N°. i34- MIDDELBURG8CHE COUR Donderdag- 8 November 1 Befccnfemafting. j Zevende partijDenzelven. NIEUWSTIJDINGEN. ilfibsjdU-uibsn. Burgemeester en wethouders der stad middelburg,] brengen bi; deze ter kennis van een iegelijk dien zulks zoude mo- j gen aangaan, dat, ter voldoening aan art. 36 der Wet voor den ophef; van het regt van Patentvan den 21 Mei 1819 {Staatsblad no. 34), op den 12 dezer en volgende dagen, aan de huizen der Ingezetenen eene opneming zal worden gedaantot zekerheid dat alle Patentpligtige Per sonen van het vereischce Patent zijn voorzien. Wordende mitsdien een iegelijk aangemaand, om ten dezen opzigtede noodige opgave te doen aan de Beambtenwelke van wege de Admini stratie der Lands Directe Belastingen en Plaatselijke Belastingentot de ze opneming zijn gequaiificeerd. Gedaan ten Raadhuize der Stad Middelburg, den 1 November 1832. Burgemeester en Wethouders voornoemd B IJ L E V E L D. Ter ordonnantie van Hun Ed. Achtbaren VAN PANHUYS. ADMINISTRATIE DER DOMEINEN. Provincie Zeeland. Agentschap Middelburg. FE PP ACHTING. De AGENT van het DOMEIN, District Middelburgadverteert mits deze, dat hij, als daartoe behoorlijk geautoriseerd, al of niet onder voorzitting van den Heer Inspecteur der Domeinen in Zeeland, publiek, onder nadere approbatie, zal presenteren te Verpachten, op Zaturdag den tienden November achttien-honderd twee-en-dertig, des middags ten twaalf uren, in het Gemeentehuis te Haamstedeten overstaan van het Ge meente-Bestuur aldaarHet GRASGEWAS der Duinen en Waranden van de voormalige Konijnenjagtin den Eilande van Schouwen liggende, verdeeld in de navolgende Elf partijen, als: Eerste partijvan de voormalige Konijnenjagt, laatst in pacht geweest bij Bartel Boot. laatst in pacht geweest bij Tweede partij Adrianus Bakker. Derde partijlaatst in pacht geweest bij Adriaan Kortense. Vierde partijLeendert Salomonse Blom, Vijfde partijJan Blom. Zesde partij- Leendert Montfoort. Achtste partij, Pteter Fokker en C. van Hullen. Negende partij c. van Hullen, Tiende partijPieter Fokker, Elfde partijLeendert Bolle. En zulks voor den tijd van vijf achtereenvolgende jarenin te gaan met den dag der approbatie. De Conditiën en Voorwaarden van gemelde Verpachting liggen ter lezing ten Kantore van den Agent van het Domein voornoemd, in de lange Noordstraat te MiddelburgWijk L. No. 132. De Agent van het Domein voornoemd Bij afwezigheid van denzelven, J. H. H ÖLSCHER. 's GRAVENHAGE den 5 november. Zijne Exc. de minister van bui- tenlandsche zaken heeft, den 3 dezer, aan de beide Kamers der Staten- Generaalde navolgende mededeeling gedaan Edel Mogende IIeeren In mijne mededeeling, op den 18 october aan de Staten-Generaal ge daan, gewaagde ik van nieuwe openingen, alhier ontvangen. Dezelve 7,ijn vervat geweest in een ontwerp van traktaat tusschen Nederland en de vijf mogendhedenen van een daartoe behoorend traktaat tusschen Nederland en Beigie, door den Pruissischen gezant namens zijn hof aan mij ter hand gestelden waarmede de gezantschappen van Oostenrijk en Rusland zich vereenigd hebben. De koning dit ontwerp geschikt achten de tot bevordering van het doel der onderhandeling, zoo verwittigde ik op den 23 october den Pruissischen gezant, in tegenwoordigheid van den gezant van Oostenrijk en van den Russischen zaakgelastigde, van hoogst- deszelfs toetreding tot hetzelve, behoudens eenige weinige op den kant aangeteekendealhier noodig geoordeelde wijzigingen, en is dit stuk ver volgens met die aanteekeningengelijk ik het hiernevens overlegge, naar Londen opgezonden, en ter kennisse gekomen van de conferentie. De aanneming van den vorm en van bijna den geheelen inhoud des ontwerps strekt ten bewijze, dat Z. M.ten einde zoo min mogelijk van hetzel ve af te wijken niet alleen meer naauwkeurige van wege hoogstdenzel- ven voorgestelde