VOOR VROl
JW EN KIND
MAAS EN SCHFLDEBODE
ZATERDAG 15 ME11937
fn
STROOMEN DES
LEVENDEN WATERS
WEEKOVERZICHT
BINNENLAND
VOOR DE VROUW
VOOR DE JEUGD
VOORDE
iv
n i
(Pinksteren)
Die in mij gelooft, gelijkerwijs
de Schrift zegt, stroomen des
leventden waters zullen uit
zijnen buik vloeien.
Johannes 7 38.
Pinksteren is het feest van den b e-
ginn enden overvloed.
Reeds onder Israël was dit zoo. Men
kon dan, daar de oogst veel vroeger viel
dan in onze koeler luchtstreken, twee
brooden der eerstelingen van het inge
zamelde graan voor het aangezicht des
Heeren brengen (Lev. 23 17).
Het was een feest om vroolijk te zijn
voor het aangezicht des Heeren (Deut.
16 11). Geen wonder, want het was de
tijd van inzamelen een half jaar lang tot
de zevende maand toe. Met den gersten
oogst was het begonnen in de eerste
maand. En het eindigde met den wijn
oogst.
Zoo was Pinksteren het feest van
overvloed. Van 'beginnenden overvloed,
•die al grooter en grooter werd. Totdat
op het laatste jaarfeest Israël als een
volk van den Heere gezegend Hem
dankte voor al den overvloed, dien Hij
hun had geschonken.
Maar nog meer is voor de Kerk des
Heeren onder de nieuwe bedeelingen
Pinksteren het feest van beginnenden
overvloed.
Zij gedenkt dan hoe op den 50en dag
na de opstanding haars Heeren, waarvan
haar Paaschfeest getuigt, de Heilige
Geest werd uitgestort.
Reeds dat spreken van de u i t s t o r
ting des Heiligen Geestes wijst op een
grooten overvloed. Het is niet maar een
milde regen, die voor een oogenblik ver
kwikt. Neen het is de uitstorting van den
Heiligen Geest zelf, die met al zijn rijk.
dom komt wonen in de gemeente.
En van dait oogenblik af gaat de oogst
voor Gods koninkrijk door tot aan de
voleinding der wereld.
Zoo is ons Pinksterfeest veel meer nog
dan Israëls Pinksterfeest het feest van
een overvloed, die niet meer wordt ge.
stuit.
Zoo was het onder het Oude Verbond
ook geprofeteerd.
Als Joël klaagt over de verwoesting
van den oogst, die als een straf over het
volk was gekomen, en hen daarom tot
verootmoediging vermaant, dan profe
teert hij dat de Heere op hun smeekge
bed hen weder met koren en most en
olie zal verzadigen (Joël 2 19).
Maar daarna zal nog veel rijker gees
telijke zegen hun gegeven worden: En
daarna zal het geschieden dat Ik mijnen
ZONDAG
Geest zal uitgieten over alle
vleesoh" (Joël 2 28).
Deze profetie is op den Pinksterdag
in vervulling gegaan. Het is juist als ver
vulling van deze profetie dat Petrus de
Pinkstergebeurtenis verklaart.
En metterdaad zijn het op dien dag
niet enkelen die profeteeren, maar de
geheele schare der geloovigen die allen
vervuld worden met den Heiligen Geest
en de groote werken Gods verkondigen
in nieuwe klanken, die door de feestvie
rende menigte uit alle oorden der toen
malige wereld verstaan worden.
Zoo iets was nooit te voren beleefd.
Van dien overvloed heeft ook Jezus
gesproken in den tempel, toen hij uit
riep: „Die in mij gelooft, gelijkerwijs de
Schrift zegt, stroomen des levenden wa
ters zullen uit zijnen buik vloeien En
Johannes teekent hierbij aan: „Dit zeide
hij van den Geest, denwelken ontvangen
zouden die in hem gelooven; want de
Heilige Geest was nog niet overmits
Jezus nog niet verheerlijkt was".
Stroomen des levenden waters! Is dat
niet een overrijk beeld van de genade
des Heiligen Geestes? En sluit dit .beeld
zich niet kennelijk aan bij de profetie die
de komst van den Heiligen Geest had
voorzegd als een uitstorting gelijk water.
