VOOR VROUW EN KIND 36 maas- en scheldebode zaterdag 25 jul! 1936 >ingen :hten in deze zaak vergeve de heere weekoverzicht ,men" zegt! BINNENLAND BUITENLAND VOOR DE JEUGD Ned. Herv. Meisjes-Vereeniging op Gereï. Grondslag ruzie inet zün neef, /eet waarom. and woont ie 'n de tuurt ee graag gebruik big nat in de wei winterdag, kt r 't ivas helaas t nog wel eens m zat grond dikke neef rouw itenlucht 'OU. ?f ontdekt leant 'l weel'drig kroo3 and an den slag en zweets, en z'n vrouw clit ver-ie 't wel ebracht. het ivater in in eldenmoed gewicht verdroeg scheen met zijn sprong m heen omerpak t sen met z'n neef, i leeft. HAKATE nzet en Zaterdag 25 les avonds 7 uur in het Logement zoeke van Maarten, en huis met berg- len, erf en tuin te kadaster sectie E 10 centiaren of S5]/i ■lijk 1 October 1936. viand aan den Bree- no. 1222, groot 30 RVM eigendom van aanvaarden 1 Octo- VAN DEN BERG. ver 2e slag verkoo» te Stellendam, wor- op Vrijdag 1 Aug., VAN DEN BERG. KERK avonds Ds Laman 1EENTE u. Leesdlenst u. en 6 u. (a tj avonds Leesdieast Leeedienst 1EMEENTE traat). 9% u., 2 XL Hogerwerf Leesdienst E MIDDELHAR NIS nsdag; 21 Juli idem drielingen Juli :>ode bessen ivw- i22, blauwe drui- —7.60, dubbele stam onen 2224.50, roo- >ie kool 5.806.70, lisbessen 7.808.10, igenheimers 2.50 •2.10, bloemkool 6.30 03.80, kropsla 1.10 0, meloenen 13.60— roten 0.501. West- 3 Juli ilo 2.95—3.15, idem lem 50 kilo 2.40 2.25. V e e. Aan^v id q 193 paarden b6 veu- 83 vette runderen, nucht. kalveren, 214 of lammeren, 7 var- t. koelen tot 60 c., 2® 4 c., vette ossen tot kw 4045 c., stieren 3e kw. 4'042 c., e kw tot 65 c, 3e kw ■46 c., schapen 27— 37 c., nucht. slacht lachtpaarden 3236 lagrer vee: Schapen 10—12, nuchtere 2, nucht. fokkalva arden 85125170 50. hitten 6080 stieren 1102<>U— 80220. melkkoeien den 100—125—145. >inken 6580100, bokken en gelten oeien en ossen was el en Iets hoogere ng nog tot 64 c en "d, goeden handel en als vorige week met prijzen als gisteren, ot 80 cent. en lammeren was 1 en lets minder in fok en slaehtkalve n handel en hoogere was ruim met kal- emplaren waren Iet3 •ïge week, sleepepde 'ijzen,. VOORDE ZONDAG In deze zaak vergeve de HEERE uwen knecht: wanneer mijn heer in het huis van Rlnwnon gaan zal, om zich daar neder te buigen, en hü op mijn hand leunen zal, en ik mij in het huis van Rimmon nederbuigen zal; als ik mij alzoo neder- buigen zal in het huis van 'Rimmon. de HEERE vergeve toch uwen knecht deze zaak. 2 Kopingen 5 18. Ontroerend is de bijna kinderlijke dankbaarheid van Naaman den Syriër voor zijn genezing. Vooral na zijn eerste hooghartige wei gering om den raad van Elisa op te vol gen en zich zevenmaal te wasschen in den Jordaan. Toch ontbreekt hier nog de conse quentie in de karakterteekening. Zelfs Naamans knechten kenden hun heer genoeg, om te weten, dat hij in zijn toor nige teleurstelling nog wel terdege voor rede vatbaar was. En ja, even bruusk als hij eerst geweigerd heeft, even re soluut is hij ook weer om te handelen, nu hij van ongelyk overtuigd is. Heel wel te plaatsen bij een man als Naaman, een krijgsman door en door. Toegankelijk voor al wat flink en ferm. is; maar wars van kleine en halve maat regelen. En als hij nu in het water van den Jordaan van z'n melaatschheid gerei nigd wordt, dan is hij niet te preutsch om het ook te erkennen. Dan wil hij naar den profeet terug om hem zijn dank tc betuigen, en ook te betoonen. Dat die genezing van Naaman niet van het Jordaanwater kwam, is duidelijk. En Naaman zelf heeft dat ingezien. En ook kwam het niet