MIDDE.LBUBGSCHE COURA lfSé% N". 122. Donderdag ilcglcmeitf jO|> lui ÜSegtraveti. 48. De Opzigters zullen aan de Burgemeesters of hunne Plaa$sbeklee- NIEUWSTIJDINGEN. SDuitsdtl.tnb. (öroot-ÏSriftattjsr. Vervolg. ZESDE AFDF. ELING. Vati het oppertocz'.gt en beheer over de Begraafplaatsen. Art, 36. Alle begraafplaatsen, zonder onderscheid zijn aan het gezag, de policie en het toezigt der Plaatselijke Besturen onderworpen welke zullen moeten waken voor de stipte nakoming van de bepalingen van dit Reglement, en van alle zoodanige, welke in het belang der Ingezetenen door de bevoegde Autoriteiten zullen zijn voorgeschreven. 37. De Burgemeesters en Commissarissen van Policie of de Leden van het Plaatselijk Bestuur met de waarneming van derzelver functien belast, zullen ten allen tijde den toegang hebben tot iedere begraafplaats in hunne Gemeente gelegen. De Burgemeesters zijn bevoegd, zoo mogelijk, met overleg van Wet houders of Assessoreningeval van geschil nopens de toelating van lijken Op de begraafplaatsen, tot het bewerkstelligen der begraving last te ge ven en daartoe al zoodanige maatregelen te nemen als de omstandigheden zullen vorderen. 38. De beschikking over de begraafplaatsen en het innen der bij de Reglementen bepaalde begrafenis-regten voor zoo verre betreft de thans bestaande Kerkhoven, verder als begraafplaatsen gebruikt wordende, blijft overgelaten aan de Kerk-besturen en andere belanghebbendenoveral waar de Kerkelijke Gemeenten en de belanghebbenden, door het daarstel- len en onderhouden der begraafplaatsen gerekend kunnen worden daarop als het ware een verkregen regt te hebben. ZEVENDE AFDEEI, ING. Van de Opzigters der Begraafplaatsen. 39. Voor elke begraafplaats, of voor meer dan eene begraafplaats in dezelfde Gemeente gelegenzal een Opzigter tot het dagelijksch toezigt over dezelve worden aangesteld, aan welken eene woning zal worden verstrekt, of de verpligting zal worden opgelegd, om zich op eigene kosten te voorzien van eene woning in de nabijheid der begraafplaats gelegen. 40. De aanstelling der Opzigters van de algemeene Burgerlijke begraaf plaatsen zal geschieden I9. Door de Plaatselijke Besturen voor zoo veel de algemeene be graafplaatsen bij art. 2 a i° bedoeld, aangaat. 29. Door de Administratien aan welke de beschikking over de bij art. 2 a 20 bedoelde begraafplaatsen is overgelaten, onder goedkeu ring van de Plaatselijke Besturen. 3°. Door degenen aan wie de begraafplaatsen behooren, voor zoo veel de bijzondere begraafplaatsen aangaat. De Opzigters der Begraafplaatsen zullen aan het toezigt van de Plaat- lelijke Besturen onderworpen zijn en bij wangedrag of pligtverzuim door het Plaatselijk Bestuur kunnen worden geschorst. De descittuie van de Opzigters der algemeene begraafplaatsen bü art. 2 a i° omschreven, zal geschieden door het Plaatselijk Bestuur, hetwelk bevoegd zal zijn de schorsing der Opzigters van de overige begraafplaat sen te doen voortduren, cot dat de Administratie, onder welke dezelve Zijn gesteld, hen door meer geschikte personen za!_ hebben doen vervan gen, of tot dat op vertoog van die Administratie de schorsing door Ge deputeerde Staten zal zijn opgeheven. 41. De Opzigters der begraafplaatsen zullen belast zijn met de bewa- Tiug der sleutels van den toegang tot dezelve, met het houden van het register van lijken op de begraafplaatsen ter aarde besteld, met de zorg vuldige bewaring der consent-biljetten tot begraving bij art, 20 bedoeld, met het graven en openen van grafkuilen, onder inachtneming van de inrigting en verdeeling der grafsteden, welke door de Administratien der begraafplaatsen zullen zijn voorgeschreven, en van de lengte, breedte en diepte voor ieder graf bepaaldmet het nederlaten der doodkisten in de graven, met de opvulling der grafkuilen na dat de doodkisten in de- Zelve zijn ter neder gesteld met het effenen van den grond of het op zetten der grafheuvels boven dezelve, waar zulks gebruikelijk is, en bet leggen der grafstecnen welke op dezelve zullen worden geplaatst, als mede met de afmaaijing van het gras, en met het schoon houden der pa den op de begraafplaatsen aangelegd. 