VOOR VROUW EN KIND
:EMBER Ï936
DICHTEN
3EURTEN
MAAS- EN SCHELDEBODE
DONDERDAG 24 DECEMBER 1936
VREDE OP AARDE
BETHLEHEM
KERK EN SCHOOL
IVOROL
VOOR DE VROUW
VOOR DE JEUGD
cht van J a e. Knoop,
in aardappelen, groenten
Da Costastraat 16, tele-
1, Amsterdam.
zeer moeilijk te verkoo-
:rs. Vooral blauwe eigen-
ke eigenheimers en po-
Afwijkende bonten gaan
70 kilo. Hoofdhandel
liteit bonten. Bonten en
m en Duiveland zijn niet
groot-Zeeland. Uit Flak-
aast geen aanvoer. Ook
lit Noord-Holland willen
iet aan te hooge prijzen,
elen blanke koopwaar
r zeer klein. Voor alle
iel vraag, tegen hoogere
dappelen naar Amster-
.ge inlichtingen bü Ma-
zonder eenige kosten of
-n de volgende prijzen
Zeeuwsohe bonten f 2
22.30, 2e soort dito
n stijf in de kook f 1.70
f 1.201.30, bonte po-
blauwe eigenheimers
leimers f 1.902, Spui-
eigenheimers f 22.10,
1.401.50, Noordwijker,
immer zandaardapelen
1. bonten f 1.90, dito
Haarl.meer of IJpolder
.80. Verder per 100 kilo
Nieuwlandsche zand-
te en Overijssel f 3—
3.
Al wat U noodig
heeft om spoedig
paar Mijnhardt's Poe-
ios 45 c. Bij Uw drogist.
(Adv.)
s van der Wal. 6 u,
Labris
6 u. de heer Ovenveel
tn Wingerden, 's Av,
van der Wal. 's Av,
Ds Hovius, van Oud-
kVal, van Wageniilgen
nam. Da Hovius
eD 6 u. De Verkerk
van Asoh
iet: Vm. Ds Polhuijs.
en 6 u. Ds Reendens
3 avonds Ds Zetisirs
i. Caii'd. van Hoegee,
et: Vm. en 's avonds
and. te Gouda
avonds Ds Lamaa
i I 1
u. Leesdienst
l en 6 u. Leesdienst
's avonds Leesdienst
i. Leesdienst
TE
u. Leesdienst
.abrie
t
nst
nst
13
Verkerk
van Asoh
nst
ast
in Hoegee
ast
l®t
5t
ibrie
de heer OverweeJ
anken, van Rotter-
m Wingerden
avond* de heef
a. d. IJssel
Leesdienst. 6 U.
Bommel
is Hovius
6 u. Ds Verkerk
av. De van Asrb
Vm. en 's avonds
ivonds Ds Zeiletra
6 u. Ds R eenders
ind. van Hoegee
Vm. en 's avonds
•endreoht
ivonds Ds Laman
n 6 u. Leesdienst
's av. Leesdienst
Leesdienst
VOORDE
ZONDAG
Eere zij God in de hoogste hemelen,
en vrede op aarde, in de menschen
een welbehagen. Lucas 2 14.
Ook het „vrede op aarde" behoort tot
het Kerstfeest.
Het is er niet de hoofdzaak van. Deze
blijft de geboorte van den Zaligmaker,
de komst van Gods Zoon in het vleesch.
Maar het is er toch onafscheidelijk
mee verbonden. Zooals de zon niet kan
opgaan of het wordt licht, zoo kon Gods
Zoon niet in de wereld komen of het
werd vrede op aarde.
Vrede niet in dien oppervlakkigen
materialistischen zin dien velen aan dit
woord toekennen alsof die te bereiken
viel met het afschaffen van leger en
yloot.
Vrede niet naar de louter negatieve
opvatting die ten grondslag ligt aan de
niet genoeg te waardeeren pogingen der
staatslieden onzer dagen om wapenge
weld te mijden en te voorkomen.
Maar vrede in den diepsten en volsten
zin van het woord. Vrede als rust, veilig
heid, harmonie, in onverstoorbare gaaf
heid des levens.
Zulk een vrede had de aarde eens
eerder gekend.
Het was toen God zijn zesdaagsch
werk der schepping had volbracht. Toen
Hij alles zag wat Hij gemaakt had, en zie
het was zeer goed. Toen Hij op den ze
venden dag rustte van al Zijn werk, dat
Hij gemaakt had.
