N°. 140.
MIDDELBURGSCHE
COUR A-N TV
Donderdag
VEKKOOPING VAN STRANDGOEDEREN.
MEÏï WSTIJI) INGEN.
iHebetrlAnbctu
6 December 1832.
Öe Provinciale COMMISSIE van Geneeskundig Onderzoek en Toevoor-
zigt in Zeelandresiderende te Middelburginformeert bij deze de
belanghebbenden dat zij hare gewone Vergadering houden zal op Don
derdag den Derden Januarij 1833; en verzoekt tevens allen, welke als
dan verlangen te worden toegelaten tot het Heel-, Verlos- of Artsenij-
mengkundig Examenof tot dat van Oog- of Tandmeester of Drogist
zich voor den 20 dezer maand bij requestemet overlegging van
de noodige bewijzen te vervoegen bij den Heer J. R. de VassijPre
sident derzelve Commissie.
Middelburg, den 1 December 1832.
De Provinciale Commissie voornoemd,
Namens dezelve
Js. de MAN Jz.Lid en Secretaris.
Van wege den Opper-Stranvonder bewesten de Scheldezullen bij
openbare Veiling worden verkocht:-
Te VERE op Woensdag den 12 December 1832, des middags ten
12 uren, aan het Pakhuis op de zuidzijde der Haven bij de Brug:
Vier Fusten ROODE WIJN en Vijf dito WITTE WIJN.
Te COLIJNSPLAATop Donderdag den 13 December 1832, des
voormiddags ten 10 uren:
Één Okshoofd ROODE WIJN en Één dito WITTE WIJN.
De waarnemende Militaire Onder Intendant der 2de Klasse, belast met
de Administrative-dienst in de Provincie Zeeland, en met het Toezigt
over de Garnizoens-Ziekenzaal te Middelburg, zal, a's daartoe behoor
lijk geautoriseerd, op Maandag den 17 December 1832, in het Lokaal
van de Ziekenzaal te Middelburgaan de Langeville-Brug des voor
middags om 10 uren ten overstaan van den Notaris Stuart Makkers
en getuigenaan de meestbiedenden presenteren te verkoopen de bij
voormeld Etablissement buiten dienst gestelde GOEDEREN, bestaande
in: Oude Koperen Kook- en Waterketels, IJzeren Kagchelsdito Pij
'pen. Bakken en verder Oud Ijzerwerk; voorts Houten Kribben, Lin
nen Stroozakken dito Peluwen, BediakensHemden, Pantalons, On
derbroeken, Lakensche Kapotjassen en Wollen Dekens; alles op den 12,
13 en 14 December, van des voormicjdags 10 tot des namiddags ten 2
urenin bovengezegd Lokaal voor een ieder te zien.
LONDEN den 1 december. Gisteren is er een kabinetsraad gehouden,
die omstreeks vier uren geduurd heeft.
Het gecombineerd eskader is grootendeels van de Hollandsche kust in
Dtiins terug gekeerd.
De algemeene denkwijze in ons rijk verheft zich meer en meer
tegen de door ons ministerie, ten aanzien van Nederland, genomene
maatregelen.
Te Leeds, onder anderen, is eene petitie gestemd tegen den oorlog
met Holland die door" niet minder dan vijf duizend personen ondertee
kend is geworden.
's GRAVENHAGE den 1 december. Heden is bij het departement
van oorlog ontvangen het navolgende rapport van den generaal baron
Chassé, en de twee daarbij gevoegde stukken.
Aan -Zijne Excellentie den heer directeur-generaal van oor
log te 'r Hage.
Citadel van Antwerpen, den 30 november 1832.
Ik heb de eer uwe Exc. te rapporteren, dat, nadat dezen morgen ten
6 uren de Belgische voorposten door de Fransche troepen waren afge
lost, zich ten 8 uren een Fransch hoofd officier aan de scheiding bij het
afgebrande arsenaal heeft gepresenteerd, uit naam van den maarschalk
Gerard vragende om bij mij toegelaten te wordenhetwelk door mij ge
weigerd zijnde, zoo heb ik een uur daarna de sommatie ontvangen, waar
van ik de eer heb hiernevens kopie over te leggen benevens die van
mijn antwoord op dezelve; zoo dat het zeker is, dat de vijandelijkheden
heden een aanvang zullen nemen.
