MIDDELBURGSCHE ®T
COURANT,
No* 4$. A
Zaturdag {Mt
1821,
den 21 ApriL
iV IKUtrs TT DINGEN.
i -H
De oridergéteekende, Lid der Conmisfte tot onder flard van de Noodlijdenden
te PARAMARIBO, op laatstleden dingsdag binnen deze flad zoo bij col
lecte al? bi) ïnfchrijvingeene fom van ƒ2,402 hebbende mogen inzamelen
2egt bij dezen, in naam der ongelukkig gewordene Kolonisten, aan een ieder
die daartoe heelt bijgedragen, dank, voor dit hernieuwd bewijs van ware
■weldadigheid. En ten einde hen, die bij de collecte niet in de gelegen
heid zijn geweest oin oo'lt hec hunne te Horten, alsnog daartoe inflatie te Hel
len berigt hij dat erop het Hadhuis alhier eene kist zal geplaatst zijn,
gefchikt ter ontvangst van de nakomende giften, waartoe op woensdag en
donderdag den 25 en 26 dezer, des'morgens van elf tot ibn uur, aan een
ieder gelegenheid zal gegeven worden.
Om zoo veel mogelijk aan het oogmerk (het verfchaffen van onverwijlde
hn'ip aan de Kolonisten, welke tot armoede zijn vervallen), te voldoen, is
er reeds door de Gommflfie berigt naar de Kolonie verzonden, dat er eene
zeer aanzienlijke fom ten behoeve dier ongelukkigen is disponibel gefield.
De ondergeteekende kan deze gelegenheid niet laten voorbijgaanzonder
tevens zijne erkentenis openlijk te betuigen zoo aan degenen die aanzienlijke
bijdragen hebben gelchonken, als aan heeren Wijkmeesterendie zich met de
inzameling wel hebben willen belasten.
Middelburg, den 21 april 1821.
-v, P. J. BODDAERT,
Lid der gemelde Commisfte.
O O S T - I N D I E.
BATAVIA den 10 november 18-0. De uitbreiding van de kennis derM»-
Ieidfche taal, onder de Europifche bevolking dezer kolonie, mag teregt
als eene zeer wenfehenswaardige zaak worden beCchonwd. Onderfchoidene Ne-
derlandfdie geleerden van vroegen enlateren tijd, welke zich in deze gewesten
hebben opgehouden"hebben hunne beste pogingen aangewend om tot dat
doel mede te werken, en inzonderheid hebben de heeren v. d.FormiVi.
Leidekker. G. LI. LVerstdly en e enige anderen, in de uitgave van eene jVTa-
leidfcbe vertaling des geheelen bijbelseen waardig gedenkteeken opgerigc
van hunnen ijver en hunne groote verdienstenen tevens van de krachtige
medewerkingwelke de O. I. maatfehappij destijds aan de bevordering van
godsdienst en weceufchap heeft verleend. Een nagelaten manufcript woor
denboek van den heer ILernd/y firekt ten bewijs, dat die kundige man, die
zich daar te hoven reeds door de uirgave van eene uitmuntende Maleidfche
fpmakknnst had vereeuwigd, zijnen arbeid nog verder heeft willen uitfirekken.
Veie omfinndigheden echter hebben verhinderddat de lettervruchten dier
geleerden, de beoefening der Maieiöfche taal zoo algemeen hebben gemaakt,
als ir.en welligt van dezelven had mogen verwachten. In het bijzonder heeft
het g.-rais van een volledig Maieidsch-Nederduitsch en Nederduitsch iVlaleidsch
woordenboek, de uitbreiding van dekennis dier taal aanmerkelijk vertraagd.
Wel is waar, hebben reeds in vroegere jaren eenige werken van dien aard het
licht gezien, waaronder vooral de woordenboekjes van Ifitehs en Gueinier
opmerkingverdienendan behalve dat dezelve thans hier moeijelijk te ver
krijgen zijn, kunnen zij toch llechcs worden befchotwri als eerste proeven,
welke die volledigheid en juistheid misleB, die een zoodanig werk niet kan
verkrijgen, dan 11a dat eene meer uitvoerige beoefening der Malcidfche taal,
gelijk die der bovengemelde geleerdenwas voorafgegaan.
