BIJVOEGSEL OP DE MIDDELBÜRGSCIIE CÖÜftAMT
Zalurdag 9 öctober 1830.
Wij WILLEMbij de gratie Gods Koning der Nederlanden Prins
van Oranje-NassauGroot-Hertog van Luxemburgenz., enz., enz.
In aanmerking nemende, dat de omstandighedenwaarin het Rijk zich
bevindt, de noodzakelijkheid hebben doen ontstaan om een gedeelte der
schutterijen buiten de gemeentenwaartoe dezelve behooren militaire
diensten te doen uitoefenen
En tevens gebruik willende maken van de menigvuldige aanbiedingen
welke aan ons zijn gedaanom de schutterijen door vrijwillige inschrij
ving te versterken
Gezien artikel 213 der grondwet;
Gelet op aft. 28 der wet op de schutterijen van den n april 1827
Staatsblad no. 17);
Op het rapport van onzen minister van binnenlandsChe Zaken, van den
3 dezerlett- A
Hebben besloten en besluiten
Art. I. In al de provinciën of gedeelten van dezelve, waarin niet reeds
maatregelen genomen zijn, om de dienstdoende schutterijen geheel of ge
deeltelijk tot de dienst buiten de gemeenten dadelijk beschikbaar te ma
ken en waarin de gouverneur zal oordeelendat ziilks met vrucht en
goed gevolg zal kunnen geschieden zullen de leden der dienstdoende
schutterijen, al de krachtens de artikelen 24, 86 en 87 der wet van
den 11 april 1827 Staatsblad no. 17) voor de reserve opgeschrevenen
hieronder begrepen door of van wege de kommandanten der schutte
rijen binnen den korst mogelijken tijd worden zaïnen geroepen.
De schutterijen of gedeelten derzelve, welke reeds oniniddelijk be
schikbaar fcijn, zullen onverwijld aan den directetir-generaal van oorlog
moeten worden opgegevenen van dezen dadelijk eene bestemming
ontvangen.
Op gelijke wijze zal zoodra mogelijk worden gehandeld ten aanzien
van de mobile schutterijen tot welker oprigting in sommige gemeenten
reeds mogt zijn overgegaan.
2. Bij de zamenkomst, in het voorgaande artikel bedoeld, zal, naar
aanleiding van art. 78 der voorschreven wet, door of van wege den
kommandant, aan de aldaar aanwezige manschappen worden afgevraagd
wie hunner zich vrijwillig aanbiedt, om, buiten de gemeente, hetzij in
de vesting of elders, militaire diensten uit te oefenen.
3. Vervolgens zal worden opgenomen het juiste getal van de onge-
buwden en weduwenaars zonder kinderen onder de leden der schutterij,
de reserve daaronder begrependie zich niet reeds als vrijwilligers
mogten hebben aangegeven.
4. De in de beide voorschrevene artikelen begrepen manschappen zul
len, naar gelang van derzelver getal worden afgedeeld in kompagnien en
sectien of escouades, de kompagnien zoo na mogelijk ter sterkte vün
150 man.
5. De kaders der kompagnien zullen op de zelfde Wijze worden ge
formeerd als ten aanzien van het leger voorgeschrevenen in den aan
dit besluit gehechten staat is uitgedrukt.
6. Bijaldien onder de manschappen aan de bedoelde kompagnietl
toegevoegd geen genoegzaam getal onder-officieren korporaals of tam
boers mogt gevonden worden zal de kommandant zorgen dat dezelve
7. Als officieren"^ daartoe geschikt manschappen worden benoemd.
1°. De officieren 'lief 5tnuuénjV"Wi2'hunne uténiMMiMM,
aanbieden
a°. Officieren op retraite, die zich op de wijze bij art. ai bepaald,
mogten aangeboden hebbenom buiten de gemeente dienst te
doen, en daartoe geschikt zullen worden bevonden;
3°. De officieren der schutterij die in de termen vallen van art. 3
4°. Geschikte personen uit de manschappen, bij *rt. 2 en 3 vermeld,
of uit de genen die zich, op de wijze bij art. 21 bepaald tot
het doen van dienst buiten de gemeente zullen hebben laten in-
schrijvenzullende dezelven door het hoofd van het plaatselijk
bestuur, op voorstel van den kommandant, voorloopig gede-
signeerd en vervolgens aan ons, op de gewone wijze, ter be
noeming worden voorgedragen.
8. Ingeval een te groot getal officieren, onder-officierenkorporaals
Cn tamboers mogt aanwezig zijn, zal, Wanneer zulks niet door onder
linge schikking moge kunnen worden gevonden door het lot worden
bepaald, wie hunner bij de in de gemeente aanwezige kompagnien zal
blijven hooren.
