MIDDELBURGS CIIE COURANT. NO- 6 Ir. Dingsdag iBüa; den 21 Mei. NIEUTESTIJ DINGEN. NEDERLANDEN. De befehuldigiugals of de koophandel ten koste vau deu 'auibouw begua- DUI TSCHLAN D FRANKFORT den ti mei. Onderfcheidene berigten uic de lönifche eilan den willen, dat de opfland der Grieken meer en meer vastigheid bekomt, en dat de plans, door Cbourshid pacha na den val van Ali-pacha tegen Morea beraamd, geheel en al zijn verijdeld geworden, zoo door den afval van ver schillende Albanefche volkstammenals door nieuwe en zeer ernstige opftan- den in Thesfahe en Macedonië; waardoor zelfs de toeftand van Chourshid- pacha zeer benard zou zijn geworden. Keizer Alexander (meldt men hit Libau den 27 april) wordt dc-n 29 te Mittau verwacht; Z. M. begeeft zich naar VVarfchau en van daar naar het léger. GROOT-BRITTAN je. LONDEN den 14 mei. De tweede lezing van de bill van den heer Can- ning trekkende om de Kathoiijke pairs verlof te geven, om in 'c hoogerhuis zitting te nemen, is met 235 tegen 223 temmen doorgegaan. Het gouvernement onderhandelt fteeds wegens de voorwaarden der ne- gociatie ter betaling der penfioenen. Bank-actien 238. 3 pet. gered. 77I. geconf. 78J. op rek. 78J. 4 pet. 94I. 5 pet. io2§. F R A N K R IJ K. PARYS den 14 mei. Volgens de tot hiertoe uit de departementen ontvan gen berigten wegen de conflitutionele verkiezingen de anti-liberale nagenoeg op, hetgeen te fterker is, naar mate het gouvernement 111 de departementen Op de zoo veel kleinere getallen van kiezers des te gemakkelijker werken kan. Het fchijnc ook in de departementen algemeen aangenomen te zijn, dat de kiezers, die overeenkomstig de verlangens van de thans heerfchende factie ftemmeh willen, hunne ilembiljetten open aan den prefident overhandigen moeten. t Hoe hoog bij het gouvernement, of liever bij de thans heerfchende factie, de minste fchijn van tegenwerking wordt opgenomenis gebleken uit eene reeds eergisteren verfchenen koninklijke ordonnantie, waarbij, ingevolge het rapport van den prefect van policie van Parijs, nopens de daadzaken die den ïo dezer in het kieskollegie van het Site arrondisfement de orde verfioord heb ben de baron Louis van Honden aan verklaard wordt op te houden minister van Haat te zijn. Het fpreekt van zelf, dat de conftitutionelen hierop veel hebben aan te merken. Vooreerst komt, volgens de ordonnantiën, de politie in de kieskol- legien uitfluitend toe aan de prefidentenen heeft zich dus een prefect van politie daar niet mede te bcmoeijen. Ten andere zoo is alleswat de baron Louis gedaan heeft, dit, dat hij tot het bureau van den prefident is doorge drongen, en mede bij de opmaking der Hemmen toegezien heeft. Te Lyon heeft het volktoen de ftemmhig bekend werdwelke aldaar eene geringe meerderheid op antiliberalen heeft doen vallen, deswege zijn onge noegen openbaar aan den dag gelegder hebben zich fchrikbarende en dreigende Zamenfcholingen gevormd die echter door de gewapende tnagt al fpoedig ver- ftrooid zijngelukkig zonder Zware ongevallenmaar men heeft eenige bfel- bamels geVat. Het onweder dat den 7 dezer plaats had, is- bijzonder Zwaar geweest over de Heden OrchiesSt. Amand CondéLandrecies en den omtrek. Men heeft hagelHeenen gevonden die 12 oneen wogen en, gefmolteneen hhlfpint water uitleverden. Niet alleen venfterglazenmaar leijen- en Zelfs pannendaken zijn verbrijzeld. Vele menfehen zijn gekwetstfotnmige vrij zwaar. Bijna al de