Toen was er vrede, ongestoorde zui
vere, klare, gave, loutere harmonie tus-
schen Schepper en schepsel en tusschen
de schepselen onderling.
Saamstemming tusschen God en
mensch, tusschen hemel en aarde, tus
schen lichaam en geest, tusschen mensch
en dier. De meest volmaakte overeen
stemming in de ziel des menschen van
moeten en willen, van bezit en behoefte,
van begeeren en genieten.
Naar dien vrede dorst nog altijd elk
rnenschenhart. En alleen omdat het dien
vrede als onbereikbaar ideaal ziet, zoeken
velen zich schadeloos te stellen met dat
lagere en mindere, maar dat voor het
uiterlijke toch eenigszins op vrede lijkt.
Welnu, die vrede in den hoogsten zin
van het woord is bedoeld in der engelen
lied, toen zij op hun „Eere zij God in de
hoogste hemelen" lieten volgen: „en
vrede op aarde".
Let op dat verbindingswoordeke „en",
want het wordt meestal over het hoofd
gezien. Het is dan alsof die twee uit
drukkingen los naast elkaar staan. Eere
zij God in de hoogste hemelen, nu dat
laat men dan voor wat het is: die hemel
is zoo hoog en zoo ver en zoo vreemd.
Volgens de wijsheid dezer wereld kan
zoo iets als een hemel waar God woont
niet eens bestaan.
Doch deze aarde, daar gevoelt men
nog wat voor. Als het op aarde maar
vrede was, dan zou men geen hemel
meer noodig hebben.
Zoo wordt uiteengerukt wat toch on
afscheidelijk is. Eere zij God in de hoog
ste hemelen, dat allereerst, dat onvoor
waardelijk, dat volkomen. En alleen in
het innigste verband daarmede, maar
dan ook als onafscheidelijk gevolg daar
van: vrede op aarde.
Die vrede, waarnaar elk rnenschenhart
dorst ook zonder het te weten of er zich
rekenschap van te geven, ja zelfs al
spreekt het dit tegen, die vrede is niet
van deze aarde.
Ze is geen product van menschelijk
denken. Ze is geen ideaal door de poëzie
voor de verbeelding geroepen. Ze wordt
niet verkregen door conferenties en
maatregelen. Ze is geen resultaat van
wat in onze moderne taal „de beweging"
heet.
Dat alles kan dezen vrede niet op
aarde brengen. Daartoe is onze inensch-
heid onmachtig. Even onmachtig als ze
is om het vernietigde leven uit den dood
te wekken en te herstellen, om de bloem
die vernield werd haar schoonheid en
luister te hergeven.
Deze vrede is gave des hemels. Ze
keert alleen terug als God haar weer op
aarde brengt. Niet door middel van men-
schenwerk. Maar zonder menschen.
En God in den hooge heeft dat gedaan
door Zijn Zoon te zenden, door het won
der te werken, dat de maagd Maria,
daartoe van Hem verkoren, bevrucht
werd en haar eerstgeboren zoon baarde.
Kerstfeest is een heel nieuw begin.
Als ge het Kerstverhaal weer leest in
Lucas 2, dan treft u dat hemelsch-vredige
in alles. Dan is het alsof er geen vijanden
en geen tegenstand is. Want wel volgt
straks het bloedbad van Herodes. Maar
dat is later.
In Efrata's velden verschijnt de engel
aan de herders, die vreedzaam de nacht
wacht houden over hun kudde, om hun
de blijmare te doen hooren van de
„groote blijdschap die al den volke wezen
zal; namelijk dat u heden geboren is de
Zaligmaker, welke is Christus de Heere,
in de stad Davids".
En dan zijn daar opeens met den engel
een menigte des hemelschen heirlegers
die God prijzen in hun lied.
En de herders gaan naar Bethlehem,
en ze vinden Maria en Jozef en het Kin-
deke liggende in de kribbe.
O, niet waar, als ge deze dingen leest,
dan is het alsof er een tweede morgen
over deze aarde daagt, veel heerlijker
nog dan die eerste morgen na Gods vol
brachte werk, toen alles vrede ademde.
En dat alles is besloten in dat Kindeke
in de kribbe.
Niet cmdat dit Kindeke straks als man
eer prediker zal zijn van vredesidealen.
Zulken waren er reeds zooveel geweest
en zijn er daarna bij menigten gevonden.
Maar hun idealen zijn in rook vervlogen,
en ze hebben de menschheid niets nage
laten dan grooter vertwijfeling.