Is niet het water eerste levensvoor
waarde. Zonder water moet wat leeft
zelfs sterven van dorst. Water is het
beeld van leven. En alle leven is toch
door den Heiligen Geest als den Leven
wekker en Bezieler.
„De Geest toch is het die levend
maakt".
Stroomen des levenden waters.
Niet slechts een teug waters. Niet maar
een enkele fontein of ook een beeksken
dat afvliet van de bergen Gods. Neen,
stroomen, rivieren van leven.
En Jezus zegt niet, dat die in hem ge
looft van dat water des levens zelf drin
ken zal. Voorzeker, ook dat is erin be
grepen. Daarom gaat eraan vooraf: „Zoo
iemand dorst die kome tot mij en drinke
(Joh. 7 37). En ook dit kan alleen door
den Heiligen Geest, die het geloof in
onze harten wekt en ons voor dat geloof
doet deel hebben aan Christus.
Maar wat Jezus erop laat volgen is
nog veel en veel rijker. Die in mij ge
looft. stroomen des levenden waters zul
len uit hem vloeien waardoor ook an
deren zullen worden verkwikt.
Het is nog sterker dan wat hij eens
tot de Samaritaansche vrouw bij Sichars
put gezegd had: „Zoo wie gedronken zal
hebben van het water dat ik hem geven
zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten,
maar het water, dat ik hem geven zal,
zal in hem worden een fontein van wa
ter, springende tot in het eeuwige leven"
(Toh. 4 14). Dat is slechts voor den
dorstenden zelf. Maar de stroomen des
levenden waters, die uitvloeien van wie
in Jezus gelooft, brengen leven aller-
wege.
Mits ge dit maar verstaat van den
Heiligen Geest, denwel-ken ont
vangen die in Jezus gelooven.
Daarvan spreekt u het Pinksterfeest.
Zie die stille, zwijgende schare op den
vroegen morgen van den Pinksterdag
bijeen in hun opperzaal te Jeruzalem, eer
de Heilige Geest uitgestort is. En hoor
ze daarna, als het geruisch van den he
mel is geschied en de verdeelde tongen
als van vuur op hen zijn nedergedaald en
zij allen met den Heiligen Geest vervuld
zijn.
Hoor ze dan spreken niet uit hun eigen
hart, maar met andere talen, gelijk de
Geest hun gaf uit te spreken.
Neen, het is niet hun eigen kracht of
kennis of godzaligheid, waardoor zij
voor anderen de stroomen des levenden
waters voortbrengen. Het is alleen de
Heilige Geest die deze stroomen des le
vens van hen doet uitvloeien.
Zoo is het nog altijd.
Gij, arm menschenkind; gij, arm zon
daar; gij, kind van God die in Jezus zoo
rijk zijt, gij zijt in uzelf o zoo arm. Gij
kunt uw eigen ziel niet eens in het leven
behouden. Als de Heilige Geest u een
oogenblik kon verlaten, dan zoudt gij in
uw geestelijken dood terugzinken.
Ja, als die Heilige Geest een oogenblik
zijn zaligmakende werkingen over u in
houdt, dan moet gij versmachten van
dorst.
En hoe zoudt gij dan het water des
levens aan anderen bieden?
Neen, alleen de Heilige Geest, die in
u is en door u werkt, maakt uzelven le
vend en doet leven van u uitgaan dat
levend maakt en bij anderen leven wekt.
O, dat gij dit toch recht moogt inzien.
Het gaat op het feest van den Heiligen
Geest niet om wat gij zijt, maar om wat
de Heilige Geest voor u is en in u werkt
en door u doet. Als het Hem behagen
mag, dan vervult Hij u met leven, zoo
overvloedig dat het van u uitstroomt
naar alle zijden.
Zoo, en zoo alleen wordt God door u
verheerlijkt. Zoo wordt de naam van den
Heere Jezus door u groot gemaakt. Zoo
kunt gij in zijnen naam lafenis bieden
aan de zielen die van dorst versmachten.
O, het is niet te zeggen, waartoe de
Heilige Geest u niet kan en wil bekwa
men. zoo gij Hem maar in u werken laat.
Zie dat maar aan de prediking op het
Pinksterfeest, waardoor op dien éénen
dag er veelmeer werden toegebracht dan
door Jezus' eigen prediking en wonderen
in al de jaren van zijn openbaren arbeid
onder het volk.
