N\ 17.
MIDDELBURGSCHE
C O U R A rf
,zs
Zaturdag
MIDDELBURG den 6 februarij. Z. M. de Koning beeft verlahgd het
gevoelen te weten van Z. Exc. den minister van binnenlandsche za
ken ter zake van de thans in onderscheidene provinciën in omloop zijn
de verzoekschriften aan de Staten-Generaalom vrijheid van onderwijs
te erlangen; alsmede of de minister van gedachten was, dat er eenige
maatregelen ten opzigte van dit onderwerp behoorden genomen te worden.
Z. Exc. heeft hierop zijne opmerkingen, in een breedvoerig rapportaan
Z. M. te kennen gegeven.
In dit stuk, waarin onze Zuidelijke provinciën eigenlijk betrokken
zijnbeschouwt de minister de verzoekers gedeeltelijk als de ztilken
welke, verleid door de tooverkracht van het woord vrijheid, dezelve
voor het onderwijs inroepen, om dat zij die als een middel van verbe
tering en ontwikkeling beschouwen; anderen, die dezelve niet anders
verlangen dan als een werktuig, in de hoop om hetzelve naar hun be
lieven re bestnren allen als zeer onvolledig bekend met de ware orde
van zaken in dit rijk ten opzigte van het onderwijsen geheel voorbij ziende
de verpligtingen welke de grondwet aah de koninklijke magt oplegt.
Voor dat Z. Exc. er toe over gaat om zulks te bewijzen, toont hl
Z. M. de omstandigheden aan, waardoor zoo onverwachts de schijnbare
vereeniging, vai eertijds zoo verwijderde gevoelens op dit stuk, is te
weeg gebragt.
De verbods-maarregelenin 1S25 genomen, zijn de eerste oorzaak
der oppositie geweest. Z. M. meende alstoen tot strenge maatregelen te
moeten komen, om het land voor een kwaad te behoeden, waarvan de
stookplaats zoo nabij was; men herinnert zich, namelijk, den invloed,
welke te dier tijd eene gevaarlijke partij bij eene naburige natie uitoe
fendewelker pogingen om zich in de Nederlanden te vestigen eindelijk
waren openbaar geworden en der natie ontwerpen deden ontdekken
welke tot nu toe bedekt waren gebleven. De weldadige verordeningen
'door Z. M. daargesteld om den jonge Katholieke priesteren eene betere
studie te bezorgen, mogten mede dienen om den tegenstand te verster
ken. De verlichte Katholieken intusschen, vreemd aan die overdrijvin
gen, welker invloed het gouvernement poogde tegen te gaan; het ge
deelte der natie welke in alle tijden opregtelijk de vriendin der open
bare vrijheden was, en wier opregte vroomheid te zeer de godsdienst
eerbiedigt om zich te vermengen met de misbruiken, welke onder haren
naam poogden in te sluipen; dit gedeelte der natie keurde deze beslui
ten van 1825 grootelijks goed, en gedurende drie jaren kwam geenerlei
klagte tegen derzelver uitvoering.
De voormelde oppositie heeft in deze laatste tijden die genen aan
zich weten te verbinden welke de vrijheid des onderwijs alleeu uit
derzelver theoretisch oogpunt beschouwende tot de tegenstreving zijn
overgegaan door het toepassen van diezelfde grondbeginselen, volgens
welke zij een louter bespiegelend geschil zouden hebben geoordeeld
alzoo vergetende en de noodwendigheden des tijds, en de uitdrukkelijke
beschikkingen onzer maatschappelijke inrigtitig, welke ten dezen opzigte
ons stellig regt bepalen, en dezelve niet hebben kunnen noch willen
aan 't afgêtrokkene overlaten.