Maar vrede op aarde is dit Kindeke,
omdat het is Gods eeniggeboren Zoon,
in wezen onafscheidelijk één met den
Vader. Vrede is dit Kindeke, omdat Lij
gekomen is om zondaren met God te ver
zoenen. Vrede, omdat hij de breuk niet
dicht met iooze kalk, maar ze uit den
grond af heelt en herstelt.
Dit is de kerstgebeurtenis, dat God
zelf op deze zondige aarde, die van Hem
vervreemd was en daarom den vrede niet
terugvinden kon, welken ze zoo roeke
loos verstoord had, dit Kindeke neerlegt
in de kribbe als het pand van zijn gron-
delooze, eeuwige, almachtige, reddende
ontfermingen.
„Vrede op aarde" is hier niet een
machtelooze wensch. Niet de propaganda
voor een ideaal, tot welks verwezenlij
king allen worden opgeroepen.
Neen, „vrede op aarde" is hier een
Goddelijke proclamatie, een onfeilbaar in
vervulling gaande profetie. Want het is
de hemelsche afkondiging van wat daar
in Bethlehems stal is geschied.
Nu heeft God onder alle menschen er
een op wien Zijn oog weer in welgeval
len kan rusten. Juist zooals Zijn oog op
den eersten mensch in het paradijs in
welgevallen neerzag. Maar met dit mach
tig verschil, dat deze „tweede mensch",
omdat hij tevens is de Heere uit de he
melen, het niet meer verderven kan. De
harmonie tusschen dit Kindeke en den
Vader in de hemelen kan in der eeuwig
heid niet weer verstoord worden.
Sterker nog: dit Kindeke zal den vrede
tusschen God in de hoogste hemelen en
menschen op aarde herstellen. Hij geeft
hun den vrede met God terug. En die
vrede zal groeien, onder tegenkanting en
strijd, totdat Hij zijn werk heeft vol
bracht en in den dag der dagen zijn
eeuwig vrederijk op aarde zal doen door
breken.
Daarom ziet ons hart geloovig tot dat
Kindeke op. Eens lag het daar in doeken
gewonden in de kribbe. Eens was de
straf die ons den vrede aanbrengt op
hem. Nu is hij de Heere der heerlijkheid.
Maar eer hij deze aarde verliet, ver
maakte hij ons bij testament zijn vrede,
Efratha's velden donk'ren weg in nacht;
het duister dempt het daerumoer van d'aarde.
Bethlehems moede menschen sluim'ren zacht
en stilte vult en stad en veld en gaarde.
De herders houden bij hun vee de wacht
om 't vuur, waar zich hun beidend tal vergaarde;
en boven straalt de flonkersterrenpracht,
die d'eeuwen door 't aanbidd'lijk schoon bewaarde.
Plots, bliksemfel, uit hemelglans geboren
staat daar een Engel in het vlammend licht,
en brengt de Herders 't Wond're Godsbericht.
En hemelscharen doen den lofzang hooren,
nu God zich reddend tot de zondaars richt,
door 't Kind. dat daar nu in de kribbe ligt.
H. W. A.
die niemand van ons nemen kan.
Leg dan op uw Kerstfeest opnieuw af
alles wat gi; hebt en weet en meent te
zijn in deze wereld. Ken opnieuw uw
hjJpelonze armoede. Erken den onvrede
waaraan gij ten prooi zijt. Zie in dat dit
een gebrek is, dat gi) den vrede niet kunt
terugkrijgen.
En kniel dan in den geest bii de kribbe
neer, om in dit Kindeke den vrede als een
genadegave van uv God Ir. ontvangen.
Geloof in den Heere Jezus Christus, en
gij zult ia hem vrede hebben, ook al zou
in de wereld enkel verdrukking uw deel
zijn. Dan zal Let „vrede op aarde" zijn
ook in uw hart. in uw leven. Tot in uw
sterven toe. Die vrede, waarvan een
Simeon sprak. Nu laat Gij. Heere. Uwen
dienstknecht gaan in vrede naar uw
woord, want mijne oogen hebben Uwe
zaligheid gezien.
NED. HERV. KERK
Drietal: Te Maastricht, JK. i. d.
Brink te -Steenbergen, A. G. B. ten Kate te
Brussel en P. Kuylman, jeugdpred. te 's-Gra-
venhage.
Beroepen: Te Asch (Betuwe) (toez.),
cand. K. Luyendijk, te De Lier. Te Sneek
(vac. Treffers), Th. A. Hoen te Bussum.