vogels, voornamelijk de patrijzen, zijn verpletterd en te Hergnies, een dorp dat Herken handel in ganzen drijft, zijn vele dezer dieren door den hagel dood geflagen. Het lijk van den eerbiedwaardigen abt Sicard is gisteren ter aarde be Held. Men verneemt dat hijals zijnen opvolger in het onderwijs der doof-flommen, eenen gefchikten kweekeling nagelaten heeft in den heer Paul mier, die hem reeds lang bij die menschlievende zorgen onderfteunde. De Menileur en rEtoile behelzen een brief van Chio of Scio, van den 17 dezer, meldende de verovering van dat eiland door een Turksch eskader, bij welke gelegenheid de Turken zich aan de verfchrikkelijklte buicenfporig- heden hebben overgegeven. Van Girgenti (in Sicilië) den 6 april, (chrijft men, dat de beroemde Pruisfifche natuurkundige F. A. Schweiger, welke zich met eene wetenfehap- pelijke reis in dac eiland bezig hield, op eene wreedaardige wijze door zij nen voerman is vermoord. *s GRAVENHAGE den 14 mei. De eerste, welke in de vergadering der Staten-Generaal van heden, aangaande de wet op de heffing van de Perfonele Belasting [van welke zitting wij reeds in ons vorig No. een kort verflag ga ven], het woord heeft gevoerd, was de heer H'erhrouckvan Antwerpen, die deze gelegenheid waarnam om terug te komen op eene uitdrukking welke gevonden werd in het advies, hetwelk eeifder ministers van Staat, bij de beraadflaging van de financiële wet van junij 1821 in de Eerste Kamer had uirgebraptten aanzien van die ledenwelke zich destijds tegen die wet hadden verklaard, en de beleedigirtgenwelke men zich in fommige dagbla den omtrent meergemelde leden had veroorloofd. Hij verklaarde niettemin bereid en genegen te zijn, de toonen der waarheid te doen hooren. Tot de wet zelve overgaande, beiuigde hij zich gevleid te hebben, dat dezelve in het flelfel belangrijke wijzigingen zoude hebben te weeg gebragt, maar met leedwezen te hebben geziendat hij in deze hoop bedrogen was geworden en dat men geen acht fcheen te hebben geflagen op de talrijke aanmerkingen der verfchillende fectien. Hij oordeeldedat de wet de natie in het alge meen zoude drukkenen niet zonder ongelegenheid ter uitvoer zoude kun nen worden gebragt; dat zij daarenboven niet beantwoordde aan de grondlla- genhij de wet van junij vastgefleiden geacht koude wordennoch voor den Koning, noch voor het voik, gefchikt te zijn. Hij wraakte de voorge- ftelde applicatie der boetende transactiënen verklaarde zich in het alge meen tegen de voordragt. De heer Byleveld meendedatbijaldien de wet beantwoordde aan de al- geineene beginfelen, bij die van junij vastgefleid, en daarbij met de noodige duidelijkheid was opgemaaktzoo dat er naar den letter regt op koude wor den gefproken; indien de lasten, welke naar aanleiding van dezelve geheven werden, niet drukkender waren dan bij de gemelde algemeene bepalingen was bedoeld de wet moest aangenomen worden. De voordragt aan deze ver- eiscluen toetfende, verklaarde hij dat zij in allen deele aan het oogmerk be antwoordde. Hij maakte alleen omtrent eenige weinige bepalingen zwarig heid en verklaarde deswe&eus nog eenige inlichtingen van de zijde des mi nisters te verlangen, De heer Fabry Longrie verklaarde zich tegen het ontwerpals een ufe» vloeifel van een flelfel van belasting, hetwelk hem voor een groot gedeeice des rijks ongefch/kt voorkwam, De heer Tinant heefc, even als de eerste fprekerzich beklaagd over da wijze, op