VOOR VROUW EN KIND :EMBER Ï936 DICHTEN 3EURTEN MAAS- EN SCHELDEBODE DONDERDAG 24 DECEMBER 1936 VREDE OP AARDE BETHLEHEM KERK EN SCHOOL IVOROL VOOR DE VROUW VOOR DE JEUGD cht van J a e. Knoop, in aardappelen, groenten Da Costastraat 16, tele- 1, Amsterdam. zeer moeilijk te verkoo- :rs. Vooral blauwe eigen- ke eigenheimers en po- Afwijkende bonten gaan 70 kilo. Hoofdhandel liteit bonten. Bonten en m en Duiveland zijn niet groot-Zeeland. Uit Flak- aast geen aanvoer. Ook lit Noord-Holland willen iet aan te hooge prijzen, elen blanke koopwaar r zeer klein. Voor alle iel vraag, tegen hoogere dappelen naar Amster- .ge inlichtingen bü Ma- zonder eenige kosten of -n de volgende prijzen Zeeuwsohe bonten f 2 22.30, 2e soort dito n stijf in de kook f 1.70 f 1.201.30, bonte po- blauwe eigenheimers leimers f 1.902, Spui- eigenheimers f 22.10, 1.401.50, Noordwijker, immer zandaardapelen 1. bonten f 1.90, dito Haarl.meer of IJpolder .80. Verder per 100 kilo Nieuwlandsche zand- te en Overijssel f 3— 3. Al wat U noodig heeft om spoedig paar Mijnhardt's Poe- ios 45 c. Bij Uw drogist. (Adv.) s van der Wal. 6 u, Labris 6 u. de heer Ovenveel tn Wingerden, 's Av, van der Wal. 's Av, Ds Hovius, van Oud- kVal, van Wageniilgen nam. Da Hovius eD 6 u. De Verkerk van Asoh iet: Vm. Ds Polhuijs. en 6 u. Ds Reendens 3 avonds Ds Zetisirs i. Caii'd. van Hoegee, et: Vm. en 's avonds and. te Gouda avonds Ds Lamaa i I 1 u. Leesdienst l en 6 u. Leesdienst 's avonds Leesdienst i. Leesdienst TE u. Leesdienst .abrie t nst nst 13 Verkerk van Asoh nst ast in Hoegee ast l®t 5t ibrie de heer OverweeJ anken, van Rotter- m Wingerden avond* de heef a. d. IJssel Leesdienst. 6 U. Bommel is Hovius 6 u. Ds Verkerk av. De van Asrb Vm. en 's avonds ivonds Ds Zeiletra 6 u. Ds R eenders ind. van Hoegee Vm. en 's avonds •endreoht ivonds Ds Laman n 6 u. Leesdienst 's av. Leesdienst Leesdienst VOORDE ZONDAG Eere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de menschen een welbehagen. Lucas 2 14. Ook het „vrede op aarde" behoort tot het Kerstfeest. Het is er niet de hoofdzaak van. Deze blijft de geboorte van den Zaligmaker, de komst van Gods Zoon in het vleesch. Maar het is er toch onafscheidelijk mee verbonden. Zooals de zon niet kan opgaan of het wordt licht, zoo kon Gods Zoon niet in de wereld komen of het werd vrede op aarde. Vrede niet in dien oppervlakkigen materialistischen zin dien velen aan dit woord toekennen alsof die te bereiken viel met het afschaffen van leger en yloot. Vrede niet naar de louter negatieve opvatting die ten grondslag ligt aan de niet genoeg te waardeeren pogingen der staatslieden onzer dagen om wapenge weld te mijden en te voorkomen. Maar vrede in den diepsten en volsten zin van het woord. Vrede als rust, veilig heid, harmonie, in onverstoorbare gaaf heid des levens. Zulk een vrede had de aarde eens eerder gekend. Het was toen God zijn zesdaagsch werk der schepping had volbracht. Toen Hij alles zag wat Hij gemaakt had, en zie het was zeer goed. Toen Hij op den ze venden dag rustte van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. Toen was er vrede, ongestoorde zui vere, klare, gave, loutere harmonie tus- schen Schepper en schepsel en tusschen de schepselen onderling. Saamstemming tusschen God en mensch, tusschen hemel en aarde, tus schen lichaam en geest, tusschen mensch en dier. De meest volmaakte overeen stemming in de ziel des menschen van moeten en willen, van bezit en behoefte, van begeeren en genieten. Naar dien vrede dorst nog altijd elk rnenschenhart. En alleen