Deze verbintenis alzoo gesloten zijn de verzoekschriften er de eerste
vruchten van geweest. De eersten vragen de onbepaalde vrijheid van
het onderwijs; de anderen willen wel het opzigt des gouvernements,
maar minder krachtig minder onmiddelijk dan dat als thans geschiedt
CO. d.St men met den naam van monopolie bestempelt.
Hierna bewijst de minister uitvoerig, dat het gouvernement verpligt
is zich het onderwijs aan te trekken, ingevolge de grondwet, en toont
vervolgens-aan hoedanig het zich hiervan kwijt, waarna Z. Exc. zich
dus laat hooren
„Alzoo eene korte schets der reglementen op het publieke onderwijs
gegeven hebbende, vraag ik mij zeiven af: waar bestaat dan nu dat ge
hate monopolievereenighigskreet van allen die thans het openbare on
derwijs ten doel van hunne aanvallen stellen
„Het monopolie zou bestaan, indien het gouvernement zich uitslui
tend zekere zaken had voorbehouden, indien het de leerwijzen voor
schreef en de wetenschappen bepaalde, maar niets van dit alles heeft
plaats v het onderling onderwijs bloeit naast het gelijktijdig onderwijs;
de oude leerwijzen wedijveren met het algemeen onderrigt alom zijn
cursus geopend, letterkundige lessen, bespiegelende, wiskundige we
tenschappen worden overal aangemoedigd onder de gelukkige aandrift
haar door Uwe Maj. gegeven, ontwikkelen en bloeijen de nijvere kuns
ten zeiven bijgestaan wordende door de hulp welke het onderrigt der
wetenschappen haar aanbieden. Overal vind ik de vrijheid en hare ge
lukkige vruchten en ik zoek te vergeefs dat uitgekreten monopolie.
Ik zie mi de tusschenkomst des gouvernements niets dan de uitoefening
eener negative magt, met behulp waarvan zij der jeugd vrijwaart voor
de gevaren van een onderwijs, in hetwelk de godsdienstige enstaatkun-
dige geestdrijverij hare onmaatschappelijke leerstellingen zoude kunnen
mengen: eenige onbekwame of .gevaarlijke onderwijzers verwijderende,
stelt het zich niet in hunne plaats hetgene het hun belet te doen
verlangt het zelf niet te gaan uitvoeren; en dit is het nogtans eenig en
alleen zoo ik mij niet bedrieg', waardoor het monopolie van het open
bare onderwijs eigenlijk zoude worden daargesteldenz."
Ondanks dezen staat van zakenwelke in zoo vele opzigten vol
doende mag gerekend worden, heeft Z. M. de heden opgekomene klag-
ten niet afgewachtom zich met cte verbetering van het stelsel van
onderwijs bezig te houden maar zoo ver zulks voor volmaking en re
geling, in sommige punten vatbaar was, wat het lager onderwijs be
treft, aan den staatsraad, en zoover het hooger onderwijs aangaat, aan
eene commissie van verlichte mannen, ter onderzoek onderworpen.
Eindelijk gekomen zijnde op het punt 0111 zich te verklaren of er
ook eeniae maatregelen, betrekkelijk het onderwijs, in het tegenwoordig
tijdstipbehooren genomen te worden?" aarzelt de minister niet om
zulks ontkennend te beslissen, als zijnde zijne gedachten dat, wat
het Jager onderwijs betreftZ. M. zoude ninnen afwachten het rap
port, hetwelk hoogstdenzelven door den staats-raad zal worden gedaan,
en wat het hooger onderwijs aangaat, de werkzaamheden der commis
sie van verlichte en kundige mannen aan wien het onderzoek van
eenige punten is opgedragen. Hierna spreekt Z. Exc. over de bijzon
dere beschikkingen, in 1825 genomen, in het belang der opvoeding
van jonge liedenwelke zich deu Roomsch-Katholieken priesterstand
bestemmen.