In latcren rijd heeft'de te Batavia overleden predikant Zoipc'rdyk zich met
vruchf beijverdom een meer volkomen Maleidsch-Nedcrduitsch woorden
boek te vervaardigen. Het manufcript van dat werk is thans in liet bezit van
het 'gouvernement. Hetzelve behelst de refulwten van het grootst gedeelte
der taal- en letterkundige nafporingen van vroegere geleerden omtrent dat
onderwerp en knn, in verband mee de hier voren genoemde werken van ge
lijken aard, befchotnvd worden als den grondliag op te leveren tot eeu goed
en volledig Maieidsch-Nederduitsch en Nederduitscb-Maleidsch woordenboek.
Het tegenwoordig tijbfiip lebijnt tot de zamenflelling van een zoodanig
werk aliezins gefchikt, zoo uit hoofde van de menigte en bruikbaarheid der
voorhanden zijnde groudflorFen als van de gefchiktheid en den lust, die 011-
derlchcidene perfonen voor hetzelve hebben aan den dag gelegd.
Het heeft dan ook uit dien hoofde het gouvernement behaagd, eene com
misfie te benoemen, om zich met dezen belangrijken arbeid bezig te houden
bedaande uit den kapitein aide de-camp Eloutfecretaris van het gouverne
ment voor het departement der inlandfche zakenden wei-eerwaarden heer
Letiting, predikant en fchooiopziener te Samarang; den heer zI.Koekfeeun-
de te Malacca, als leden; en den eléve voor de iillandfche talen C. van Art-
gclbcck, als fecretaris, welke commisfie, behalve de dikwerf aangehaalde
weikeu, ookuog.de befchikkifrg zal hebben over alle zoodanige inlandfche
•n andere manulcriptcn als nog in de archieven, dan wel iu de verzameling
van het Bataviaasch genootfehapmogten aanwezig zijn.
Zoo kan men thans met gerustheid de vruchten van den arbeid dier com
misfie te gemoet Zienen zich de zamenflelling beloven van een werkwelks
gemis reeds voor lang gevoeld werd; want, hoezeer de keurige dictionary
van den verdienstelijken Marsdenreeds in groote mate heeft medegewerkt,
om de kennis van het Maleidscli alhier te verfpreidenontbreekt aan velen
een daartoe noodzakelijk vereischte, namelyk eene genoegzame gemeenzaam-
heid met de Engelfche taal.
Bij het herorukktn der volgende mededecling, geadresfeerd aan den uit
gever van den Madras-Cóurier, moeten wij betuigen, dat onderfcheidene ge
vallen van den aard als het in kwestie zijnde, ter onzer kennis zijn gekomen.
Daar er dus twijfel overblijft omtrent het al dan niet bevrijd blijven van de
natuurlijke pokken van die perfonen, welke hier met de koepokllof zijn in
geënt, ingeval zij naar Euiopa terug keeren, zal het voor ouders, die hun
ne kinderen derwaarts zenden, raadzaam zijn, dezelve aldaar nog eens te
doen inenten.
„ik denk dat het volgende berigt, heiwelk ik laatflelijk uit Europa ont
vangen heb van genoeg gewigt zal geoordeeld wordenom plaats in een
nieuwspapier in ie nemen; voóral zullen de geneeskundigen en ouders, die
hunne kinderen naar Europa zenden, mij de bekendmaking dank weten. Het
is thans, helaas, buiten twijfel, dat fommige, ik wil niet zeggen vele kin
deren, die in Indie de koepokken gehad hebben, naderhand.de natuurlijke
pokken in Europa gekregen hebben. Een meisje te Birr in Ierlandhetwelk
liare vriendea zeker dachten te zijnuit hoofde der in Indie ondergane inen
tingverloor laatflelijk een oog in de natuurlijke pokken en behield maar
naaowelijks het ander. Mijne vrienden maken melding van meer andere ge-
Vallen.van dien aard en dat zij, uit vrees voor kwade gevolge», mijne twee
kinderen weer op nieuw hadden doen inenten. Bij het eene offebooti vol
gens mijne meening hier de koepokken zeer góed gehad hebbende, kwameti
dezelve in een zeer volmaakten ftaat op, en ik moet dus bc-liuitendat eene
tweede inenting in Europa eene noodzakelijke voorzorg is, en dat alsdan i»
fommige gevallen de koepokken weder op nieuw opkomen."
