N°. 89. MIDDELBURGSCHE COURANT. Jfiranfeirijjk. Zaturdag MEUWSTIJDLNGExN. jpuitjschlanb. 26 Julij 1834. FRANKFORT den julij. Van Weenen den 10 dezer wordt ge meld De prins von Metternich zal dit jaar onze hoofdstad niet verlaten, zoo min o'ra de wateren te gaan gebruiken, als om zijne land goederen in Hongarije te bezoeken: men geeft voor redenen hiervan de bestaande verwikkeling van zaken en de behoefte om in het centrum der beweging tegenwoordig te zijnwanneer zoo vele onvoorziene gebeurte nissen met iederen dag eene spoedige en onmiddelijke oplossing zul len noodzakelijk maken." In de Kolnischë Zeitung leest men het volgende Hoe vele voorbeelden van de droevige gevolgen der ligtzinnigheid men zich ook hebbe ten pligt gesteld om ter waarschuwing aan te halen, kan nogtans de jeugd nimmer genoeg daarop worden opmerkzaam gemaakt. Den 10 junij stonden drie jongens bij den tusschen Deuz en Poll ge legen windmolen, welken men bezig was in beweging te brengen. Een derzelven, een knaap van tien jaren, had de dwaze vermetelheid een der wieken te grijpen zich aan deszelfs uiteinde vast te houden en zich alzoo In de hoogte te laten heffen. Waarschijnlijk is hij met zijne kleederen aan eenen spijker of iets der gelijks blijven hakenwaardoor hij verhinderd werd zich in tijds los te laten en naar beneden te spingen. Hij werd dus ongeveer 20 voet van den grond geligt. Zijne beide speelmakkers riepen hem in hunnen angst toe zich vast te houdende molenaarsknechtdie het gevaar bemerkte waarin de jongen verkeerde, deed den molen oogenblikkelijk stilstaan. Terwijl de molen stil stond hield de knaap zich nog gedurende eenige minuten vastdoch vóór dat men middelen ter zijner redding had kun nen in het werk stellenstortte hij plotseling naar beneden. De val was zoo ongelukkigdat de knaap geene teekenen van leven gafmen droeg hem terstond naar zijne woningwaar hij na verloop van 2 uren overleed. PARIJS den ai ju lij. De generaal Se. Cyr Nuguesdie bij het beleg der Antwerpsche citadel den maarschalk Gérard als chef van den staf was toegevoegd, is tot onder-secretaris van staat bij het departement van oorlog benoemd. Daarentegen vermeldt de Constitutioneldat on derscheidene beambten bij dit ministerie, met name de generaal Pelet chef van het depot, en de generaal Schneiderchef der militaire bewe gingen sinds de aftreding van den maarschalk Soult hun ontslag hebben gevraagd. De tijding, dat de troepen van den generaal Rodillniet verre van Pampelunadoor die van don Carlos geheel verslagen waren wordt door een Fransch ministerieel blad Qle Journal de Parisvan den ao julij stellig tegengesproken. De regeringzegt dit blad heeft berigten tot den 17 ontvangen, en het is stellig, dat tot op dat tijdstip toe geenerlei gevecht tusschen de troepen van don Carlos en van den generaal Rodill had plaats gehad." Volgens de ministeriele dagbladen is door de telegraaf van den 19 dezer het berigt uit Bayonne overgebragtdat de generaal Rodil te Puenta de la Reyna was aangekomenen zijn leger in drie korpsen had ver deeld om de insurgenten aan te vallen. Bijzondere tijdingen voegen hierbij, dat de junta van Elisondo deze plaats, op de aannadering van den vijandin wanorde had verlaten. Heden waren er geheel verschillende geruchten in omloop onder an deren verzekerde men ter beurze, dat de generaal Queseda Pampeluna aan don Carlos had overgegeven. Van daar de aanmerkelijke daling die de fondsen hebben ondergaan. De koningsgezinde dagbladen deelen een decreet van amnestie mede dat op den 12 dezer door don Carlos zoude zijn uitgevaardigd, en waarvan de voornaamste bepalingen zijndat alle krijgslieden van wel ken rangdie binnen veertien dagen de wapenen nederleggen in genade zullen worden aangenomende officieren hunne voormalige rangen on der de regering van koning Ferdinand verkregen, zullen behouden, en den onder-officieren en soldaten viijheid zal worden gegeven*, op nieuw dienst te nemen, of huiswaarts te keeren. De regtstreeksche tijdingen uit Madrid loopen tot den 7 dezer, en vermelden, dat de Portugesche gezant aan het Spaansche hof den voor slag had gedaandat beide rijken zich door een of- en defensief trak taat zouden verbinden. Voorts had de minister van oorlog, Zarco del falie, zijn ontslag gevraagd, en zoude door den generaal faldès ver vangen worden. Ten gevolge der vertoogcn van den infant don Fran- f cisco had de koningin-regentes beloofd op den 20 dezer in de hoofd stad terug te keeren. 