Te Giessen-Rijswijk, E. Jongens te Leimui-
den. Te Zwartewaal, cand. A. Faber te
Oostburg. Te Vaassen, J. van Kuiken te
Uithuizermeeden.
Beroepen: Te Zelhem (toez.), O. Hui
stra te Midwolda. Te Renesse-Noordwelle
(Z.) (toez.), cand. A. Faber te Oostburg.
Te Eemnes-Binnen, D. Plantenga te Har-
melen. Te Delft, J. Fokkema te Amstel
veen.
Beroepen: Te Middelburg (Vereen, v.
Vrijz. Herv.), A. M. v. d. LaarKrafft te
Heenvliet.
Bedankt: Voor B'lk (toez.), J. van
Woerden te Zvammerdam. Te Elim, H. J.
F. Wesseldljk te Oud-Schoonebeek Te
Makkum, G. F. D. Locher te Nfjega-Ela-
huizen.
Bedankt: Voor Kamerik, J. Bus te
Poortvliet. Voor Jutphaas, J. Loos te
Oudega.
Aangenomen: Naar Den Helder (Ev.),
J. B. Oskamp, cand. en hulppred. te IJmui-
den-Oost. Naar Dordrecht, R. J. D. Bee-
rekamp te Werkendam.
Aangenomen: Naar Kloetinge, H.
Boersma te Angerlo.
GEREF. KERKEN
Aangenomen: Naar Westeremden,
cand. J. van rioegee te Utrecht.
Aangenomen: Naar Huizum, W. v. d.
Heide te Stadskanaal.
Bedankt: Voor Gameren, cand. J. van.
Hoegee te Utrecht. Voor Uithuizen, Th.
Boersma te Oudega (Small). Voor Uit
huizermeeden, J. L. Wielenga te Arum (Fr.).
Bedankt: Voor Schiedam, B. A. Bos te
Assen.
CHR. GEREF. KERK
Tweetal: Te Bunschoten, Joh. Jansen te
Leiden en P. de Smit te Utrecht.
Beroepen: Te Gouda, M. W. Nleuwen-
huvze. te Franeker.
Beroepen: Te Zwaagwesteinde, M. W.
Nieuwenhuijze te Franeker.
Bedankt: Voor Bussum-Naarden, M,
Baan te Rijnsburg.
TER NAVOLGING!
Te Enschedé zal de kerkeraad der
Geref. Kerk binnenkort speciaal voor de
Evangelisatie, dank zij de hulp van het
comité-Groslioidc-Schouten, een candidaat
benoemen, speciaal voor liet Evangelisatie
werk
Leesdienst
ill,
goeds, dus met
HUISHOUDING. De bereiding van
baterbanket voor Kerstmis (voor
banketstaven, kerstkrans, enz.
Dat de huisvrouw zich niet zoo gauw
waagt aan het bakken van boterbanket, is
eenigszins te begrijpen. He.t maken van
feuilietédeeg behoort tot de moeilijkste
bakkerijen. I-Iet vraagt eenige routine vau
zelf bakken en heeft groote kans op misluk
king, als men zich niet met de uiterste
nauwkeurigheid houdt aan de voorschril
ten. Daarbij moet men beschikken over een
goeden oven, die flink heet gestookt kan
worden en goed is te regelen. Dit alles
wordt niet gezegd om onze huisvrouwen af
te schrikken, integendeel. We hopen dat
velen zich er eens aan zullen wagen. Maar
ter voorkoming van teleurstellingen mogen
de moeilijkheden ook niet worden onder-
Het feuilietédeeg of bladerdeeg, waarvan
het banket wordt gemaakt, is een z.g. rol-
deeg. Wat we, behalve de ingrediënten,
noodig hebben is een schoone, droge tafel,
aanrecht of groote deegplank en een deeg-
rol.
Aangezien- het deeg het best lukt, naar
mate de boter kouder en harder is, moeten
we zorgen op een zoo koel mogelijke plaats
het deeg te bereiden en de boter zelf zoo
koud en stevig mogelijk te hebben. Wat
dit betreft is het een geluk dat Kerstmis in
den winter valt!
Ook om de boter niet week te laten wor-
'den is vlug en luchtig werken bij dit deeg
een eerste vereischte.
Verder raken we het deeg zoo min moge
lijk met de handen aan.
De benoodigdiheden voor het bladerdeeg
zijn: 100 gram bloem, 100 gram boter, wat
zout en 1/3 Vt d.L. water. Van deze hoe-
veelhedep maakt men één flinkon kerst
krans.
