N°. 5 a.
MIDDELBURGSCHE
COURANT.
Donderdag
30 April 1829,
NIEUrrSTJJ DINGEN.
nedehun.den,
BRUSSEL den 27 «priV. Uic Rome wordt gemeld dat monsignor
Cap/icfinidoor Paus Pius VIIItot internuncius bij het hof der
Nederlanden is benoemd, en drc dezelve te gelijker tijd de noodigevol-
magten tot ter uitvoer brenging van het concordaat heeft ontvangen. De
ze benoeming levert een nieuw bewijs op van de eenstemmigheid van
inzigten welke tnsscben de beide hoven bcerscht.
Volgens Engelscjie berigten, bij buitengewone gelegenheid ontvan
gen, is de beruchte Spiith, tegen wien te Antwerpen vervolgingen we
gens zeerooverijaanNederlandsche schepen gepleegd waren begonnen,
doch die zich voor de nasporiogen der policie had weten te onttrekken,
te Londen gearresteerd. Verscheidene scheeps-kapiteinswaaronder een
Nederlandsche, hebben verklaard door hem te zijn beroofd. Na een eerste
verhoor te hebben ondergaanis hij naar de gevangenis gebragt.
ANTWERPEN den 26 april. Een ontzettend ongeluk beeft giste
ren avond de diligence van deze stad op Amsterdam getroffen. Om
half 9 uren van hier vertrokken, is dezelve, een kwartier uurs daarna,
in de buitengracht van het glacis der roode poort gevoerdzij is regt-
op staande gebleven doch niets dan de oppervlakte van de impériale
was zigtbaartien personen hebben op eene verschrikkelijke wijze het
leven verlorenslechts driewelke op de impériale zatenzijn gered.
Door eene opening, met bijlen gemaakt, heeft men verscheidene perso
nen opgehaald, waarvan een, zegt men, nog teekenen van leven gaf;
doch de huip kwain niet dan langzaam er waren geene lieden van de
kunst noch doelmatige middelen bij de hand, en, zoo men zegt, heeft
men verscheidene malen te vergeefs om een gepecsheer van een naburig
dorp gezonden. Onder de dooden noemt mén de echtgenoote van een
majoor der artillerie en hare twee kinderen; zij ging in Holland een ha-
rer zonen bezoeken, die zich op een militair instituut bevindt. Voorts
bevinden zich nog onder de omgekomenen de kleermaker van het rege-
Bient Zwitsers, te Gorcura in garnizoen; twee handel-reizigerseen
Engelschman tot de diplomatie behoorende en ook de conducteur. Drie
van de vier paarden zijn mede verdronken. Het is moeijelijk om de oor
zaak van dit ongeluk te bepalen. Het gevaar dier plaats is bekendaan
weerszijden van den weg bevinden zich twee grachten, welke door gee
ne leuningen of boomen woruen beschut. Reeds voor lang werd deze
onvoorzigtigheid aangetoond zoo vele slagtoffers zijn er noodig geweest
om het gevaar te bewijzen! De conducteur was in zijne betrekking ge
acht, en deze pesterij dienst i» bekend wegens de zorgvuldigheid in het
bestuur. Er is meermalen aangemerktdat de tegenwoordigheid van een
postiljon of voorrjjder zoodanige ongelukken waarschijnlijk zou kunnen
voorkomen. Men heeft binnen in het rijtuig opgemerktdat. de ouge-
lukkigen vele pogingen hebben aangewend om den dood te ontsnappen
indien misschien de portieren met gemak van binnen konden worden ge
opend zou er meer kans van behoud in zoodanige treurige ge/allen
bestanu.
MIDDELBURG den 29 april. Te Amsterdam zijn geloofwaardige
berigten ontvangen nopens de ramp aan de Dantziger-Niederung en aan
een groot gedeelte der stad Dantzig zelve, ten gevolge der Weichsel-
doorbrankoverkomen. Deze berigten, welke van den 10 tot den 14
.dezer loopenzijn zeer uitvoerig: wij bepalen ons tot het laatste der-
zelve: Dant.zig den 14 april.
