VOOR VROl JW EN KIND MAAS EN SCHFLDEBODE ZATERDAG 15 ME11937 fn STROOMEN DES LEVENDEN WATERS WEEKOVERZICHT BINNENLAND VOOR DE VROUW VOOR DE JEUGD VOORDE iv n i (Pinksteren) Die in mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stroomen des leventden waters zullen uit zijnen buik vloeien. Johannes 7 38. Pinksteren is het feest van den b e- ginn enden overvloed. Reeds onder Israël was dit zoo. Men kon dan, daar de oogst veel vroeger viel dan in onze koeler luchtstreken, twee brooden der eerstelingen van het inge zamelde graan voor het aangezicht des Heeren brengen (Lev. 23 17). Het was een feest om vroolijk te zijn voor het aangezicht des Heeren (Deut. 16 11). Geen wonder, want het was de tijd van inzamelen een half jaar lang tot de zevende maand toe. Met den gersten oogst was het begonnen in de eerste maand. En het eindigde met den wijn oogst. Zoo was Pinksteren het feest van overvloed. Van 'beginnenden overvloed, •die al grooter en grooter werd. Totdat op het laatste jaarfeest Israël als een volk van den Heere gezegend Hem dankte voor al den overvloed, dien Hij hun had geschonken. Maar nog meer is voor de Kerk des Heeren onder de nieuwe bedeelingen Pinksteren het feest van beginnenden overvloed. Zij gedenkt dan hoe op den 50en dag na de opstanding haars Heeren, waarvan haar Paaschfeest getuigt, de Heilige Geest werd uitgestort. Reeds dat spreken van de u i t s t o r ting des Heiligen Geestes wijst op een grooten overvloed. Het is niet maar een milde regen, die voor een oogenblik ver kwikt. Neen het is de uitstorting van den Heiligen Geest zelf, die met al zijn rijk. dom komt wonen in de gemeente. En van dait oogenblik af gaat de oogst voor Gods koninkrijk door tot aan de voleinding der wereld. Zoo is ons Pinksterfeest veel meer nog dan Israëls Pinksterfeest het feest van een overvloed, die niet meer wordt ge. stuit. Zoo was het onder het Oude Verbond ook geprofeteerd. Als Joël klaagt over de verwoesting van den oogst, die als een straf over het volk was gekomen, en hen daarom tot verootmoediging vermaant, dan profe teert hij dat de Heere op hun smeekge bed hen weder met koren en most en olie zal verzadigen (Joël 2 19). Maar daarna zal nog veel rijker gees telijke zegen hun gegeven worden: En daarna zal het geschieden dat Ik mijnen ZONDAG Geest zal uitgieten over alle vleesoh" (Joël 2 28). Deze profetie is op den Pinksterdag in vervulling gegaan. Het is juist als ver vulling van deze profetie dat Petrus de Pinkstergebeurtenis verklaart. En metterdaad zijn het op dien dag niet enkelen die profeteeren, maar de geheele schare der geloovigen die allen vervuld worden met den Heiligen Geest en de groote werken Gods verkondigen in nieuwe klanken, die door de feestvie rende menigte uit alle oorden der toen malige wereld verstaan worden. Zoo iets was nooit te voren beleefd. Van dien overvloed heeft ook Jezus gesproken in den tempel, toen hij uit riep: „Die in mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stroomen des levenden wa ters zullen uit zijnen buik vloeien En Johannes teekent hierbij aan: „Dit zeide hij van den Geest, denwelken ontvangen zouden die in hem gelooven; want de Heilige Geest was nog niet overmits Jezus nog niet verheerlijkt was". Stroomen des levenden waters! Is dat niet een overrijk beeld van de genade des Heiligen Geestes? En sluit dit .beeld zich niet kennelijk aan bij de profetie die de komst van den Heiligen Geest had voorzegd als een uitstorting gelijk water. Is niet het water eerste levensvoor waarde. Zonder water moet wat leeft zelfs sterven van dorst. Water is het beeld van leven. En alle leven is toch door den Heiligen Geest