omdat het dien vrede als onbereikbaar ideaal ziet, zoeken velen zich schadeloos te stellen met dat lagere en mindere, maar dat voor het uiterlijke toch eenigszins op vrede lijkt. Welnu, die vrede in den hoogsten zin van het woord is bedoeld in der engelen lied, toen zij op hun „Eere zij God in de hoogste hemelen" lieten volgen: „en vrede op aarde". Let op dat verbindingswoordeke „en", want het wordt meestal over het hoofd gezien. Het is dan alsof die twee uit drukkingen los naast elkaar staan. Eere zij God in de hoogste hemelen, nu dat laat men dan voor wat het is: die hemel is zoo hoog en zoo ver en zoo vreemd. Volgens de wijsheid dezer wereld kan zoo iets als een hemel waar God woont niet eens bestaan. Doch deze aarde, daar gevoelt men nog wat voor. Als het op aarde maar vrede was, dan zou men geen hemel meer noodig hebben. Zoo wordt uiteengerukt wat toch on afscheidelijk is. Eere zij God in de hoog ste hemelen, dat allereerst, dat onvoor waardelijk, dat volkomen. En alleen in het innigste verband daarmede, maar dan ook als onafscheidelijk gevolg daar van: vrede op aarde. Die vrede, waarnaar elk rnenschenhart dorst ook zonder het te weten of er zich rekenschap van te geven, ja zelfs al spreekt het dit tegen, die vrede is niet van deze aarde. Ze is geen product van menschelijk denken. Ze is geen ideaal door de poëzie voor de verbeelding geroepen. Ze wordt niet verkregen door conferenties en maatregelen. Ze is geen resultaat van wat in onze moderne taal „de beweging" heet. Dat alles kan dezen vrede niet op aarde brengen. Daartoe is onze inensch- heid onmachtig. Even onmachtig als ze is om het vernietigde leven uit den dood te wekken en te herstellen, om de bloem die vernield werd haar schoonheid en luister te hergeven. Deze vrede is gave des hemels. Ze keert alleen terug als God haar weer op aarde brengt. Niet door middel van men- schenwerk. Maar zonder menschen. En God in den hooge heeft dat gedaan door Zijn Zoon te zenden, door het won der te werken, dat de maagd Maria, daartoe van Hem verkoren, bevrucht werd en haar eerstgeboren zoon baarde. Kerstfeest is een heel nieuw begin. Als ge het Kerstverhaal weer leest in Lucas 2, dan treft u dat hemelsch-vredige in alles. Dan is het alsof er geen vijanden en geen tegenstand is. Want wel volgt straks het bloedbad van Herodes. Maar dat is later. In Efrata's velden verschijnt de engel aan de herders, die vreedzaam de nacht wacht houden over hun kudde, om hun de blijmare te doen hooren van de „groote blijdschap die al den volke wezen zal; namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de stad Davids". En dan zijn daar opeens met den engel een menigte des hemelschen heirlegers die God prijzen in hun lied. En de herders gaan naar Bethlehem, en ze vinden Maria en Jozef en het Kin- deke liggende in de kribbe. O, niet waar, als ge deze dingen leest, dan is het alsof er een tweede morgen over deze aarde daagt, veel heerlijker nog dan die eerste morgen na Gods vol brachte werk, toen alles vrede ademde. En dat alles is besloten in dat Kindeke in de kribbe. Niet cmdat dit Kindeke straks als man eer prediker zal zijn van vredesidealen. Zulken waren er reeds zooveel geweest en zijn er daarna bij menigten gevonden. Maar hun idealen zijn in rook vervlogen, en ze hebben de menschheid niets nage laten dan grooter vertwijfeling. Maar vrede op aarde is dit Kindeke, omdat het is Gods eeniggeboren Zoon, in wezen onafscheidelijk één met den Vader. Vrede is dit Kindeke, omdat Lij gekomen is om zondaren met God te ver