c o ufeMf N*. i54. MIDDELBURGSCHE Donderdasr 'ktïtxvS* GSWGO* w 7 November 1833. publicatie. NIEUWSTIJDINGEN, ülebevlatsbett, Burgemeester en wethouders der stad middelburg? Gezien de circulaire van den Heer Staatsraad Gouverneur dezer Provincie, van den II October 1833 {Provinciaal Blad no. uo); Brengen bij deze ter kennis van alle Ingezetenen dezer Stad, dat door Zijne Majesteit, op den 26 September 1833 {Staatsblad 110, 58), is genomen liet navolgende Besluithoudende wijziging der vroeger voor- geschrevene Veiligheids-maatregelen bij het aanwenden van Stoomwerk tuigen {Vervolg en Slot. Zie No. 132.) 5. Elke Stoomketel zal moeten voorzien zijn van twee veiligheids, kleppen vervaardigd uit metaalof hebbende ten minste metalen rnn. den zoo ver zij in aanraking komen met de metalen ringen of omtrek kingen der openingen welke zij dekken. Deze randen moeten zooveel mogelijk vlak wezen en de minste breedte of uitgestrektheid hebben. De afmetingen der genoemde kleppen moeten gelijk zijn en overeen komstig, zoo wel met de grootte der Ketels als met den graad van druk king des Stooms. De eene dezer kleppen zal worden belast overeenkomstig den hoog- sten graad van drukking, tot welke de Stoom zal worden gestookt, de andere klep zal met een grooter last worden bezwaardmogende nog. tans het meerdere niet gaan boven een twintigste van de belasting der eerste klep. De minst belaste klep zal zijn ten gebruike van den bestuurder des werktuigsde meest belaste klep zal geheel besloten moeten wezenen voor niemand bereikbaar buiten den Eigenaar. Ten minste moet eene der veiligheids kleppen en wel bij voorkeur de afgeslotene, onmiddelijk worden belasten, waar het moeijelijk zou de wezen om hiervan, zoo wegens de groote oppervlakte der kleppen als anderzins, te voldoen, zal er eene derde veiligheid-klep aanwezig moe ten zijn welke onmiddelijk is belast. Deze derde klep zal geene klei nere oppervlakte mogen hebben dan van drie vierkante Nederlandsche duimen en wanneer zij gesteld is op eenen Ketel in een vaartuigzal de pijpgaande ter ontlasting van den Stoom uit den koker der klep boven het scheepsdek moeten reiken tot eene hoogte van niet boven de vier Nederlandsche ellen, en zonder dat zij op eenige wijze is afge sloten. 6. Alle Stoomketels zullen moeten worden voorzien van een doelma tig ingerigt middel, strekkende om, bij het bestaan eener oorzaak, door welke een watergebrek in de Ketels kan voortkomen, zulks nog in tijds kenbaar te doen wordenen wel onafhankelijk van eenige onderstelde bijzondere oplettendheid van den Bestuurder des werktuigs. Wanneer hiertoe in sommige Ketels, en bepaaldelijk in Stoomboot-ke tels, mogten worden aangewend zuiver looden proppenaangebragt in of op eenen voegzamen afstand van dat gedeelte des Ketelbodems hetwelk de grootste vuurhitte ontvangtzullen deze ten minste eene oppervlak te moeten hebben van eenen vierkanten Nederlandschen duim per Neder landsche el oppervlakte van de roosters. De bepalingen hieromtrent zullen even als die van het vorige artikel in de akte van vergunning worden vermeld. 7. Op schepen bestemd tot den vervoer van Reizigerszullen geene Stoomketels van gegoten ijzer mogen worden aangewenddan onder de bepaling, dat geen deel derzelve eene mindere dikte hebbe dan van een tiende der grootste binnenwerksche afmeting van dat deelen wel in zoo verre deze maat, naar gelang van den vorm, de inrigting en de grootte der Ketels, en overeenkomstig den graad der Stoomdrukking als ander zins voldoende kan worden geacht. In dezelfde onderstelling zullen op andere schepen geene gegotene ijze ren Ketels mogen worden gebruikt, zoo niet de dikte van eenig deel ten minste het vijftiende der grootste afmeting van hetzelve bedrage. Alle Ketels in Stoombooten geplaatstzullen van de vertrekken van Reizigers moeten afgescheiden zijn door een laadruim of