als den Leven wekker en Bezieler. „De Geest toch is het die levend maakt". Stroomen des levenden waters. Niet slechts een teug waters. Niet maar een enkele fontein of ook een beeksken dat afvliet van de bergen Gods. Neen, stroomen, rivieren van leven. En Jezus zegt niet, dat die in hem ge looft van dat water des levens zelf drin ken zal. Voorzeker, ook dat is erin be grepen. Daarom gaat eraan vooraf: „Zoo iemand dorst die kome tot mij en drinke (Joh. 7 37). En ook dit kan alleen door den Heiligen Geest, die het geloof in onze harten wekt en ons voor dat geloof doet deel hebben aan Christus. Maar wat Jezus erop laat volgen is nog veel en veel rijker. Die in mij ge looft. stroomen des levenden waters zul len uit hem vloeien waardoor ook an deren zullen worden verkwikt. Het is nog sterker dan wat hij eens tot de Samaritaansche vrouw bij Sichars put gezegd had: „Zoo wie gedronken zal hebben van het water dat ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten, maar het water, dat ik hem geven zal, zal in hem worden een fontein van wa ter, springende tot in het eeuwige leven" (Toh. 4 14). Dat is slechts voor den dorstenden zelf. Maar de stroomen des levenden waters, die uitvloeien van wie in Jezus gelooft, brengen leven aller- wege. Mits ge dit maar verstaat van den Heiligen Geest, denwel-ken ont vangen die in Jezus gelooven. Daarvan spreekt u het Pinksterfeest. Zie die stille, zwijgende schare op den vroegen morgen van den Pinksterdag bijeen in hun opperzaal te Jeruzalem, eer de Heilige Geest uitgestort is. En hoor ze daarna, als het geruisch van den he mel is geschied en de verdeelde tongen als van vuur op hen zijn nedergedaald en zij allen met den Heiligen Geest vervuld zijn. Hoor ze dan spreken niet uit hun eigen hart, maar met andere talen, gelijk de Geest hun gaf uit te spreken. Neen, het is niet hun eigen kracht of kennis of godzaligheid, waardoor zij voor anderen de stroomen des levenden waters voortbrengen. Het is alleen de Heilige Geest die deze stroomen des le vens van hen doet uitvloeien. Zoo is het nog altijd. Gij, arm menschenkind; gij, arm zon daar; gij, kind van God die in Jezus zoo rijk zijt, gij zijt in uzelf o zoo arm. Gij kunt uw eigen ziel niet eens in het leven behouden. Als de Heilige Geest u een oogenblik kon verlaten, dan zoudt gij in uw geestelijken dood terugzinken. Ja, als die Heilige Geest een oogenblik zijn zaligmakende werkingen over u in houdt, dan moet gij versmachten van dorst. En hoe zoudt gij dan het water des levens aan anderen bieden? Neen, alleen de Heilige Geest, die in u is en door u werkt, maakt uzelven le vend en doet leven van u uitgaan dat levend maakt en bij anderen leven wekt. O, dat gij dit toch recht moogt inzien. Het gaat op het feest van den Heiligen Geest niet om wat gij zijt, maar om wat de Heilige Geest voor u is en in u werkt en door u doet. Als het Hem behagen mag, dan vervult Hij u met leven, zoo overvloedig dat het van u uitstroomt naar alle zijden. Zoo, en zoo alleen wordt God door u verheerlijkt. Zoo wordt de naam van den Heere Jezus door u groot gemaakt. Zoo kunt gij in zijnen naam lafenis bieden aan de zielen die van dorst versmachten. O, het is niet te zeggen, waartoe de Heilige Geest u niet kan en wil bekwa men. zoo gij Hem maar in u werken laat. Zie dat maar aan de prediking op het Pinksterfeest, waardoor op dien éénen dag er veelmeer werden toegebracht dan door Jezus' eigen prediking en wonderen in al de jaren van zijn openbaren arbeid onder het volk. Maar altoos moet het 'beginnen met dat wat Jezus eraan vooraf liet gaan: Zoo iemand dorst, die kome tot mij en drinke. Alleen wie zelf als een