MIDDELBURG SCIIE COUR N*. i 2. Donderdag AANBESTEDING. Op den 31 Jantiarij 1831 zal, door den Heer Directeur-Generaal van Oorlog, aan de minst-inschrijvendenin het openbaar worden aanbesteed de leverantie van 7,000 Zesmans Blikken KOOK-KETELS met Deksels, in zeven Perceelen ieder van duizend stuks. 16,000 Blikken SOEP-BAKKEN in één Perceel. 2 1,000 VELD-FLESSCHEN, in zes Perceelen, ieder van drie duizend vijf honderd stuks en 6,000 Lederen DRAAG-RIEMEN voor Veld-Flesschen in dén Perceel. En zijn de voorwaarden dier aanbesteding, onder anderen, ook ter Griffie van het Gouvernement van Zeeland voor de gegadigden ter lezing gelegd. De ADMINISTRATEUR van 's Rijks Schatkist in ZEELAND infor meert alle daarbij belanghebbenden datvan heden af, ten zijnen Kan tore zullen worden uitbetaald de Traktementen aan 's Rijks Ambtena ren van de Marine WaterstaatKadasterPosterijen Waarborg der Gouden en Zilveren Werkenliegt ban ken Vreaegeregten Auditeur Mi- litait alsmede die aan Heeren Predikanten alle vervallen geweest op den 31 December 1830. Vermits echter een groot gedeelte van opgemelde Ambtenaren gedeel telijk in Schatkist-biljetten van onderscheidene grootte, met bijberekening van den verlopenen Intrest, zullen worden voldaan, verzoekt de onder- geteekende, zoo voor nu als voor het vervolg, diegenen hunner, welke hunne Traktementen niet in persoon komen ontvangenom dezelve niet dan door bij hun vertrouwde personen op hunne kwitantien te doen afhalen, naardien hij, na uitbetaling derzelve, niet verder voor de uit gereikte Schatkist-biljetten en berekening der Intresscn kan aansprakelijk zijn. Middelburg, den 27 Jannarij 1831. De Administrateur van 's Rijks Schatkist in Zeeland P. P O U S. 27 Januarij 1831, NIEUWSTIJDINGEN. frankrijk. PARIJS den 18 januarij. Heden leest men in den Monlteur: De koning heeft den heer Saint-Aignan met eene bijzondere zending naar Zwitserland belast. Z. M. heeft tot deszelfs gevolmagtigden en buitengewone gezanten be- noemd de heeren: dén ba ton Dutand de Mareuilte 's Gravenhageden baron Mortierte Mnnchen den marquis vau Halmaticte Stokholm den baron Alleye de Cipreyte Frankfort, en den graaf Réné deBouillé te Carlsruhe. De kamer der afgevaardigden heeft, in hare zitting van eergiste ren. Wederom over de buitenlandsche aangelegenheden beraadslaagd, en is het bij die gelegenheid wederom tot zeer sterke verklaringen tusschen beide thans tegen over glkander staande partijende hevige en gematig de liberalen gekomen. Tot deze allezins belangrijke beraadslagingen heeft aanleiding gegeven een rapport over een adres van den heer La- porteadvokaat te Bergen (in Henegouwen) waarbij hij zijnen wensch te kennen geeft, dat Belgie met Frankrijk mogt vereenigd worden. Het rapport van de commissie tot de verzoekschriften hield hoofdzakelijk in: „dat, welke overeenstemming zij ook mogt gevoelen voor een volk, welks omwenteling op hetzelfde beginsel gegrond was als de Franschedit verzoekschrift haar echter had)toegeschenen niet van eenen aard te zijn, om door de kamer der vertegenwoordigers van Frankrijk in overweging te worden genomen dat het Belgische volk vrijelijk den vorm van des- zelfs bestuur had bepaald; dat deszelfs onafhankelijkheid was erkend, én het souv'erein congreshetwelk het had ingesteld over het toekom stig hoofd van den staat handeldedatuit eerbied voor die onafhanke lijkheid zelve, het der commissie noch voegzaam, noch raadzaam voor kwamom den eersten stap te doen, tot eene vereenigingwelke het ons (de Franschen) niet toekomt te vragen en die overigens in verband staat met diplomatieke onderhandelingen en met vraagpunten van vrede en oor log, welke regtens eerst door de uitvoerende magt moeten behandeld wordendat het voorstel van een enkel ingezeten der Nederlandenom .zijn vaderland met Frankrijk te vereenigen, aan het Belgische congres, de eenige bevoegde magt, moest gedaan zijn, en de commissie derhal ve voordroeg deswege over te gaan tot de orde van den dagHier toe is ook ten laatsten besloten. NEDERLANDEN. MIDDELBURG