zoenen. Vrede, omdat hij de breuk niet dicht met iooze kalk, maar ze uit den grond af heelt en herstelt. Dit is de kerstgebeurtenis, dat God zelf op deze zondige aarde, die van Hem vervreemd was en daarom den vrede niet terugvinden kon, welken ze zoo roeke loos verstoord had, dit Kindeke neerlegt in de kribbe als het pand van zijn gron- delooze, eeuwige, almachtige, reddende ontfermingen. „Vrede op aarde" is hier niet een machtelooze wensch. Niet de propaganda voor een ideaal, tot welks verwezenlij king allen worden opgeroepen. Neen, „vrede op aarde" is hier een Goddelijke proclamatie, een onfeilbaar in vervulling gaande profetie. Want het is de hemelsche afkondiging van wat daar in Bethlehems stal is geschied. Nu heeft God onder alle menschen er een op wien Zijn oog weer in welgeval len kan rusten. Juist zooals Zijn oog op den eersten mensch in het paradijs in welgevallen neerzag. Maar met dit mach tig verschil, dat deze „tweede mensch", omdat hij tevens is de Heere uit de he melen, het niet meer verderven kan. De harmonie tusschen dit Kindeke en den Vader in de hemelen kan in der eeuwig heid niet weer verstoord worden. Sterker nog: dit Kindeke zal den vrede tusschen God in de hoogste hemelen en menschen op aarde herstellen. Hij geeft hun den vrede met God terug. En die vrede zal groeien, onder tegenkanting en strijd, totdat Hij zijn werk heeft vol bracht en in den dag der dagen zijn eeuwig vrederijk op aarde zal doen door breken. Daarom ziet ons hart geloovig tot dat Kindeke op. Eens lag het daar in doeken gewonden in de kribbe. Eens was de straf die ons den vrede aanbrengt op hem. Nu is hij de Heere der heerlijkheid. Maar eer hij deze aarde verliet, ver maakte hij ons bij testament zijn vrede, Efratha's velden donk'ren weg in nacht; het duister dempt het daerumoer van d'aarde. Bethlehems moede menschen sluim'ren zacht en stilte vult en stad en veld en gaarde. De herders houden bij hun vee de wacht om 't vuur, waar zich hun beidend tal vergaarde; en boven straalt de flonkersterrenpracht, die d'eeuwen door 't aanbidd'lijk schoon bewaarde. Plots, bliksemfel, uit hemelglans geboren staat daar een Engel in het vlammend licht, en brengt de Herders 't Wond're Godsbericht. En hemelscharen doen den lofzang hooren, nu God zich reddend tot de zondaars richt, door 't Kind. dat daar nu in de kribbe ligt. H. W. A. die niemand van ons nemen kan. Leg dan op uw Kerstfeest opnieuw af alles wat gi; hebt en weet en meent te zijn in deze wereld. Ken opnieuw uw hjJpelonze armoede. Erken den onvrede waaraan gij ten prooi zijt. Zie in dat dit een gebrek is, dat gi) den vrede niet kunt terugkrijgen. En kniel dan in den geest bii de kribbe neer, om in dit Kindeke den vrede als een genadegave van uv God Ir. ontvangen. Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult ia hem vrede hebben, ook al zou in de wereld enkel verdrukking uw deel zijn. Dan zal Let „vrede op aarde" zijn ook in uw hart. in uw leven. Tot in uw sterven toe. Die vrede, waarvan een Simeon sprak. Nu laat Gij. Heere. Uwen dienstknecht gaan in vrede naar uw woord, want mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien. NED. HERV. KERK Drietal: Te Maastricht, JK. i. d. Brink te -Steenbergen, A. G. B. ten Kate te Brussel en P. Kuylman, jeugdpred. te 's-Gra- venhage. Beroepen: Te Asch (Betuwe) (toez.), cand. K. Luyendijk, te De Lier. Te Sneek (vac. Treffers), Th. A. Hoen te Bussum. Te Giessen-Rijswijk, E. Jongens te Leimui- den. Te Zwartewaal, cand. A. Faber te Oostburg. Te Vaassen, J. van Kuiken te Uithuizermeeden. Beroepen: