MIDDE.LBURGSCHE %m COURANT N\ 117. XtfrX Jfiraufcrijfc. Zaturdag q 4v-?..rL:.-Vy'' «&2 29 September 1832. ilcglcmcnt op bet Begraven. NIEUWSTIJDINGEN, iDuitschlfuiö. ifUbeirlaitbsn. r; :*V--*2 (1 EDEPUTEERDE STATEN van ZEELAND IC Brengen ter kennis van de Ingezetenen der Provincie Zeeland P. Dat bij Zijner Majesteit's Besluit van den 16 Augustus jongstleden no. 21, is goedgekeurd het navolgende door de Provinciale Staten, op den 5 Julij jongstleden, vastgestelde REGLEMENT op het Begraven van Lijken voor de Provincie Zeeland. EERSTE AFDEELING. Van de Begraafplaats en Grafsteden. Art. 1. Geen lijk zal ergens elders mogen worden begraven, dan op de volgens de onderstaande bepalingen daartoe bestemde grafplaatsen. Geene andere begraafplaatsen zullen in de Provincie kunnen bestaan dan de navolgende t. Algemeene begraafplaatsenwelke zijn i°. Die, welke ten dienste der Burgerlijke Gemeenten, door en voor rekening van de Plaatselijke Besturen zijn of zullen worden aangelegd. 2°. Die, welke door de Kerkelijke Administratien ten dienste van de Burgerlijke Gemeente bestemd zijnen daartoe voortdurend gebruikt zullen worden. b. Bijzondere Kerkelijke begraafplaatsenzijnde de zoodanige, welke vroeger voor bijzondere Godsdienstige gezindheden zijn aangelegd of nog zullen worden daargesteld, bij voortduring uitsluitend bestemd voor.de lüken van leden eener bijzondere Godsdienstige gezindheid. C. Bijzondere grafsteden, door partikulieren op eigen grond, alleen voor zich en voor hunne Familieaangelegd. 3. Op de begraafplaatsen, welke bij eene bevolking van minder dan 1000 zielen binnen den bebouwden kring der Gemeente zijn behouden gebleven, zullen geene andere lijken mogen worden begraven dan: a. Van personen binnen zoodanige Gemeente overleden. b. Van personen tot de bevolking der Gemeente behoorende, welke in eene andere Gemeente gestorven zijnen c. Van personenwelkeofschoon niet in de Gemeente wonendeer echter een eigen graf bezitten. 4. Geene bijzondere Kerkelijke begraafplaats zal mogen worden aan gelegddan met voorkennis van het Plaatselijk Bestuurhetwelk bevoegd zal wezen daaromtrent zoodanige bepalingen te maken, als noodig zijn om de Burgerlijke Gemeente voor schade te hoeden. 5. Niemand zal op eigen grond eene grafstede voor zich en de zijnen mogen aanleggen, anders dan met voorkennis van het Bestuur der Ge meente onder welke de grond gelegen is, en onder inachtneming van al koodanige bepalingen, als hetzelve in het belang der Plaatselijke Policie noodig zal oordeelen te maken. In de grafsteden op eigen grond aangelegd, zullen, buiten toe stemming van het Plaatselijk Bestuur, geene andere lijken begraven mo gen worden dan die van den Eigenaarvan zijne Echtgenoot en van zij ne Bloed- en Aanverwanten in de regte lijn. 7. De algemeene begraafplaatsen bij art. 2 <s 1°. omschreven, zul len, zooveel de uitgestrektheid van den daarvoor bestemden grond zulks eenigzins gedoogt, verdeeld worden in vakken, geëvenredigd aan de be volking van iedere in de Gemeente aanwezige Godsdienstige gezindheid welker lijken op dezelve moeten worden begraven. 8. I11 Steden of Gemeenten waar graven in koop of huur zullen worden uitgegeven, zullen, zoo mogelijk, onderscheidene rangen op de begraafplaatsen worden afgezonderd als a. Voor eigene of gehuurde graven. b. Voor openbare graven ten dienste van personen welker nabestaanden niet onvermogend worden geacht om begraafnisregten te voldoen en c. Voor armen en onvermogenden van welke geen regt zal gevorderd worden. 9. Ook in Plaatsen waar geene graven worden verhuurd en verkocht zal voor de begrafenis van armen en onvermogenden een afzonderlijk ge deelte van de begraafplaats kunnen bestemd worden. 10. Ter bezuiniging van den grond, voor de begraafplaatsen bestemd zullen de grafkuilen zoo veel mogelijk in reijen worden aangelegd met inachtneming van den ouderdom der overledenen welke gevoeglijk kan worden gerangschikt in vier klassen; als: beneden het jaar; van 1 tot 8 jaren; van 8 tot 15 jaren; boven de 15 jaren. 