door twee schotten welke ten minste drie palm van elkander zullen moeten ver wijderd wezenen voor de Stoomketels van hooge drukking een palm meer voor elke atmospheer der Stoomdrukking boven die des damp- krings. Deze laadruimen zullen van boven twee of meer openingen moeten hebben, welke nimmer zullen mogen gesloten zijn, of ten minste slechts zoodanig overdekt dat de bedekking door eene drukking van hoogstens een achtste atmospheer (overeenkomende met eene drukking van 12 Ne derlandsche looden per vierkanten Nederlandschen duim) kan worden op geheven. Boven den Ketel moet eene opening wezenhebbendewaar dit slechts kan eene grootte gelijk aan één vierde van de gezamenlijke op pervlakte der vuurroostersterwijl deze opening slechts los zal mogen worden overdekt, zoo dat er, even als boven, geene grootere drukking zal behoeven uitgeoefend te worden dan van een achtste atmospheer om de bedekking te kunnen ligten. Eene tweede opening, hetzij boven of nabij den Ketel, moet altijd ge heel open wezenen ten minste evenveel oppervlakte hebben als een tiende der oppervlakte van de gezamenlijke roosters of vuurplaatsen. Aan het einde van het machine-ruim, waar de Ketel niet staat, zal een dubbel schot voldoende wezenmits de Ketel ten minste twee el len van dit schot verwijderd zijen er boven genoemd ruim ook openin gen zijnhalf zoo groot als de oppervlakte der gezamenlijke vuur- plaatsen. Dit is dus op beide de einden van dit ruim toepasselijkindien de Ketel van beide schotten genoegzaam verwijderd is. Geen vertrekhetzij voor Reizigersof voor de equipagiezal bo ven den Ketel mogen zijn. 8. Het onderzoek van de Stoomwerktuigen in art. t bedoeld waar dezelve zich in dit Rijk bevinden, zal, des noodsjaarlijks worden herhaald doof een of meer deskundigen, ter benoeming van het hoofd van het departement voor de Nationale Nijverheid en de Koloniën. Mogt het verslag dezer deskundigen nadeelig zijn dan zal het gebruik van het gebrekkig bevonden werktuig dadelijk worden verboden, tot zoolang dat hetzelve zal zijn hersteld en aan de beproevingen onderwor pen geweest, zoo als in art. 3 is aangewezen. Zelfs zal door het voornoemde hoofd een bijzouder onderzoek worden bevolen, zoo dik wijls bij hetzelve twijfel mogt ontstaan omtrent gebreken aan eenig Stoom werktuig, De deskundigen zullen bij het bedoelde onderzoek vooral daarop moe ten letten of in de zamenstelling of inrigting der Ketels en werktui gen ook iets bijzonders aanwezig is, waardoor voor ongelukken te vree. zen zoude zijn, en hiervan een beredeneerd betoog aan het departement voor de Nationale Nijverheid en de Koloniën inzenden, waarop, na dienaangaande den eigenaar dezer werktuigen te hebben gehoord door evengemeld departement zal worden beslist. 9. De Eigenaren van Stoomwerktuigentijdens het nemen van het tegenwoordig besluit binnen dit Rijk in werking zijndezullen met de zelve kunnen blijven voortwerken, ten zij er bij eenige visitatie, in art. 8 bedoeldblijken mogten bestaan van derzelver minder veilige inrigting, In zoodanig geval zal het hoofd van het departement voor de Nationale Nijverheid en de Koloniën, tengevolge van het verslag der deskundigen, maatregelen nemen hetzij tot het doen herstellenhetzij tot het doen in orde brengen der onveilig gekeurde werktuigen hetzij tot het ver bieden van derzelver gebruik, of, bij weigering of tegenkanting, tot het voorstellen van zoodanige maatregelen als hetzelve naar bevind van zaken zal noodig oordeelen terwijl hij aan de Eigenaars der goed bevon.- den werktuigen een bewijs daarvan zal doen uitreiken. 10. Zoowel de wijze van onderzoek als die der beproeving, en het geen daaromtrent naar bevind van zaken verder te bepalen valt blijven overgelaten aan het hoofd van hetzelve departement. En opdat niemand door het niet vooraf kennen van deze wijze van onderzoek en beproeving, oponthoud of schade zoude komen te lijden, zoo zal het aan ieder die eene aangifte doet tot het daarstellen v an een Stoomwerktuig, vrijstaan, om bij die aangifte het verzoek te voegen ter verkrijging van de noodige ophelderingen en onderrigtingen dienaan gaande. 