42. De Opzigters zullen zorgen, dat geen vee op de begraafplaatsen weide noch ook worde vastgelegd, met uitzondering van geiten, voor zoo verre daartoe door het Plaatselijk Bestunr, in het belang van min vermogenden toestemming moge zijn verleend. 43. De Opzigters zullen zich in het doen van al de voorschreven werkzaamheden, te hunnen koste, kunnen doen bijstaan door zoo vele bedienden of werklieden, als zij zullen behoeven, mits de personen wel ke zij daartoe bezigen geagreëerd zijn geworden door het Plaatselijk Be ltuur en ook door de Administratie over de begraafplaats, voor zoo veel die bij art, 2 a 2° betreft, of door de Administratie der begraafplaats, voor zoo vee! de bijzondere Kerkelijke begraafplaatsen aangaat: zij zijn voor de gedragingen van die beambten of werklieden ten allen tijde ver. intwoordclijk. 44. De Opzigters der begraafplaatsen zullen zich, te hunnen koste, moeten voorzien van de gereedschappen, voor het openen en digten der graven, voor het nederlaten van de lijken in de graven, en voor het wegnemen en leggen der grafstecnen benoodigd voor zoo ver die niet door de Administratien der begraafplaatsen zullen zijn verstrekt, en ook verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de berging en bewaring van Jijkkleeden en lijkbaren. 45. De Opzigters zullen verpligt zijn eene goede orde op de begraaf plaatsen te doen in acht nemen tegen alle ongeregeldheden te waken en bij het bestaan of het ontdekken van dezelve, daarvan dadelijk aan de Burgemeesters kennis te geven. 46. De Opzigters zullen naauwkeurig moeten zorgendat geene lijken noch overblijfselen van doodkisten, noch aarde van de begraafplaatsen door iemandwie hij ook wezen moge van de begraafplaats waarover zij het opzigt hebben worden verwijderd zij zullen van alle pogingen tot berooving der begraafplaatsen dadelijk aan de Burgemeesters moeten kennis geven. 47. Buiten den Opzigter en diens bedienden zal niemand eenig graf mogen openen of vullen. JE; v^'i. fV-"' 11 October 183& ders ten allen tijde inzage moeten geven van de registers der begravenen en van de roosters der begraafplaatsen, waarvan zij houders zijn, en steeds aan dezelve den toegang tot de begraafplaatsen moeten geven'; zij zullen de orders van de Burgemeesters of van hunne Plaatsbekleders ten opzigte van het openen der graven en het begraven van lijken da' delijk ten uitvoer moeten brengen. 49. De Opzigters zuilen verantwoordelijk zijn voor bet naauwkeurig toezigt over de nakoming der voorschriften in dit Reglement begrepen, voor zoo verre die op hen van toepassing zijn, en zullen zich wijders moeten gedragen aan de nadere bepalingen, welke, in overeenstemminT met hetzelve, ten aanzien van het begraven der lijken, bij de Plaatse, lijke Verordeningen en bij de bijzondere Instructien op hunne bediening zouden mogen worden gemaakt, of wel door de Hoogere Auteriteit zou den irfogen worden voorgeschreven. 50. Tot bezoldiging der Opzigters van de begraafplaatsen, voor at de werkzaamheden en bemoeijingen waarmede zij zullen belast zijn, eij ter vergoeding van de kosten, welke zü voor de belooningen hunner'be- dienden en werklieden, en voor den aankoop en het onderhoud hunner gereedschappen moeten bestedenzal aan dezelve kunnen worden toe. gelegd. Voor eersteene vaste jaarwedde uit de zuivere opbrengst der begra. fenis-regtenen Ten tweede, een loon voor de begraving, hetwelk boven de begrafe nis-regten voor ieder lijk zal moeten worden betaald. 51. Bijaldien de toestand der Plaatselijke of Kerkelijke kassen mogt gedogen dat de vaste jaarwedde der Opzigters en de kosten van het ma ken der graven uit dezelve bekostigd wierden, zal op deze wijze in dn belooning dier beambten kunnen worden voorzien. 