De generaal der infanterie, opperbevelhebber der
citadel van Antwerpen
Baron ChsssL
[Volgt de opeisching der citadel van Antwerpen, in ons vorig no. me
degedeeld, en waarop het volgende is geantwoord]:
Kasteel van Antwerpen, den 30 november 1832.
Mijn heer de maarschalk!
In antwoord op uwe, zoo even bij mij ontvangene, opeisching, ver
wittig ik u, mijn heer de maarschalk, dat ik het kasteel van Antwer
pen niet zal overgeven, dan na alle de middelen van verdediging, die
ter mijner beschikking staan, te hebben uitgeput.
Ik zal de stad Antwerpen zoo lang als onzijdig beschouwen als men
zich van de vestingwerken van de stad en de daartoe bejioorende bui
tenwerken niet bedient, waarvan het vuur zoude kunnen gerigt worden
tegen het kasteel en het Vlaamsche hoofd, de forten Burght, Zwijn-
drecht en Austruweel daaronder begrepen, alsmede het op de Schelde
voor Antwerpen gestationneerde smaldeel. Het spreekt van zelf, dat de
vrije gemeenschap met Holland langs de Schelde, zoodanig als die tot
nu toe heeft plaats gehadniet gestremd moet worden.
Met bevreemding verneem ik, dat men, terwijl uwe Exc. onderhan
delingen opent, vijandelijkheden begint, door werken van aanval onder
het vuur van ons kanon op te rigten. Wat deze betreft, heb ik de eer
u te verwittigen, dat, indien men heden op den middag niet opgehouden
heeft, aan die werken te arbeiden, ik mij in de noodzakelijkheid zal be
vinden om zulks door geweld te beletten.
Ik verzoek 11mijn heer de maarschalkom de verzekering uiijner
hoogachting te ontvangen.
De generaal der infanterie,
Baron Chassé.
Het bovengemelde rapport van den generaal Chassé is den 30, des
middags ten 12 uren, uit het kasteel verzonden, en ten half 6 nren 14
Bergen-op-Zoom aangekomen. De adelborst der marine, die hetzelve
derwaarts heeft overgebragt, heeft het volgende gemeld:
Dat hij, aan jhet fort du Nord gekomen zijnde, van de zijde van het
kasteel achtereenvolgende 11 zware kanonschoten had gehoord;
Dat hij kort daarop aan den kant van Burght een dikken rook en eena
ontploffing had waargenomen, welke hij vooronderstelde ontstaan te zijn,
doordien men van onze zijde eene mijn had laten springen, die vroeger
aldaar in den dijk was aangelegd; dat hij aan het fort de Peerl ongeveer
1000 man Franschen had gezien, welke, zoo als men hem nader ver
haald haddien ochtend aldaar waren aangekomen.
Van den voorpost Wouw en Roozendaal wordt gemeld, dat op den
middag van den 29, de poo man Fransche troepen, die zich te Calmt-
hout bevonden, door 600 man infanterie zijn afgelost, bij Zich hebben
de 7 stukken geschut. Men scheen aldaar nog 7 andere stukken te ver.
wachten.
Van dezelfde zijde wordt voorts gemeld, dat in den nacht van 29 op
30 novemberop op ons grondgebied bij een landman in den omtrek van
Nispen, eene patrouille van 4 man was geweest, welke manschappen
naar den weg hadden gevraagd en verdwaald schenen te zijn.
's GRAVENHAGE den 3 november. Uit regtstreeksche berigten van
het kasteel van Antwerpen tot den 1 dezer, des morgens ten 11 uren,
blijktdat de werken van aanvaldie door de Fransche troepen tegen
het kasteel aangelegd werden, op dien dag, ten 12 uren op den middag
nog werden voortgezet. Ingevolge de kennisgevingdoor den generaal
aan den maarschalk Gerard gedaanheeft dezelve dus op dat tijdstip
het viuir van het kasteel op die werken doen openen, en hetzelve ge
durende den nacht en tot op het afzenden van dit berigt doen voortzet,
ten, naar mate de omstandigheden zulks vorderden.
Het antwoord van den generaal Chassé op de sommatie van den maar
schalk is nog.den 30 gevolgd geworden door den onderstaanden brief
van laatstgenoemdenen het nader antwoord van den generaal Chassé
Leger van het Noorden.