Bereiding: Men doet de nauwkeurig
Afgewogen hoeveelheden boter en bloem op
een diep bord. Nu snijdt men met 2 mes
jes de boter in stukjes door de bloem heen,
totdat de stukjes zoo groot ongeveer zijn a's
een bruine boon. Er wordt dus niet gekneed
Nu voegt men het zout toe en schenkt eers;
1/3 d.L. water er bij. Alweer met de 2 mes
jes roert men alles luchtig dooreen. Is het
deeg nog niet bepaald nat, dan voegt men
nog iets water toe, doch nooit meer dan Vz
d.L.
Nu bestrooit men plank of tafel dun met
bloem en bestrijkt er ook goed de deegrol
mee. Men laat den deegbal van het bord
glijden en wentelt die even door de bloem
heen, zoodat de buitenkant droog is. Nu
begint het zeer luchtig uitrollen onder tel
kens vlug keeren van den ontstanen deeg
lap. Men dient op te passen, dat het deeg
niet gaat plakken aan tafel of rol en -ciest
daarom telkens een schoon plekje en
strooit zoo noodig weer wat bloem, echter
nooit te dik, anders wordt het dseg te
droog. Men moet trachten den deeglap zoo
gelijkmatig mogelijk in een rechthoek uit
te rollen. Is de lap ongeveer een -/2 c.M. dik
geworden, dan vouwt men hem netjes eu
luchtig op en rolt opnieuw uit, nu tot een
iets dunneren deeglap, die weer wordt op
gevouwen en weer uitgerold. Het deeg is nu
dus driemaal uitgerold en moet rusten
(liefst een half uur op een koele plaats).
Na den rusttijd is het deeg weer opge
stijfd en men begint opnieuw oe rollen,
tuohtig en veerkrachtig, onder telkens weer
opvouwen tot driemaal toe. Na een nieuwe
rustpoos wordt nogmaals de behandeling
toegepast van driemaal rollen en driemaal
vouwen en als het deeg nog een kort tijdje
koe! heeft gestaan, kan men beginnen aan
het eigenlijke vormen van den krans.
Hiervoor rolt men het deeg uit tot een
langen, smallen reep van pfim. 15 c.M
breedte, eenige m.M. dik en niet al te lang
(Men kan met een band of touw de lengte
van den krans eerst ongeveer schatten).
Men legt op het deeg een rol amandelper*
van plm. 3 c.M. doorsnee en hier en daar
een geconfijte kers er tusschen. De bereid:ng
van de vulling volgt hieronder. Men be
vochtigt met koud water de randen van het
deeg, slaat dit om de „spijs" heen en plakt
ze op elkaar. Men zorge dat aan de uit
einden de amandelpers goed zit ingepakt
en dat er overal waar 2 deeglagen op elkaar
komen, wat water tusschen wordt gesmeerd
om het deeg te doen vastplakken. Men
keert nu de aldus vorkregen lange rol o.n.
zoodat de over elkaar geslagen kanten
van onderen komen en vormt den krans
zoo rond mogelijk. Met water plakt men ds
aanhechtsels zoo onzichtbaar mogelijk over
elkaar. Men liegt den krans over op een
met water bestreken bakblik en bestrijkt
uen bovenkant met ei, dat is geklopt met
wat water.
Men bakt den krans in een goed heeten
oven, gedurende 20 a 30 minuten. Heef'
men de keuze over verschillende plaatsen
in den oven, dan is middenin het beste.
Men mag de eerste 10 minuten niet naar 't
deeg kijken met het oog op het neerslaan.
Ook om die reden mag men de ovendeur
niet te hard dichtslaan en moet men tocht
vermijden. De gare krans moet héél voor
zichtig van het blik worden genomen, daar
hij in het begin zeer broos en breekbaar is.
Pas als hij geheel koud is mag hij met een
laagje glazuur worden bedekt en gegarneera
Amandelpers. 125 gram amandelen,
125 gram suiker, wat geraspte citroenschil,
1 klein ei.
Bereiding: De amandelen laten opkoken,
pellen en malen door den amandelmolen.
Dan de suiker, het ei en de citroenschil er
door mengen en alles tezamen nog eens
malen. De spijs ten slotte flink doorkneden
en in een goed afgesloten pot bewaren.
Naarmate het langer staat (mits goed af
gesloten tegen öventueel uitdrogen) wordt
hot smakelijker. Men kan dit werkje zelfs
al eenige weken te voren do-n, als dan de
amandeipers maar van de luclit afgesloten
wordt bewaart.