welke men, naar zijn oordeeldeleden, die in junij zich tegeti het flelfel van belasting verklaarden, had gehekeld; hij oordeeelde echter dac zulks hem in het belang der vertegenwoordigden niet moest affchrikkenoüi zijn gevoelen over de voordragt te ontwikkelen; hij keurde de wijze van aanflagheffing en nafporing afhij meende dat mee deze wet de grondwet-» ci-ie gelijkheid der inwoners des Rijks werd gefchonden, door Heden aan huiszoekingen te onderwerpenhij vreesde voor willekeuren befchouwds de wet over het algemeen als flrijdig met het flelfel van junij 11. De-heer Andringa de Kempenaer verklaarde zich voor de wetdodh bragt eenige bedenkingen in midden omtrent het Perfoneel en Mobilair, inzonder heid de provincie Vriesland betreffende. De heer Lecocq bragt een zeer breedvoerig advies Uit tegen de voordrage; hij trachtte te betoogen, dat met dezelve het flelfel van junij nog aanmerkelijk verergerd werd; hij verklaarde dat onderfcheidene bepalingen aangaande hefc Dienstboden-Paarden- en Haardfleden-geld en het Mobilair overdreven wa ren dat de wijze van heffing willekeurig en drukkend was, en flrekken zou de om fteden en gemeenten van hun octrooi of bijzonder inkomen te beröo- ven. De fpreker kwam nog eens terug op de gronden van het geheele flel felwikte, naar zijn inzien, de belangen van landbouw en nijverheiden die van den groothandelen vergeleek dezelve bij vroegere jaren. Hij oordeek- de dat Engeland, de terugkaatflng van het prohibitief fyscema zoude ondervin denwanneer andere, en wij op onze beurt, gelijke maatregelen namen, Hij meendedat het flelfel van junij bij de landbouwende en fabriekmatige be volking de algemeene opinie tegen zich had en dat de ontwerpers van het zelve niet wel met tijden en plaatfen bekend moesten zijn geweest. De heeren Marichalde Sta![artPirfuti en Mn gillis hebben daarop het- woord nog tegen de wet gevoerd; terwijl de heer Poullet eenige bedenkingen opperde, omtrent welke hij des ministers antwoord te gemoec zag, ten ein de zijne Hem daarnaar te regelen. De heer Geelhand de la Faille heeft vooC en de heer de Serret tegen de wet gefproken,- en daarop is de verdere be raadflaging uitgefleld tot morgen, woensdag, ten 9 ure. 's GRAVENHAGE den 16 mei. De deliberatien over het ontwerp vati wet op de Perfonele belasting zijn, bij de Tweede Kamer der Staten-Gene raal, woensdagochtend, ten half tien ure, gecontinueerd. De vergadering was wederom zeer talrijk. Zijne Exc. de Minister van ftaac. belast mee de generale directie der ontvangftenwas in de zaal tegenwoordig. Voor dat de deliberatien een aanvang'namenhad Zijne Exc met den prefident der verga dering een gefprek in de- zaalhetwelk eenige minuten duurde. Veertien, fprekets voerden achtervolgens in deze zitting, die ten vier ure tot des avonds een zes ure gecontinueerd werdhet woord. De eerfle was da graaf de Celleswelke zich tegen de wet verklaardeals zijnde nadeelig vooc nijverheid en landbouw en zullende het doeldat men zich daarvan voorftelc, niet bereiken. Op hem volgden de heeren Serruys en Lief mans; laatstgemel- de beflreed hevig de in deliberatie zijnde wet en verklaarde zich niet zoo zeer tegen hare bijzondere bepalingen als wel tegen het systema zelve. Hij wei* I gerde niet alleen zijne ftem aan die wet, maar wilde, dat de financiële wee I van den 12 ju lij 1821 zou worden ingetrokken en dat inen inmiddels om ia den nood van de fchatkist te