Het kan dus niet genoeg aan de genen, welke kinderen oit Indie naar Eu
ropa zenden, aanbevolen worden, dezelve bij htfnne aankomst aldaar nog
eens te doen inenten, hetwelk met weinige moeite gepaard gaat en groot»
onheilen kan voorkomen.
T U R K Y E.
JASSY den 19 maart. Dezer dagen ziet alhier het licht de navolgende J
Oproeping vaii den prins YpsiUnti.
Op! Op! voor geloof en vaderland! Het oogenblik is gekomen, Grieken.
Sedert langen tijd ftrijden Europa's volken voor eigendom en vrijheid; zij°
roepen u tot navolging op, en de vrijgewordenen zoeken, met infpanning
van alle krachten, deze vrijheid, waarin zij bun hoogst geluk befchouwen,
te handhaven. Onze vrienden en broeders de Servier, de Sullioten, en de
Bosniers zijn ftrijdvaardigen geheel Epirus, waar wij insgelijks de geestdrift
ontvlamden, verWaclu ons gewapend. Europa ziet met weerzin op onze
langere werkeloosheid: geheel Griekenland vereenige zich met eenepwil. Hec
trompettengefcha! en het gedruisch dér wapenen roepen u tot den flrijd. Eu
ropa verwacht wonderen van dapperheid van u. Ónze tijrauneo beven, eo
maken zich tot de vltigt gereed.
De befchaafc.e volken van Europa, zich met de bevestiging van hun eigen
welzijn bezig houdende, eischen tevens de vrijheid van Griekenland, daar
zij de regtvaardigheid onzer zaak erkennen en de deugden onzer voorvaderen
vereeren. Betoonen wij ons der dapperheid onzer voorvaderen waardig, dan
hebben wij tevens de gegronde hoop, dat ook anderen, uit liefde tot üe
vrijheid, zich Dij ons zullen voegen. Verzamelt u alzoo, vrienden; eene
fterke mogendheid zal onze regten befchcrmeu. Thans ziet gij u veracht en
befpot; men keert u den rug toe; men aciu u der vrijheid onwaardig; doch'
zoodrs gij u tot één belang vereenigtwie za! dan uwe mannelijke 'krac'-c
kunnen weerflaanal mogten ook zwakkeonmagtige en weekhartige als vijanden
tegen u optreden? Ervarene veidheeren juichen ons voornemen toe: daarom
gij manhaftige-en efeie Grieken, verzamelt u rondom uwe eigene flag-orden;
rukt aan, oeioont u als vaderlandfche legioenen, en flort den ouden kolossus
der dwingelandij ter aarde. De roepllem van uwe trompetten zullen de be
woners van lome en van de Egeëfche zee volgen; de vreedzame fcltèpen van
uwe handeldrijvende broeders zullen met u llrijdei)en in alle havens der
tijrarinen dood en verderf verbreiden. Welke Griek zal bij de oproeping de»
vaderlands werkeloos blijven! Een vriend van Cefar vertoonde het bebloede
kleed van den vermoorden regenter. geheel Rome llond regen de moorde
naars op. U toont het vaderland deszeifs wonden; het fmeeki zuchtend om
den bij Hand zijner kinderen; wat wilt gij doen Grieken? Vrienden en bemin
naars des vaderlands! De Hemel zelf, bedroefd over onzen diepen val. bil-
lijkt onze onderneming. Wee- ons echter, wanneer wij voor ons "ekik
voor onze vrijheid niet hec uiterfte wagen J dan gewis zou detijran nog* woe
dender, ons ongeluk lieclus nog grooter worden, alle onheil zou dan nog
drukkender op onze hooiden valt»». Hefc uwe oogen flecbrs op, broeders f
Aanfchouwc uwen deerniswaardige» toefland uwe ontheiligde tempels, uwe
dochters der wellust van Barbaren ten prijs gegeven, uwe geplunderde hui
zen, uwe verwoeste velden, u zélveri onzalige (laven. Zou hec niet einde