Te Zelhem (toez.), O. Hui stra te Midwolda. Te Renesse-Noordwelle (Z.) (toez.), cand. A. Faber te Oostburg. Te Eemnes-Binnen, D. Plantenga te Har- melen. Te Delft, J. Fokkema te Amstel veen. Beroepen: Te Middelburg (Vereen, v. Vrijz. Herv.), A. M. v. d. LaarKrafft te Heenvliet. Bedankt: Voor B'lk (toez.), J. van Woerden te Zvammerdam. Te Elim, H. J. F. Wesseldljk te Oud-Schoonebeek Te Makkum, G. F. D. Locher te Nfjega-Ela- huizen. Bedankt: Voor Kamerik, J. Bus te Poortvliet. Voor Jutphaas, J. Loos te Oudega. Aangenomen: Naar Den Helder (Ev.), J. B. Oskamp, cand. en hulppred. te IJmui- den-Oost. Naar Dordrecht, R. J. D. Bee- rekamp te Werkendam. Aangenomen: Naar Kloetinge, H. Boersma te Angerlo. GEREF. KERKEN Aangenomen: Naar Westeremden, cand. J. van rioegee te Utrecht. Aangenomen: Naar Huizum, W. v. d. Heide te Stadskanaal. Bedankt: Voor Gameren, cand. J. van. Hoegee te Utrecht. Voor Uithuizen, Th. Boersma te Oudega (Small). Voor Uit huizermeeden, J. L. Wielenga te Arum (Fr.). Bedankt: Voor Schiedam, B. A. Bos te Assen. CHR. GEREF. KERK Tweetal: Te Bunschoten, Joh. Jansen te Leiden en P. de Smit te Utrecht. Beroepen: Te Gouda, M. W. Nleuwen- huvze. te Franeker. Beroepen: Te Zwaagwesteinde, M. W. Nieuwenhuijze te Franeker. Bedankt: Voor Bussum-Naarden, M, Baan te Rijnsburg. TER NAVOLGING! Te Enschedé zal de kerkeraad der Geref. Kerk binnenkort speciaal voor de Evangelisatie, dank zij de hulp van het comité-Groslioidc-Schouten, een candidaat benoemen, speciaal voor liet Evangelisatie werk Leesdienst ill, goeds, dus met HUISHOUDING. De bereiding van baterbanket voor Kerstmis (voor banketstaven, kerstkrans, enz. Dat de huisvrouw zich niet zoo gauw waagt aan het bakken van boterbanket, is eenigszins te begrijpen. He.t maken van feuilietédeeg behoort tot de moeilijkste bakkerijen. I-Iet vraagt eenige routine vau zelf bakken en heeft groote kans op misluk king, als men zich niet met de uiterste nauwkeurigheid houdt aan de voorschril ten. Daarbij moet men beschikken over een goeden oven, die flink heet gestookt kan worden en goed is te regelen. Dit alles wordt niet gezegd om onze huisvrouwen af te schrikken, integendeel. We hopen dat velen zich er eens aan zullen wagen. Maar ter voorkoming van teleurstellingen mogen de moeilijkheden ook niet worden onder- Het feuilietédeeg of bladerdeeg, waarvan het banket wordt gemaakt, is een z.g. rol- deeg. Wat we, behalve de ingrediënten, noodig hebben is een schoone, droge tafel, aanrecht of groote deegplank en een deeg- rol. Aangezien- het deeg het best lukt, naar mate de boter kouder en harder is, moeten we zorgen op een zoo koel mogelijke plaats het deeg te bereiden en de boter zelf zoo koud en stevig mogelijk te hebben. Wat dit betreft is het een geluk dat Kerstmis in den winter valt! Ook om de boter niet week te laten wor- 'den is vlug en luchtig werken bij dit deeg een eerste vereischte. Verder raken we het deeg zoo min moge lijk met de handen aan. De benoodigdiheden voor het bladerdeeg zijn: 100 gram bloem, 100 gram boter, wat zout en 1/3 Vt d.L. water. Van deze hoe- veelhedep maakt men één flinkon kerst krans. Bereiding: Men doet de nauwkeurig Afgewogen hoeveelheden boter en bloem op een diep bord. Nu snijdt men met 2 mes jes de boter in stukjes door de bloem heen, totdat de stukjes zoo groot ongeveer zijn a's een bruine boon. Er wordt dus niet gekneed Nu voegt men het zout toe en schenkt eers; 1/3 d.L. water er bij. Alweer met de 2 mes jes roert men alles luchtig dooreen. Is het deeg nog niet bepaald