9. Bijaldien er in eene gemeente, hetzij door derzelver geringe bevol
king, of om andere redenen, geen toereikend getal schutters tot forma
tie van eene kompagnie mogt worden gevonden, zullen de manschappen,
■aar gelang van derzelver aantal, in een of meer sectien of escouades
worden afgedeeldwaarbij het noodig getal officieren of onder-officieren
zal worden geplaatst, naarmate der sterkte.
10. De manschappen, bepaaldelijk mede de zoodanigenwelke tot
hiertoe voor de reserve zijn opgeschreven geweest, zullen onverwijld
gewapend, en ingeval van onvermogen, ten spoedigste van de vereisch-
te uniform-kleeding worden voorzien, zonder vertraging intusschen van
hun vertrek naar de plaats van hunne bestemming.
11. De voorschreven manschappen zullen intusschen In den wapenhan
del worden geoefend op zoodanige wijze als door den kommandant der
schutterij meest doelmatig zal worden geoordeeld.
12. De plaatselijke besturen zullen onverwijld aan den gouverneur der
provincie opgeven het getal der kompagnien, of, wanneer dit het geval
niet mogt zijn, het getal der sectien of escouades in elke gemeente,
uit de manschappen in art. 2 en 3 vermeld, geformeerd, met globale
aanduiding van derzelver respective sterkte.
13. De voorschrevene opgave ontvangen zijnde, zal de gouverneur
dadelijk overgaan tot de vereeniging van de voorschreven kompagnien,
enz., tot een of meer bataillons of afdeclingen, zoo na mogelijk, in
overeenstemming met de formatie van de infanterie der armeebij ons
besluit van den 7 jullj 1829, no. 104, vastgesteld. Van welk een en
ander onverwijld aan onsdoor tusschenkomst van het departement van
binnenlandsche zaken, mitsgaders aan het departement van oorlog zal
worden kennis gegeven.
14. De zamenstelling eener afdeeling, zalnaar gelang van derzelver
sterkte, bestaan uit twee of drie betaillons, die van een bataillon uit
vier tot zes en voor een half bataillon uit twee of drie kompagnien,
15. Ten aanzien van de hoofd- en andere officieren, die bij de staven
der bataillons of afdeelingeu zullen behootcn geplaatst te worden, zal
worden gehandeld overeenkomstig de bepalingen Vali art. 7 éii 8.
Terwijl de de overige personen, dén staf uitmakende, door het hoofd
van het korps zullen worden gekozen.
16. Alle de gemeldé kompagnien zonder onderscheid Éullën déti nAant
voeren van keur-kompagnienen zullen mitsdien de daarbij geplaatste
manschappen van de daarvoor bepaalde distinctive teekerien wördert
voorzien.
17. Het getal officieren en önder-officiëren aan de Staven in art. 14
vermeld te verbinden, zullen zijn in voege zoo als in deti aan dit be-
sluit gëhechten staat, is uitgedrukt.
18. Aan diegenen, welke zulks mogten verlangen j Zal het geoorloofd
wezen, zich gedurende den tijd, dat de schutterij in de termen van dit
besluit verkeert, te doen Vervangen door eëneii persoon, die dén ouder
dom van 24 jaren heeft bereikt en Zijn 34ste jaar niet heeft Volbragt
mits zoodanig persoon doe blijken, voor zich zelve, aan dé nationale
militie te hebben voldaan en ook niet voor de dienst der schutterij te
zijn opgeroepen geworden.
Overigens zal de alzoo te stellen plaatsvervanger dezelfde vereischieri
moeten bezittenals van de plaatsvervangers bij de nationale militie bij
de op dat stuk bestaalide Wetgeving, is gevorderd, en zal de gerempla
ceerde ook in de gevallen daarbij Omschreven, voor denzelVen verant
woordelijk zijn.
19. Hij die verlangt een plaatsvervanger te stëlieh, Zal verpligt Zijrt
zich daartoe binnen drie dagen nadat de in art. 1 vermelde Zamenkomst
zal zijn afgeloopen, bij den kommandant der schutterij te vervoegen,
die den aangeboden plaatsvervanger door de aanwezige officieren van ge
zondheid zal döert ohderzoekën, eiigeschikt bevonden zijnde, denzel-
ven in stede van den geremplaceerdeh zal doen inlijven.
20. Van en met den dag dat de leden der schutterij zich op onZe be
velen van hunne woonplaatsen zullen hebben verwijderd, zullen deze
manschappen worden beschouwd een gedeelte der legermagt van het Rijk
uit te maken en op denzelfden voet, des verlangende, bezoldigd, ver
pleegd en behandeld worden en onder gelijke verpligtingen staaU.