dorstige naar het water des levens tot Jezus kwam. die kan ook anderen die wateren des levens bieden. Alleen wie zelf van het water des levens gedronken heeft, kan anderen ertoe brengen. Maar zoo gij dan ook aan dat water des levens zelf uw dorst mocht lesschen, sluit u dan niet op in zelfvoldaanheid Maar laat die stroomen des levenden waters ook uitgaan naar anderen. Dit is toch het eigenaardige van de Pinkstergebeurtenis. De Heilige Geest kwam de gemeente van Jezus verrijken met zijn inwoning, maar werkte ook onmiddellijk door haar naar buiten. O, dat die gemeente ook nu, en dat ook gij zelf in die gemeente daarin aan de schare der discipelen op den Pink sterdag eenigermate gelijk mocht zijn, dat het leven door den Heiligen Geest aan u openbaar mocht worden tot eer en ver heerlijking Gods, tot zegen voor de we reld rondom u. De mcnsch kan wel veel tegenwoordig, doch als het er op aan komt, dan ziet men telkens weer, dat hij machteloos is als het gaat tegen de groote krachten, die God in de natuur heeft gelegd. De natuurkrachten overwinnen, dat is telkens weer wat de mensch poogt te doen. En telkens wordt dat streven met meer succes bekroond, omdat God den mcnsch toestaat de ontdekkingen te doeni waar de mcnsch, die ze doet de eer voor krijgt. Maar de gewoldige natuur krachten trotseeren gaat veelal met tegen slagen gepaard. Dat zagen we de vorige week toen hot vliegtuig van de wereldbe kende en -beroemde KLM verongelukte, om dat 't door een wolkbreuk genoodzaakt was een noodlanding te maken, toen de nor male landing, die volgens menschelijke be rekening op bet program stond .niet moge lijk bleek te zijn. En de volgende avond stortte in Amerika een machtig luchtschip neer, waarschijnlijk door de bliksem getrof fen (nadat het door het noodweer een uur langer in de lucht moest blijven dan het vooraf gereed gemaakte plan was). Daar zijn er weer velen, althans bjj het ongeluk in Amerika, in rouw gedompeld. Maar naast de rouw en de tegenspoed staat toch ook wel weer veel reden om verheugd te. zijn. Zie maar de tamelijk snel afnemen de werkloosheid. Wat zal dat bij velen niet een blijdschap gegeven hebben, dat ze weer aan het werk konden gaan. Maar er zijn er ook. die nog nooit in hun leven eenige productieve arbeid hebben verricht en nu vaak verkeerde handen aan het lijf heb- E EN DRA CHTIG BIJEEN In Zijn Naam vergaderd, vol innig verlangen Naar 't komen van 't Wonder, dat Hij had beloofd De Troost van den hemel voor treurende scheps'len Door Golgotha,'s kruis van den Leidsman beroofd. Zij weten Zijn plaats: op den troon bij den Vader En ook: als hun Vorst op den troon van hun hart Maar nog is 't geloof onvolkomen, te wankel Nog wint het van 't blijde vertrouwen de smart. Zij strijden en twisten niet meer om den voorrang De vraag is niet meer wie de meeste zal zijn Door lijden gelouterd, door hope vereenigd Kent ieder van hen zich als hulp'loos en klein. Zij koesteren allen éénzelfde verlangen Hun krankheid vereischt een gelijk medicijn Elk voedt ih het harte de eigenste hope Zulk toever. kan heilige eendracht slechts zijn. De dag van het heerlijke Pinksterfeest nadert Nog daalt voor bedroefden de Trooster ter neer Die spreekt van genade, vergeving van schulden Bevestigt 't geloof in der hemelen Heer. Wie wachten op troost voor hun lijdende harten Verlangen den zegen van 't komende feest Voor hen geldt als 't heiligste, machtigste wapen: 't Eendrachtig gebed om den Heiligen Geest. HAKATE ben om te werken. Vandaar ook, dat mei} in Rotterdam opmerkte, dat zooveel men- schen van 35 tot 45-jarigen leeftijd weer aan het werk konden gaan, terwijl degenen van zoo om en bij