voorzien, tot teinporaire middelen zijne toevlugC zou nemen, ais onder anderen tot een hoofdgeld, met bepalingen, die de taxateurs niet zouden mogen overfchredenten einde al het willekeurige vocf te komen. Men moest dus Z. M. verzoeken, cm niec alleen deze wet te rug te nemenmaar ook om de noodige voordragt tot intrekking van die van den 12 julij 1821 te doen, hetgeen, volgens zijn gevoelen, de gedenkwaar- digfte daad van Zr. Ms. regering zijn zou. De heer van Alphen verdedigde de wet; alles zou, volgens zijn gedachte* van de wijze var. uitvoering afhangen; hij vermeende de belangen der natie voor te ftaan, met voor de wet te ftemmen; wederlegde de gemarkte beden kingen tegen de huiszoekingen en zeide point ar gentpointde Saisfes, zon der huiszoeking geen financieel systema. De heer Secusdie hierna fprak, kon in geene opzigten zijne flera aan de wet gevend Op hem volgde de graaf van Hogendorp. Na zich verontfchul- digd te hebben, om, in het belang van het algemeen, zich wederom van vreemde klanken te zullen bedienen, bragt hij zijn advies uit in de Franfche taal; hij beweerde dat het nieuw fystema de nijverheid niet drukte, maakte eenige vergelijkingen omtrent den verbeterden ftaac van het arm-wezen en was volkomen overtuigd, dat de in deliberatie zijnde wet 111 overeenftemmiDg was met die van den 12 julij 1821. Hij concludeerde voor dezelve. De heer Duval verklaarde zich tegen de wet. Hij was van oordeeldac de vermogendeti de daar bij opgelegde lasten zouden kunnen dragen, maar dac de middellland er door verplet zou worden. Hij wederlegde eenige, denvo- rigen dag, door de heeren Poullet en Geelhand de la Faille aangevoerde mo tieven, beweerde dac de wet alleenlijk gunftig voor de fteden Amflerdara, Rotterdam en Antwerpen zou zijn, doch andere plaatfen, wier opbrengfleu minder voordeelig, maar zekerder zijn zouden, daaronder zouden lijden. In geenen deele kwam hem de vóorgeftelde wet aannemelijk voor. De heer Eyftnga concludeerde mede tegen de wet; de voornaamfte redenen, die hem daartoe bewogen, waren de bepalingen van de artikels 49 en 50, omtrent de vrij (tellingenvveike, in vergelijking met de wet van den 12 ju lij zijns oordeelsgewigcige veranderingen hadden ondergaan. De opvolger van dezen fpreker was de heer Rofier, die zich mede tegen de wet verklaarde. Hij kon zijne toeftemming niet geven aan eene wet, flrij dig met die, waarop dezelve gebafeerd was, en maakte vele bedenkingen op de belastingen op de haardfleden en op de paarden, doch viel voornamelijk uic tegen de huiszoekingen waar door elks vrijheid, in naam van de wet, elk oogenblik gefchonden kon worden De heer Sandberg bekwam hierna het woord. Hij fprak in het Fransch, (Een kring van een aantal leden verzamelde zich vóór den redenaar.) Hoewel hij eenige aanmerkingen op fommige bepalingen der wee maakte, waren dezel ve» echter niet van dien aard, dat hij zijne toeftemming aan de wet kon wei geren. IHj beantwordde het gezegde als of de Noordelijke Provinciën ten kos te van de Zuidelijke begustigd werden; hij beantwoordde ook het geopper de, als of de nationale vertegenwoordiging niet in evenredigheid der bevolking ftond. Hij zeide, dac de grondwet aangenomen en bezworen was; dat bij dezelve het aantal afgevaardigden voor iedere provincie bepaald was en dat die 'grondwet niet behooide aangerand te worden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1822 | | pagina 1