Gi azuur ('z.g. waterglazuur). 100 gram
poedersuiker, plm. 1 eetlepel water of wa
ter met citroen- of sinaasappelsap.
Bereiding: De poedersuiker zeven 'door
een schoone zeéf, het water (en het vruchten
sap) toevoegen en de massa zóó langzaam
roeren tot ze vloeibaar en glanzend is ge
worden. Dan onmiddellijk over den krans
uitgieten en er geconfijte vruchten en su-
catie of snippers opleggen. Wacht men hier
mede te lang, dan plakken ze niet meer
vast. Men gebruikt ook wel eenige druppels
likeur om het glazuur meer smaaak te ge
ven.
Voor den Oudejaarsavond.
Appelflappen. 100 gram bloeim, 100
gram boter, plm. d.L. water, plm. 3 zure
appelen, 25 gram suiker, wat fijne kaneel,
1 eetlepel krenten.
Bereiding: Van boter, bloem en water
maakt men op de boven beschreven wijze
een lap bladerdeeg, die den laatsten keer
wordt uitgerold tot een reep van ongeveer
5 c.M. breedte. Hieruit steekt men cirkels
met behulp van een edit uitsteekvormpje
of anders een glas of kop van de gewensch-
te grootte. Men doopt deze eerst in bloem
met liet oog op het kleven van het deeg.
Men schilt de appelen en snijdt ze aan heel
kleine stukjes, men wascht de krenten en
roert ze met do suiker en de kaneel door
de stukjes appel. Van dit mengsel legt men
kleine bergjes midden op een rondje deeg.
Men bevochtigt den rand, legt een tweede
rondje deeg er overheen en plakt dit aan
den rand goed vast. Men bestrijkt het bo
venste lapje met geklopt ei en bakt de
flapjes in een goed heeten oven gedurende
pl.m. 25 minuten.
Bij gebrek aan een goeden oven, kan men
de flappen ook in ruim vet bakken. Men
neemt hiertoe goed heet frituurvet (slaolie,
Delfia, boterolie) en laat de flappen, na
gebakken te zijn, uitlekken op grauw papier
Saucijzebroodjes. 100 gram bloem.
100 gram boter, pl.m. d.L. water, 200 gr.
varkensgehakt, peper, zout, nootmuscaal
(óf 100 gram varkens-, 100 gram kalfsge
hakt, een dun sneedje oud brood, peper,
zout en noot; hoewel de eerste methode 't
meest gebruikt wordt, geeft de tweede een
smakelijker en minder vette vulling).
Bereiding: Van boter, bloem en water op
de bekende wijze bladerdeeg maken. Het ge
hakt, op smaak, goed aanmengen. Van het
deeg een langen reep vormen van plm. 10
c.M. breedte. Hierop kleine rolletjes ge
hakt leggen, het deeg op gelijke afstanden
doorsnijden, om het gehakt heenrollen en
vastplakken met water. Het deeg van boven
met geklopt ei bestrijken en in een goed
heeten oven de broodjes bruin en gaar bak
ken, plan. 25 minuten.
(Uit „In en om ons huis").
DE ARGONAUTEN-TOCHT
(Een Grieksche sage)
Het Gulden VUes
(Vervolg)
Toen schreiden Phrixos en de ram bittere
tranen en besproeiden er den bodem mee.
Daarna gehoorzaamde do knaap. Vervol
gens ging hij naar den Koning van Kolchin,
die hem zeer vriendelijk opnam in zijn pa
leis en hem later zelfs zijn dochter tot
vrouw gaf. Zijn leven lang droeg hij groote
zorg voor het gulden vlies, dat in 't heilige
woud aan een boom was opgehangen. En
later droeg hij die zorg over aan den Ko
ning van Kolchis. Zij voerden een grooten
draak, die nooit sliep, naar de boom. Het
ondier moest er voor waken, dat de vacht
niet gestolen werd.
Jason
Aïson, die koning was over een deel van
Thessalië in Griekenland, werd door zijn
halfbroer Pelias van den troon gestooten.
Toen Aïson later een zoon kreeg, noemde
hij dien Jason, maar hij durfde hem uit
angst voor Pelias niet bij zich houden. Hij
voerde dus het knaapje ver in 't gebergte
naar een wijzen vriend, die het opvoedde.
Toen Jason twintig jaar was, trok hij uit
de onherbergzame streek weg. Hij kwam
aan een woeststroomende hoek;; aan de
oever zat een armoedig gekleede vrouw,
die schreide.