De Weichsei overstroomt in de nabijheid van Dantzig, te rekenen
van het steedje Dirchau af, eene groote vruchtbare vlakte, wier bouw
en weilanden, zoo als ook de hier sterk gedreven wordende veeteelt,
aan onze Waard bijna het aanzien van een Nederlandsch landschap ge
ven. De linker "oever die 4J mijlen in de lengte en 3 i 3 mijlen in de
breedte hadvoert den naam van "Dantziger-Waard. Tegen overstroo-
roingen is dit kleine land door eenen sterken en in tijden van ijsgang
zorgvuldig bewaakten dijk beveiligd. De strenge en aanhoudende win-,
ter, de ongelooflijke menigte sneeuw, die sedert december gevallen was,
hadden in de verder afgelegene hoogere streken toen aan het einde van
.maart een sterk dooiweder ontstondeenen hevigen aandrang van water
vloeden in de rivierbedding aangevoerd; in onze streken echter was de
bevrijding der Weichsei nog door het voortdurend vriesweder vertraagd
geworden, en de rivier lag nog overal met dik zwaar ijs bezet, toen de
-Kerke vloed van Polen aan kwam stroomen. Deze vloed werd op den p
dezer maand onbeteugelbaaren brak bij Vogelgreif en Gemlitz met een
onwederstaanbaar geweld den dijk des iinker-oevers door. In weinige
uren vloeide de geheele polder vol, zonder dat nog het meerderdeel der
bewoners zich in eenig dringend gevaar waande, dewijl bij dergelijke
.gebeurtenissen in de jaren 1775 en 1813 de hoogte des waters, dat hier
in eene kom van 10 vierkante mijlen opgevangen wordtzelden ligt peil
van 2 voet te boven steeg. De groote menigte gesmolten sneeuw en
voornamelijk de ijsbedekking der rivierbedding, die zich door deaankrui-
jendé schotsen tot een torenhoog berggevaarte hadden kunnen ophotigen
verhinderden intusschen den geregelden afloop binnenzijds van den oever
en eene vervaarlijk groote ..watermassa drong gelijktijdig met het vreesse-
lijkst gewpld.door de zich steeds yerwijdende dijkbreuk. Spoedig wer
den de lagere, deels in vijftig dorpen, deels enkel over de vlakte ver
spreid liggende huizen to; aan de daken onder water gezet, en nog altijd
klom de vloed. Hij bereikte eene hoogte, die het peil van alle vroegere
overstroom ingen meer dan 2^ voet overtrof; de dük werd over zijné ge
heele lengte van 5 mijlen ter hoogte van meer dan 5 voet overstroomd
de bewoners dep vlakten vlugtten in de hooger liggende huizen en op de
torens der kerken. Velen echter moeten op dezen dag den dood gevon
den hebben, dewijl het bij deze, noch vischvangst noch scheepvaart'
handtertnde "bevolkinggenoegzaam gansch en al aan schuiten of booten;
mangelde. Slechts weinigen hadden hun vee op de hooger gelegene stre
ken geborgen eer de vloed ben bereikte. Van acht H tien duizend stuks
horenvee, en vier vijf duizend paarden is waarschijnlijk niet hét tiendei
deel gered geworden. De op daken van hooger liggende gebouwen en:
kerktorens opgehoopte menschenscharen hadden reeds den tweeden dag.
tran de «oodigste levensmiddelen gebrek. Stallen, schuren, kleine hui
zen dreven op de watervlakte, en dreven in puinhoopen naar zee.'
„Maar de mant van rampspoeden was, helaas! nog niet volgemeten.
De'verbazend gmote wmivvloed' strortte zich thans op onze, door twee
takken der kleine Mottlau-rivner doorsneden, stad uit, verbrijzelde de
schutdcuren cener sterke sluis en deed het water uit zijne oevers treden,
Een door de behoeftigsce volksklasse bewoond kwartier der stad, dg
zoogenaamde Niederstadt, werd eensklaps overstroomd, de lager opge
trokken huisjes der daglooners tot aan de daken onder water gezet; bin
nen weinige uren voer men met booten door alle de straten van dit kwar-
tier der stad; grijsaards, kraamvrouwen, kinderen en zieken schreeuw,
den om redding, en slechts met vele moeite gelukte het de vereenigde
krachtsinspanningen van alle de overige inwonersdeze ongelukkigen
uit den watervloed te redden. Maar de geheele bevolking van deze Nie»
derstad redde slechts het levenen van kledingstukken zoo veel als de
gezonde volwassenen met zich dragen konden. En nog altijd bleef de
vloed voortwoeden. Onwederstaanbaar stortte hij zich in de rigtingnaaf
onze haven en naar den mond der Weichsei, over onze stad uit; zich
allerwege met geweld eenen weg banendevereenigde hij zich met een
in deze streken zich bevindend meer, en stortte binnen- en buitenziids
der rivierbedding zich in de zeeaan den regter oever alles verwoes
tende aan den linker aanzienlijke huizen raet al wat er zich in bevond,
naar de zee voerende.
Niet voor zondag den 12 nam op de Dantziger-Waard en in onze
stad de stand van het water, ofschoon langzaam, af. Tot heden is h»t
nu drie voet gevallen. Nog staart ons van drie zijden de groote wa«
terspiegel aan nog kunnen de ongelukkigen niet hunne daken en torens
verlatenen een razende hoDger heeft hec gevaar van in den vloed om
te komen in een verre weg ontzettender toekomst veranderd.
