N°. 4-
C O U R A N T.
MIRDELBURGSCIIE
8 Januarij 1835*
Donderdag
NIEUWSTIJDINGEN.
k.\
I
If
MENGELINGEN.
1
TDuitschlanb.
HcbcrUubcn.
ZEETIJDINGEN.
.7
A
L
Een achttienjarig jongman te Verly in Frankrijk, had meermalen de
gewoonte zijnen kameraden, door zijne bijzondere sterkte te vermaken.
Dezer dagen bezig zijnde in eene schuur cider of appelwijn te maken
deed hij met eenige jonge lieden van zijne jaren eene weddingschap dat
hij eene ton ciderwelke zich daar bevond en omtrent 180 litres in
hield alleen met zijne tandenzonder zijne handen er aan te raken
zoude opligcen. Men kwam het eens over den prijs dezer weddingschap.
I
“■pRANKFOKT den 30 december. De baron Molleruslaatstelijk Né»
JH? derlandsch zaakgelastigde aan het hof te Weenen, heeft heden,
van hierde reis naar den Haag aangenomen.
Over Corfu heeft men berigtdat gansch Albanië in opstand is.
Overal heeft het volk gehoorzaamheid aan de Porte geweigerd en de
Turksche ambtenaren weggejaagd. Het wil onafhankelijk verklaard of
in Griekenland, onder behoud van eenige voorregten, ingelijfd worden.
In Syrië is weder een opstand uitgebroken, en wel onder eet
volksstam die de bergen bewoont tusschen Tripoli en Aleppo. Dezé
geheele bevolking moet de wapenen tegen de Egyptenaars op ge vat hebben.
In de Duitsche Natiotial-Zeitung leest men, onder het opschrift)
Weenen, van den 20 december, dat met de tijding van den dood des
souvereins van Perzie, ook tevens reeds berigt ontvangen is van het wer
kelijk uitbarsten eens burger-oorlogsdie op dit oogenblik waarschijn
lijk geheel dat rijk verwoest. In het Oosten en Zuiden van hetzelve
zijn de ooms van den jongen schahdie zijn grootvader op den troon
gevolgd is, tegen hem opgestaan, en men dacht dat de roofstammen,
welke de grenzen tusschen Perzie en Turkye bewonen deze gelegenheid
niet veronachtzamen zouden om geheel het land te plunderen. Tot red
ding zag men uit naar Rusland, en hoopte dat hetzelve zijne grenzen
ook ten zuiden van den Araxes over geheel het oude Armenie mogt
uitbreiden.
In een berigt uit Breslau leest men
Reeds voor eenigen tijd werd gemelddat het mysthiclsmus en de
dweeperij zich in onze provincie (Silezie) meer en meer uitbreiden. In
een dorp in deze omstreken was een predikant beroepen die tot de
meest overspannen lieden van deze sekte behoorde, en eindelijk tot zoo
veel ergernis aanleiding gaf, dat de regering de zaak niet langer onver
schillig kon aanschouwen. Hij werd dus in zijne bediening geschorst
en voorlooping een ander in zijne plaats aangesteld. Toen deze voor de
eerste maal zoude optredenvond hij de kerkdeur toegespijkerd en voor
dezelve een aantal leden der gemeente, die hem te kennen gaven, dat zij,
zoo hij niet goedwillig vertrokhem met geweld zouden verdrijven. De
tusschenkomst der politie bleef vruchteloosen men was genoodzaakt
eenig krijgsvolk naar dat dorp te zenden om de rust te bewaren.
Dezelfde geest heerscht in niet minder dan veertien gemeenten. In
de omstreken van Liegnitz vindt men geheele dorpenwaarvan de inge
zetenen hunne kinderen niet meer in de kerken laten doopen en zich ge
heel afscheuren. Even als alle geestdrijvers hebben zij het beginsel aan
genomendat allen, die zich niet met hen vereenigeneeuwig ver
doemd moeten zijn. Maar gelooft men dat hun eigen levenswandel voor
beeldig zijdan vergist men zich. Onderling behandelen zij elkander
met goede trouw maarbij voorbeeld, iemand te bedriegen die niet tet
Gods volk (zoo als zij zich noemen) behoortis bij hen geene zonde
of behoort ten minste tot die ligte misstappen die spoedig door een ge-
loovig gebed uitgewischt kunnen worden.
Bij het bestrijden van dit kwaad behoort men natuurlijk met veel
wijsheid en behoedzaamheid te werk te gaan, om te beletten dat geene
leden van deze sekte tot de eere van het martelaarschap geraken het
geen aan de vlam slechts nieuw voedsel zou geven. Wij vertrouwen
echter op het beleid onzer regeringwelke in dezen zeker den regten
weg zal weten in te slaan.”