Maar altoos moet het 'beginnen met
dat wat Jezus eraan vooraf liet gaan:
Zoo iemand dorst, die kome tot
mij en drinke.
Alleen wie zelf als een dorstige naar
het water des levens tot Jezus kwam. die
kan ook anderen die wateren des levens
bieden. Alleen wie zelf van het water
des levens gedronken heeft, kan anderen
ertoe brengen.
Maar zoo gij dan ook aan dat water
des levens zelf uw dorst mocht lesschen,
sluit u dan niet op in zelfvoldaanheid
Maar laat die stroomen des levenden
waters ook uitgaan naar anderen.
Dit is toch het eigenaardige van de
Pinkstergebeurtenis. De Heilige Geest
kwam de gemeente van Jezus verrijken
met zijn inwoning, maar werkte ook
onmiddellijk door haar naar buiten.
O, dat die gemeente ook nu, en dat
ook gij zelf in die gemeente daarin aan
de schare der discipelen op den Pink
sterdag eenigermate gelijk mocht zijn, dat
het leven door den Heiligen Geest aan
u openbaar mocht worden tot eer en ver
heerlijking Gods, tot zegen voor de we
reld rondom u.
De mcnsch kan wel veel tegenwoordig,
doch als het er op aan komt, dan ziet men
telkens weer, dat hij machteloos is als het
gaat tegen de groote krachten, die God in
de natuur heeft gelegd. De natuurkrachten
overwinnen, dat is telkens weer wat de
mensch poogt te doen. En telkens wordt dat
streven met meer succes bekroond, omdat
God den mcnsch toestaat de ontdekkingen
te doeni waar de mcnsch, die ze doet de
eer voor krijgt. Maar de gewoldige natuur
krachten trotseeren gaat veelal met tegen
slagen gepaard. Dat zagen we de vorige
week toen hot vliegtuig van de wereldbe
kende en -beroemde KLM verongelukte, om
dat 't door een wolkbreuk genoodzaakt was
een noodlanding te maken, toen de nor
male landing, die volgens menschelijke be
rekening op bet program stond .niet moge
lijk bleek te zijn. En de volgende avond
stortte in Amerika een machtig luchtschip
neer, waarschijnlijk door de bliksem getrof
fen (nadat het door het noodweer een uur
langer in de lucht moest blijven dan het
vooraf gereed gemaakte plan was).
Daar zijn er weer velen, althans bjj het
ongeluk in Amerika, in rouw gedompeld.
Maar naast de rouw en de tegenspoed staat
toch ook wel weer veel reden om verheugd
te. zijn. Zie maar de tamelijk snel afnemen
de werkloosheid. Wat zal dat bij velen niet
een blijdschap gegeven hebben, dat ze weer
aan het werk konden gaan. Maar er zijn
er ook. die nog nooit in hun leven eenige
productieve arbeid hebben verricht en nu
vaak verkeerde handen aan het lijf heb-
E EN DRA CHTIG BIJEEN
In Zijn Naam vergaderd, vol innig verlangen
Naar 't komen van 't Wonder, dat Hij had beloofd
De Troost van den hemel voor treurende scheps'len
Door Golgotha,'s kruis van den Leidsman beroofd.
Zij weten Zijn plaats: op den troon bij den Vader
En ook: als hun Vorst op den troon van hun hart
Maar nog is 't geloof onvolkomen, te wankel
Nog wint het van 't blijde vertrouwen de smart.
Zij strijden en twisten niet meer om den voorrang
De vraag is niet meer wie de meeste zal zijn
Door lijden gelouterd, door hope vereenigd
Kent ieder van hen zich als hulp'loos en klein.
Zij koesteren allen éénzelfde verlangen
Hun krankheid vereischt een gelijk medicijn
Elk voedt ih het harte de eigenste hope
Zulk toever. kan heilige eendracht slechts zijn.
De dag van het heerlijke Pinksterfeest nadert
Nog daalt voor bedroefden de Trooster ter neer
Die spreekt van genade, vergeving van schulden
Bevestigt 't geloof in der hemelen Heer.
Wie wachten op troost voor hun lijdende harten
Verlangen den zegen van 't komende feest
Voor hen geldt als 't heiligste, machtigste wapen:
't Eendrachtig gebed om den Heiligen Geest.