11. De overtredingen der bepalingen van het tegenwoordig besluit zul len, overeenkomstig de voorschriften der wet van den 6 Maart 1818, {Staatsblad no. 12), en wanneer daartoe termen zijn naar aanleidingder bepalingen van het lijfstraffelijk wetboek, gestraft worden. 12. Het tegenwoordig besluit, mitsgaders eene door den bevoegden Gouverneur voor waarachtig verklaarde expeditie der akte van vergun ning of van het certificaat vermeld in art. 4 en 9zal op eene voor een ieder zigtbare plaats, in de vaartuigen en fabrijken waar Stoom werktuigen gebezigd worden aangeplakt moeten worden en blijven. Het departement voor de Nationale Nijverheid en de Koloniën is be last met de uitvoering van het tegenwoordig besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst. 's Gravenhageden 26 September 1833. CgetWILLEM. Van wege den Koning {get.") J. G. de MEY van STREEFKERK. Uitgegeven den vijfden October 1833. De Secretaris van Staat {get.) J. G. de MEY van STREEFKERK. En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwendezal deze wor den afgekondigd en aangeplakt, mitsgaders in dezer Stads-Courant ge plaatst. Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg, den 21 October 1833. Burgemeester en Wethouders voornoemd H. du BUISSON BECIUS L. P. Ter ordonnantie van Hun Ed. Achtbaren, VAN PANHUYS. De Fuselier bij het 2de Bataillon der 9de Afdeeling Infanterie JAN HENDRIKSE regt hebbende op het bewijs van aandenken, inge steld voor de Verdedigers der Citadel van Antwerpen, wordt verzocht zich ten spoedigste op het Raadhuis dezer Stad aan te melden. KERKVOOGDEN en NOTABELEN der Hervormde Gemeente WEST- KAPELLE, Provincie Zeeland, zullen, onder nadere goedkeuring van het Provinciaal Koltegie van toezigt over de administratie der Kerkelijke Fondsen, op den 19 November 1833, des middags ten 12 uren, in het Gemeente-huis aldaar, in het openbaar en aan den minstbiedende aanbe steden: Het bouwen eener nieuwe KERK, met de levering van de daartoe benoodigde materialen, en zulks ingevolge bestek, konditien en teekening, welke acht dagen vóór den dag der besteding ter lezing en bezigiiging leggen bij den President der Kerkvoogden van voornoemde Gemeente, mitsgaders een afschrift van het bestek in het Nederlandsch Logement bij J. T. Stroeken te Middelburgen bij J. van Hattemin de Societeic te SliedrechcProvincie Zuid-Hollandzullende inmiddels gedurende voornoemde acht dagen aanwijzingen in loco gedaan worden. Kerkvoogden en Notabelen voornoemd N. W. VERHULST. Ter ordonnantie van dezelve, L. W. ROELSE, Secretaris. 's GRAVENHAGE den 4 november. Volgens de laatstelijk ontvangen officiële berigten van de regering van Nederlands Indie, gedagteekend 15 mei jl.heerschte aldaar eene gewenschte rust, en zelfs op de westkust van Sumatra wasna den volksoploop die in januari) dezes jaars in het district Bonjol heeft plaatsgehad, de vrede ongestoord gebleven zoodat, wanneer de bij die gelegenheid gepleegde trouweloosheid zal zijn gestraft, de zaken aldaar zullen kunnen beschouwd worden als geheel tot den vorigen stand teruggebragt. Men hield zich bezig, om tot dat einde eene kleine expeditie uit te rusten, en er waren bevelen gegeven, om het noodige voor te bereidenvoor de meer duurzame en algeineene schikkingen, welke de gouverneur-generaal van Neerlandsch Indie zich voorstelde tot stand te brengen. Deze berigten wederspreken dus die, welke vreemde dagbladenwaar onder the (lourier van den 23 october jl.nopens de Nederlandsche aati- gelegenhedotp op Sumatra verspreid hebben.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1833 | | pagina 1