de 20 jaar nog ledig moe ten blijven loopen. Bij de ouderen is dan de vverkhandigheid wel voor een deel verdwe nen en moeten ze zich eerst nog wel ter dege inwerken doch dat is nog beter voor de werkgevers dan menschen aan 't werk te zetten, die niets van het werk afweten en eerst alles nog moeten leeren. We.zul len hopen, dat ook deze laatsten weer spoe dig aan het werk kunnen gaan, al zal het wel zoo blijven, als bet vroeger ook was, dat er steeds zijn, die geen werk hebben, omdat ze het niet willen hebben of om andere reden ongeschikt blijken voor ge regelde arbeid. Het afnemen der werkloos heid is eon verheugend feit, vooral als het zoo gaat als tegenwoordig in Rotterdam is op te merken waar het aantal wcrkloozen per week mot 300 A 400 terugloopt, naar een der wethouders aldaar mededeelde. Nog altijd zet de onvermoeide leider van de A.R. Partij zijn verkiczingstoumee door ons land voort en weet avond aan avond en vaak ook nog op den middag, de luiste raars in geestdrift te zetten voor de anti revolutionaire beginselen. En dan durven sommige bestrijders dezen leider een afgc- leefden, vermoeiden grijsaard noemen. De wcnsch is misschien ook iiier de vader van de gedachte. Geraffineerd zijn de menschen altijd wel geweest, doch men hoort altijd weer sterker staaltjes van ongehoorde brutaliteit en vin dingrijkheid om misdaden uit te voeren. Twee diamanthandelaren te Amsterdam hebben dat ondervonden toen ze een partij van ongeveer 32000 gulden waarde zich op een uiterst slinksche wijze zagen ontrooven. Twee „gegadigden" in diamanten hadden zich door deze firma een groote partij laten toonen, die naar gewoonte in ver zegelde enveloppen weer in de kluis werden geborgen toen de koop gesloten was, om straks bij de betaling over enkele dagen aan de koopars ter hand te worden gesteld. Handig waren deze enveloppen echter door andere op het oog volkomen gelijke en eveneens verzegelde vervangen. Doch deze bleken niets anders dan wat glas te bevat ten. Wat pas later uitkwam toen de koo- pers niet terugkeerden en de diamanthan delaars nog eens na gingen zien, wal ze verkocht hadden. Ook gehaaid dacht de smokkelaar van opium te zijn, die een koffer met dubbelen bodem, waarin ruwe opium was geborgen, door een vreemde, een Italiaansch matroos, naar een café liet brengen. De kroegjes in de binnenstad waren echter voor den Ita liaan zoo aantrekkelijk, dat hij op het adres waar hij de koffer moest brengen, ver na liet middernachtelijk uur arriveerde en do bewoners in zóó diepe rust waren dat hij geen gehoor kreeg. Toen hij maar ergens anders onderdak wilde zoeken, liep hij in de armen van een politieagent, die meteen de koffer eens grondig ging onderzoeken en dat zóó grondig deed, dat de verboden waar gevonden werd De onbekende eigenaar (ook de matroos kende hem niet), zal zich wel niet aanmelden, vermoeden we. Over de aflapping van -het Maaswater door de Belgen, ten behoeve van hun kana len, is gehandeld voor het Internationaal Hof van Justitie. De Nederlanders beweren dat door dit aftappen voor 't Albertkanaal ons liet noodige water van de reeds be staande kanalen en voor de scheepvaart op de rivier wordt onthouden, terwijl de Belgen volhouden, dat er nog genoeg water over blijft. Dat is dus een kwestie van „nietes en welles", zooals dat bij de jeugd wel gespeeld of uitgevochten wordt. Hoe dit afloopt weet men nog niet. De advocaten hebben in den regel nog al wat tijd er voor noodig, om in zulke dingen klaarheid te brengen. F.n de rechters om zich een oor deel over het aangevoerde te vormen. Misschien zijn de rechters gauwer klaar om een oordeel uit te spreken over de hou ding