In het Hoofdkwartier bij Antwerpen te Berchemden
30 November 1832.
Mijnheer de generaal
De eerste vijandelijkheden zijn gepleegd door de kanonschoten, die gij
op het oogenblik zelf, dat ik uwen brief van heden ontving, tegen
mijne troepen hebt gerigt. Het doorsteken der dijken bij Liefkenshoele
op den 21 en 25 dezer maand, en het kanonschot den 21 op een Bel
gisch officier gelostzouden veeleer als eene breuk van den wapenstil
stand kunnen worden aangemerktdan de voorbereidende werkzaamhe
den die op het terrein hetwelk ik voor het kasteel van Antwerpen be
zet, begonnen zijn. Alvorens het vuur te openen, heb ik u een mid
del willen aan de hand geven om de stad en hare bevolking voor de ram
pen des oorlogs te behoeden, en door dezen wensch geleid, heb ik
aangeboden, om van de voordeelen af te zien, die een aanval van den
kant der huizen mij verschaft, en om mij dus tot de buitenzijden te be
palen. De lunette Montebello is noodzakelijk onder deze laatste begre
pen evenzeer als de contregardes en werken die geen deel van den
eigenlijken hoofdwal uitmaken. Door zoodanig te handelen, volg ik het
voorbeeld der belegeringen van 1746 en 1792 waarbij de stad met
wederzijdsch goedvinden, als onzijdig is beschouwd geworden, zonder
dat daarom de belegeraars de bevoegdheid verloren hebben om bij hun
nen belegerings-arbeid van de buitenwerken gebruik te maken, Wanneer
ik mij van zoodanig eene bevoegdheid bedien en gij daaruit aanleiding
neemt om op de stad te schieten dan zal ik het regt hebben om uwe
citadel van den kant aan te vallen, die mij zal gelegen komen, en gij
weet, welk nadeel daaruit voor uwe verdediging kan voortvloeijen.
Indien ik tot behoud der stader in kan toestemmenom van de
batterijen in dezelve geen gebruik te maken ten einde daarvan op het
Vlaamsche Hoofd te schieten, dan kan men daarom toch niet toegeven,
dat gij de vrije vaart op de Schelde kunt behouden. Dit zonde van mij
ne zijde zoo veel zijn, als of ik u wilde belegeren, zonder u te blok
keren. Ik moet dus, Mijnheer de generaal, op nieuw, in het belang
van uwe eer en der menschelijkheid bij u aandringen tot het aannemen
van schikkingendie van de stad Antwerpen zoo wel voor u als voor
mijeen onzijdig punt makenof wel u herinnerendat al de verant
woordelijkheid van eene weigering persoonlijk op u zal nederkomen.
Ontvang, Mijnheer de generaal, de verzekering mijner hoogachting.
De maarschalk, opperbevelhebber van
het leger van het Noorden,
Graaf Gerard.
Kasteel van Antwerpen, den 30 November 1832.
Mijnheer de maarschalk
In antwoord op uwer Excellenties tweeden brief van heden heb ik
de eer uwe Excellentie te verwittigen, dat terwijl gij mij voorstellen
deed, om het kasteel niet van de zijde der stad aan te tasten, uwe troe
pen aan de buitenzijde reeds bezig waren met het oprigten van werken
van aanval tegen het kasteelwaartegen ik mij genoodzaakt heb gezien
mij te verzetten; het is dus van uwen kant, mijnheer de maarschalk dat
de vijandelijkheden zijn begonnen. Overigens kunnen alle de vesting
werken der stad, met de buitenwerken en forten, niet gebezigd worden
om het kasteel te belegeren, zonder dat de stad Antwerpen aan gevaar
blootgesteld worde; en ik verwittig u, mijnheer de maarschalk dat het
eerste kanonschot, hetwelk van die werken gedaan wordt, mij nopen zal
om de stad te beschouwen als eene vijandelijke houding aangenomen heb
bende, die haar aan een algeheeien ondergang zal kunnen blootstellen,
waarvan de verderfelijke gevolgen op uwe Excellentie persoonlijk zouden
nederkomen.
Het is ontegenzeggelijkmijnheer de maarschalk, dat de bovengemelde
werken aangelegd zijn voor de verdediging der vestingen niet om het
kasteel aan te tasten; als zoodanig hebben de militaire overheden van
Antwerpen ze ten allen tijde beschouwd en erkend.
De vrije gemeenschap met Holland langs de Scheldedie altijd heeft
plaats gehad, is een zoo regtvaardig punt, dat ik daaromtrent niet kan
toegeven, terwijl ik niet inzie, dat die gemeenschap u in de werkzaam-
heden van het beleg kan belemoereu.