11. De vakken, rangen en reijen zullen zoo veel mogelijk door grep. pen, zandpaden, heggen, graszoden of andere zigtbare teeltenen van el kander worden afgescheiden. ia. De bepalingen in de vier vorige artikelen uitgedrukt, zullen ook zoo veel mogelijk worden nagekomen op de algemeene begraafplaatsen bii art. 2 a 20 bedoeld. 13. Op de algemeene begraafplaatsen zullen de graven voor lijken van volwassenen eene lengte moeten hebben van ten minste 2 ellen, en eene breedte van ten minste 8 palmen. De andere graven zullen geene mindere lengte of breedte mogen heb ben dan: voor kinderen beneden het jaar, 80 duimen lengte en 45 dui men breedte; van 1 tot 8 jaren, 1 el 50 duimen lengte en 60 duimen breedte; van 8 tot 15 jaren, 1 el 75 duimen lengte en 75 duimen breedte. 14. De diepte der graven zal door de Plaatselijke Besturen naar ge lang van den toestand der grondlagen, bepaald worden. In geen geval zullen meer dan vier lijken in een en denzelfden graf kuil boven elkander mogen worden geplaatst, en zal de bovenste kist moeten gedekt worden met eene lage van ten minste 65 duimen wel aangestampte aarde, waaronder niet zal worden begrepen de hoogte der grafheuvelswelke op de graven zullen kunnen worden geplaatst. 15. In zoodanige Gemeenten, waar het gebruik bestaat, om de graf kuiten voor meer dan één iijk bestemd na de begrafenis van het eer ste lijk onaangevuld te laten zal iedere kist dadelijk bij het begraven roet eene lage van ten minsten 3 palmen goed aangestampte aarde moeten worden gedekt welke bij de volgende begraving onaangeroerd zal moe ten blijven; terwijl de grafkuil daarenboven met een houten luik of val tijdelijk zal moeten worden gesloten, tot dat dezelve geheel is gevuld. 16. De bepalingen in de drie voorgaande artikelen omschrevenzijn ook op de bijzondere Kerkelijke begraafplaatsen en die van art. 14 ook op de eigene grafsteden van toepassing. 17. De grafkuilen op de algeiiieene begraafplaatsen zullen onderling eenen afstand moeten hebben van ten minsten 3 palmen ter wederzijde en van niet minder dan 4 palmen aan het höofd- en voeteinde. 18. Geene palen of gedenkteekenen zullen op de algemeene begraaf plaatsen mogen worden opgerigt, dan na vooraf bekomene schriftelijke toestemming van de Plaatselijke Besturen, en met inachtneming van de voorwaarden aan die toestemming verbonden. Op de algemeene begraafplaatsen bij art. 2 a 20. bedoeld, zal, be halve de toestemming van het Plaatselijk Bestuur tot het oprigten van pa- len of gedenkteekenen, ook de toestemming van de Administratie welke de beschikking over de begraafplaats heeft vereischt worden. Op grafkuilen waarin meer dan één lijk wordt begraven zal nimmer een gedenkteeken geplaatst kunnen wordenonder welke bepaling echter de eigene graven niet zijn begrepen. Het vervolg in ons volgend No.j De ADMINISTRATEUR van 's Rijks Schatkist in ZEELAND ad. verteert, dat van heden af, ten zijnen Kantore, zullen worden uitbetaald, alle de vaste traktementen, over het derde kwartaal 1832. Middelburg, den 28 September 1832, De Administrateur voornoemd, P. P O U S. De Provinciale COMMISSIE van ONDERWIJS in ZEELAND zal hare gewone Najaars-Vergadering houden binnen Middelburgin de Abdij op Woensdag den 17 October 1832, des voormiddags te half-elf uren; zullende op Donderdag, den 18 dier maand, des morgens te negen uren, worden overgegaan tot het examineren der Adspiranten naar eenigen Rang als Onderwijzer, weike, boven hunne getuigschriften van goed gedrag, afgegeven bij den Burgemeester hunner woonplaatsrespectivelijkelk een authentiek attest van hunnen geboortedag zullen moeten overleggen, en zich, ten minste acht dagen te voren, bij den School-Opziener van hun District zullen hebben