c O va A N jf«. 155. Donderdag 28 December 1837. ^^SÜ^^ U«feottbi0tn0, N l EÜW STIj DINGEN. ÜcbcrlAubcn. W. MIRANDOLLEAgent van den Rijkskassier, Hoofdplaats I Middelburgals belast met het beheer der Domeinen van de Algemeene iTjederiandsche Maatschappij, zal op Maandag den 15 Janiiarij 1838, ,j5 niiddags ten 12 uren op de Bovenzaal der Sociëteit de Vriendschap inden LangendelFt te Middelburgten overstaan van den Notaris Z). .7. I ,f,n der Ilont Serléte Middelburgpubliek aanbesteden liet afbreken der oude Schuur en het bouwen eener geheel nieuwe grootere SCHUUR, op de Hofstede der voorzeide Domeinen, staande in den Frederiks-Polderonder Colijnsplaatin Noord- beveland Lett. F. No. 275, in pacht bij E. 7. van de Linde. liet Bestek, Teekening en Conditien van aanneming zullen, met den hjamiarij 1858, ter visie leggen ten Kantore van den Agent voornocnüd j Iterwijl de concepten daarvan alsdan ter informatie bij den Pachter op [jenielde Hofstede zullen berustende zijn. Nadere informatien en inlichtingen zijn te bekomen bij den Architect Ler voorzeide Domeinen, L. P. de Lannée te Goes, door wien op Ulaandag den 8 Januarij 1838, des middags ten twaalf uren, op de (Hofstede voornoemd, de noodige aanwijzing zal worden gedaan, Middelburg, den 26 December 1837. Q.i De COMMISSIE van BESTUUR over de Provinciale Sc/wol tot aan- [kweeking van Heelmeesters en Vroedvouwen, in de Provincie Zeeland, (gevestigd te Middelburgbrengt bij deze ter kennisse van de belang- I hebbenden ymreerstdat de zoodanigen die verlangen als Leerlingen der ge- imelde School bij den eerstvolgenden Cursus, te worden toegelaten, \7.\e ter inschrijving zullen behooren aan te dienen, na alvorens te zijn geschikt geoordeeld door de Provinciale Commissie van Onderzoek en 1 Tocvoorzigt, welker Voorzitter, de Heer Med. Doctor .7. R. de Fassy Jaarioe zal vaceren, ten zijnen Huize, op de Noordzijde van den Dam, [da^'elijks, uitgenomen des Zondags van 12 tot i uur, in den namiddag. Ten tweededat de Lessen voor den eerstvolgenden Cursus eenen Iaanvang zullen nemen op Donderdag den 4 Januarij,, na dat alvorens, lop Woensdag den 3 derzelfde maand, de rangschikking der Leerlingen hal hebben plaats gehad, ten welken einde ieder hunner bij deze wordt liiitgenoodigdzich op laatstgenoemden dag, des namiddags ten één luiir, aan het Lokaal der School te vervoegen. En, ten derdedat onder goedkeuring der Commissie, bij onderling Joverleg van Ileeren Professor en Lectoren, en van den Heer Docent in Ide Latijnsche Taal, is vastgesteld, dat de Lessen zullen worden ge lgeven op dezelfde dagen en uren als omschreven zijn in de Aankondi- Ipiiig, welke voor den Cursus van Augustus 1837 tot Januarij 1838 in [ia tijd is bekend gemaakt. Middelburg, den 20 December 1837. Namens de Commissie voornoemd, PASPOORT VAN GRIJPSKERKE Secreiaris, twee veldstukken aclitergelaten te hebben tot wijken gedwongen zijn. De martiale of krijgswet stond te worden afgekondigd. Dezer dagen is nabij Turiif, in het schotsche graafschap Batiff, een arme landman gestorven, John Gordon genaamd, die den merkwaar dig hoogen ouderdom van honderd twee-en-dertig jaren bereikt had. Zijn zoon was twee-en-negentig en zijn kleinzoon drie-en-zeventig ja ren oud. De Fransche berigten zijn van weinig belang. De heer Dupin zou waarschijnlijk weder tot president der kamer van afgevaardigden worden gekozen. De beruchte Fidocq was in hechtenis genomen zoo men verzekert wegens gepleegde schurkerijen. In Spanje is weder een nieuw ministerie tot stand gekomen, zijnde voor het overige de krijgsberigten iiit dat land vau geen belaug.' De ONTVANGER der Stad VLISSINGEN, als daartoe door Heeren iBurgenieester en Wethouders geautoriseerd, zal op Woensdag den 3 Ja- Jiiarij 1838, en vervolgens telken Woensdag in de maanden Januarij Ifebraarij en Maart