van de boeren op de Bossche vee markt, waar het tot een boerenoproer is ge komen. Twee of drie werden op vermoeden van vervalsching van kalvermerkcn ge arresteerd. Dit was niet naar de zin van dn boeren die als één man optrokken om de gearresteerden te bevrijden. Het werd een volslagen knokpartij. Er moest politiever- sterking aanrukken en met moeite werd t slagveld op de veemarkt ontruimd en had den vele boeren voor een poosje eenige blauwe of geelgroene iplekken op bepaalde lichaamsdeelen mee naar huis te nemen of wel een proces-verbaal. Alles gevolg van de gummistokken of van het aanteekenboekje van de politie. YAN ONZE GROOTMOEDERS IV Een ander kinderfeest had zich ontwik keld uit het feest van den Palmzondag ter herinnering aan den intocht van Jezus in Jeruzalem waarbij de schare met takken van palmboomen den Koning Israëls be groette en hem haar Hosanna toeriep. Een processie bracht d!eze gebeurtenis in beeld en vooral dekinderen met palmtakken in de hand stelden daarbij de schare voor. Die eenvoudige palmtak is later tot. de met al lerlei attributen, versierde palmpaasch verbasterd, wat wij moeten verklaren uit de samensmelting van dit feest op Palm zondag en liet planten van den Meiboom, het feest onzer voorouders, dat geheel op gehouden beeft te bestaan. Eigenaardig is het, dat op sommige plaat teen de palmpaasch van jongens en van meisjes verschillend was. Te Rijssen toestaat nog de jongenspalm uit een stok, de meis- jespalm uit een tak; te Deventer hadden de jongens een zwaantje als voornaamste versiering van hun palm, de meisjes de krakeling, en te Zwartsluis schijnt datzell- de het geval geweest te zijn. In andere processies speelden de kinde ren vroeger eveneens een groote rol. De meisjes in witte gesteven jurkjes, met ver gulde vleugeltjes daaraan bevestigd en met cimbalen en hakkebordjes in de hand, moesten engeltjes voorstellen, do jongens daarentegen duiveltjes. Hierbij noemen we nog het spelen voor Pinksterbloem, dat uit een oud volksfeest ontstaan, al vóór de aanvang der 17e eeuw een kinderfeest geworden was, waarbij een meisje de hoofdrol speelde. Ook dit was af gedaald tot een bedelpartij en bij verschil lende stadskeuren, o.a. te Amsterdam ln 1612, werd het feest verboden. In Rotterdam was het een voorrecht dat In de 16e eeuw altijd aan een weesmeisje te beurt viel. Hierbij werden Pinksterbloem liederen gezongen. Het grootste kinderfeest ech'er is al sinds eeuwen: „Sinterklaas". En. al beperkt de heilige zijn gaven niet tot de kleinen, al leen de kinderen hebben jaar in jaar uit weer genoten van die geheimzinnige bezoe ken van den kindervriend, die met Z)J" paard over de daken reed en door den schoorsteen de pepernoten met handenvol door de kamers strooide; alleen de kinder- hartjes hebben gepopeld bij de gedachte aan de koek of de gard, die bun deel zou zijn en een bezoek van den Sint met zlJn zwarten knecht Verschafte aan Jantje, die niet braaf leerde en aan Mietje, die te lui was om kousen voor zusje te breien, geen onverdeeld genoegen. Het zetten van schoenen en korfjes onder den schoorsteen met hooi en roggebrood ge vuld voor St. N'icolaas' paard is ook al een heel oude gewoonte. Hoe Amsterdam ge wend was Sinterklaas te vieren in de lbe eeuw, ge kunt het lezen bij J. ter Gouw in zijn Amstelodamiana II. De Sinterklaasmarkt op den Dam was rijk voorzien, jong en oud, rijk en arm kon er zijn gading vinden. Toen na de hervorming dan ook stemmen opgingen tégen de viering van dit Room- sche feest, was het ijveren ertegen tever- geefsrli; ter wille van de kinderen vooral kon men dezen kindervriend niet afstaan. Welke heerlijkheden ze zouden