lijk tijd Zijn, om het ondragelijk juk'af te werpen, om het vaderland te be
vrijden? Legt ai hec ougrieklche at', zwaait 'de vaandels, flaac het kruis en-
gij zult overal zegevieren, en hec vaderland en den godsdienst van de'be-
ichimpmg der godloozen redden. W4e van u edele Grieken zal het va
derland met gaarne van zijne kluisters willen bevrijden? Het volk verzamele
zich en werve (trrjders voor dit verheven doel aan. Voor alles echter moet
er eendragt neer.ctien. De rijzen onder u moeren een deel van hun vermeen
opoüeren; de priesters, doorleer euvoorbeeldden volke moed inboeze
men, en de aan buitenland; che hoven dienende burgerlijke eu militaire ambte
naren moeten hunne posten nederleggei)onder welke regering zij ziel: ook
bevinden. Zij moeten allen voor het groote doel ijveren, en hier door aan'
het vaderland de oude (chuld betalen. Gelijk bet edele mannen betaamt,
moeten zy allen zich zonder tijdverlies wapenen, en ik beiove u binnenkort
oe overwinning, en met haar allen geink. Stelt die verwijfde (laven die
huurlingen, een dapper volk tegen, en betoont u zeiven als ware afdam-
nielingen van de Uldeu der oudheid. Getuige van uwen flrijd zal Spanje
zijn, dat alleen en allereerst het grootfte leger van eene» cijran overwon
Deze vcieemging van medëbutgers voor God en de wetten ondereenen veld
heer, die gehoorzaamheid eischc, vordert wel moed en ftapdvasti'hêid doel;
de overwinning is ook zeker ons deel, en zal onze krijgshaftige"aanvoerders
met dc lamvren desroeins bekroonen: zij zal onze vaderlandsmin in het fchoon-
Ite licht lUilen onze namen opteekenen in de jaarboeken der onflerfelijkheid
tot vóoibeeld van liet .nagedacht.- Het vaderland zal de géwfllfgeh belboneh
en zijne tegtfebapen kinderen zal hoeden prils der eere en des roetns toedeelen;
die echter onwillig zijn, zal het beflraffénverbannen als bastaarden der
Aflaten, en hunne namen, als verraders, vervloeken tot inde laatft.e ge-
geftachceii. Nu roep ik u bij herhaling op mannénMoedige Grieken I Lsat
ons het verplette vaderland bevrijden! Wij zullen cusfcben Macedonië en de
Termopyleti onze legers opflaan. Wij zullen den-oorlog tusfcBen de graven
onzer voorvaders voeren, daar, waar zij vielen'in den flrijd voor hunne vrij
heid. liet bloed der tijranuen tnoec de fchimmen van Epaminondas en
van Trafibulus, dte de dertig tijrannen verdreven, de fchimmen van Armodiu»
en Aristogitoitd;e het juk van Fififtratus afwierpen, die van Timoleo» die
de vrijheid van Korinthe en Syracufe herflelde vooral echter de fchimmen
van Miltiades, ThcmifloklesLeomdas eti der driehonderd, die tegen de
Perfen gevallen zijn, verzoenen.
Te' wapenroept ons het vaderland toe i
Jasfy, den 24 february (8 maart) ;8ai.
ALEXANDER YPSILANTI
Prins van het Rijk.
SPANJE.
MADRID den 2 april, f Bijzondere bri'cf in het Fransche ministeriele bladfj
„Sedert de verandering m het ministeriehebben onze diplomatieke betrekkin
gen eene nieuwe levendigheid bekomen. Er is thans mar men zegtnier»
geringers op hec tapijt, dan om aan de kabinetten, met welke wij in goede
vetflandhouding zijn, het vormen van4ecn Zuidelijk Congres voor re tiaau, het
geen tot tegenwigt aan dat van hec Noorden zou moeten dienen.