aangemeld. Middelburg, den 28 September 1832. De Secretaris der Provinciale Commissie van Onderwijs voornoemd ADR. P. van DEINSE. De In- en Opgezetenen dezer Stad en Ambacht, welke alsnog nalatig zijn gebleven in de voldoening van hunne verschuldigde Belasting in het Stedelijk Middel der Lantaarn-Brandspuit- en Nachtwacht-gelden over de dienst van 1831 of vroeger, worden bij deze voor de laatste- maal aangemaand om hun verschuldigde onverwijld ten Kantore van den ondergeteekenden te voldoenen zulks vóór of op den 8 October eerstkomendewijl na dat tijdstip de middelen van regtsdwang zullen worden te baat genomenwelke, ingevolge Zijner Majesteits besluiten, zijn voorgeschreven. Middelburg, den 29 September 1832. DE T R O IJ E Nz. FRANKFORT den 23 september. Lord Durkam heeft zijne afscheids- audientie bij den keizer van Rusland gehaden is daarna bij Z. M. ten middagmaal geweest. Hij zou met het rijks stoomschip hchova den 13 dezer vertrekken. Te Weenen is een Engelsch courieruit Konstantinopel naar Lon den bestemd doorgereisd, met eene nota van de Porte aan het Engelsch kabinet, zoo men zegt, om hulp tegen den onder-koning van Egypte te vragen. Den 8 der vorige maand heeft de vergadering der afgevaardigden van Griekenland te Napoli de verkiezing van prins Otho van Beijeren tot koning erkend en de brieven daarvan ter verzending in gereedheid gebragt, PARIJS den 24 september. De maatregelen, die men schijnt voorge nomen te hebben tegen Holland hebben eene groote levendigheid aan de ministerien van oorlog, marine en buiteulandsche zaken gegeven. Het schijnt intusschen te blijkendat het Fransche lege de grenzen niet zal overtrekken, dati alvorens Leopold de aanvraag daartoe uitdrukkelijk ge daan heeftof dat de Hollanders de vijandelijkheden begonnen hebben. -Men verneemt, dat de zich alhier bevindende vreemde gezanten drukke zamenkomsten hebbenen dat reeds de Pruissische ambassadeur de heer IVertlierbij een zeer ernstig onderhoud met den heer Sébastiani, tegen eene tussehenkoinst van Frankrijk zou hebben geprotesteerd, op grond van tusschert Frankrijk en Prtiissen overeengekomen bepalingen om wederzijds in den strijd tusschen Holland en Belgie niet te zullen tus- schen beide treden en van eene overeenkomstdie tot rigtsnoer moest strekken van de gevolmagtigden op de Londonsche conferentie waarbij ten grondslag was gelegd, dat de bepalingen der conferentie niet zouden worden uitgevoerd dan 11a de bewilliging der beide belanghebbende par tijen welke laatste voorwaarde zelfs op het verlangen van het Fransche gouvernement was aangenomen Te Rijssel hebben den 21, des avonds, vrij ernstige wanorden plaats gehad. Bij eenige carlisten en ministerielen zijn de glazen inge smeten en de prefect is uit den schouwburg komende beleedigd geworden. 's GRAVENHAGE den 26 september. In het Journal des Débats van den 22 dezer trefc men het volgende artikel aan; n De hoop op eene schikking of liever op eene nieuwe overeenkomst tusschen Belgie en Holland, langs den weg der onderhandeling tot stand te brengen, schijnt vervlogen te zijn. De jongste loenadcringen van koning tVillem weken nog te ver van de bepalin gen der vier cu twintig artikelen af, dan dat de koning der Belgen niet bevoegd zoude geweest zijn om zijne toestemming daaraan te weigeren. De toenaderingen van den koning der Belgen, gedaan in de hoop van eene minnelijke overeenkomst, zijn op hare beurt aan den koning van Holland niet genoegzaam toegeschenen. Een nieuw Ontwerp, waarbij, zoo veel mogelijk, de achting in het oog werd gehouden, die men aan de opofferingen van Holland en aan de verkregene regten van Belgie verschuldigd isis aan de Hollandsche regering voorgesteld geworden. Het is ver worpen. Na deze laatste en vruchtelpoic pogingenblijft aan de conferentie rgp Londen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1832 | | pagina 1