hebben moeten afstaan vertelt Brcdero ons bij monde van een oude baker in zijn Moortje. Asset Sinter Claes was so sette men senn ten jouwent de schoen, Wat pleger jou moer, Griet Jans, daer en hiele hoop goet in te doen' Hiele peperhuisjes met suyekererreten, met kabbeljausoogen en kapittelstocken. Dat pleegh onze Arent voor klockspijs met huyd en met hayr in te schocken, Wat! onse jonghen en kondt niet uytsta- meren soo vgul hadt hij te wauwelen, An sen vijgen, an sen neuten, an sen boc- kendeflensies en sulcken geibras. Seker, 't kynt sag er uyt so begrobbelt, dattet mier als wonder was. enz. enz. Klaagt de tegenwoordige jeugd over te veel leer- en te weinig speeltijd, een paRi' eeuwen geleden ging het kinderleven ook allesbehalve geheel in spel op. Over de periode der middeleeuwen valt daaromtrent niet veel te zeggen; onze bronnen houden zich slechts bij uitzondering met kinderen bezig en dan nog zeer terloops. Zooals hier voor gezegd is, leidde moeder de opvoeding totdat de kinderen omstreeks zeven jaar oud waren. Moeder was ook de leermeeste res der kleinen, aan moeders schoot wer den de eerste speloefeningen gehouden in die kringen, waar prijs werd gesteld op kennis. Sinds de 17e eeuw namen in do steden allerlei matressenschooltjes deze taak van de moeder over. Reeds op 2 a 3- jarigen leeftijd brachten vele kleintjes een groot gedeelte van den dag door in alles- behalve hygiënische vertrekken en dikwijls bijna geheel aan zichzelf overgelaten. Do jongens mochten slechts tot hun 7de jaar daar blijven, voor meisjes werd het onder wijs bij de mat res door vele ouders vol doende geacht. Zij konden er leeren lezen en schrijven en onderwijs ontvangen in nuttige handwerken zooals breien en naaien Kinderen, die op 4-jarige leeftijd konden lezen, waren volstrekt geen zeldzaamheid, noch in de 17e, noch in de 18e eeuw. Anna Maria Schurman was in dat opzicht geen wonderkind. C. J. v. Lennep las op zijn 3de jaar al redelijk goed en Ds. G. Bruining vertelt, dat hij, vijf en een half jaar oun, het geheele oude en nieuwe testament reeds aan zijn moeder had voorgelezen. Kinderbijbels, tenminste in den zin, die wij daaraan hechten, kende men niet. Het zou den meesten al heel kettersch in de ooren geklonken hebben, indien men had durven beweren, dat eenig deel van de Heilige Schrift, van Gods Woord, niet geschikt en begrijpelijk was om aan kinderen voor te lezen. Kinderbijbels noemde men de pron- lenbijbels, waar prenten tot toelichting voor don tekst moesten dienen; ook hetgeen niet kinderlectuur was, werd op die wijze nog eens aangedikt. Over het algemeen was het met kinderboeken heel slecht ge steld. Het ergste was nog niet, dat in die zoogenaamde kinderverhalen volstrekt geen rekening gehouden werd met de bevatte lijkheid van het kind, maar de kennis, die daarin aan het kind werd meegedeeld, was maar al te dikwijls niet van onschuldige!! aard. Moeder de Gans en haar sprookjes waren in de 18e eeuw gemeengoed. Ook daarin treft ons naast het goede de 'aak ruwe toon en bloedige voorstellingen als bij Blauwbaard en de Reus, die zijn eigen kin deren slacht. Kinderprenten stelden vaak de meest stuitende en zedekwetsendc zaken voor. Eerst Hieronymus van Alphen heeft in dit opzicht een betere tijd ingeleid. Over hot goede en de bezwaren van zijn werk later meer. WILLEBRORD A. L. Gerritsen. Willabrord, een der eersten. die het Evan gelie in ons land hebben gebracht, werd ge boren in het juar 656. Zijn vader, een vroom man, woonde in Northumberland, een dpr rijen, waaruit Engeland destijds bestond. Hij voedde zijan zoon met groote gestreng heid op on dood hom onderwijs geven in een