HAKATE
ben om te werken. Vandaar ook, dat mei}
in Rotterdam opmerkte, dat zooveel men-
schen van 35 tot 45-jarigen leeftijd weer aan
het werk konden gaan, terwijl degenen
van zoo om en bij de 20 jaar nog ledig moe
ten blijven loopen. Bij de ouderen is dan de
vverkhandigheid wel voor een deel verdwe
nen en moeten ze zich eerst nog wel ter
dege inwerken doch dat is nog beter voor
de werkgevers dan menschen aan 't werk
te zetten, die niets van het werk afweten
en eerst alles nog moeten leeren. We.zul
len hopen, dat ook deze laatsten weer spoe
dig aan het werk kunnen gaan, al zal het
wel zoo blijven, als bet vroeger ook was,
dat er steeds zijn, die geen werk hebben,
omdat ze het niet willen hebben of om
andere reden ongeschikt blijken voor ge
regelde arbeid. Het afnemen der werkloos
heid is eon verheugend feit, vooral als het
zoo gaat als tegenwoordig in Rotterdam is
op te merken waar het aantal wcrkloozen
per week mot 300 A 400 terugloopt, naar
een der wethouders aldaar mededeelde.
Nog altijd zet de onvermoeide leider van
de A.R. Partij zijn verkiczingstoumee door
ons land voort en weet avond aan avond en
vaak ook nog op den middag, de luiste
raars in geestdrift te zetten voor de anti
revolutionaire beginselen. En dan durven
sommige bestrijders dezen leider een afgc-
leefden, vermoeiden grijsaard noemen. De
wcnsch is misschien ook iiier de vader van
de gedachte.
Geraffineerd zijn de menschen altijd wel
geweest, doch men hoort altijd weer sterker
staaltjes van ongehoorde brutaliteit en vin
dingrijkheid om misdaden uit te voeren.
Twee diamanthandelaren te Amsterdam
hebben dat ondervonden toen ze een partij
van ongeveer 32000 gulden waarde zich op
een uiterst slinksche wijze zagen ontrooven.
Twee „gegadigden" in diamanten hadden
zich door deze firma een groote partij
laten toonen, die naar gewoonte in ver
zegelde enveloppen weer in de kluis werden
geborgen toen de koop gesloten was, om
straks bij de betaling over enkele dagen
aan de koopars ter hand te worden gesteld.
Handig waren deze enveloppen echter door
andere op het oog volkomen gelijke en
eveneens verzegelde vervangen. Doch deze
bleken niets anders dan wat glas te bevat
ten. Wat pas later uitkwam toen de koo-
pers niet terugkeerden en de diamanthan
delaars nog eens na gingen zien, wal ze
verkocht hadden.
Ook gehaaid dacht de smokkelaar van
opium te zijn, die een koffer met dubbelen
bodem, waarin ruwe opium was geborgen,
door een vreemde, een Italiaansch matroos,
naar een café liet brengen. De kroegjes in
de binnenstad waren echter voor den Ita
liaan zoo aantrekkelijk, dat hij op het adres
waar hij de koffer moest brengen, ver na
liet middernachtelijk uur arriveerde en do
bewoners in zóó diepe rust waren dat hij
geen gehoor kreeg. Toen hij maar ergens
anders onderdak wilde zoeken, liep hij in
de armen van een politieagent, die meteen
de koffer eens grondig ging onderzoeken en
dat zóó grondig deed, dat de verboden waar
gevonden werd De onbekende eigenaar (ook
de matroos kende hem niet), zal zich wel
niet aanmelden, vermoeden we.
Over de aflapping van -het Maaswater
door de Belgen, ten behoeve van hun kana
len, is gehandeld voor het Internationaal
Hof van Justitie. De Nederlanders beweren
dat door dit aftappen voor 't Albertkanaal
ons liet noodige water van de reeds be
staande kanalen en voor de scheepvaart
op de rivier wordt onthouden, terwijl de
Belgen volhouden, dat er nog genoeg water
over blijft. Dat is dus een kwestie van
„nietes en welles", zooals dat bij de jeugd
wel gespeeld of uitgevochten wordt. Hoe dit
afloopt weet men nog niet. De advocaten
hebben in den regel nog al wat tijd er voor
noodig, om in zulke dingen klaarheid te
brengen. F.n de rechters om zich een oor
deel over het aangevoerde te vormen.