ÏL/3Crj:r-v**r
I5?i
7 Februarij 1829.
Uwe Maj. (zegt de minister} wil den voorspoed tier R. K kerk»
eène eeredienst welke vier millioen Zijner onderdanen belijden.' Uwe
Maj. wil het welzijn der leeraars vail dezelve; zij wil dat zij geëerd
en geacht worden. Talrijke daden Zijner regering bewijzen zulks Hel
collegium philosophicum, door alle verlichte Katholieken in de beweeg,
gronden van deszelfs daarstelling goedgekeurd, zal geene der minste
bewijzen Harer zorg zijtivoor hetgeen de ware belangen vari de Kt*
thol.eke godsdienst betreft. Nogtans werd deze instelling jliist door die
genen, welke al het belang er van moesten beseffen, afgeweerd, en zij
is zelfs heden onder het getal der grieven tegen het gouvernement in*
gebragt.
Uwe Maj., bezield door dien geest van bemiddeling Welke Haaf
deed verlangen het oogenblik te verhaastenwaarop de bestaande Ver.
schillen over de godsdienstige Zaken zullen vereffend Zijn, heeft ziölt
verwaardigd, met gemeen overleg van de geestelijke magt. het grond,
beginsel van bet collegium philosophicum te wijzigen, zoo staat er,
aangaande dit onderwerp, op dit oogenblik geenerlei maatregel te nemen,
Intusschen, Sire, nadert de tijd, waarop dit punt zoude kunnen wor*
den geregeldalzoogelijk ik de eer heb gehad U, M. hiervan verslag
doen, de onderhandelingen opzigtelijk dat gedeelte der uitvoering Tvart
het concordaat, hetwelk de benoeming der bisschoppen tot de vakante
zetels betreftzoo verre zijn gevorderddat U. M. zeker kan zijn de.
zelve zeer spoedig tot algemeene voldoening te zien afgeloopen. Dat
tijdstip, door de Katholieken niet minder dan door U. M. zelf verlangd,
zal, hoop ik, een tijdstip van bevrediging en eendragt zijn, en de oor»
zaken der tegenwoordige oneenigheden zullen, zonder twijfel, voor dit
onwedersprekelijk bewijs der bedoelingen van het gouvernement, tetl
aanzien der Katholieke godsdienst, verdwijnen, en zouden daafenboveil
ook niet lang kunnen blijven stand houdenbij de eensgezindheid ett
goede overeenstemming welke, ongetwijfeld, tusschen het gouvernement
en de hoofden der bisdommen heerschen zullen. Alsdan ook zal U. M.
misschien zonder eenige zwarigheid die der verbodsmaatregelen va»
1825 kunnen intrekken, welke met den op te rlgten staat van zaketl
niet in overeenstemming waren."
In het slot van jüt belangrijk verslag zegt Z.Exc., dat hij het hoogst,
noodig acht aan dernatie onbewimpeld en zonder achterhouding te doet!
kennen hoedanig en waarom het gouvernement tot heden dusdanig ge.
handeld heeft, en welke de denkbeelden zijn, waarnaar hetzelve de maat*
regelen zal besturen, die er te nemen zijn om bet tegenwoordige stel*
sel van onderwijs volkomen en verstandig liberaal te maken. Geloovendfif
Z. Exc. al verder, dat het den pligt des gouvernements is, op deze
wijze, ter goeder trouw dwalende lieden zonder verwijl gerust te stellen
en in te lichten. Eindelijk zegt de minister
Ik weet, Sire! dat eöne bekendmaking als deze bij ons ongewoott
is, maar in buitengewone omstandigheden meen ik eenen nieuwen forra
welke mjj toeschijnt tot geenerlei ongelegenheid aanleiding te zullen ge.
ven, te kunnen voorstellen. Ik beschouw het openbaarmaken als het
wezen van vertegenwoordigende gouvernementenik ducht dezelve niet
noch voor mijne grondbeginselen, noch voor de daden van mijn bestuur,
onder welken form men ook wil, en ik zal'mij gewilliggelijk ik ver.
pligt ben, aan de verantwoordelijkheid dezer inzigten en raadgevingen
onderwerpen omdat zij het gevolg zijn eener diepdoordachte overtuiging."