redactiën heeft laten varen maar daarenboven in ver- acheidene bepalingen op nieuw heeft bewilligd. De enkele inzage der verlangde wijzigingen toont onwederlegbaar aan hoe gering de afstand is, welke alsnog tusschen de wederzijdsche beschouwingen en vorde ringen overblijft. Terwijl men den uitslag dier openingen en van het daarop in 's Gra- yenhage gegeven antwoord afwachtte, ontving ik den 29 october van de Engelsche en Fransche gezantschappen twee gelijkluidende nota's, waar bij de ontruiming van het kasteel van Antwerpen en van de daartoe be hoorende forten en plaatsen verlangd werd. Hierop is geantwoord 's Gravenhage den 2 november 1832. De ondergeteekendeminister van buitenlandsche zaken, heeft de eer ge had, de nota van den heer marquis d'Eyragues, zaakgelastigde van Frank rijk van den 29 october jl. te ontvangen waarbij kennis werd gegeven van liet besluithetwelk Z. M. den koning der Franschenin overeenstem ming met Z. M. den koning van Groot-Brittanjehad genomen, hou dende, dat de erkende vruchteloosheid der zoo dikwerf bij Z. M. den koning der Nederlanden herhaalde pogingen om de aanneming en uitvoe ring te bewerken van het, deu 15 november 1831 te Londen gesloten verdraghen verpligt om onmiddellijk over te gaan tot de aanwending van de ter hunner beschikking staande middelen, om de ontruiming te erlangen der gedeelten grondgebiedswelke nog bezet zijn door diegene der beide mogendheden aan welke zij niet moeten blijven toehooren dat dienvolgens het gezantschap van Frankrijk gelast was om te vragen, dat het Z. M. den koning der Nederlanden behagete doen weten, of dezelve toestemt in de ontruiming van het kasteel van Antwerpen en der daartoe behoorende forten en oorden op den 12 dezer maand; en om tevens te verklaren, dat, zoo er den 2 november geen stellig en vol doend antwoord ten deze mogt gegeven zijn, er door de beide regeringen van Frankrijk en Engeland eene land- en zeemagt in beweging gesteld zou worden; en dat, zoo de ontruiming van het kasteel van Antwerpen en der daartoe behoorende forten en oorden door de Nederlandsche troe pen op den 15 november niet ten volle was bewerkstelligd, al de noo dige maatregelen genomen zouden worden om dit doel te bereiken. De ondergeteekende heeft niet nagelatendeze nota ter kennisse van den Koning te brengen, en viudt zich gelast, om aan mijnheer den mar quis d'Eyragues de navolgende mededeeling te doen Daar Nederland niet tot het verdrag van den 15 november 1831, maar tot het grootste gedeelte der beschikkingen daarvan is toegetreden, zoo moet het zijn gedrag regelen naar de bepalingendie het heeft aangeno men. Onder de met gemeen overleg der conferentie van Londen vastge stelde artikelen is ook begrepen de ontruiming, binnen een bepaald tijd perk, na de uitwisseling der bekrachtigingen, van het wederzijdsche grondgebied, hetwelk bestemd is, om van heerschappij te veranderen, welk onderwerp geregeld is bij het laatste der 24 artikelen van den 15 october 1831 bij het verdrag van den 15 november, en in de daarop gevolgde ontwerpen van overeenkomst. Zoo de conferentie, op den 11 junij den 20 jujij voorstelde, als den dag waarop het wederzijdsche grondgebied ontruimd zou worden, verklaarde zij, bij hare nota van den io julij dat zij, dit voorstel doende, gemeend had, dat het verdrag tus schen Nederland en Beigie bekrachtigd zou zijn. Zoo men derhalve de ontruiming wilde bewerkstelligen voor en aleer de uitwisseling der bekrachtigingen heeft plaats gehaddan zou men strij dig handelen zoo wel met de uitdrukkelijk aangekondigde bedoelingen der conferentie als met de goedkeuringdoor de regering der Nederlanden daaraan gehecht. Eene tweede beweegreden, die den Koning belet, om in eene ver vroegde ontruiming van het kasteel van Antwerpen en der daartoe behoo rende forten en oorden te