MÜNCHEN den 1 jannarij. De berigten uit Griekenland deelen,
onder eenige bijzonderheden van de reize des jeugdigen konings door het
oostelijke deel zijns rijks, onder anderen het volgende mede.
Na het beklimmen van den Parnassus te Delphi aangekomen, ver
scheen hem aldaar, als ware in de gedaante van eene Pythiaeene stok
oude vrouw met sneeuwwitte haren, en naauwelijks meer op hare voe
ten kunnende staanwelke, met twee granaat-appelen inde handen, hem
aldus begroette. „Mijn vorst, ik heb 120 jaren geleefd, moogt gij er
200 leven. Mogen uwe volken zich vermenigvuldigen als de kern der
vruchten welke ik in mijne handen draagen zoo gelukkig zijn als wij
van u te mogen aanschouwen.”
PARIJS den 2 januarij. De heer Pozzo di Borgo heeft gisteren, in
naam van het korps diplomatiek, zijne gelukwcnschingen aan Z. M.
aangebodenen hoofdzakelijk gezegddat de wenschen een jaar vroe
ger voor het behoud der goede harmonie tusschen alle souvereinen uitge-
bragtzich gelukkig verwezenlijkt hadden en het verledene dus een
nieuwe en sterke waarborg voegde bij hetgeen alle weldenkenden het
regt hebben om van de toekomst te hopen en te verwachten.
Het antwoord van den koning was nagenoeg een weerklank van het
geen door den heer Pozzo di Borgo gezegd was.
Z. M. de koning van Pruissen heeft aan deszelfs voormaligen con
sul te Bayonneaan wienzoo als men zich zal herinnerendoor ons
bewind de verdere toelating geweigerd wasde orde van den rooden
adelaar, 3de klasse, geschonken.
’s GRAVENHAGE den 5 januarij. Eergisteren overleed te Amsterdam
in den ouderdom van 67 jaren mr. Willem Frederik baron Röell, Minister
van StaatPresident van de Eerste Kamer der Staten-GeneraalKanselier
en grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuwen ridder van
onderscheidene vreemde orden, lid van de tweede klasse van het Konink
lijk Nederlandsch Instituut en vele andere geleerde genootschappen en in
stellingen.
Z. M. heeft, bij rescript van den iï der vorige maand, het de
partement van oorlog gemagtigd om de vereischte bevelen uit te vaar
digen, ten einde de twee-maandelijksche inspectie over de mobiele rus
tende schutterij, bij art. 7 van hoogstdeszelfs besluit van 25 julij 11.,
(Staatsblad no. 24) bepaald, niet reeds in de maand januarij 1835,
waarin die weder moest plaats hebbenmaar eerst in het begin van de
maand maart daaraanvolgendete doen houden. Bij een ander rescript
van den 21 bevorens, heeft Z. M. gelieven te bepalen, dat aan de
leden van het korps Noord-Hollandsche jagersvan de kompagnien ko
ninklijke jagers, van het korps jagers van van Dam eri van de knmjwa
gnien Groningsche en Noord-Brabandsche jagers, die zulks, mogten véri
langen een doorloopend twee-maandelijksch verlof zal worden verleend
zullende de kommariderende officiëren van het blijvende gedeelte dier
korpsen, telken twee maanden, eenen nominativen staat der met verlof
zijnde vrijwilligers, met een verzoek, om verlenging van dat verlof,
aan Z. K. H. den Prins Veldmaarschalk, opperbévelhebber van het le»
ger, behooren aan te bieden.
MIDDELBURG den 7 januarij^, In dén namiddag van den 5 dezér
had Cornells Sparenburg, schecpstimmermans-jongenoüd 10 jaren, hét
ongeluk om van eene der stellingen op de wérf dér éommeréie com
pagnie alhier,, naar beneden te storten aan dé gevolgen van welkert
val hij weinige oogenblikken daarna is overleden*
In Holland is de droevige tijding ingekomendat het nieuwe naar
Oost-Indie bestemde stoom-zeeschip de PYlades* dén 3 dezér, ter
hoogte der Engelsche kustis gezonken. Zoo het schijnt Werdna 2
uren in zee geweest te Zijnin de machine-kamer water ontdekten
moestin weerwil der massa van pompen die dadelijk in hét Wérk ge
steld werdende equipagie des nachts ten 1 i urén het schip verlaten 4
en op eenen visschermandie op de noodschoten genaderd wasover
gaan. Weinig tijds daarna zonk gemeld schip. Slechts één Van de 40
man equipagie is verdronkenzijnde een Dordtenaarnalatende eene
weduwe met twee kinderen. Dit schip was te Londen voor f 300,00a
en te Amsterdam voor 85,000 verzekerd.