's GRAVENIIAGE den 21 julij. H. K. K. H. de Prinses van Oranje is eergisteren van hoogstderzelver reis naar Duitschland op Soetsdijk teruggekeerd. Aan den luitenant-ter-zee der tweede klasse, jhr. G. A. Tindal, |s het opzigt over de modelkamer bij het departement van marine voor- loopig opgedragen geworden. Aan de beurtschippers van Rotterdam op Brielle en de Nieuwe Sluis, is vergunning verleend tot het aanlegen eener stoomboot op ge melde plaatsen. LEYDEN den 22 julij. Gisteren namiddag is deze stad met een be zoek van H. M. de Koningin van Beijeren, H. K. H. Prinses Frederik der Nederlanden, en H. D. H. de Hertogin van Saksen-Weimar vereerd geworden. De drie hooge personaadjes zijn met hoogstderzelver gevolg, met drie rijtuigen, des namiddags ten half 4 uren, in de stad aangeko men, en bij den heer Siebold, ter bezigtiging van deszelfs kabinet van Chinesche zeldzaamheden afgestapt, en hebben aldaar gedejeuneerd. Vervolgens hebben zij den Hortus bezlgtigdeen bezoek bij den hoog geleerden heer Reinvardt afgelegd, en zijn des avonds ten half 9 uren wederom vertrokken. AMSTERDAM den 22julij. Onlangs las men, in de Belgische dag- hladenwederom een berigt betrekkelijk het ligten van de overblijfsels sier Hollandsche kanonneerbootenwelke na de overweldiging der cita del vernield geworden zijn. Met reden verwondert zich iederaan wien de aard van dit werk en de toestand dier wrakken niet bekend is over de langzaamheid waarmede deze verrigting voortgaat. Reeds meer dan anderhalf jaar is men aan dezelve bezig geweest, en de gedurende dien tijd daaraan bestede kosten moeten de waarde van het gene men er dooi verkrijgt verre te boven gaan. Eenige ophelderingen hieromtrent vinden wij 111 het volgendeons medegedeelde Extract uit eencn partikulieren brief van Antwerpen 20 julij 1834. Aangaande de voor deze stad gelegen hebbende kanonfleerbooten kwam mijn vorige u eenigzins duister voor Zegt gijik wil het gaarne zoo u dit belangrijk voorkomteenigzins uiteenzetten. Nadat uwe landgenooten dezelve in den grond gekapt of verbrand hadden heefc ons gouvernement geene moeite willen sparen om iets van dien buit aan de rivier te ontrukken. De bootendie door den feilen stroom on der water zekerlijk van hunne ankers zijn doorgedrevenvervielen mee- rendeels langzamerhand in de coupure tegen over de citadelof in de nabijheid van de breukwelke zich aldaar gevormd heeft.' Dadelijk heeft men met kielligters getracht de wrakken te ligten, dan, uit hoofde der daaraan toegebragte beschadigingis dit uiterst moeijelijk en met on begrijpelijke kosten gepaard geweest; zoodat al wat ten onzent wel denktzich over het kinderachtig gedrag van het bestuurdat er eene ijdele eer in stelt om, met opoffering van zwaar geld, deze overblijfsels weder op te timmeren, heeft moeten schamen; zelfs de booten, die op de polders lagenen geheeltot daar waar zij in den modder zaten afgebtand zijn heeft men van deze proefneming niet uitgesloten. Om u eenig denkbeeld van de dwaasheid dier handelingen te ge ven zal ik u slechts behoeven te meldendat elk der zes booten welke reeds geteed zijn behalve de kosten van het ligtendie u uit de nu volgende opgaaf blijken zullen ook aanmerkelijk geweest te zijn, door elkander, alleen aan reparatien heeft gekost eene som van tien h twaalf duizend guldens Nederlandsch geldeen f 70,000 is daar dus mede gemoeid geweestalleen voor de opbouwing. „Men werkt thans om nog eene zevende boot, of liever het over blijfsel daarvan te ligtende kettingen zijn reeds onder dezelve ge- bragt, doch zij is nog niet geligt; de onkosten van dit werk, de ligters daaronder begrepeu beloopen dagelijks f 50 Nederlandsch en nu weet men nog niet in welken staat zich die geligte boot zal bevinden. Gaarne wil ik gelooven, zoo