eerstkomende, des voormiddags van 9 tot 12 uren, lm zijnen Kantore vaceren tot de uitbetaling der Intressen op de Obli- Iptien ten laste van gemelde Stad, verschenen den 31 December 1837. Vlissingen den 23 December 1837. De Ontvanger voornoemd, A. R. JONGERHELD BOONE. Ten Kantore van VAN DER LEIJÉ Co., te Middelburgworden overgenomen de OBLIGATIEN laste de Stad VLISSINGEN, ter ont vangst der Intressen. MIDDELBURG den 27 december. Den 21 dezer heeft de Belgi sche kamer van vertegenwoordigers nagenoeg met algemeene stemmen mi ontwerp van wet aangenomen, waarbij de sterkte van het leger op Ho,000 man gehandhaafd, en de ligcing voor 1838 op 12,000 man aald wordt. Voorts wordt berigtdat de questie van het Grunen- ftld, waarover in België zoo veel geruchts is gemaakt, van geene ge- olgen schijnt te zullen zijn. In eene zitting van den Belgischen senaat heeft de heer Cassiers aan minister van binnenlandsche zaken gevraagd, of het waar was dat Mlland buitengewoon hooge regten zou vorderen van Belgische schepen '6 te Vlissingen passeren. De minister heeft verklaard hiervan geene «Mis te dragen, maar te geloovendat dit gerucht van allen grond ont- 'loot waseven als alles wat men in zekere papieren omtrent gebeurte- "ssen gelezen heeft, die in het Grunenwald zouden plaats hebben Sehad. De bekende groote katoenfabrijk van den heer Vanhougaerden, "Uiten de Vlaamschepoort te Brusselis geheel afgebrand. De schade 'ordt op 250,000 fr. begroot. Bij het invallen van een vloer is een '*3alftal menschen deerlijk gekwetst geraakt. Door dit ongelukkig toe- zijn omstreeks 400 arbeidslieden zonder brood. ~- Er zijn op nieuw belangrijke tijdingen uit Canada. Volgens het 'Ecieel dagblad van Montreal was de kolonel PFetherallin den avond 'an den 22 novemberaan het het hoofd van zes compagnien infan- isrie en eenige ruiters, naar het vlek St, Charleseen versterkt punt "«f oproerlingen opgetrokken en had het zonder moeite vermeesterd tlaarna in brand doen steken met verlies van slechts weinige doo- 'ïn en gekwetsten, terwijl de rebellen veel volk verloren hadden. UJarentegen wordt in berigten uit Vermont het in brand steken van St. Mrles wel bevestigd maar overigens verzekerd dat de koninklijke '"'pen eene beduidende nederlaag hebben geleden, en, na vijftig aan dooden voor het minst tweehonderd aan krijgsgevangenen en VERHAAL van de geledene schipbreuk op de Lucipara^s met het stoomschip Willem de I., kommaudant luitenant honorair Lamraleth. (Vervolg.) Na vele hoewel niet gevaarlijke zieken te hebben gehad verla ren wij toch eerst den 14 mei een onzer schipbreukelingen; het was een Inlandsch matroos, die in de eerste dagen veel geleden hebbende, door gebrek aan zoet waterlater niet meer op zijn verhaal had kun nen komen. Ik liet hem 's morgens heel vroeg op eene plank ge bonden met het vallend wa:er naar zee drijvenwant aarde was er niet waarin men hem zou hebben kunnen begraven. Tot den 15 mei was het gelukt, mijne paarden in het leven te houden, hoewel nage noeg geen voedsel en slechts zelden een weinig regenwater gehad heb bende. Het vleesch werd smakelijk genuttigd hoewel mager zijnde een gedeelte werd ingezouten of tot dingding gedroogd. „Aan de kleinste stroohalm houdt zich de drenkeling, zegt meri vasten overal meent de schipbreukeling redding en verlossing te ont waren zoo was het ook mei ons op de koraalklip gelegen. Eens op eenen schoonen namiddag, toen geen enkel wolkje de lucht benevelde, meenden eenige matrozen geheel in de verte een aantal praauwen te zien de illusie was wezenlijk treffend. In het westen van onze ko raalplaat verhieven zich zeer hooge en scherpe rotsklippen die men bij eene niet heldere lucht nimmer gemakkelijk ontwaren konde. De zich daartegen brekende hooge golven door de zon beschenenhad- den het voorkomen van sneeuwwitte zeilen, zoo dat