n
N*. 59.
MID DE L fi URGSC1IE
C O U It A
Donderdag
"<svf£.
16 Mei 1833.
Ivcmtidgetung-
NIEUWSTIJDINGEN.
JVauJurijk.
ilcbcrlatsbett.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG,
gezien een besluit van den Heer Staatsraad Gouverneur dezer
provincie, van den 4 Mei 1833 Provinciaal Blad no. 57), betrekke-
lijk de beschiijving van het Patêntregt voor het dienstjaar 1833;
Brengen ter kennis van alle belanghebbenden dat de Heer Staatsraad
Gouverneur, ten einde het werk voor de algemeene beschrijving der
Patentpligtigen, voor het dienstjaar 1833, op den voet der bestaande
voorschriften in verband met de laatste Wet op voornoemd middel
alierwege in deze maand een aanvang neme, bij hetzelve besluit heeft
goedgevonden
i°. Te bepalen
5 1. Ten aanzien der Patentpligtigen in de i5 eerste tabellen der Wet van den
21 Mei 1819, waaronder krachtens art. 12 der Wet van den 16 Junij i83a nuook
zijn begrepen de Jfaarden-JPostmeesters
a. Dat de verklaringen ter verkrijging van Patent, voor deze Patentpligtigen, bin
nen de Provincie zullen worden uitgegeven, van den i3Mei iö53 tot en met den
21 dier inaand.
b. Dat die verklaringen, behoorlijk ingevuld, zullen moeten zgn ingezameld en in
gediend, in de Sleden MiddelburgVlissingenGoes en Zierikzee op den
1 Junij en in de overige Steden en Gemeenten op den 29 Mei aanstaande.
c. Dat de registers van gemelde Patentpligtigen gesloten en daarna geene verkla
ringen meer zullen worden aangenomen, in de Stad Middelburg op den 22 Ju
nij in de Steden VlissingenGoes en Zierikzee op den i5 Junij, en in de
verdere Steden en Gemeenten op den 6 dier maand.
2. Ten aanzien der Patentpligtige SchippersEigenaars en Directie-voerende
van binnen-schepenschuiten en vaartuigen, vermeld in de 16de tabel der Wet van
den 6 April 1823waaronder krachtens het reeds aangehaalde art. 12 der Wet van
den 16 Junij i832, als nu ook zullen begrepen worden diegeen welke bestendig in
hunne vaartuigen wonenen geene buiten-rivieren of wateren bevaren.
a. Dat, mede te rekenen van den i3 Mei aanslaande, tot den 28 derzelve maand,
zij zich voor het Patent van het dienstjaar i855 zullen behooren aan te geven
bij het Bestuur der Plaats waar zij zich zullen bevinden, onder overlegging van
een Biljet, hetwelk daartoe bij die Besturen verkrijgbaar gesteld is, terwijl
ingevolge de hjervoren aangehaalde Wetdoor de alsnu aan het Patentregt on
derworpene Schippersnaauwkeurige opgave tal moeten worden gedaanof zij
in het vorige jaar geen andere huisvesting hebben gehaddan aan boord hunner
schepen, en met die schepen geene buiten-rivieren, de Zuiderzee, noch de
Zeeuwsche stroomen bevaren of in het voorgaande jaar bevaren hebben.
2°. Ter kennisse te brengen van de Kramersdat zij zullen gehouden zijnom
hjj het doen hunner aanvrage om Patent op te geven, de wijze op welke zij hun be
roep uitoefenen, naar aanleiding der onderscheidingen hij r der 7de tabel, gevoegd
bij de Wet van den iG Junij 1862 Staatsblad no. 5o), alsmede de gezamenlijke
iukoopswaarde der door hen te koop aangeboden wordende goederenzullende dien
onverminderd door de Patentpligtigen hij b en c van 1 der evengenoemde tabel
vermeld ter gelegenheid en ten gelijken einde als boven, opgave moeten geschieden
van deh tijd der during, wat eerstgenoemde/1 betreft, huns verbiijfs in de Ge
meente, en, wat laatstgenoemden aangaat, van dien der te houdene verkooping
terwijl*00 zij de wijze van verkoop veranderen de waarde hunner waren vermeer
deren, of den duur des verbiijfs of der te houdene verkooping verlengendaarvan
op den voet van art. 19 der Wet van den 21 Mei 1819, en op de boeten bij art.
37 bepaald, aangifte zullen doen in de Gemeente alwaar zij zich bevinden, en zoo
danig aanvullings-regt voldoenals van henBij werkelijk toegenomene belastbaar-
beid zoude kunnen worden gevorderd.
Wijders zullen de bedoelde Kramershenevens de Debitanttn van Loterij
briefjeskrachtens Zijner Majesteits besluit van 17 October 1820 (.Staatsblad
no. 22), op de hoeten bij 1 en 2 van art. 3a der Wet van den 21 Mei 1819
bepaald, verpligt zijn steeds hun gezegeld Patent met zich te voeren, en wel dat
Waarvan zij thans zijn voorzien, en daarim dat hetwelk aan hen na den atloop der
beschrijving Van het alsdan loopende dienstjaar i833 zal kunnen worden uitgereikt.