21. Ten zelfden tijde, dat de oproeping der dienstdoende schutte
rijen in de artikelen 2 en 3 hiervoren vermeld, zal plaats hebben, zul
len door de respective kollegiën van dagelijksch bestuur, de ingezete
nen der gemeentewelke niet tot de schutterijen behoorenbij eene
gepaste publicatie worden uitgenoodigd en aangespoord om zich iri
daartoe opentestellen registers, te doen inschrijven, met opgitve of zij
verkiezen als vrijwilligers, te gelijk met de hierboven bedoelde man
schappen buiten de gemeente militaire diensten te presterendan wel
alleenlijk verlangen aan het nog overblijvende gedeelte der schutterij te
worden toegevoegd om met en benevens dezelve binnen de gemeente
of in de geyallen bij art. 49 der wet uitgedrukttot handhaving van de
inwendige rust mede te werken.
Voor zooverre die toevoeging mogt plaats hebben bij wege van daar-
stelling van op zichzelve staande kompagnien zullen de manschappen
dezelve uitmakendebevoegd zijnhunne officieren aah den kolnman-
dant voor te stellen, om daaromtrent alsdan Verder te Wordeh gehan
deld zoo als bij art. 7 4 bepaald is,
22. De op de voorschrevene registers ingeschrevenen ztillen elkert
Joo. J«r. cfkiitrnrii mnrdan AnffOOOVPT) tGIl CitldO
gemeente mogt hebben aangebodenen hetwelk daartoe door den kom
mandant geschikt zal worden geoordeeld onverwijld zötide khhhen wor
den beschikt, terwijl de overige bij het mobile gedeelte der schutterij,
wanneer hetzelve zich nog in de gemeente bevindtzullen worden in
gelijfd.
23. Bij aldien evenwel het mobile gedeelte der schutterij de gemeente
alreeds mogt hebben verlatenZullen de iiadere zich daartoe aangebo
den hebbende personen, naar gelang van derzelver aantal, daartoe voor
loopig in escouades of sectien worden vereenigd ten einde vervolgens
over dezelve op gelijke wijze als in art. 12 en 13 is bepaald te wor
den beschikt.
Ingeval het getal der personen geene vereeniging in escotiades of sec
tien mogt toelaten zullen zij afzonderlijk of gezamenlijk worden gerigt
naar de plaatsen alwaar het mobile gedeelte der schutterij van de ge
meente zich bevindt, ten einde bij dezelve te worden ingelijfd.
24. Van het getal der alzoo voor iedere bestemming ingeschevcheh
zal door het plaatselijk bestuur, bij het einde van iedere week, aan dert
gouverneur der provincie, en door dezen aan de departementen van bin
nenlandsche zaken en van oorlog, opgave Worden gedaan.
25. Zij, die zich in voege Voorschreven voor het mobile gedeelte
der schutterij, hebben doen inschrijven zullen indien Zij niet feeds ge
noegzaam geoefend zijn, tot aan hun vertrek naar de plaats alwdar zich
het mobile gedeelte der schutterij bevindtte gelijk met de overige on-
geoefende manschappen der in de gemeenten nog aanwezige kompagnien,
in den wapenhandel worden geoefend, ten einde inmiddels te gelijk inec
hen ter uitoefening van dezelfde diensten te kunnen worden gebezigd.
26. Ingeval de bij eene dienstdoende schutterij thans aanwezige voor
raad van wapenen en ledergoed niet toereikende mogt zijn om de re
serve en ook de vrijwilligers naar behooren te voorzien. Zal op dö
eerste aanvrage daartoedoor het departement van binnenlandsche zaken
aap dat van oorlog, de vereischte hoeveelheid dier onderscheidene ob
jecten dadelijk in 's lands magazijnen van oorlog disponibel gesteld, en
tevens naar de plaatsen van bestemming worden VerzondenOver welk
een en ander onze directeur-generaal Van oorlog onverwijld met het de
partement van den grootmeester der artillerie in overleg zal treden.
Zullende intusschen het mobile gedeelte der schutterijom in deszelfs
vertrek geene de minste vertraging te ondervinden, van wapenen en le
dergoed voorzien worden uit den voorraad, bij de dienstdoende schutterij
aanwezig, welke voorraad vervolgens uit de versterking van het depar
tement van oorlog wederom Zal Worden aangevuld,
27. De bepalingen in dit besluit vervat, zullen nader op de rustende
schutterijen worden toegepast, waartoe de departementen van binnen
landsche zaken en van oorlog ons ten spoedigste de noodige voordragt
zullen aanbieden.
Onze minister van binnenlandsche zakenen de directeur-generaal van
oorlog, zijn, elk voor zoo veel hem betreft, belast met de uitvoering
dezes, waarvan afschriften zullen worden gezonden aan onze beminde
Zonen den Prins van Oranje, kolonel-generaal der schutterij, en den ad
miraal en kolouel-generaal, aan onzen minister van financien en aan de