dat een talrijk publiek hen zal bewijzen, dat kunne verdiensten door
ons worden op prijs gesteld, en dat misschien alléén onbekendheid met,
geenzins geringachting van dezelve, velen heeft teruggehouden, om
zic'nzelven een genoegen te verschaffen hetgeen zij niet verwacht had
den en voor hetwelk wij beide heeren onzen weigemeenden dank bij
dezsTA toebrengen." c.
:\Tet r iainiarij 1838 is de aankoms: en het vertrek der posten te
iViir'celburg aldus geregeld:
Van Beygeii-op-'Loom over Scherpeinsse naar Middelburg en terug.
Aankomst Vertrek
Des avonds ten 75 uren. Des morgens ten 7 uren.
;:,,v' ^j NB. De laatste ligting der Bus zal
- - ten 6i uren plaats hebben.
NB. Met deze post komert en vertrekken de "brieven naar alle oor
den zoo binnen als buiten het Rijk, uitgezonderd van Feeie
nisiiiigen en het 4de District der Provincie Zeeland.
jjg.. Aankomst
y,^: V*an P^eeie ten 8 uren dzi avonds.
Van Flissiiigeii en het 4de Dis
trict, ten 8 uren des avonds.
-Jiv
Vertrek
Naar Feere ten 7 uren des morgehs.
Naar Flissingen en het 4de Dis
trict, des morgens ten 6 uren.
NB. De laatste ligting der Bus zal
ten 5| uren plaats hebben.
Opening van het kantoor voor frankeringen aanteekeningen en geld-
artikelen des morgens van 9 tot 12 uren, namiddags van 3 toe 6 uren,
mitsgaders van 9 tot 10 uren des avonds, alken voor frankeringen.
De vrijbrieven zullen f edurende dezelfda uren, CR deï aVwiifc--vï5a
S foc 10 uren worden aangenomen.
9hit6Vi -------------------
-rtt';'- - VERHAAL van de geledene schipbreuk op ds Lticipara's met
het sioomschip Willem db I., kommandant luitenant
honorair Lammlethi
(Vervolg en Slot.)
Op mij had elkeen zijn vertrouwen en zijne hoop gevestigd; op mij
rustte alles. Dit vertrouwen vereerde mij zeer en maakte mij tot alle
buitengewone inspanning in staat. Elk een deelde mij zijne gedachten
m.ede hoe zonderling dis ook soms waren. Ik hoorde alles met geduld
aan, en deed tot onze redding niets, dat niet algemeen bijval vond
zoo werd dan ook nu de sinds eenige dagen naar de vijf, ten oosten
van ons gelegene eilandjes, geprojecteerde onderzoekings-reisop den
11 mei ondernomen, waartoe zich de heer van SpreewAienburggewe
zen adsisteit-resident op Java, vrijwillig aanbood, alsmede ook de
conducteur der artillerie Derks.
„Ik hield hen vóór, dat deze togt, meteene zwakke boot, die
tweemaal door de branding heen moest gaan en bij de onbekendheid
oi deze eilanden al of niet waren bewoond, en ons al dan niet vijan
dig waren eene gevaarlijke onderneming wasdan niets hield deze
moedige mannen terug. Stuurman Kash stuurde de bood. Na 36 uren
afwezenskeerden onze reizigers tot ons aller innige vreugde terug
want wij waren ongerustom dat wij meenden dat het mogelijk ware
geweestspoediger terug te zijn. Op het gezigt van een paar klap
pernoteneenige groene bladen en wilde bloemen, was mijne vrouw
verrukt; hare oogen hadden geleden.door de zon, die on den koraal-
grond scheen, met nu wat groens te betasten, en zich" daarmede te
bestrijken, voelde zij zich regt gelukkig. Ik maakte de schipbreukelingen
allen met de uitkomst bekend, om dat er ongelukkig tegen dien tijd
oneensgezindheid tusschen de zeelieden en militairen begon te bestaan,
waaraan ik een eind» meende te moeten maken en waartoe mij de- te
rugkomst van de Sloep eene geschikte gelegenheid aanbood, door geed
te keuren te beloonen en raededeeizaam te zijn. Wij hadden het fe-
liik te ondervinden, dat daarna de eensgezindheid geen oogenblik meer
gestoord werd.