3°. Mede ter kennisse te brengen van de Schippers Eigenaars en Directie-voe
rende van binnenschepen, schuilen en vaartuigen hiervoren bedoeld;
a. Dat hel Patentregt door hen zal moeten worden voldaan ten kantore van den
OnLvangcr ter plaatse van de aangiite, en wel in eensvoor zoo ver die plaats
niet is of die van hun vast verblijfof de vaste legplaats van het vaartuig
of wel eindelijk die, alwaar het bedrijf wordt uitgeoefend, doch anders bij
twaalfde gedeelten.
b. Dat nogtans van de laatste wijze van betalingbij twaalfde gedeelten ook
door de Eigenaars, Schippers of Directie-voerende welke zich niet in hunne
vaste woon- ol verblijlplaalsen bevinden, zal kunnen worden gebruik gemaakt,
mits zij zich gedragen naar het voorschrift van i5 der 16de tabel van de Wet
van den 6 April 1820, door zich in den loop der maand Mei, voorzien van een
bewijs van aangifte hetwelk echter niet langer dan die maand van kracht xal
aijn, naar hunne vaste woon-, leg- of verblijfplaats te begeven of wel dat bewijs
van aangifte derwaarts op te zenden, om aldaar te worden gepatenteerd in
welk geval de betalingen bij den Ontvanger dier plaats zullen moeien geschieden.
c. Dat -loor al de Patentpligtigen van de 16de tabel vrfdr den 12 Junq eerstkomen
de geheele of gedeeltelijke betaling in voege voorschreven, zal moeten zqn ge
schied en ook de Patenten, op vertoon der kwitantien van de Ontvangers,
vóór dien tijdbij de Plaatselijke Besturen door hen zullen moeten worden
afgehaaldaangezien van dien dag af de recherche op de niet gepatenteerde
Schippers een' aanvang zal nemen.
En opdat niemand hiervan onkundig blijvezal deze worden afge
kondigd en aangeplakc.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg, den 9 Mei 1833.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
B IJ L E V E L D.
Ter ordonnantie van Hnn Ed. Achtbaren
VAN PANHUYS.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG
gelet op Art. 7 van Zr. Ms. besluit van den 7 September 1828 Staats
blad no. 55 roepen mits deze op zoodanige in vorige jaren ingeschre
vene personen voor de Schutterijwelke tijdens die inschrijving gehuwd
of weduwenaars mee één of meer kinderen waren, doch door sterfge
val of anderzins in de termen vallen om in de eerste klasse, zijnde de
ongehuwden of weduwenaars zonder kinderen, te worden overgebragt,
om daarvan kennis te geven ter Secretarij dezer Stadvóór of op
den 25 dezer zullende tegen de nalatigen proces-verbaal worden
opgemaakt en aan de Regtbank toegezonden ten einde de strafbe
palingen van Art. I der Wet van den 6 Maart 1818 (Staatsbladno. 12),
toe te passenterwijl dezelve tevensovereenkomstig Art. 8 van bo
vengemeld besluit, dadelijk bij de Schutterij zullen worden ingelijfd.
Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg, den 15 Mei 1S33.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
B IJ LEVEL D.
Ter ordonnantie van Hun Ed. Achtbaren
VAN PANHUYS.
van de Provincie ZeelanJ, maken hiermede bekend, dat de geVVonë )aaf«
lijksche KERMIS dezer Stad, ten halve de maand Junij aanstaande in
vallende, niet zal worden gehouden.
Gedaan te Sluis, ten Raadhuize, den 6 Mei 1833.
Burgemeester en Wethouders voofnoetild,
A. BLANK E&T, Vt.
Ter ordonnantie van dezelve,
J. A. BLANKER T.
De COMMISSIE tot uitdeeling van SPIJS aan Minvermogenden té
Middelburg zal, op Vrijdag den 17 dezer, des middags ten twaalf uren,
in het Schuttershof van St. Jorisrekening doen harer administratie over
het afgeloopen jaarwordende de Heeren Inteekenaren verzochtom
dezelve met hunne tegenwoordigheid te vereeren.