Van primo januarij töt ultimo december 1834 z’ïrt Vlissingen
gepasseerd of aldaar binnengevallen 1075 schepen., van welke t4 naar
Holland en 15 naar Vlissingen en Middelburg bestemd waren, Zijnde
van deze 4 van Philadelphia, 7 van Batavia, 40 uit Amerika en 85 vah
Petersburg en Riga. Voorts zijn 1085 schepen van daar Uitgevaren pf*
die stad gepasseerdmeest alle van Antwerpen komendewaaronder
echter niet zijn gerekend de schepen van den Staatnoch beurtschip
persvisschers-schuiten en andere kleine vaartuigen, welke de Schelde
af en toe bevarenmaar wel de stoombooten van Londen op Antwerpen
vice versa.
In 1833 waren voor Vlissingen ingekomen 1099 en uitgezéild 910
schepen.
TeVerezijn, in het jaar 1834, ingeklaard 71 schéperi, inhoudende
10361 tonnen, en uitgeklaard 46 schepen, inhoudende 8378 torinen.
Dezelve waren van de volgende natiën* 28 Nederlandsche, 22 EngeD
sche, 7 Hanoversche 5 Noordsche, 5 Mecklenburgsehe, 2 Olden-
burgsche, 1 Hamburger en 1 onder de witte vlag, als bijlegger i, en uit
geklaard 12 Nederlandsche, 19 Engelsche, 5 Noordsche, 4 Hanover
sche, 4 Mecklenburgsehe, 1 Oldenburgsch en 1 Fransch schip.
Vorst Leopold heeft in zijn antwoord aan de deputatie uit de Bel-*
gische representantenkamerop den nieuwjaarsdag, ten slotte gézegd t
datvolgens de stelligste berigten het gouvernement de gfootste ze
kerheid verkregen haddat de vrede van Europa nergens mét verstoring
bedreigd werden dat de reden tot ongerustheid van sommige leden
die nog kortelings niet ongegrond scheenten eenenmale was Verdwenen.
Een der Gentsche bladen meldt, dat de Vlaamsche afgevaardig
den bij de hervatting van de zittingen der kamer, met een voorstel
voor den dag zouden komenom eene verandering te brengen in het
douane-tariefbetrekkelijk de regten van invoer op de vreemde fijne
katoenen. Voorts melden de Belgische bladen, dat dezer dagen ach
tervolgelijk in alle plaatsenwaar maar een tooneel bestaatin navol
ging van Brusselde Tartuffe ten tooneele wordt gevoerd.
Volgens den Lynx heeft de burgemeester van Brusselde heer Roup-*
peaan den prinsje Ligne de teruggave doen aanbieden van een deel van
het hem, bij de verwoesting van zijn hotel op den 6 april 11., ontstolen
zilverwerkmaar zou de prinsin weerwil dat dit zilverwerk den stem
pel van zijn wapen draagt, geweigerd hebben hetzelve te ontvangen,
zeggende dat het waarschijnlijk eene vergissing was van mijn heer den
burgemeester, alzoo het hof van assises in zijne wijsheid erkend heeft,
dat er op den 6 april 1834, in het hotel van hem prins de Lignegeene
misdaad gepleegd was geworden.
VLISSINGEN den 6 januarij. Voor Antwerpen bestemd zijn alhier
ter reede gekomen: Diana, J. H. Rieke, van Goole, met stukgoede
ren Governor BrooksJ. S. Abbotvan Charlestownmet katoen en
rijstTijneG. G. Page van Londen met lijnzaad.
Van Antwerpen zijn de Schelde afgekomen en van onze reede naar
zee gezeiid: VelocityJ. Hansbury naar St. Ubës en Camilla, J. Wat
kins naar Tarragona, beide met ballast; de Vier Gezusters, H. Popp,
naar Hull, met beenderen; Neptunes, J.P. Visser, naar Bordeaux, mee
ballastMinerva H. H. Albers naar Papenburgmet steenkolen
de Jonge Jan, J. B. Simons, naar Bremen, met stukgoederen; Catha
rina, J. van der Schuyt, naar Londen, met schors; les deux Edouards,
F. Aubertnaar Bordeauxen Return J. S. Happynaar Londen
beide met ballast; the ArgoP. Decent, naar Newcastle, en Jcremia,
J. Benney naar Leith beide met schors en vlasde acht Gebroeders
H. H. Kramerop avontuurmet ballastthe DevonH. Curtisnaar
Berwickmet schorsPhilemonA. Smithnaar Leithmet schors en
vlasde MariaA. H. Saltersnaar Lissabonmet stukgoederen
Pieter Antonie H. J. d’Hooge naar Havre-de-Grace met brandhout
de ZephyrS. Nielsennaar Messina met ballast.