als gij mij schrijft, dat die kosten den prijs te boven gaanwaarvoor men eene nieuwe kaunonneerboot zou kunnen vervaardigenen daarom juist is het zoo bespottelijk die oudert met zoo veel moeite voor den dag te doen komenwant wat bereikt het bestuur met deszelfs armzalig inzigt Niets. Het zal toch niet willen zeggendat de Hollandsche flotille niet vernietigd is geworden^ Goede Hemeldit zagen onze oogen. Deze opgetimmerde booten de zelfde te noemen, als die weleer voor onze stad lagen, zou hetzelfde zijnals wanneer men deelen van een gestrand schip nog den naam van het gebleven vaauuig zelf gaf. De planken van den predikstoel te Oxford zou men dan even gevoegelijk nog het schip kunnen noemen dat eens sir Francis Drake over de baren heeft gevoerd." MIDDELBURG den 25 julij. Laatstleden vrijdag heeft te Brussel de aanbesteding voor de levering van de zoogenaamde rails ten dienste van den ijzeren spoorweg in Belgie plaats gehad. Een eerst gedeelte is toegewezen aan de heeren Cockerill en Comp.een ander redeelta aan de heeren Dupont en Dufayt-les-Binche. Belgische afgevaardigden hebben den 22 de afgebroken discus sie over het ontwerp voor de organisatie der gemeenten weder opgenomen. Door dezelven is alsnu het geheel van het ontwerp van wet ter be perking van den vrijen invoer van koren met 41 tegen 19 stemmen aan genomen. - De Belgische senaat heeft thans ook de wet tegen de openbare blijken ter gunste van het huis van Oranje aangenomen, en wel met 33 tegen 3 stemmen. De graaf Duval de Beaulieu heeft bij de beraadsla ging de inschrijvers voor de paarden voor den Prins van Oranje willen 1 verontschuldigen maar dit heeft het meerendeel der leden geërgerd en men heeft vrij hard tegen hem geschreeuwd, om hem tot de orde te doen roepen. De senaat heeft den 22 over het ontwerp voor de regten op de lin nens beraadslaagd. De zittingen van het hof van assises te Mons, in de zaak der Brus- selsche plunderingenzijn in de zitting van den 22 tot op den 4 augus tus aanstaande geadjourneerd en zulks uit hoofde der ongesteldheid van een der raadsheerenden heer Corbisier. Bij die gelegenheid moeten de beklaagden openlijk hunne ontevredenheid deswege hebben geuit en zelfs in den beginne hunne plaats in de zaal niet hebben willen verlaten. Intusschen is uit de verklaringen van een drietal kapiteins, die als getuigen opgeroepen zijn gebleken dat de militaire magt niet heeft kun nen handelen omdat zij geene orders had. Generaalszoo min als andere hoofd-officierenwisten wat zij doen moesten. Sommigen, en daaron der de kolonel Criquillonwaren geheel verward. De kapitein d'Espinois zeide tot eenen commissaris van politie, die uit een huis kwam waar geplunderd werd, dat hij toch orders zou geven; maar deze antwoordde hem droog weg: zij villen er niet uit, en keerde hem daarop den rug- toe. Op een ander punt wilde hij de woeste menigte uiteendrijven; maar er kwam dadelijk een officier van den staf naar hem toedie hem 'tegen hield en zeide: zacht toch! zacht toch! Uit andere verklaringen blijkt dat de plunderende menigte in het vaste denkbeeld verkeerde dat dé koning de plunderingen toegestaan haden dat op verscheidene punten de soldaten medeplunderden. Het volgende is ons door een beminnaar van het Nederlandsch too- neel ter plaatsing toegezonden Be roem van het tooneelgezelschap van den heer Majofslci is te goed gevestigd en te verbreiddan dat wij aan den goeden smaak onzer stadgenooten de hijwo ning van hun uitmuntend spel nog zouden moeten aanbevelen. Waarlijk: de gespannene verwachting zal overtroffen worden: men zal niet teleur gesteld zijn zoo als nog kort geleden, toen men verhevene Duitsche muzijk wachtte en in plaats daarvan het kwaken van een Eend hoordevoor sommige ooren moge dit streelend zijn, ja! luide toejuiching verdienen, hij, die denkt en gevoelt, vindt weinig voldoening des harten in de gewone straat-grappen. Gansch anders is men te moede bij een goed tooneelbij eene opvoering van den Abt d« i'JSpie; wij zagen den edelen menschenvrieuden lijnen ongelukkigea

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1834 | | pagina 1