klooster, waar hij vroeg tot priester word gewijd. Nauwelijks 20 jaar oud ging W üebrord met enkele zijner landgenootem naar Ier land. Hij had nl. veel gehoord van den zen dingsijver dor Ierse!» Christenen en begaf zich daarheen om onder leiding van don Ierschcn monnik Egbert zich voor het zendingswerk te bekwamen. Egbert had reeds vroeger op aansporing van Pepijn van Horstal, den vader van Ki: co! den Grooten, die hoe! veel gedaan beeft voor de uitbreiding van» het Christen dom, oen tocht ondernomen naar Friesland om bet Evangelie te prediken. Daar hij ech ter door een storm op de kust van Enge land werd geworpen, liet hij die taak over aan één zijner metgezellen: Wigbert. Maar de prediking -v-a-n Wigbert vond wei nig ingang bij de Friezen, misschien omdat hij de volkstaal niiet goed mach-'ig was. Hij keerde na twee jaren in Ierland terug. Toch gaf Egbert zijn plan om de Friezen het Evangelie te doen brengen niet op. En het leek hem een goede kans, den Angel- saksischen priester Willebrord, nadat zijn opleiding voltooid was, met eenige monni ken van dienzelfden landaard, in 't geheel een twaalftal, naar Friesland te zenden. Hun taal kwam veel meer met die der Friezen overeen dan de zijne en dus zouden ze gemakkelijker ingang vinden. 'I Was in 't jaar 692 dat de 12 predikers bij gunstigen wind den Rijnmond binnen liepen en den stroom opvoeren tot Utrecht, dat weer geheel onder invloed van don heidenschen koning Radboud was geraakt. Willebrord vond in Utrecht het door Daqobert gestichte Christenkerkje ver woest en de bekeerde Friezen grootendeels weer tot het heidendom vervallen. Daar kwam nog bij, dat Koning Radboud niet on duidelijk blijken liet, niets gesteld te zijn op den arbeid van den vreemden Evangelie prediker. Een en ander gaf Willebrord aanleiding alvorens zijn zendingswerk onder de Friezen aan te vangen, een bezoek te bren gen aan den machtigen Pepijn van Herstal, die hem heel minzaam ontving en wiens gemalin Plochtruda, den zendeling eenige landerijen benevens een klooster schonk in de nabijheid van het tegenwoor dige. Roermond. Pepijn zelf beloofde Wille brord dat hij hem den weg naar Friesland openen zou en wees diens helpers enkele deelen van zijn gebied om daar het Chris telijke geloof le verkondigen en de over blijfselen van den ouden afgodendienst uit te roeien. Mac- Willebrord was daarmee nog niet tevrei. u. Hij wilde ook nog naar Rome om Paus Sergius over zijn werk te spreken en diens zegen te ontvangen. In de herfst van 't jaar 690 trok hij daarheen, werd door den Paus gewijd en ontving bij de opdracht tot het zendingswerk onder de Friezen den naam Clemens. Bovendien stelde Paus Clemens Sergius hem in het bezit van ver scheidene relequieën van heiligen en marte laren opdat hij bij de vernietiging van af godsbeelden er iets anders voor in de plaats zou kunnen stellen. In het voorjaar van 691 keerde hij terug en vestigde hij zich te Utrecht, dat toen Trajectum heette. Daar bouwde hij naast de ruïnes van de oude Kapel uit den tijd van Koning Dagobert een kerk: de Salvatorskerk en spoedig daarna op de grondslagen van het verwoeste heiligdom een godsgebouw, ge wijd aan St. Maarten, den beroemden Schutspatroon van Gallic. Nadat Pepijn Koning Radboud had over wonnen en hem genoodzaakt had de vredesvoorwaarden aan te nemen die hij hem stelde, kon Willebrord met zijn hel- riers ziin werk onder de Friezen aanvangen. En het bleek al spoedig, dat hij de rechte prediker was voor de Friezen. Hij bracht tal van heidenen tot 'bekeering, vooral na dat hij nogmaals een reis naar Rome had ondernomen en daar tot aartsbisschop der Friezen was gewijd. Dit