Misschien zijn de rechters gauwer klaar
om een oordeel uit te spreken over de hou
ding van de boeren op de Bossche vee
markt, waar het tot een boerenoproer is ge
komen. Twee of drie werden op vermoeden
van vervalsching van kalvermerkcn ge
arresteerd. Dit was niet naar de zin van dn
boeren die als één man optrokken om de
gearresteerden te bevrijden. Het werd een
volslagen knokpartij. Er moest politiever-
sterking aanrukken en met moeite werd t
slagveld op de veemarkt ontruimd en had
den vele boeren voor een poosje eenige
blauwe of geelgroene iplekken op bepaalde
lichaamsdeelen mee naar huis te nemen of
wel een proces-verbaal. Alles gevolg van de
gummistokken of van het aanteekenboekje
van de politie.
YAN ONZE GROOTMOEDERS
IV
Een ander kinderfeest had zich ontwik
keld uit het feest van den Palmzondag ter
herinnering aan den intocht van Jezus in
Jeruzalem waarbij de schare met takken
van palmboomen den Koning Israëls be
groette en hem haar Hosanna toeriep. Een
processie bracht d!eze gebeurtenis in beeld
en vooral dekinderen met palmtakken in
de hand stelden daarbij de schare voor. Die
eenvoudige palmtak is later tot. de met al
lerlei attributen, versierde palmpaasch
verbasterd, wat wij moeten verklaren uit
de samensmelting van dit feest op Palm
zondag en liet planten van den Meiboom,
het feest onzer voorouders, dat geheel op
gehouden beeft te bestaan.
Eigenaardig is het, dat op sommige plaat
teen de palmpaasch van jongens en van
meisjes verschillend was. Te Rijssen toestaat
nog de jongenspalm uit een stok, de meis-
jespalm uit een tak; te Deventer hadden
de jongens een zwaantje als voornaamste
versiering van hun palm, de meisjes de
krakeling, en te Zwartsluis schijnt datzell-
de het geval geweest te zijn.
In andere processies speelden de kinde
ren vroeger eveneens een groote rol. De
meisjes in witte gesteven jurkjes, met ver
gulde vleugeltjes daaraan bevestigd en met
cimbalen en hakkebordjes in de hand,
moesten engeltjes voorstellen, do jongens
daarentegen duiveltjes.
Hierbij noemen we nog het spelen voor
Pinksterbloem, dat uit een oud volksfeest
ontstaan, al vóór de aanvang der 17e eeuw
een kinderfeest geworden was, waarbij een
meisje de hoofdrol speelde. Ook dit was af
gedaald tot een bedelpartij en bij verschil
lende stadskeuren, o.a. te Amsterdam ln
1612, werd het feest verboden.
In Rotterdam was het een voorrecht dat
In de 16e eeuw altijd aan een weesmeisje
te beurt viel. Hierbij werden Pinksterbloem
liederen gezongen.
Het grootste kinderfeest ech'er is al sinds
eeuwen: „Sinterklaas". En. al beperkt de
heilige zijn gaven niet tot de kleinen, al
leen de kinderen hebben jaar in jaar uit
weer genoten van die geheimzinnige bezoe
ken van den kindervriend, die met Z)J"
paard over de daken reed en door den
schoorsteen de pepernoten met handenvol
door de kamers strooide; alleen de kinder-
hartjes hebben gepopeld bij de gedachte
aan de koek of de gard, die bun deel zou
zijn en een bezoek van den Sint met zlJn
zwarten knecht Verschafte aan Jantje, die
niet braaf leerde en aan Mietje, die te lui
was om kousen voor zusje te breien, geen
onverdeeld genoegen.
Het zetten van schoenen en korfjes onder
den schoorsteen met hooi en roggebrood ge
vuld voor St. N'icolaas' paard is ook al een
heel oude gewoonte. Hoe Amsterdam ge
wend was Sinterklaas te vieren in de lbe
eeuw, ge kunt het lezen bij J. ter Gouw in
zijn Amstelodamiana II.
De Sinterklaasmarkt op den Dam was
rijk voorzien, jong en oud, rijk en arm kon
er zijn gading vinden.
Toen na de hervorming dan ook stemmen
opgingen tégen de viering van dit Room-
sche feest, was het ijveren ertegen tever-
geefsrli; ter wille van de kinderen vooral
kon men dezen kindervriend niet afstaan.