Middelburg, den 10 Mei 1833. Namens de Commissie voornoemd
H. DU BUISSON BECIUSSecretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad SLUIS, 4deDistrict
LONDEN den 11 mei. In het huis der gemeenten zijn gisteren on
derscheidene pecicien ter tafel gebragc, waarbij men zich luid beklaagt
over de voortdurende belemmeringdie de handel door de zoogenaamde
dwangmaatregelen jegens Holland ondervindt. Te gelijkertijd heeft de
akleiman Thompson de bedenkingen over die onderwerp, vroeger door
hem aangekondigd voorgedragen betoogende dat deze hoogstonbillijke'
maatregelen reeds sedert zes maanden ten gevolge hadden dat een on
noemelijk aantal schepen die vroeger het verkeer met de Nederlandsche
havens onderhieldenthans, tot groot nadeel der reedersongebruikt
moest blijven liggen dat hierdoor niet alleen een tijdelijke stilstand
plaats had maar dat ook de vaaruigen van andere natiën zich meer en
meer op het overbrengen van vrachtgoederen begonnen toe te leggen,
en zich hier en elders in dezen tak van handel zoodanig hadden inge
drongen, dat bij het einde van het embargo het verlorene niet weder
zoude terug keerendat bijgevolg genoemde maatregelen drukkender
waren voor Engeland zelve, dan voor de natie, aan welke zij werden
opgelegd en de. ministers van eene zoo verkeerde staatkunde zoodra
mogelijk behoorden terug te komen. De spreker eindigde met een
voorstel, dat men eene naauwkeurige opgave zoude doen van alle de
Hollandsche vaartuigendie ten gevolge van het embargo tot heden toe
in de Engelsche havens werden opgehouden. Lord Palmerston heefc zich
bereid verklaard binnen weinige dagen aan dit verzoek te voldoen, en
voorts de hoofdbedenkingen, even als vroeger, beantwoord door te zeg-
zeggendat het gouvernement met de vier overige mogendheden
was overeen gekomen de Nederlandsch-Belgische kwestie door be
middeling te regelen; dat de weigering van den koning der Nederlan
den, om de voorwaarden, welke door die bemiddeling waren vastge
steld, aan het Engelsch en Fransch gouvernement het regc gaf, ora de
zelve door de wapenen af te dwingen, dat men echter, om den alge-
meenen vrede te behouden, dien weg, welke den handel oneindig groo-
tere nadeelen zoude hebben nangebragc, niet had ingeslagen, maar slechts
tot partiële maatregelen de toevlugt had genomen dat eindelijk nuwel
is waarde de volharding van het Nederlandsch bestuur geheel buiten de
gissing was, doch dat de eer en het belang van Engeland vorderden, dat
men niet van den eenmaal betreden weg terug kwamalvorens bet doel
te hebben bereikt. Het is eenige leden der oppositiemet name str
R. Peel en Baringniet moeijeiijk gevallen om de valschheid der be
ginselen aan te toonen waarvan men hij het bestuur in dit betoog was
uitgegaan; zij deden daarenboven opmerken, dat het regt van vrede en
oorlog aan het gouvernement onhetwitsc gelaten niet de bevoegdheid in
sloot om zich als 'c ware in een middelstand tusschen deze beide ui
tersten te plaatsen, die in het regt der volken onbekend was. Over het
geheel echter is deze discussie minder levendig geweest dan andere die
vroeger over hetzelfde onderwerp werden gehouden.
PARIJS den 11 mei. Volgen den Moniteur heeft het gonvernement
gisteren door den telegraaf het herige ontvangen, dat de hertogin van
Berryin den vroegen morgen van denzelfden dagvan eene dochter was
bevallen en zich met dit kind in gunstige omstandigheid bevond. Naar
men verneemt heeft de koning, zoodra deze depeche hem werd overge
bragt, den raad van ministers doen bijeenkomen, en is aldaar besloten,
dat het proces-verbaal dezer gebeurtenis in de registers der beide wet
gevende kamers zoude worden ingeschreven en voorts onder de staats
archieven weggelegd. Reeds voor eenige dagen las men in een Engellch
blad, dat het gouvernement voornemens was de huwelijks-akte der herto
gin door den Moniteur publiek te maken Uit dit autentiek stuk zoude
het blijken, dat zij wettig vereenigd was inet eenen Napelsehen prins,
de Rtiff'o Silla genaamd, die haar in 'c geheim in de Vendée moet ge
volgd zijn.
MIDDELBURG den 15 mei. Z. K. H. de Prins van Oranje en
hoogstdeszelfs oudste zoon zijn den 11 dezer uit de residentie weder
naar het leger vertrokken.
Den 10 en 11 zijn te's Gravcnhage buitengewone kabinetsraden gehou
den die vroegtijdig begonnen zijn en zeer lang geduurd hebben. Men
wil weten dat in dezelve gehandeld is over de jongst uit Londen onc-
vangene en zoo men vermoedt hoogst gevvigtige depêches, met welker
overbrenging de heer Dedeleerste secretaris van ambassade, is belast
geweest. Nopens den uitslag dier beraadslagingen is niets stelligs be
kend geworden zoo veel echter meent men te hebben kunnen verne
men. dat de ontknooping van het langdurige pleit zeer spoedig zal vol
gen; laat ons hopen dat die outknoopiug voor ons gewenscht moge zijn.
Men verneemt, dat Z. K. H. Prins Frederik in den loop dezer
maand in de provincie Zeeland de maricime etablissementen, beuevens
al wat tot het zeewezen behoort, zal in oogenschouvv nemen.
De heer C. baron van Zuylen van Nyeveltridder en thesaurier der
orde van den Nederlaudschen Leeuwis den 10 dezer te 's IJagé overledeu.