Onder dit verslag is de volgende goedkeuring van Z. M. geplaats't t
No. 116. Wij vereenigen ons met de denkbeelden vervat in uw rap.
port van den 30 dezer, lett. A.en magtigen u dien overeenkomstig
te handelen.
Brussel den 31 Januarij 1829. (get.) WILLEM.
Aan den minister van binnenlandsche zaken.
De algemeene Nederlandsche maatschappij ter begunstiging def
volksvlijt, in aanmerking nemende, dat de onnitgelotene kansbiljetten
en uitgestelde schuld niet dan in het jaar 1850 eene stellige waarde
zullen aanbieden en tot dien tijd toe renteloos liggen - dat de fond
sen echter door middel van de zoogenaamde faveur-biljetten vati de
geldleening van 40 millioenenin 1826 geopend, nu reeds eene vaste
en rentegevende waarde kunnen bekomen; dat derhalve eene operatie,
strekkende, om de onuitgelotene kans-biljetten en uitgestelde schuld met
die faveur-biljetten of renversalen !tt. A. in eene hand te vereenigen
in het wezenlijk belang zoude zijn van de houders dier fondsen dat
de maatschappij, uitsluitend in het bezit dier faveur-biljettenin het
algemeen belang zoodanige verbindtenis zoude kunnen aangaan, als
waardoor de houders der onuitgelotene kans biljetten en uitgestelde
schuld niet alleen in het bezit geraakten van de waarde dier effecten, met
den intrestmaar zelfs het vooruitzigt zouden erlangen van bijkomen*
de voordeelen als bij de negotjatie voor de ruiling van domein-losren*
ten heeft, met koninklijke goedkeuring, den 31 jannarij laatstl. een
plan bekend gemaakt van eene tweede negotiatie bij ruiling, loopenda
over onuitgelotene kans-biljetten en uitgestelde schuld.
Het plan houdt, onder andere, in dat de negotiatie zal loopen over
een kapitaal van 5 millioenen verdeeld in 20,000 aandeelen elk van
250, met den intrest van 2§ ten honderd, ingaande 1 januarij 1830.
Van deze aandeelen zal met 1831 en telken jare een tiende gedeelte bij
loting worden afgelost. Van deze 2000 aandeelen zullen 1800 Worden
afgelost met 250; 191 met 300 101/400; 2 met ƒ500; 4 mee
1000; 1 met ro.ooo; 1 met 15,000 en 1 met 30,000. De
aandeelen zullen worden uitgegeven in serien van vier stuks, en wef
elke serie tegen een fournissement van veertig onuitgeloteire kans-bil',
jetten en een kapitaal van ƒ40,000 uitgestelde schuld. De deelneming
zal openstaan van den a februarij tot dat de negotiatie voltallig zal aijn
of uiterlijk tot den 15 julijde fournissementendie voor 20 niaare
aanstaande worden gedaanzuilen aanspraak geven op eene premie van
f 10 voor elke serie.
De maatschappij Zal, door middel harer renversalen, zorgen voor de
conversie van de gefourneerde kans-biljetten en uitgestelde schold jn 5
millioenen obligntien van het amortisatie-syndicaat h 4J pret., welfc ka.
pitaal zal strekken tot onderpand der negotiatievan 't welk zij' telkeif
jare een tiende gedeelte vermag terug te nemenen van welks conpons zg
op eiken zes maandefijkschen vervaldag de vrije beschikking behoudt.
De fournissementen zullen worden gedaan te Brussel bij de thesaurib
der maatschappij te Amsterdam hij de heeren Betermeijer-Weslingh es
1 Zoonen te Antwerpen enr Rotterdam bij de agenten der maatschappij.
TE