Ik heb de eer, uwer Exc. hierbij aan te bieden afschrift van het
bedoelde stuk
Nu eenmaal de bezeildheid van onze kleine sloep bekend zijnde,
meende de moedige stuurman Kashdat daarmede alle togten onderno-
men konden worden dit geraakte weldra onder militairen en zeelieden
bekend, en het eenige waarvan men eene uitkomst hopen konde. Des
avonds ten 10 uren, toen ik mijne ronde maakte, vond ik eenige onder-
officieren mot den stuurman Kr.shden bootsman en de machinisten bij
een zitten; zij zeiden mij, dat zij mij gaarne wenschten te spreken, en
vroegen mij, wat ik er over dncht, indien er zich mannen van moed
-opdeden om met deze sloep naar Amboina te zeilen. Ik zeide hun
dat ik zulk een voorstel kordaat vond, maar hen verklaren moest, dat
de kommandant Lammteth mij herhaardelijk te kennen had gegeven, dat
zulk eene expeditie niet dan met weinig hoop op eene goede uitkomst
geschieden konde, en ik alzoo op mij alleen de' verantwoordelijkheid
vnn zulk eene gewaagde onderneming niet durfde te laden. Des ande
ren daags werd mij dit verzoek weer algemeen gedaan, en ik besloot
alzoo, onmiddellijk aanteekening te houden van al hetgeen plaats had
gehad, liet den kommandant Lamvilethden stuurman Kash en den
bootsman bij mij komen en vereenigde ook alle passagiers bij mij.
Wij hadden twee zeekaarten de lengte en breedte op beiden van
het vermoedelijk punt, waar wij ons bevonden, werd geconfronteerd,
en op weinige minuten na accoord bevonden zijnde ghig ik daaarvan
af om te bewijzen dat de sloep meer door de stroomen kon worden
afgezet, dan de afstand van de Luciparas naar Amboina in zeemijlen
bedroeg, om dan nog niet Boeroe mis te loopen en dat wanneer wij
slecht te Boeroe onzon toestand konden doen bekend worden er ver
moedelijk van daar gelegenheid naar Amboina zijn zou.
Na eenige oordeelkundige en andere min oordeelkundige «anmertfln-
gcn te hebben vernomen werd tot den togt besloten. Buitendien zou
ik verkeerd gehandeld hebben, daarin niet toe te treden en aan eenige
timide overwegingen gehoor te geven, omdat ik zelf niet degene was,
die iemand tot eene gevaarlijke onderneming aanspoorde maar de vol
voering daarvan mij als het ware geheel vrijwillig werd aangeboden,
en het, ten andere, bij zeelieden en militairen eenen zeer verkeerden
indruk zou gemaakt hebben door niet te doen wat zij allen wenschten
te meer, daar het niet op onuitvoerlijke gronden beruste; want ik
meende gehoord te hebben dat eens een Engelschman met eene sloep
van. Amboina naar Soerabaya gezeild en geroeid en aldaar gelukkig aan
gekomen was. Ik besloot dan, om den togt te doen ondernemen en liet
de sloep zoo goed mogelijk met reepen koper voorzienwat hooger
maken voor de zeeën, en een klein tentje daarop aanbrengen, opdat
des nachts de man, die niet aan het roer was, droo^ 70-1 'a—.^
hetgeen ook noodzakelijk was voor de kleine uitrusting die ik rild^'''
Om aan deze expeditie, in het belang onzer redding alh'!^'''
hjke kansen van goede uitkomst te verzekeren had ik de voo
gebruiktom zes in het INIaleisch en Hollandsen geschreven bril-"'
t€ vervaardigen, waarbij onze toestand werd bekend gemaakt en'''"
geldelijke belooning toegezegd aan dengenen, die Onze positie'het f''"
aan een' der Nederlandsche gezaghebbers, waar dit ook was zou
kend maken; want het was veel waarschijnlijker, dat de slo-i
op strand, dan wel op Amboina zelf kon teregt komen en dé ro"."