„Gedurende de vreesseiijke dagen van den 10 11 en 12 april, is
met den grootsten ijver alles tot verzachting der ellende gedaan. Hon
derden menschen werden met schuitenbooten en houtvlotten gered 1
onophoudelijk werden in haast zaamgebragte tevensmiddelen naar op a I
3 mijlen afstands gelegene plaatsen vervoerd. Maar de uitgestrektheid
van het overstroomde district is te groot. Storm, en digte jagtsneeuw ver
meerderden het gevaar der reddendenop sommige plaatsen hadden zich
draaikolken gevormdechter voeren onversaagde mannen moedig tegèfl
deze woede der elementen op, en keerden door nevelen duisternis met
hunne brooze, gebrekkige vaartuigen, vol geredden, eerst laat in deh
avond terug.
Ook in andere strekenvoornamelijk in de nab^heid van Konings
bergen, is de watersnood dreigende. Vreesselijk zijn de gevolgen dezer
rampvolle gebeurtenis. De bestaanbronnen van een groot aantal de vee
teelt drijvende menschen zijn, zonder krachtdadige hulp, voor altijd
vernietigd."
De-heer S. Sohier Serll alhier belast zich met hec ontvangen eft
overmaken der -liefdegiften welke men aan gemelde ongelukkigen zon
de willen toeschikken.
Gisteren is het ontwerp van wet op de drukpersnadat het
zelve van wege het gouvernement eenige veranderingen had ondergaan,
bij de Tweede Kamer, met 84 tegen 4 stemmen aangenomen. Wij Zul
len hetzelve iu ons volgend no. mededeelen.
BESIVREN Eir si DMINISTRA TIEN.
AANBESTEDING.
Op den 1 Mei 1829, des voormiddags ten tien uren, zullen, aan
het lokaal van het Gouvernement te Gentworden aanbesteed
i°. De re doene Aarde- en Bestratings-Werken, voor het verleggen
van een gedeelte des Wegs der 2de klasse no. 4van Melk naar
Schcndelbckeomtrent den berg van Ophasselt.
en 20. Het maken eener nieuwe Beschoeijing, opwaarts de Schutslui! op
de Scheldete Oudenaarde,
Van de bestekken dezer werkenmitsgaders van het plan voor het
verleggen van het hierboven bedoelde gedeelte Wegs, kan aan bet lokaal
van het Gouvernement te Gent worden kennis genomen.
Middelburg, den 30 April 1829. De Administrateur voorn.
P. POUS.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad MIDDELBURG.,
Hoofdplaats der Provincie. Zeeland gelet hebbende op het Besluit van
de Edel Groot Achtbare Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie
van den 22 Januarij jl. Provinciaal Blad no. 10), waarbij is vastgesteld
dat de Herijk der bevorens reeds geijkte en herijkte Lengtematen en Ge-
wigten, in dit jaar 1829, zal plaats hebben op denzelfden voeten
wijze, als bepaald is bij het Reglement van den 15 Februarij 1822
gezien eene missive van den Heer Arrondissements-IJker van de Mattji
en Gewigten, van den 17 dezer, no. 263, brengen bij deze ter ken-
nisse van een iegelijk dien zulks zoude mogen aangaan:
Dat met de Verificatie en Herijking der Lengtematen en Gewigten,
binnen deze Stadeen aanvang zal worden gemaakt op Vrijdag dén t
Mei aanslaande, in het bekende Lokaal op het Molenwater, Lett. N.
No. 49, waarvan de ingang is inde Nieuwe Oosterschestraaten dal»
ten einde de werkzaamheden geregeld en met de meeste naauwkeurig-
heid zouden kunnen geschiedendoor den Heer Arrondissements-IJker
stiptelijk de navolgende orde zal moeten worden in acht genomen:
Dat voor de groote Gewigten van één Nederlandsch Pond en daar
boven alleen zal worden gevaceerd des Maandagsvoormiddags van 9
tot 12 uren en des namiddags van 3 tot 6 uren.
Dat voor de Koperen Gewigten en voor de Stellen van het verdeelde
Nederlandsche Pond, en voor afzonderlijke onderdeelen. van hetzelve,
alleen zal worden gevaceerd des Dingsdags en Vrijdags voormiddags tot
de verificatieeh des- namiddags tot het justeren en in orde brengen
der te ligt bevonden stukken.
Dat de Nederlandsche Lengtematen, alsEilen met derzelver veel
vouden en onderdeelen mitsgaders de Inhoudsmaten voor Granen Zi-
den en Mee! niet anders dan des Woensdags, op dezclfdé uren, wor
den herijkt; terwijl een iegelijk wordt aangemaand zorg te dragen, dfit
de voornoemde Inhoudsmaten behoorlijk zijn gezuiverd als zullende
dezelve in het tejten-overgestelde geval niet aangenomen worden.
Dat dej Donderdags voor Landlieden tn Bewoner» der Duiien-G8»
lak
1 1
De ADMINISTRATEUR van 's Rijks Schatkist in ZEE LAND .adver
teert, dat van heden af, ten zijnen Kantore, zullen worden uitbetaald
de Kinder-, School en Akadémie-Geldenbenevens het jaarlijlcsch 4U6*
nientum aan de Heeren Predikanten in deze Provincie.