„Waarom ween je, Moedertje?" vroeg
Jason.
„Ach, ik moet naar de overzijde en weet
niet hoe ik er zal komen".
„O, dat is niets, dan draag ik u er over'
riep Jason lachend uit. Hij had medelijden
met het oudje.
„Als je dat wilt doen!" zei ze blij.
Jason nam haar op zijn sterke armen en
droeg haap naar de overzijde. Maar midden
in de beek bleef één zijner sandalen in do
modder steken. En toen het vrouwtje weer
op de vaste wal stond, wilde hij teruggaan,
om zijn schoeisel te zoeken, 't Kon echter
niet meer; de beek zwol steeds hooger en
hooge r.
»'t Spijt me erg, dat je door mij die san
daal moest verliezen", klaagde de vrouw.
„Och, dat is niets!" antwoordde Jason
vroolijk; „ik ben nog jong en kan best op
één sandaal loopen".
Toen ging hij verder. Hij wist niet, dat
het oude vrottwje de oppergodin Hera was,
die zich in een hulpbehoevend besje ver
anderd had. En Hera vond hem zóó aardig
en goed, dat ze besloot den jongeling voor
taan te beschermen.
Eindelijk kwam Jason weer in de stad.
waar Pelias nog altijd als Koning heersch-
te. Zijn Oom had zich echter nooit zeker van
de troon gevoeld en daarom aan het Orakel
te Delphi*) gevraagd, of er ook gevaren
voor hem hestonden.
Het orakel had geantwoord, dat hii zich
moest wachten voor iemand, die m-»t slechts
één sandaal aan zijn voeten uit het gebergte
kwam.
Pelias keek dikwijls onrustig uit, wie er
uit het gebergte kwamen. Op zekere dag
zag hij Jasonop één sandaal. Hi) werd
bleek van schrik en liep op hem toe.
„Wie zijt gij, vreemdeling?" vroeg hij hem.
„Ik ben Jason, de zoon van Aïson1" ant
woordde hij. ,U hent koning Pelias; U heeft
mijn vader van de troon gestooten. Ik kom
het koninkrijk thans weer van U opeischen.
Het komt mij rechtens toe".
Nu begreep Pelias, welk gevaar die for-
sehe, jonge held voor hem was. Hoe van
hem af te komen? Ten laatste zei hij: „Beste
Jason; je kunt je koninkrijk terugkrijgen,
ondpr één voorwaarde",
„Welke dan?"
„Dat je mij de gouden vacht van Phrixos
uit Kolchis haalt. Die plicht rust op mijn
geslacht. Anders zal ik mij nooit weer met
de goden kunnen verzoenen. En ik zelf ben
te oud en te zwak om de tocht te wagen.
Indien je onder bescherming van de goden
uit Kolchis terugkeert, zal ik je mijn ko
ninkrijk afstaan".
Pelias was slim! Hij wist aan welke ge
varen Jason zich blootstelde, als hij dat
gouden vlies ging halen, 't Was zoo goed
als zeker, dat hij daarbij zou omkomen.
En dan kon Pelias rustig op de troon
blijven.
Jason dacht lang en ernstig na.
„Goed" zei hij eindelijk. „Ik neem uw
voorwaarde aan".
Pelias lachte in zijn vuistje, omdat hij
den jongen man, die geen kwaad vermoed
de. tot die gevaarlijke tocht had overge
haald.
Jason zond boden naar de groote helden
van zijn tijd, om hen te vragen het waag
stuk met hem te volbrengen. Vijftig helden
van Griekenland waren bereid, mee te gaan.
Onder hen bevonden zich Hercules, de be
kendste van allen en Telamon, Kastor en
Pollux. Ook Orplleus trok mee. Deze laatste
zou de helden onderhouden met zijn schoone
zang en hen troosten, als ze in groote moei
lijkheden verkeerden. Hij speelde zoo prach
CAdv.),
tig op de luit, dat wilde dieren zich aanzijn
voeten vlijden, als ze hem hoordrn. Ja. hij
wist het schip van de kust te lokken, als er
gevaar voor stranding bestond.
Jason ging naar een bekend scheepstim
merman.
merman in Argos en verzocht hem een
groot schip te bouwen dat waardig was de
vijftig helden te dragen.