zen alsdan mogelijk zouden verspreid worden en uiteen geraken "V"
dit briefje voorzien dat ik in lood en daarna in geteerd linnen M
ingepakt en aan ieder der inlandsche matrozen om den hals had'gebn
den, en door hen als djimat (talisman) liet beschouwen, zon bij-'"
verloren gaan van de sloep mogelijk nog een of ander te reg't koVe''
„Den 2ó, des morgens ten 7 uren, bijvallend water, stak de s'--,'
af. De stuurman Kash was van een' brief van mij aan den te \i;ibf:-"
gezagvoerenden ambtenaar voorzien. Onze wenschen en onzabiiVb'
volgden lang dit bootje. Tot dus verre hadden wij N. O.O. of 2 q
wind gehad. Eensklaps waaide dezelve uit het westen en ble°f'de'
gêheelen dag aanhouden, hetgeen wij als een bijzonder eoed voortJ
ken beschouwden want hier door had de sloep gelegenheid veel óoV
waarts op te halen. Den volgenden dag werd in het oosten van o-i
een vaartuig gezien. Een algemeen hoerah verhief zich ailerwe?e 't
tranen van ontroering en van blijdschap werden door velen ^-estort 'n
kommandant was den avond te voren nog eens naar het wrak ge^a-,
om de aanvoering van hout voor ons vlot te bespoedigen en tra
ademloos door de branding heen ons onze redding aankondigen
ons plekje onderscheidde men allengskens meer en meer en eind-'^v
alle zeilen van het wrak meende men den romp duidelijk te hebi,
kunnen zien en onderscheiden.
„Met ongeduld verbeidde men het oogenblik dat het vaartuig o-i
meer zou naderen; maar, tot innige smart en teleurstelling van alle-
zag men het allengskens afhouden om niet op de viif kleine eilandieï
te vervallen. Des avonds en des nachts liet ik een groot vuur onder
houden. Wij vleiden ons, des anderen daags het 'vaartuig weder ie
zien; dat het slechts bij avond afgehouden had, om dat de da?-
ver verloopen was om de gevaarlijke bank goed te hebben kunnej
verkennen.
„Het was naauwelijks dag, of elk een liet zijne büV-ken over d^j
gezigteinder rondgaan om het vaartuig weder te zien maar het ve-.
scheen niet weder. De moedeloosheid en verslagenheid van allen wsi
groot, en velen vreesden dat nu geene redding meer mogelijk wa
Men moet in de positie zijn, waarin wij ons hebben bevond>.>n,' om té
kunnen gevoelen wat het is, de hoop op redding zoo nabij de ver
wezenlijking eensklaps geheel vernietigd te zien. Tot den 7 jnnij daar
aanvolgende viel bij ons niets bijzonders voor; alleen leed mijne echt
genoot in dien tusschentijd vreesselijk aan krampenik bra-t eenen
ganschen nacht in de grootste ongerustheid door: zij lag ellendig; w*
hadden geene geneesmiddelen, zij smeekte om eenige verzachang ei
verlichting, die men haar niet verleenen kon; den volgenden morden
waren de pijnen bedaard maar zij was zeer afgemat.
Ik liet druk werken aan ons vlot of platbooms vaartuig; dagelijks
was men met tien man daaraan bezig, waarvoor des avonds aaiHeder
man een buitengewone oorlam wijn eene sigaar en gezamenlijk voo:
allen eert kwart pond sago gegeven werd waarvan wat soep met zee-
oesters werd gekooktterwijl wij bij corvees overal op de koraalplasr
rondgingen, om stukken hout van het wrak, die aangespoeld waren,
op te zoekenora vuur te maken en er hst ijzer van te gebr
Des middags ten 3 uren mij, met dgn heer 'spreeuvenburgt
werK bevindende, zagen wij eensklaps, geheel onverwachts, in het'oos.