Welke heerlijkheden ze zouden hebben
moeten afstaan vertelt Brcdero ons bij
monde van een oude baker in zijn Moortje.
Asset Sinter Claes was so sette men senn
ten jouwent de schoen,
Wat pleger jou moer, Griet Jans, daer en
hiele hoop goet in te doen'
Hiele peperhuisjes met suyekererreten, met
kabbeljausoogen en kapittelstocken.
Dat pleegh onze Arent voor klockspijs met
huyd en met hayr in te schocken,
Wat! onse jonghen en kondt niet uytsta-
meren soo vgul hadt hij te wauwelen,
An sen vijgen, an sen neuten, an sen boc-
kendeflensies en sulcken geibras.
Seker, 't kynt sag er uyt so begrobbelt,
dattet mier als wonder was.
enz. enz.
Klaagt de tegenwoordige jeugd over te
veel leer- en te weinig speeltijd, een paRi'
eeuwen geleden ging het kinderleven ook
allesbehalve geheel in spel op. Over de
periode der middeleeuwen valt daaromtrent
niet veel te zeggen; onze bronnen houden
zich slechts bij uitzondering met kinderen
bezig en dan nog zeer terloops. Zooals hier
voor gezegd is, leidde moeder de opvoeding
totdat de kinderen omstreeks zeven jaar
oud waren. Moeder was ook de leermeeste
res der kleinen, aan moeders schoot wer
den de eerste speloefeningen gehouden in
die kringen, waar prijs werd gesteld op
kennis. Sinds de 17e eeuw namen in do
steden allerlei matressenschooltjes deze
taak van de moeder over. Reeds op 2 a 3-
jarigen leeftijd brachten vele kleintjes een
groot gedeelte van den dag door in alles-
behalve hygiënische vertrekken en dikwijls
bijna geheel aan zichzelf overgelaten. Do
jongens mochten slechts tot hun 7de jaar
daar blijven, voor meisjes werd het onder
wijs bij de mat res door vele ouders vol
doende geacht. Zij konden er leeren lezen
en schrijven en onderwijs ontvangen in
nuttige handwerken zooals breien en naaien
Kinderen, die op 4-jarige leeftijd konden
lezen, waren volstrekt geen zeldzaamheid,
noch in de 17e, noch in de 18e eeuw. Anna
Maria Schurman was in dat opzicht geen
wonderkind. C. J. v. Lennep las op zijn 3de
jaar al redelijk goed en Ds. G. Bruining
vertelt, dat hij, vijf en een half jaar oun,
het geheele oude en nieuwe testament
reeds aan zijn moeder had voorgelezen.
Kinderbijbels, tenminste in den zin, die wij
daaraan hechten, kende men niet. Het zou
den meesten al heel kettersch in de ooren
geklonken hebben, indien men had durven
beweren, dat eenig deel van de Heilige
Schrift, van Gods Woord, niet geschikt en
begrijpelijk was om aan kinderen voor te
lezen. Kinderbijbels noemde men de pron-
lenbijbels, waar prenten tot toelichting
voor don tekst moesten dienen; ook hetgeen
niet kinderlectuur was, werd op die wijze
nog eens aangedikt. Over het algemeen
was het met kinderboeken heel slecht ge
steld. Het ergste was nog niet, dat in die
zoogenaamde kinderverhalen volstrekt geen
rekening gehouden werd met de bevatte
lijkheid van het kind, maar de kennis, die
daarin aan het kind werd meegedeeld, was
maar al te dikwijls niet van onschuldige!!
aard. Moeder de Gans en haar sprookjes
waren in de 18e eeuw gemeengoed. Ook
daarin treft ons naast het goede de 'aak
ruwe toon en bloedige voorstellingen als bij
Blauwbaard en de Reus, die zijn eigen kin
deren slacht. Kinderprenten stelden vaak
de meest stuitende en zedekwetsendc zaken
voor.
Eerst Hieronymus van Alphen heeft in
dit opzicht een betere tijd ingeleid. Over
hot goede en de bezwaren van zijn werk
later meer.
WILLEBRORD
A. L. Gerritsen.
Willabrord, een der eersten. die het Evan
gelie in ons land hebben gebracht, werd ge
boren in het juar 656. Zijn vader, een vroom
man, woonde in Northumberland, een dpr
rijen, waaruit Engeland destijds bestond.