Toen de scheepstimmerman het werk be
gon kwam de godin Athene bij h«m en
gaf hem een stuk hout van een sprekende
eik. Hij maakte daarvan de boeg en deze
kon nu ook spreken. Toen het schip dat
voor vijftig roeiers plaats bood, klaar was,
ging men op weg met Jason als kapitein
Het schip heette „de Argo" en de deel
nemers werden dus „Argonauten" genoemd
Orakel van Delphi: d.i. Een Priesteres
in Delphi, een stad in Griekenland, die al
lerlei toekomstvoorspellingen deed, die ech
ter meestal op verschillende manieren kon
den worden uitgelegd. Men zei, dat door
haar de goden hun plannen aan de men
schen bekend maakten.
'(Wordt vervolgd)
Voor ons Kerstfeest
De Herders
't Was nacht in Bethl'ems dreven
Een schoone. stille nacht
En trouwe herders bleven
Bij hunne kudde op wacht
Zij hoopten saam, de vromen;
Zij wachtten ongestoord
Of Jakobs' Ster zou komen,
Naar 't oud profetisch woord.
En ja, juist in die stonde,
In deze zelfde nacht,
Werd hun door Eng'lenmonden
Het blijde nieuws gebracht.
De Heiland is gekomen
In Bethl'ems kleine stal.
Die voor millioenen vromen
Een Herder wezen zal.
En d'allerbeste Herder,
Die toen op aard verscheen
Voert Zijne schaapjes verder
Dan herders hier benêen.
Hij wil Zijn kudde leiden
Zij 't ook door leed en kruis
Naar d'eeuwig groene weiden
Van 't Hemelsch Vaderhuis.
De Engelen
In der Schepping morgenstond
Klonk dor Eng'Ien lied in 't rond
Toen Gods macht uit 't maatloos diep
Hemel, zee en aarde schiep.
Weder klonk der Eng'Ien stem
Bij de krib van Bethlehem
Toen Gods Zoon op aard verscheen
Als een kindje, arm en kleen.
Schoon der Eng'Ien lted U prijst,
En U eeuwig eer bewijst
Tóch versmaadt Ge o, Heiland niet
't Stamelende kinderlied.
Eenmaal juichen in Uw Naam,
Eng'Ien, menschen, kind'ren saam
Aoh dat dan óók ónze mond
Mee moog juichen in die stond.
De Wijzen
Waar moeten wij zoeken, wij komen
van ver
Den Koning der Joden? Wij zagen
Zijn ster
in 't Oosten zóó prachtig, als nooit nog
verscheen.
Waar is Hij geboren, waar moeten wij
heen?
Naar Bethl'em, o Wijzen; naar Efrata's
oord;
Daér is Hij geboren, want zóó zegt Gods
Woord:
„Hoe klein gij moogt wezen, o, Bethl'em,
hoe teer
Uit U wordt geboren de Christus, de Heer,
De Wijzen gaan spoedig nog zijn ze
niet ver,
Of eensklaps, wat blijdschap: daar zien
zij de stert
De ster leidt hen verder naar Bethlehem
heen.
Déar knielen ze neder voor 't Kindeke
kleen.
Beste N'-'-ljes on Neefjes
Nog even voor ons Kerstfeest weer aan
breekt wil ik Jullie prettige, blijde dagen
toewen schen.
'k Hoop. dat je allemaal deze versies eens
zult lezen en dat je ze mooi zult vinden.
En ik hoop óók, dat jullie een echt geluk
kig feest zult hebben. Niet alleen maar, om
dat we nu vrij zijn, omdat het zóó maar
midden in de week Zondag is voor ons,
maar vooral om dat wonder-heerlijke, dat
daarvan de oorzaak is. Want de beteekenis
van het Kerstfeest weten we allemaal. En
daarom mogen we allemaal meezingen-
't Kerstfeest is gekomen,
't Feest zoo lang verwacht
Dat ons altijd weder
Groote blijdschap bracht.
Want wij allen weten,
Dat heel lang geleen
Jezus werd geboren.
Als een kindje kleen.
.Lieve Heer, wij danken
Op dit heerlijk feest,
Voor die groote liefde,
U het allermeest
Leer ons, trouwe Heiland.
Dat wij telkens weer
Biddend tot U zeggen:
Dank U. Hemelheer!
Want voor ons allemaal voor groot en
klein ook voor jullie allen, geldt, wat
staat in het mooie versje, dat ik hieronder
nog Iaat volgen:
,0, dit Kindeke klein.
Dat Uw Koning wil zijn.
Zal u veilig door 't leven geleiden.
Knielt dan dankbaar ter neêr,
En aanbidt Uwen Heer,
Want Hij komt heel de wereld verblijden.
Met hartelijke groeten, jullie
TANTE TINE