geschiedde in het jaar 696 op 22 Nov. in de kerk van de hei lige Cecilia, wier feestdag toen juist ge vierd werd. Van Utrecht uit ondernam hij onophou delijk tochten naar verschillende deelen van ons land en stjehtte alom kerken en kloosters. Een drietal bijzonderheden van zijn rei zen verdienen nadere vermelding, nl. ziin tocht naar Denemarken en Helgoland, zijn bezoek aan Walcheren en zijn reis door Kennemerland. Zijn tocht naar Denemarken was voor Willebrord een mislukking. Ziin nrediking vond heel weinig ingang. Op zijn terug tocht word hij met zijn gezellen door een storm op de kust van Helgoland geworpen, dat toen ter tijd de zetel was van Koning Unriboud. Helgoland was aan den god Foseti gewijd en de plaats, waar deze god heid werd aangebeden werd voor zóó heilig gehouden, dat het niemand geoorloofd was hi-t vee, dat in den omtrek graasde, te dooden, eenige der aldaar zijnde voonver. oen te gebruiken of uit de beek, welke in de nabijheid er van stroomde, water te pntt-en. Wi'lehrord doodde niet alleen één van Foseti's runderen, maar doepte ook een drietal bewoners van het eiland met water "it de gewilde bron. Zelfs waagde h>> het het bee''" van Foseti omver te halen. Radboud was over don hoon, zijn god aangedaan, zoo vertoornd, dat hij één van Willebrords reisgenooten liet dooden. Maar ofschoon hij den Christen-prediker heftige verwijten deed over zijn handelwijze, liet hij hem uit ontzag voor Pepijn, den aanvoerder dor Franken, ongemoeid weer vertrekken. Op Walcheren gekomen vond Willebrord de landzalen vergaderd te WestkapePe rondom een beeld van Wodan, waaraan de menigte haar offers bracht. Onvervaard trad Willetorord te midden van de menigte op. bestrafte zo op scherpen toon en vernielde het afgodsbeeld. Dit laatste maakte de woede der massa gaande, een der afgodsdienaars snelde op hem af en bracht hem met zijn zwaard een zware hoofdwonde toe, die gelukkig niet doodelijk was en waarvan hij spoedig herstelde Willebrords tocht door Kennemerland kreeg bekendheid, door het wonder, da: daarbij op het gebed van den bisschop ge- sohiedde. De overlevering verhaalt daarvan dat hij op zekeren dag met zijn volgelingen hevig door den dorst werd gekweld. De wijn in de kruiken was verbruikt en in wijden omtrek was geen woning te beken nen. En het verder trekken in de bran dende zonnestralen was onmogelijk. Heel het gezelschap dreigde om te komen van uitputting. In dezen hoogen nood liet Willebrord haastig een tent opslaan en daarin een ondiepen kuil graven. Toen wierp hij zich op de knieën en riep luid, ten aanhoore van zijn volgelingen, lot God om uitkomst F.n zijn gebed werd verboord. De kuil vulde zich langzaam met beider frisch water en allen waren in de gelegen, heid hun dorst te lesschen. De toen ont stane bron bevindt zich tot op den huldigen dag te Heiloo heilige plaats) en heet nog altijd: W i 11 elbr or d s p u t. Aan het water uit die put wordt een geneeskrachtige uitwerking toegeschreven, en elk jaar op Witten Donderdag, d.i. le Donderdag voor Pasehen. stroomen de menschen (Roomsch-Katholiekenl. van ver uit den omtrek er heen om het water uit de Willebrordsput in kruiken en vaten met zich te voeren. In de hosschen nabij Heiloo wijst men bovendien nog den aardwal aan, thans met kreupelhout begroeid, dien Willebrord als kansel gebruikte, wanneer hij de menigte toesprak. Willebrord stierf on hoogen leeftijd in 't iaar 739, terwijl hij vertoefde in zijn ge liefde klooster te Echternaeh in Luxemburg, waar hij ook begraven is. En zijn graf is ook thans nog het doel van veie bede vaartgangers.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1937 | | pagina 3