wij allen we zenlijk dachten praauwen te zin het was alleen de onbeweeglijkheid dier zoogenaamde vaartuigendie ons onze begoocheling eindelijk deed inzien. Den avond te voren, ten 8 uren waren de schipbreukelingen eensklap door eene andere vertooning opgewekt geworden; vaii het wrak van het stoomschip, waarop eenige matrozen de wacht hadden, ging een hoerah op: wij vlogen allen onze hutten uit, om te weteti wat dit beteekenen konwant wij zagen niets. Eerst des anderen daags konden wij te weten krijgen dat men in de verte het licht van een vaartuig meende gezien te hebben, hetgeen van achteren bleek niets anders te hebben kunnen zijn dan eenige sterrendie zich ver- plaatsendelangen tijd op dezelfde plaats in de lucht hadden blijven zweven. De kommandant Lammleth bleef geloovendat het niet wel moge lijk zijn zou, met onze sloep Araboina, Boeroe of Amblaw te berei ken. De militairen en zeelieden vroegen mij intusschen dikmaals of wij de sloep niet derwaarts zenden konden of ergens andersdaarom had ik het plan gevormd, om dezelve over Bonton, naar Bonthain of Boeloecomba te doen vertrekken om langs dien weg onzen toestand te Makasser te doen kennen. Niet dat ik geloofde het mogelijk te zijn dat die togt zoo gemakkelijk ondernomen kon worden, of dat wij mét deze mousson van daar zoo spoedig, als onze toestand vorderde, eenige hulp zouden kunnen erlangenmaar alleen om dusdoende aan den wensch der massa te voldoen en onze positie te Batavia bekend te doen zijn. Eene oude zeebeschrijving van den schout-bij-nacht Stavo- ritius had mij in staat gesteldeene volledige nota op te maken om te worden mede gegevenzoo aan dien togt eenig gevolg gegeven werd. Den 18 roei was het zeer hoog tij met volle maan: de wind woei felik vreesde ons droog plekje onder water te zullen zien. Met de grootste bekommering observeerde ik de rijzing van het water; geluk kig kwam het zoo hoog niet. Des nachts daarop zwaaide het schip geheel om en ging dwars liggenhet had van dat oogenblik veel te lijden van de brandingkorte dagen daarna brak het door middeil waardoor meestal mijne en de goederen van anderen in de golven ver dwenen. Het was ons echter geluktora nog vooraf een groot ge- deelte greinen planken aan wal te brengen ten einde een aanvang te maken met den bouw van een vlot of zoogenaamd platbooms vaa:'- tuig. 's Namiddags liet mij de onder-machinist Mosselman die reeds eenige dagen ziek was en voor wien ik, uit hoofde van zijn uiterst fatsoen lijk gedrag, zoo veel mogelijk oplettendheid heb gehad, verzoeken bij hem te komen. Hij verhaalde mijdat hij eenig geld bezaten ver zocht mij, hetzelve van hem in bewaring te willen nemen, en daar mede te doen zoo als ik zoude goedvinden. Ik vroeg hem of hij in Nederland of op Java geene betrekkingen had nagelaten, in welke hij belang stelde. Hij zeide mijdat zijne vrouw woonachtig was te Ara sterdam en hij voor haar delegeerde. Met moeite reikte hij mij een koker met papieren-geld en een zakje met harde munt toe; het laatste moest ik hem teruggeven, om dat ik niet wistin geval wij al gered wierdenof het mogelijk zou zijn iets dat gewigt had mede te kunnen nemen hem tevens de toezegging gevendedat ik mijn best doen zou het bankpapier te reddenmij echter daarvoor niet verantwoordelijk kunnende stellen in geval het zelve door het zeewater mogelijk bedorven geraakte,. Ik zag, in mijne hut teruggekeerd den koker na in tegenwoordigheid van den predi kant Feekmans en den gewezen secretarais van Spreeuwenburg, en bevond daarin te zijn aan banknoten zilver ƒ375 en idem koper ƒ400. Onze dagen verliepen langzaam en in eene zekere moedeloosheid waaraan weinig te verhelpen wasdaar onze toestand dit medebragt. Mijne vrouw bleef tamelijk gezond, hoewel er vervallen en ver-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1837 | | pagina 1