den 26 januarij. Van de door Z. Exc. den minis ter van buitenlandsche zakenop den 20 dezer medegedeelde stukken laten wij hier volgen het antwoord van Z. M. den Koning op het pro tocol van de vijf vereenigde mogenhedenvan den 20 december 11., welk protocol inhield, dat, daar de vereeniging der twee Rijken niet bet gewenscht gevolg gehad had de mogendheden in schikkingen zou den treden over de regeling der betrekkingen van Holland en Belgie, 'en dé Belgen alzoo werden uitgenoodigd om twee commissarissen, met 'de noodige volmagten voorzien, naar Londen te zenden. Verklaringvan wege Z. M. den Koning, bij de conferentie van Londen afgelegdin antwoord op derzelver Protocol van 20 de- cember 1830. De Koning der Nederlanden heeft met diepe smart het besluit verno men, hetwelk mijne heeren de gevolmagtigden van Oostenrijk, Frank rijk, Groon-Brittanjc, Pruissen en Rusland, in hunne bijeenkomst te Lon den, op den. 20 december 1830, genomen hebben, en hetwelk uitge drukt is in het protocol van gezegde dagteeketiing, dat aan zijnen am bassadeur is medegedeeld. Als Koning geroepen, om voor het welzijn van een deel der bevol king van Europa te waken, heeft het Z. M. diep getroffen, te bemer ken, dat de moeijelijkheden, waarin Europa gewikkeld is geworden, voor zoo zwnarwigtig zijn gehouden, dat men, als eenig hulpmiddel daarte gen, gemeend heeft zijn zege! te moeten hangen aan de gevolgen van eenen opstand, waarvoor geene enkele wettige beweegreden bestonden op die wijze de vastheid van alle trootien, dej mnatscbappeljtjke orde Itt alle Staten, en het geluk, de rust en den voorspoed van alle volken ift de waagsehaal te stellen. Zelfs zonder in aanmerking te nemen het wederkeerig verband, dat tos» schen de leden van het Europesche Staten.stelsel is vastgesteld, heeft Z. M.als Souverein van het koningrijk der Nederlandeh, daarilt een* aanranding van zijne regten gezien. Ofschoon het verdrag van Parijs van 1814 Belgie ter beschikking der hooge bondgenooten stelde, zoo deden deze toch, van het «ogenblik af, waarop zij het lot der Belgische gewesten beslist hadden, volgen# het regt der volken, afstand van de bevoegdheid, om op het door hen vastgestelde terug te komenen het oplossen van den banddie Hol» land en Belgie onder de opper-heerschappij van hec Huis van Oranje- Nassau*vereenigde, was dus iets, dat buiten den kring hunner bevoegd* heid lag. De vergrooting van grondgebied die aan de Vereenigde Ne« derlanden werd toegewezen, was daarenboven niet zonder bezwaar yer» kregen, namelijk, met de opoffering van verscheidene htinher koloniën, met de uitgaven, die voor het versterken van verschillende plaatsen der, Zuidelijke provinciën vereischt werdenen met andere geldelijke lasten. De conferentie van Londen vereenigde zich, wel is waar, op veNao* gen des Konings, maar die omstadigheid gaf aan de conferentie het regt niet, om aan hare Protocollen eene rigting te geven, Strijdig met rhet doel, waarmede hare hulp was ingeroepen, noch om, in plaats van.to* herstelling der orde in de Nederlanden mede te Werken, die beraadsla gingen tot ontbinding van het Koningrijk te doen strekken. Intusschen kan Z. M.hoewel omringd van een trouw en regtsebfl- pen volkdat tot handhaving van de regering dér wetten diezelfde» geestkracht ten toon spreidtdie elders door staatkundige geestdtijvgrj)t wordt opgewekt, alleen de onweders niet afleiden, die.de StöW» van Europa bedreigen. Z. M. zal de gebeurtenissen met kalmte af wachten. En wat Belgie aanbetreft, zoo stelt de Koning te hoogeu prijs op de vaderlandsliefde der hem getrouw geblevene Noordelijke pro vinciën dan dat hij die zoude willen dienstig maken aan eene zaait die hoewel ten naauwste met de belangen van Europa en van Noord- Nederland verbonden, beschouwd zoude kunnen worden ais slechts zij ne eigene zaak te zijn. Hij zal zich dus van alle aanvallende maatregc» len onthouden, die de strekking konden hebben, om een verdwaald volkwelks ondankbaarheid zoo treurig afsteekt bij de gehechtheid en de