bewilligen vloeit voort uit den gebiedenden pligt, die op Z. M. in het belang van zijn Koningrijk rust, om het on derpand niet op te gevenhetwelk hij in handen heeftten einde toe billijke voorwaarden van scheiding tusschen Nederland en Belgie te ge raken, In antwoord op het gezegde wegens de vruchteloosheid der dikwerf herhaalde pogingen om den Koning tot de aanneming van het verdrag van den 15 november te bewegen zal de ondergeteekende zich veroor loven aan te merken dat de onderhandeling sedert den 15 october 1831 slechts over de 24 artikelen geloopen heeften melding te maken vati de rijpheidwaartoe deze onderhandeling thans gekomen is ten gevolge der aanbiedingenvervat in de nota's des Nederlandschen gevolmagtigden aan de Londensche conferentie, van den 30 junij en den 25 julij; van de goedkeuring, die dezelve algemeen hebben weggedragen, en van de wijs, waarop het Nederlandsche kabinet nog voor weinige dagen een ont werp van verdrag heeft opgenomen van wege het hof van Berlijn aan hetzelve medegedeeld, en hetwelk, te gelijk met de bevredigende ant woorden van Nederlandter kennisse van de conferentie van Londen is gebragt. Deze staat van zaken wei verre van intermediaire en eenzijdige maatregelen noodig te makenschijnt niet anders te vereischendan dat de laatste hand aan het werk gelegd worde om binnen weinige dagen al de zwarigheden uit den weg te ruimen door onderteeltening van het verdrag van scheiding, hetwelk, als het vraagstuk in deszelfs geheele uitgestrektheid omvattende, tevens ook het punt van de ontruiming van het wederzijdsche grondgebied zou behelzen. Dit een en ander in overweging nemende bevindt de Koning zich niet in het geval van toe te stemmen tot den maatregeldie het onderwerp uicmankr der nota van mijnheer den zaakgelastigde van Frankrijk edoch steeds bereid om den draad der onderhandelingen te vervolgen in de meest geschikte rigting, om de beletselen te verwijderen, die zich alsnog tegen de onverwijlde sluiting van het verdrag aankanten, doet Z. M. deszelfs gevolmagtigde bij de conferentie van Londente dien eindevan voorschriften voorzien. Wat betreft militaire bewegingen, bestemd om de ontruiming te bewer ken op een tijdstip, vroeger dan het langs den diplomatischen weg vast gestelde, zoo zal genoegzaam zijn aan het doorzigt van het hof van Frankrijk te herinneren in welke mate die bewegingen het luide ver kondigde beginsel zouden schenden, dat de conferentie van Londen baar karakter van bemiddelaar nooit zal behooren te verzaken, en er bij te voe gen dat, indien verwikkelingen, waartoe dezelve zonder eenige reden aanleiding zou geven het oogmerk der onderhandelingengedurende de twee laatste jaren zoo als men zou moeten verwachten in de waag schaal stelden op het oogenblik dat zij de ontknooping nabij waren als dan de offers, die Nederland aan het behoud des vredes gebragt heeft, aan hetzelve tot zelfs den schijn zouden besparen als of het de oorzaak van eenen zoo beklagerswnnrdigen uitslag geweest ware. De ondergeteekende heeft de eer den heer marquis d'Eyragues te ver zoeken, de tegenwoordige nota aan zijn hof te willen mededeelen en neenu deze gelegenheid waarom aan denzelven de vernieuwde verzeke ring aan te bieden van zijne bijzondere achting. (ge/.) Verstolk van Soelejü. Zijne Exc. besloot zijne mededeeling aldus: Edel Mog. Heeren hoedanig de uitkomst zij, door de Voorzienigheid aan de eendragtige en hare instellingen getrouw aanklevende Natie be schoren, de regering, bewust van het spoor van haren pligt niet te zijn afgeweken verbeidt dien met gelatenheid. Tot verkrijging eener eerlij ke schikking is alles toegegeven, wat voor bewilliging vatbaar was. Niet? is afgestaan strijdig met de eer en met de grootste belangen van het Va derland.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1832 | | pagina 1