nat, dan voegt men nog iets water toe, doch nooit meer dan Vz d.L. Nu bestrooit men plank of tafel dun met bloem en bestrijkt er ook goed de deegrol mee. Men laat den deegbal van het bord glijden en wentelt die even door de bloem heen, zoodat de buitenkant droog is. Nu begint het zeer luchtig uitrollen onder tel kens vlug keeren van den ontstanen deeg lap. Men dient op te passen, dat het deeg niet gaat plakken aan tafel of rol en -ciest daarom telkens een schoon plekje en strooit zoo noodig weer wat bloem, echter nooit te dik, anders wordt het dseg te droog. Men moet trachten den deeglap zoo gelijkmatig mogelijk in een rechthoek uit te rollen. Is de lap ongeveer een -/2 c.M. dik geworden, dan vouwt men hem netjes eu luchtig op en rolt opnieuw uit, nu tot een iets dunneren deeglap, die weer wordt op gevouwen en weer uitgerold. Het deeg is nu dus driemaal uitgerold en moet rusten (liefst een half uur op een koele plaats). Na den rusttijd is het deeg weer opge stijfd en men begint opnieuw oe rollen, tuohtig en veerkrachtig, onder telkens weer opvouwen tot driemaal toe. Na een nieuwe rustpoos wordt nogmaals de behandeling toegepast van driemaal rollen en driemaal vouwen en als het deeg nog een kort tijdje koe! heeft gestaan, kan men beginnen aan het eigenlijke vormen van den krans. Hiervoor rolt men het deeg uit tot een langen, smallen reep van pfim. 15 c.M breedte, eenige m.M. dik en niet al te lang (Men kan met een band of touw de lengte van den krans eerst ongeveer schatten). Men legt op het deeg een rol amandelper* van plm. 3 c.M. doorsnee en hier en daar een geconfijte kers er tusschen. De bereid:ng van de vulling volgt hieronder. Men be vochtigt met koud water de randen van het deeg, slaat dit om de „spijs" heen en plakt ze op elkaar. Men zorge dat aan de uit einden de amandelpers goed zit ingepakt en dat er overal waar 2 deeglagen op elkaar komen, wat water tusschen wordt gesmeerd om het deeg te doen vastplakken. Men keert nu de aldus vorkregen lange rol o.n. zoodat de over elkaar geslagen kanten van onderen komen en vormt den krans zoo rond mogelijk. Met water plakt men ds aanhechtsels zoo onzichtbaar mogelijk over elkaar. Men liegt den krans over op een met water bestreken bakblik en bestrijkt uen bovenkant met ei, dat is geklopt met wat water. Men bakt den krans in een goed heeten oven, gedurende 20 a 30 minuten. Heef' men de keuze over verschillende plaatsen in den oven, dan is middenin het beste. Men mag de eerste 10 minuten niet naar 't deeg kijken met het oog op het neerslaan. Ook om die reden mag men de ovendeur niet te hard dichtslaan en moet men tocht vermijden. De gare krans moet héél voor zichtig van het blik worden genomen, daar hij in het begin zeer broos en breekbaar is. Pas als hij geheel koud is mag hij met een laagje glazuur worden bedekt en gegarneera Amandelpers. 125 gram amandelen, 125 gram suiker, wat geraspte citroenschil, 1 klein ei. Bereiding: De amandelen laten opkoken, pellen en malen door den amandelmolen. Dan de suiker, het ei en de citroenschil er door mengen en alles tezamen nog eens malen. De spijs ten slotte flink doorkneden en in een goed afgesloten pot bewaren. Naarmate het langer staat (mits goed af gesloten tegen öventueel uitdrogen) wordt hot smakelijker. Men kan dit werkje zelfs al eenige weken te voren do-n, als dan de amandeipers maar van de luclit afgesloten wordt bewaart. Gi azuur ('z.g. waterglazuur). 