onafhankelijke en welberadene geestgesteldheid der bewoners van-bee Noordelijk gedeelte des Koningrijks, onder zijn gezag terug te brengen# Des niettemin schrijven de ve'rpligtingendie de Koning jegens aite Vorsten, jegens zijn Stamhuis en jegens het groot aantal dergenen be zit, die in de opgestane gewesten de rampen, waardoor zij overstelpt worden, betreuren, hem gebiedend voorom zich, zoo als hij hij de zen doet, zijne regten en die van zijn huis op Belgie voor te behou den en voor het oog der geheele wereld te verklarendat hjjnaar het voorbeeld zijner voorvaderen die hun bloed voor de ware vrijheid gestort hebben, nimmer tot beginsel zijner regering eene staatkunde Zgl aannemen, die tot omverwerping der maatschappelijke orde strekt, noch leerstellingendie onder den valschen schijn van vrijheid ten laatste slechts op dwingelandij uitloopen. Wat de gewesten betreft, oudtijds onder den naam der Vereenigde Nederlanden bekendzoo zijn de verpligcingen van Belgie jegens deze ongetwijfeld begrepen in het door de conferentie vermelde aandeel hetwelk Belgie in de pligten van het koningrijk der Nederlanden jegens Europa had, en in de insgelijks vermelde verpligtingenwelke het uit kracht der verdragen jegens de andere mogendheden heeft aangegaan. Daar het er dientengevolge alleen op aan zal komen, om dit aandeel uit te drukken en te betoogen houdt de Koning het voor wenschelijk, dat dit onderwerpwaarin de voorwaarden der scheiding tusschen Hol land en Belgie begrepen zijn inzonderheid die betrekkelijk de grens scheidingen de schadeloosstellingen de nationale schold den haudel en de betrekkingen der Belgische scheepvaart met de koloniënzoo spoedig mogelijk op eene billijke wijze, en in overeenkomst met de grondslagen geregeld wierdwelke zijne gevolmagtigden gereed zijn aan de conferentie mede te deelen. De Koning wenscht te nieer op den gelukkigen uitslag van de mede werking der conferentie te dezen aanzien te mogen rekenen daar het hem zeer zoude smarten, om tegen de Belgen, tot het erlangen eener billijke scheiding, zijne toevlugt te moeten nemen tot de dwangmidde* len, die zich in zijne magt bevinden, en waarvan het hem, tengevol ge van de geheele verandering der omstandigheden, niet geoorloofd is zich te ontdoen zoo lang men zich niet over de voornaamste voor waarden der scheiding zal verstaan hebben. Eene krachtige beweegre- den tot het verhaasten van dezen arbeid vloeit uit het verschil van ge voelen voort, hetwelk, ten aanzien van den wapenstilstand, tusschen het Hof der Nederlanden en de conferentie schijnt te bestaan, daar Z. M. de voorwaardelijke toetreding vnn het zich noemende Belgische bestuur niet voor eene stellige toetreding kan houden en zich zelve ook niet gebonden kan achten door eenen wapenstilstandwaartoe de openingen onder eenen geheel verschillenden staat van zaken gedaan werden. Uit Hulst wordt gemeld, dat men aldaar met de meeste veront waardiging in het Journal des Flandres van dén 15, een artikel heeft geplaatst gezien, waarin berigt wordt, dat Bii het binnenkomen, döf Hollandsche troepen in die stad hunne eerste zorg is geweest de pas torij te verwoesten én te plunderen, en dat de pastoor en zijn vicaris naauweiijks aan de vervolging van die ellendelingen (zoo als zij schre ven) waren ontkomenterwijl ongelukkig de burgers zonder wapenen waren. Ofschoon het beneden de waardigheid der vereereoswaardige inwoners is om op zulke kwaadaardige en logenachtiga berigten ta antwoorden, welke geen ander doel kunnen hebben dan den uitmunten den geest en krijgstucht, welke bij de Hollandsche troepen heerschen, te belasteren, en het gemeen op te ruijen, meenen zij echter de waar heid té moeten hulde doen en te verklaren, dat in plaats van de minste ongeregeldheid, het binnenrukken van die krijgslieden met de maest* orde heeft plaats gehad, en dat de achtingswaardige officier, diezsvef hen lift bevel voerde, de kieschheid zelfs zoo ver gedreve» kwikven

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1831 | | pagina 1