52. Voor zoo ver de Plaatselijke omstandigheden, ten aanzien van de inrigting van het toezigt over de begraafplaats en het daarmede belaste personeelandere bepalingen dan die welke in deze afdeeling begrepen zijn noodig mogten doen achten, wordt aan de Plaatselijke Besturen vrij gelaten, dienaangaande bij de Plaatselijke Reglementen andere voorschrif ten vast te stellen. (Het vervolg in ons volgend No De ADMINISTRATEUR van 's Rijks Schatkist in ZEELAND ad verteert, dat, ten zijnen Kantore, kunnen worden afgehaald alle de be wijzen van inschrijving van de Vrijwillige Negotiatie 5 pet., voor de bij hem overgebragte Recepissentot No. 99 ingesloten. Middelburg, den 10 Occober 1832. De Administrateur voornoemd- P. POUS. De ONTVANGER van de Centrale Directie des Eilands WALCHE REN, herinnert bij deze de nalatigen in het betalen der verschenen ter mijnen van het Geschot, om dezelve ten spoedigste ten zijnen Kantore te komen voldoen. En worden zoodanige Ingelanden, welke Eigenaars zijn geworden vatj Landen, welke nog niet op hunne namen bekend staan, uitgenoodigd, om dezelve te laten overzetten, uiterlijk vóór ultimo November dezei jaarszullende hiertoe ten zijnen Kantore worden'gevaceerd des Maan dags en Donderdags, van 10 tot 1 uur. De Adsistent van den Ontvanger voornoemd I. L U T E IJ N. DIRIGERENDE LEDEN der TEEKEN-AKADEMIE binnen dez® Stad adverteren dat door hen zal worden gevaceerd op Dingsdag den 16 October 1832, des avonds van zes tot zeven uren, aan het Lokaal der gemelde Akademie ten einde een ieder, die genegen is het onder wijs op de onderscheidene Collegien, zoo voor het Teekenen als de Bouwkunde, te genieten, zich alsdan kome aanmelden; alsmede op IVoensdag 17 October 1832 des avonds ten zeven uren, voor de Oefe naren die naar het LEVEND MODEL verlangen te komen teekenen. FRANKFORT den 5 october. Uit Berlijn schrijft menDe nieuwe Engelsche gezant, lord Mintois hier aangekomen, na onderweg nog instructien over de Belgische zaak ontvangen te hebben. Twee voorname staatslieden hebben hier dezer dagen bijeenkomsten met onzen minister van buitenlandsche zaken gehad, namelijk lord Durham en de graafPozzo di Borgovan welken de laatste raar Weenen vertrokken is. Men meent te kunnen verzekerendat alle mededeelingen van den graaf Pozzo di Borgo van de vredelievendste gezindheid getuigenen dat lord Durham volkomen in zijne zending geslaagd is, terwijl hij gezien heeft, dat Rus land opregt handelt en dat het met opzigt tot Polen al gedaan heeft, wat in de gegeven omstandigheden mogelijk was. Zijn lordschap heefc die zaak dan ook met veel omzigtigheid behandeld. Een en ander is het Pruissisch kabinet, hetwelk zoo zeer voor den vrede ijvert, hoogst aan genaam. LONDEN den 5 october. De graaf von Denhofsecretaris van de Pruissische legatie, is dingsdag avond Iaat van hier naar Berlijn op reis gegaan, zoo men zegt met belangrijke mededeelingen van wege de con ferentie, en men meent, dat er door die vergadering niets verder ten opzigte der Belgische zaken zal geschieden vóór dat zij het antwoord van het Pruissische kabinet op deze boodschap ontvangen zal hebben. Gisteren zijn de leden der conferentie weder vergaderd geweest en heb ben zich gedeeltelijk ook met de Nederlandsche zaken bezig gehouden. De Courier verzekert van goederhand te weten, dat er veel reden be staat om te twijfelen aan de toestemming der drie groote Noordsche mo gendheden in de beraamde maatregelen van dwang, ten aanzien van den koning der Nederlanden. Rusland, Oostenrijk en Pruissen zouden zich daartegen verklaren, op grond, dat de koning der Nederlanden in de in willigingen, welke hij reeds gemaakt heeft, alles heeft gedaan, wat van hem in zijnen toestand als onafhankelijken staat kon gevergd worden, en da: hij gehandeld heeft overeenkomstig de algemeene politiek der groote

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1832 | | pagina 1