100 gram poedersuiker, plm. 1 eetlepel water of wa ter met citroen- of sinaasappelsap. Bereiding: De poedersuiker zeven 'door een schoone zeéf, het water (en het vruchten sap) toevoegen en de massa zóó langzaam roeren tot ze vloeibaar en glanzend is ge worden. Dan onmiddellijk over den krans uitgieten en er geconfijte vruchten en su- catie of snippers opleggen. Wacht men hier mede te lang, dan plakken ze niet meer vast. Men gebruikt ook wel eenige druppels likeur om het glazuur meer smaaak te ge ven. Voor den Oudejaarsavond. Appelflappen. 100 gram bloeim, 100 gram boter, plm. d.L. water, plm. 3 zure appelen, 25 gram suiker, wat fijne kaneel, 1 eetlepel krenten. Bereiding: Van boter, bloem en water maakt men op de boven beschreven wijze een lap bladerdeeg, die den laatsten keer wordt uitgerold tot een reep van ongeveer 5 c.M. breedte. Hieruit steekt men cirkels met behulp van een edit uitsteekvormpje of anders een glas of kop van de gewensch- te grootte. Men doopt deze eerst in bloem met liet oog op het kleven van het deeg. Men schilt de appelen en snijdt ze aan heel kleine stukjes, men wascht de krenten en roert ze met do suiker en de kaneel door de stukjes appel. Van dit mengsel legt men kleine bergjes midden op een rondje deeg. Men bevochtigt den rand, legt een tweede rondje deeg er overheen en plakt dit aan den rand goed vast. Men bestrijkt het bo venste lapje met geklopt ei en bakt de flapjes in een goed heeten oven gedurende pl.m. 25 minuten. Bij gebrek aan een goeden oven, kan men de flappen ook in ruim vet bakken. Men neemt hiertoe goed heet frituurvet (slaolie, Delfia, boterolie) en laat de flappen, na gebakken te zijn, uitlekken op grauw papier Saucijzebroodjes. 100 gram bloem. 100 gram boter, pl.m. d.L. water, 200 gr. varkensgehakt, peper, zout, nootmuscaal (óf 100 gram varkens-, 100 gram kalfsge hakt, een dun sneedje oud brood, peper, zout en noot; hoewel de eerste methode 't meest gebruikt wordt, geeft de tweede een smakelijker en minder vette vulling). Bereiding: Van boter, bloem en water op de bekende wijze bladerdeeg maken. Het ge hakt, op smaak, goed aanmengen. Van het deeg een langen reep vormen van plm. 10 c.M. breedte. Hierop kleine rolletjes ge hakt leggen, het deeg op gelijke afstanden doorsnijden, om het gehakt heenrollen en vastplakken met water. Het deeg van boven met geklopt ei bestrijken en in een goed heeten oven de broodjes bruin en gaar bak ken, plan. 25 minuten. (Uit „In en om ons huis"). DE ARGONAUTEN-TOCHT (Een Grieksche sage) Het Gulden VUes (Vervolg) Toen schreiden Phrixos en de ram bittere tranen en besproeiden er den bodem mee. Daarna gehoorzaamde do knaap. Vervol gens ging hij naar den Koning van Kolchin, die hem zeer vriendelijk opnam in zijn pa leis en hem later zelfs zijn dochter tot vrouw gaf. Zijn leven lang droeg hij groote zorg voor het gulden vlies, dat in 't heilige woud aan een boom was opgehangen. En later droeg hij die zorg over aan den Ko ning van Kolchis. Zij voerden een grooten draak, die nooit sliep, naar de boom. Het ondier moest er voor waken, dat de vacht niet gestolen werd. Jason Aïson, die koning was over een deel van Thessalië in Griekenland, werd door zijn halfbroer Pelias van den troon gestooten. Toen Aïson later een zoon kreeg, noemde hij dien Jason, maar hij durfde hem uit angst voor Pelias niet bij zich houden. Hij voerde dus het knaapje ver in 't gebergte naar een wijzen vriend, die het opvoedde. Toen Jason twintig jaar was, trok hij uit de onherbergzame streek weg. Hij kwam aan een woeststroomende hoek;; aan de oever zat een armoedig gekleede vrouw, die schreide. „Waarom ween je, Moedertje?" vroeg