het paleis moet geheerscht hebben, kan men zich eene voorstelling maken, wanneer men bedenkt, dat het paleis, als het hof tegenwoordig is, 6000 bewoners telt. LONDEN den 10 januarij. Het ontbreekt in onze bladen niet aan allerlei redeneringen over den Canadaschen opstand zoo als bij voor beeld over de vraag, of men, na het dempen daarvan, vergevensge zindheid of gestrengheid jegens de belhamels ten toon moet spreiden. De tolken der behoudende partijdie zich in het eerst voor gestrenge maatregelen verklaard en daarom de proclamatie van den gouverneur van Neder-Canada na het uitbreken van den opstand hoogelijk afge keurd hadden, beginnen thans tot een ander gevoelen over te hellen. Algemeen echter schijnt men het in Engeland daarvoor te houden dat nu het eenmaal in de Canada's tot een gewapenden opstand gekomen en aldaar bloed gestort is het behoud dier volkplanting voor Enge land, welken weg men ook later omtrent haar inwendig beheer moge inslaan zeer twijfelachtig isvooral ook wegens de in menig opzigt gevaarlijke nabuurschap der Vereenigde Staten. De Londensche Times deelt, in zijn nornmer van den 8 januarij, een merkwaardig vertoog GEWOON TE sZESFIEK nopens dit laatste punt mede. Dit blad toont daarin aandat de boodschap waarmede de voorzitter van Burenin december li. de zitting van het Noord-Amerikaansche congres heeft geopend, wel ge schikt isom wegens de bedoeling van dat gemeenebest ongerustheid in te boezemen. In die boodschap toch word over de noodzakelijk heid der vermeerdering van de land- en zeemagt, den aanbouw van vier linieschepenhet versterken der zeekusten enz. gesproken het tegenwoordig tijdstip wordt daarin een oogenblik van gevaar en onrust genoemd, en toch wordt in het geheele wijdloopige staatsstuk, zelfs niet met een enkel woord, van den toen toch reeds uitgebroken op stand in Canada gewag gemaakt. Daarentegen heeft de heer van Baren lang en in sterke bewoordingen over het sedert jaren aanhangige ge- schllstult tusschen Engeland en het gemeenebestbetrekkelijk de be paling der noordelijke grenzengesproken. Die voorzitter heeft de vorderingen der Noord-Amerikaansche regering te dezen aanzienwelke tot het uitbreiden der grenzen van de Vereenigde Staten, tot op tien mijlen afstatids van de St. Laurens-rivier in Canada, strekken, als op regt eu billijkheid steunende, voorgesteld. Uit dit een en ander nu leidt de Times afdat het Noord-Amerikaansche gemeenebest wel niet het oogmerk heeft om aan Engeland den oorlog aan te doenmaar toch uit de gerezene moeijelijkheden in Canada het meest mogelijk voordeel te trekken. De Times betoogt verder, dat de verlamming van Engelands magt in Amerika voor de Vereenigde Staten van groot be lang is, al ware het slechts, om dat het gemeenebest in koloniën, alwaar de negerslaven vrij verklaard zijn, gevaarlijke naburen heeft. Het genoemde blad meent het dan ook eenen staatkundigen misslag van den minister Palmerston te kunnen noemen, dat hij, toen éet Noord- Amerikaansche gemeenebest zich ongenegen toondeom de uitspraak van den koning der Nederlanden, wegens de noordelijke grenslijn, aan te nemen niet krachtiger op die aanneming heeft aangedrongen, waar door thans een voornaam punt van geschil vervallen zou. De gewezen minister sir James Graham heeft onlangs, op een open baren maaltijd der behoudende partij, hec onverantwoordelijk genoemd dat de tegenwoordige ministers niet reeds vroeger meerdere troepen naar Canada hadden gezonden daar toch in het vorige jaar de heer Roebuckde erkende en bezoldigde zaakgelastigde der ontevredenen in die kolonie, openlijk in het lagerhuis gezegd had, dat de bevolking van Canada, indien hare grieven niet uit den weg wierden geruimd, naar de wapenen zou grijpen. Van de zijde der ministers wordt daar op geantwoorddat het met hun regeringsstelsel