Hij voedde zijan zoon met groote gestreng
heid op on dood hom onderwijs geven in
een klooster, waar hij vroeg tot priester
word gewijd.
Nauwelijks 20 jaar oud ging W üebrord
met enkele zijner landgenootem naar Ier
land. Hij had nl. veel gehoord van den zen
dingsijver dor Ierse!» Christenen en begaf
zich daarheen om onder leiding van don
Ierschcn monnik Egbert zich voor het
zendingswerk te bekwamen.
Egbert had reeds vroeger op aansporing
van Pepijn van Horstal, den vader van
Ki: co! den Grooten, die hoe! veel gedaan
beeft voor de uitbreiding van» het Christen
dom, oen tocht ondernomen naar Friesland
om bet Evangelie te prediken. Daar hij ech
ter door een storm op de kust van Enge
land werd geworpen, liet hij die taak over
aan één zijner metgezellen: Wigbert.
Maar de prediking -v-a-n Wigbert vond wei
nig ingang bij de Friezen, misschien omdat
hij de volkstaal niiet goed mach-'ig was. Hij
keerde na twee jaren in Ierland terug.
Toch gaf Egbert zijn plan om de Friezen
het Evangelie te doen brengen niet op. En
het leek hem een goede kans, den Angel-
saksischen priester Willebrord, nadat zijn
opleiding voltooid was, met eenige monni
ken van dienzelfden landaard, in 't geheel
een twaalftal, naar Friesland te zenden.
Hun taal kwam veel meer met die der
Friezen overeen dan de zijne en dus zouden
ze gemakkelijker ingang vinden.
'I Was in 't jaar 692 dat de 12 predikers
bij gunstigen wind den Rijnmond binnen
liepen en den stroom opvoeren tot Utrecht,
dat weer geheel onder invloed van don
heidenschen koning Radboud was geraakt.
Willebrord vond in Utrecht het door
Daqobert gestichte Christenkerkje ver
woest en de bekeerde Friezen grootendeels
weer tot het heidendom vervallen. Daar
kwam nog bij, dat Koning Radboud niet on
duidelijk blijken liet, niets gesteld te zijn
op den arbeid van den vreemden Evangelie
prediker.
Een en ander gaf Willebrord aanleiding
alvorens zijn zendingswerk onder de
Friezen aan te vangen, een bezoek te bren
gen aan den machtigen Pepijn van
Herstal, die hem heel minzaam ontving en
wiens gemalin Plochtruda, den zendeling
eenige landerijen benevens een klooster
schonk in de nabijheid van het tegenwoor
dige. Roermond. Pepijn zelf beloofde Wille
brord dat hij hem den weg naar Friesland
openen zou en wees diens helpers enkele
deelen van zijn gebied om daar het Chris
telijke geloof le verkondigen en de over
blijfselen van den ouden afgodendienst uit
te roeien.
Mac- Willebrord was daarmee nog niet
tevrei. u. Hij wilde ook nog naar Rome om
Paus Sergius over zijn werk te spreken en
diens zegen te ontvangen. In de herfst van
't jaar 690 trok hij daarheen, werd door den
Paus gewijd en ontving bij de opdracht tot
het zendingswerk onder de Friezen den
naam Clemens. Bovendien stelde Paus
Clemens Sergius hem in het bezit van ver
scheidene relequieën van heiligen en marte
laren opdat hij bij de vernietiging van af
godsbeelden er iets anders voor in de
plaats zou kunnen stellen.
In het voorjaar van 691 keerde hij terug
en vestigde hij zich te Utrecht, dat toen
Trajectum heette.
Daar bouwde hij naast de ruïnes van de
oude Kapel uit den tijd van Koning
Dagobert een kerk: de Salvatorskerk en
spoedig daarna op de grondslagen van het
verwoeste heiligdom een godsgebouw, ge
wijd aan St. Maarten, den beroemden
Schutspatroon van Gallic.
Nadat Pepijn Koning Radboud had over
wonnen en hem genoodzaakt had de
vredesvoorwaarden aan te nemen die hij
hem stelde, kon Willebrord met zijn hel-
riers ziin werk onder de Friezen aanvangen.