Jason. „Ach, ik moet naar de overzijde en weet niet hoe ik er zal komen". „O, dat is niets, dan draag ik u er over' riep Jason lachend uit. Hij had medelijden met het oudje. „Als je dat wilt doen!" zei ze blij. Jason nam haar op zijn sterke armen en droeg haap naar de overzijde. Maar midden in de beek bleef één zijner sandalen in do modder steken. En toen het vrouwtje weer op de vaste wal stond, wilde hij teruggaan, om zijn schoeisel te zoeken, 't Kon echter niet meer; de beek zwol steeds hooger en hooge r. »'t Spijt me erg, dat je door mij die san daal moest verliezen", klaagde de vrouw. „Och, dat is niets!" antwoordde Jason vroolijk; „ik ben nog jong en kan best op één sandaal loopen". Toen ging hij verder. Hij wist niet, dat het oude vrottwje de oppergodin Hera was, die zich in een hulpbehoevend besje ver anderd had. En Hera vond hem zóó aardig en goed, dat ze besloot den jongeling voor taan te beschermen. Eindelijk kwam Jason weer in de stad. waar Pelias nog altijd als Koning heersch- te. Zijn Oom had zich echter nooit zeker van de troon gevoeld en daarom aan het Orakel te Delphi*) gevraagd, of er ook gevaren voor hem hestonden. Het orakel had geantwoord, dat hii zich moest wachten voor iemand, die m-»t slechts één sandaal aan zijn voeten uit het gebergte kwam. Pelias keek dikwijls onrustig uit, wie er uit het gebergte kwamen. Op zekere dag zag hij Jasonop één sandaal. Hi) werd bleek van schrik en liep op hem toe. „Wie zijt gij, vreemdeling?" vroeg hij hem. „Ik ben Jason, de zoon van Aïson1" ant woordde hij. ,U hent koning Pelias; U heeft mijn vader van de troon gestooten. Ik kom het koninkrijk thans weer van U opeischen. Het komt mij rechtens toe". Nu begreep Pelias, welk gevaar die for- sehe, jonge held voor hem was. Hoe van hem af te komen? Ten laatste zei hij: „Beste Jason; je kunt je koninkrijk terugkrijgen, ondpr één voorwaarde", „Welke dan?" „Dat je mij de gouden vacht van Phrixos uit Kolchis haalt. Die plicht rust op mijn geslacht. Anders zal ik mij nooit weer met de goden kunnen verzoenen. En ik zelf ben te oud en te zwak om de tocht te wagen. Indien je onder bescherming van de goden uit Kolchis terugkeert, zal ik je mijn ko ninkrijk afstaan". Pelias was slim! Hij wist aan welke ge varen Jason zich blootstelde, als hij dat gouden vlies ging halen, 't Was zoo goed als zeker, dat hij daarbij zou omkomen. En dan kon Pelias rustig op de troon blijven. Jason dacht lang en ernstig na. „Goed" zei hij eindelijk. „Ik neem uw voorwaarde aan". Pelias lachte in zijn vuistje, omdat hij den jongen man, die geen kwaad vermoed de. tot die gevaarlijke tocht had overge haald. Jason zond boden naar de groote helden van zijn tijd, om hen te vragen het waag stuk met hem te volbrengen. Vijftig helden van Griekenland waren bereid, mee te gaan. Onder hen bevonden zich Hercules, de be kendste van allen en Telamon, Kastor en Pollux. Ook Orplleus trok mee. Deze laatste zou de helden onderhouden met zijn schoone zang en hen troosten, als ze in groote moei lijkheden verkeerden. Hij speelde zoo prach CAdv.), tig op de luit, dat wilde dieren zich aanzijn voeten vlijden, als ze hem hoordrn. Ja. hij wist het schip van de kust te lokken, als er gevaar voor stranding bestond. Jason ging naar een bekend scheepstim merman. merman in Argos en verzocht hem een groot schip te bouwen dat waardig was de vijftig helden te dragen. Toen de scheepstimmerman het werk be gon kwam de godin Athene bij h«m en gaf hem een stuk hout van een sprekende eik. Hij maakte daarvan de boeg en deze kon nu ook