ten een vaartuig, dat koers naar ons st^ïde en meer naderde wij erkenden
dnidelijk dat het eene brik was. Een levendige vreugdekreet verhief zich
allerwegedie evenwel nu en dan getemperd werd bij de herinnern
aan de teleurstelling, welke wij vroeger ondervonden hadden. R
spoedde mij naar mijne vrouw en ds overige passagiers, om de phsis
aan te wijzen waar het vaartuig zigtbaar was mijne vrouw was no^
met geheel hersteld en ik geleide haar over de raoeijeli.ke koraalplaa't
naar een punt, waar zij het vaartuig goed zien kon zij vroeg mij
herhaaldelijk, ot dit vaartuig ons zien zou. Ik twüfelde zelf daaraan,
totdat eensklaps een kanonschot, door nog twee andere, bij tusschen-
pozmgen van een paar minuten gevolgd mij de vaste hoop gaven,
dat dit een vaartuig was ter onzer redding, mogelijk wel ten ge
volge van de gelukkige aankomst onzer sloep te Amboina, afge
zonden. De rigting, die het bleef houden, de kanonschoten, &i
het nu en dan bleef doen liet bij niemand den minsten twijfel meet
overof onze redding was nabij. De matrozen en soldaten kwamen
mij met die gebeurtenis geluk wenschen ik stemde in hun verzoek
toe om eene goede uitdeeling njst en een dubbel ration wijn te ver
strekken.
Des avonds liet ik weder een groot vuur aanleggen, en den "-eheelen
nacht onderhouden. In ons bivo^iac heerschte des nachts de "grootsis
stiltehet was of elkeen een voorgevoel haddat zich het vaartuig
In d,t st.it dpel-lc de lmt,nanl-koloncl de Sfuers san lijne tnedeschiptreu-
tfiinsfn ccn omslandi» bcr.!;i mede vnn den uitslag van den togt naar die bedoelde
filamien wees np de vnordrcten «elke dezelve voor hen konden opleveren saf
verdienden lol aan de zrchedcn en militairen, die denzelven volbran hadden' en
vermaande hen sewtienJijk lot eendragtorde en gelatenheid, als d'e ceni'e mid-
itUn vau belioud, onder den zrjcn der Vooriieni^heid, b»-
moest blijven aankondigen door kanonschoten, en wezenlijk om de
twee uren werd elkeen hierin allergelukkigst bevestigd soms warende
schoten wat dof, soms wat helderder, naar gelang van den verderen
of korteren afstand van het vaartuig; men hoorde dan eenen kreet;
„Een kanonschot!" en daarop heerschte weder de grootste stilte.
De dag van den 8 was nog niet aangebroken of elkeen trachtte
het vaartuig aan den gezigteinder, door rondgaande blikken, weder o?
te zoeken. Wanneer ik het zeggen mag, zoo bleef ik, hoezeer ook
bij mil de vaste overtuiging bestond, dat het bedoelde vaartuig wezen
lijk een ter onzer redding afgezonden vaartuig wag, niet te min aan de
mogelijkheid twijfelen, dat wij in onze hoop misschien andermaal te leur
gesteld konden wordenora dat ik hetzelve bij den eersten aanblik niec
waarnam. Zoo dringend voelde ik in mij de noodzakelijkheid, dat
mijne vronw en de overige schipbreukelingen spoedig gered wierden,
dat iktoen ik daaraan niet meer twijfelen konmij nog niet verze
kerd gevoelde; want nu moest ons het weder gunstig zijn, om niet in
de branding met de sloepen om te komen en allen behoorlijk aan boord
te kunnen geraken. Tegen acht uren des morgens van den 8 junij,
was de oorlogsbrik duidelijk in het gezigt van onze klip, en zond
eene harer sloepen naar ons af. Ik spoedde mijom een man mee
eene vlag tegen debranding te plaatsenten einde aan dezelve het
mmstgevaarlijk ontschepingspunt aan te wijzen; dit bleek weldra niet
noodig te zijn, want tot ons aller vreugde was stuurman Kas/i in de
sloep, met een' officier, zoo dat ik dan ook niet twijfelde, of de be
doelde brik was de Nautilus, die te Amboina gestationeerd is.
Wij ontvingen den luitenant Fieweg, eersten officier aan boord van
gemelde oorlogsbrik, met eene onbeschrijfelijke vreugde. Mijne vroui/
i drukte hem de hand, doch ;e zeer ontroerd, was zij niet in staat ees