streedom in plaats van door overtuiging door geweld te heerschenen dat de aankomst van nieuwe troepen in Canada weiligt het juiste middel zou geweest zijn, den opstand aldaar te verhaasten. Intusschen wordt de sterkte der onderscheidene Britsche troepen, die, zoo spoedig daartoe gele genheid is, naar Canada zullen vertrekken, thans reeds op 7000 man begroot; terwijl onderscheidene oorlogschepen zijn aangewezen, om hen daarheen over te voeren. Te Corkin Ierland, zijn reeds eenige kompagnien ingescheept. Naar het schijntzullen de meeste troepen vooreerst naar Halifax worden gezondendaar de St. Laurens-rivier wel reeds sedert lang niet meer bevaarbaar zal wezen en Quebec en Montreal dus langs dien weg niet te bereiken zijn. De kolonel Ar- thurgewezen gouverneur van Van-Diemenslanddie thans het opper bevel in Opper-Canada gaat aanvaarden heeft zich den 7 dezer naar zijne nieuwe bestemming ingescheept. liet ontmoeten van ijsbergen in de Noord-Amerikaansche zeeën is ietshetwelk men voorzeker niet onder de zeldzame verschijnselen kan rangschikken maar dit ontneemt evenwel niets aan het belangwekkende van het onderstaandedoor de Ameiïkaanscbe bladen medegedeeld ver haal van iemand die in eigen persoon bij de gebeurtenis tegenwoordig is geweest. Den 30 junij 11. vertrok het schip Bjron met eene aanzienlijke la ding ijzer, zout enz., van Liverpool naar Nieuw-York tellende in alles' zoo aan equipaadje als aan passagiers, 120 personen aan boord. I11 den morgen van den 2 augustusden 34sten dag van de reisover kwam hetzelve op 40° 22' noorder breedte en 48° 50' wester lengte ietshetwelk het geheugen van hendie zulks hebben bijgewoond nimmer zal ontgaan. De beurt der wacht was aan den eersten stuur man een man van beproefde naauwgezetheid maar dezezich onge steld bevindende, was door een ander officier van het schip vervangen geworden. De passagiersdie den vorigen avond op eene vrolijker wijze dan gewoonlijk hadden doorgebragt, hadden zich te bed begeven; de stilte, die op het vaartuig heerschte, werd enkel afgebroken door de dofFe stap pen van den wachthebbenden officierdie op het dek heen en weder liep, of door de klanken van eeneu bengel, die van tijd tot tijd geluid werd, tot waarschuwing van de visscherspinkendie zich in de nabij heid mogten bevinden. Helaas wij zeiven hadden wel noodig gehad voor het ons naderend gevaar gewaarschuwd te worden. Omstreeks twee uren in den morgen werd ik wakker gemaakt door een haastig heen en weder lóopen en een gemompelhetwelk mij eenig ongeval deed duchten. Ik sprong het bed uit, 0111 aan een der man nen die zich nabij mijne kamerdeur bevondente vragen wat er gaande was. Wij zijn, gaf deze ten antwoord, van ijsbergen omringd, zijt zoo goed er den kapitein en den stuurman van te verwittigen. De ka pitein was dadelijk op het dek en liep naar voren om de zaak op te nemen. In dit oogenblik bekwam het schiphetwelk eenen gang van vijf knoopen had, een schok, als of het op eene rots stootte; het was een ijsberg die meer dan 100 voet boven de oppervlakte der zee uitstak, en die voorover helde, als ware ljij op het punt van ons te overstelpen. Er werd oogenblikkelijk order gegeven om den helmstok te ligten en de zeilen te brassen. Terwijl de matrozen zich gereed maakten, dit laatste gedeelte van het kommando ten uitvoer te leggen, en dat de verschrikte passagiers in menigte op bet dek verschenen en rillende het vreesselijk boven ons hoofd hangend gevaarte beschouwden stiet het schip andermaal, met verdubbelde kracht. Welk een schrik! men zou gezegd hebben, dat de masten, de een na den ander, op het dek gingen nederstorten. De tweede stuurman vloog de kamer binnen wrong zich de handen en liep: O mijn God! de achtersteven is ingesla-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1838 | | pagina 1