spreken. Toen het schip dat voor vijftig roeiers plaats bood, klaar was, ging men op weg met Jason als kapitein Het schip heette „de Argo" en de deel nemers werden dus „Argonauten" genoemd Orakel van Delphi: d.i. Een Priesteres in Delphi, een stad in Griekenland, die al lerlei toekomstvoorspellingen deed, die ech ter meestal op verschillende manieren kon den worden uitgelegd. Men zei, dat door haar de goden hun plannen aan de men schen bekend maakten. '(Wordt vervolgd) Voor ons Kerstfeest De Herders 't Was nacht in Bethl'ems dreven Een schoone. stille nacht En trouwe herders bleven Bij hunne kudde op wacht Zij hoopten saam, de vromen; Zij wachtten ongestoord Of Jakobs' Ster zou komen, Naar 't oud profetisch woord. En ja, juist in die stonde, In deze zelfde nacht, Werd hun door Eng'lenmonden Het blijde nieuws gebracht. De Heiland is gekomen In Bethl'ems kleine stal. Die voor millioenen vromen Een Herder wezen zal. En d'allerbeste Herder, Die toen op aard verscheen Voert Zijne schaapjes verder Dan herders hier benêen. Hij wil Zijn kudde leiden Zij 't ook door leed en kruis Naar d'eeuwig groene weiden Van 't Hemelsch Vaderhuis. De Engelen In der Schepping morgenstond Klonk dor Eng'Ien lied in 't rond Toen Gods macht uit 't maatloos diep Hemel, zee en aarde schiep. Weder klonk der Eng'Ien stem Bij de krib van Bethlehem Toen Gods Zoon op aard verscheen Als een kindje, arm en kleen. Schoon der Eng'Ien lted U prijst, En U eeuwig eer bewijst Tóch versmaadt Ge o, Heiland niet 't Stamelende kinderlied. Eenmaal juichen in Uw Naam, Eng'Ien, menschen, kind'ren saam Aoh dat dan óók ónze mond Mee moog juichen in die stond. De Wijzen Waar moeten wij zoeken, wij komen van ver Den Koning der Joden? Wij zagen Zijn ster in 't Oosten zóó prachtig, als nooit nog verscheen. Waar is Hij geboren, waar moeten wij heen? Naar Bethl'em, o Wijzen; naar Efrata's oord; Daér is Hij geboren, want zóó zegt Gods Woord: „Hoe klein gij moogt wezen, o, Bethl'em, hoe teer Uit U wordt geboren de Christus, de Heer, De Wijzen gaan spoedig nog zijn ze niet ver, Of eensklaps, wat blijdschap: daar zien zij de stert De ster leidt hen verder naar Bethlehem heen. Déar knielen ze neder voor 't Kindeke kleen. Beste N'-'-ljes on Neefjes Nog even voor ons Kerstfeest weer aan breekt wil ik Jullie prettige, blijde dagen toewen schen. 'k Hoop. dat je allemaal deze versies eens zult lezen en dat je ze mooi zult vinden. En ik hoop óók, dat jullie een echt geluk kig feest zult hebben. Niet alleen maar, om dat we nu vrij zijn, omdat het zóó maar midden in de week Zondag is voor ons, maar vooral om dat wonder-heerlijke, dat daarvan de oorzaak is. Want de beteekenis van het Kerstfeest weten we allemaal. En daarom mogen we allemaal meezingen- 't Kerstfeest is gekomen, 't Feest zoo lang verwacht Dat ons altijd weder Groote blijdschap bracht. Want wij allen weten, Dat heel lang geleen Jezus werd geboren. Als een kindje kleen. .Lieve Heer, wij danken Op dit heerlijk feest, Voor die groote liefde, U het allermeest Leer ons, trouwe Heiland. Dat wij telkens weer Biddend tot U zeggen: Dank U. Hemelheer! Want voor ons allemaal voor groot en klein ook voor jullie allen, geldt, wat staat in het mooie versje, dat ik hieronder nog Iaat volgen: ,0, dit Kindeke klein. Dat Uw Koning wil zijn. Zal u veilig door 't leven geleiden. Knielt dan dankbaar ter neêr, En aanbidt Uwen Heer, Want Hij komt heel de wereld verblijden. Met hartelijke groeten, jullie TANTE TINE

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1936 | | pagina 3