En het bleek al spoedig, dat hij de rechte
prediker was voor de Friezen. Hij bracht
tal van heidenen tot 'bekeering, vooral na
dat hij nogmaals een reis naar Rome had
ondernomen en daar tot aartsbisschop der
Friezen was gewijd. Dit geschiedde in het
jaar 696 op 22 Nov. in de kerk van de hei
lige Cecilia, wier feestdag toen juist ge
vierd werd.
Van Utrecht uit ondernam hij onophou
delijk tochten naar verschillende deelen
van ons land en stjehtte alom kerken en
kloosters.
Een drietal bijzonderheden van zijn rei
zen verdienen nadere vermelding, nl. ziin
tocht naar Denemarken en Helgoland, zijn
bezoek aan Walcheren en zijn reis door
Kennemerland.
Zijn tocht naar Denemarken was voor
Willebrord een mislukking. Ziin nrediking
vond heel weinig ingang. Op zijn terug
tocht word hij met zijn gezellen door een
storm op de kust van Helgoland geworpen,
dat toen ter tijd de zetel was van Koning
Unriboud. Helgoland was aan den god
Foseti gewijd en de plaats, waar deze god
heid werd aangebeden werd voor zóó heilig
gehouden, dat het niemand geoorloofd was
hi-t vee, dat in den omtrek graasde, te
dooden, eenige der aldaar zijnde voonver.
oen te gebruiken of uit de beek, welke in
de nabijheid er van stroomde, water te
pntt-en.
Wi'lehrord doodde niet alleen één van
Foseti's runderen, maar doepte ook een
drietal bewoners van het eiland met water
"it de gewilde bron. Zelfs waagde h>> het het
bee''" van Foseti omver te halen. Radboud
was over don hoon, zijn god aangedaan,
zoo vertoornd, dat hij één van Willebrords
reisgenooten liet dooden. Maar ofschoon hij
den Christen-prediker heftige verwijten
deed over zijn handelwijze, liet hij hem uit
ontzag voor Pepijn, den aanvoerder dor
Franken, ongemoeid weer vertrekken.
Op Walcheren gekomen vond Willebrord
de landzalen vergaderd te WestkapePe
rondom een beeld van Wodan, waaraan de
menigte haar offers bracht.
Onvervaard trad Willetorord te midden
van de menigte op. bestrafte zo op scherpen
toon en vernielde het afgodsbeeld. Dit
laatste maakte de woede der massa gaande,
een der afgodsdienaars snelde op hem af
en bracht hem met zijn zwaard een zware
hoofdwonde toe, die gelukkig niet doodelijk
was en waarvan hij spoedig herstelde
Willebrords tocht door Kennemerland
kreeg bekendheid, door het wonder, da:
daarbij op het gebed van den bisschop ge-
sohiedde. De overlevering verhaalt daarvan
dat hij op zekeren dag met zijn volgelingen
hevig door den dorst werd gekweld. De
wijn in de kruiken was verbruikt en in
wijden omtrek was geen woning te beken
nen. En het verder trekken in de bran
dende zonnestralen was onmogelijk. Heel
het gezelschap dreigde om te komen van
uitputting. In dezen hoogen nood liet
Willebrord haastig een tent opslaan en
daarin een ondiepen kuil graven. Toen
wierp hij zich op de knieën en riep luid,
ten aanhoore van zijn volgelingen, lot God
om uitkomst F.n zijn gebed werd verboord.
De kuil vulde zich langzaam met beider
frisch water en allen waren in de gelegen,
heid hun dorst te lesschen. De toen ont
stane bron bevindt zich tot op den huldigen
dag te Heiloo heilige plaats) en heet
nog altijd: W i 11 elbr or d s p u t.
Aan het water uit die put wordt een
geneeskrachtige uitwerking toegeschreven,
en elk jaar op Witten Donderdag, d.i. le
Donderdag voor Pasehen. stroomen de
menschen (Roomsch-Katholiekenl. van ver
uit den omtrek er heen om het water uit de
Willebrordsput in kruiken en vaten met
zich te voeren.
In de hosschen nabij Heiloo wijst men
bovendien nog den aardwal aan, thans met
kreupelhout begroeid, dien Willebrord als
kansel gebruikte, wanneer hij de menigte
toesprak.
Willebrord stierf on hoogen leeftijd in 't
iaar 739, terwijl hij vertoefde in zijn ge
liefde klooster te Echternaeh in Luxemburg,
waar hij ook begraven is. En zijn graf is
ook thans nog het doel van veie bede
vaartgangers.