van den profeet. Neen, het kwam rechtstreeks van Israëls God. Als een wonder, in den meest eigenlijken zin van het woord. Dat erkent Naaman zelf ook: Zie nu weet ik, dat er geen God is op de gan- sche aarde, dan in Israël! Dat is zijn gevolgtrekking. Niet de Jordaan, en niet Elisa, en niet Israël, maar Israëls God, Die heeft het gedaan. En daarom wil Naaman dat ook voor den profeet van Israëls God uitspreken (vs. 15). En hij erkent het niet alleen rondbor stig, maar hij wil er ook naar handelen. Allereerst wil hij zijn dankbaarheid aan den profeet toornen door hem een ge schenk aan te bieden. En als Elisa dat afslaat, dan vraagt hij als een gunst om wat aarde mee te mogen nemen naar zijn land voor een altaar. Want, zegt hij, uw knecht zal niet meer brandoffer of slachtoffer aan andere goden doen, maar den Heere (vs. 17), Hoe opvallend is de bekeering van de zen heiden tot Israëls God, in een tijd, dat Israël zelf van den Heere is afge weken! Zoo opvallend dat Jezus er eeuwen later het volk op wijst, in de synagoge te Nazaret, als hij naast het voorbeeld van de weduwe van Sarfat de genezing van Naaman den Syriër in herinnering brengt: Er waren vele me- laatschen ia Israël ten tijde van den pro feet Elisa, en geen van hen werd gerei nigd, dan Naaman de Syriër (Lucas 4 29). De oprechtheid van zijn bekeering wordt niet geschaad door de gedachte, dat hij aarde uit Israël moet meenemen om den Heere offer te kunnen brengen. Een gedachte, waarin zijn heidensche op vattingen nog nawerken. Integendeel, zelfs zoo is zijn dankbaar heid aan Israëls God beschamend voor het volk des Heeren, dat zoovele zege ningen van zijn God had genoten, en toch in zijn wegen niet wilde wandelen. Slechts één uitzondering maakte hij. Want bij zijn keuze om alleen aan den Heere offerande te doen, en zich voor geen andere goden meer te buigen, komt hij voor een moeilijkheid te staan, waar hij geen licht in ziet. Het kon toch gebeuren, dat de koning van Syrië zich van hem, als zijn krijgs overste en bijzonderen vriend, zou doen vergezellen als hij in den tempel van Rimmon, den afgod der Syriërs, neder- knielde. Dan moest Naaman eerst neder- knielen, en de koning van Syrië leunde daarbij op zijn arm. En nu vraagt NaSman, dat de Heere hem dit niet tot zonde rekenen zal, in dien hij op deze wijze in den afgods tempel zou nederbuigen. Hij gevoelt wel, dat dit niet strookt met zijn besliste keu ze, om alleen voor den Heere zich neder te buigen. Maar hij doet dit niet om dien afgod te eeren, maar om zijn heer te dienen. We hebben hier dus. wat men in de zedekunde noemt een consciëntie- geval. Een van die eigenaardige vra gen, waar het leven ons soms voor plaatst, en waarbij het zelfs voor een Christen moeilijk is te weten, wat Gods wil is. Nu zou menigeen in dit geval zijn ant woord gereed hebben en zeggen: Dat mag niet; Naaman had ook dien schijn van afgoderij moeten vermijden. Hij had den koning van Syrië moeten weigeren, hem naar den tempel van Rimmon te vergezellen. Maar is het nu toch niet opmerkelijk, dat de profeet Elisa daar niets van zegt? Geen woord van afkeuring of waarschu wing! Enkel dit eene: Ga henen in vrede! De profeet des Heeren verstaat de moeilijkheid. Maar hij legt hem geen last op zijn consciëntie. Hij benauwt hem niet. Hij laat hem vrij. Toch keurt Elisa hiermede niet goed het nederbuigen voor een afgod. Dat kon hij niet, en dat mocht hij niet. Ook niet in het geval, waarin Naaman ver keerde. En Naamans eigen consciëntie is er niet gerust op. Hij heeft er geen vrede mee. Alweer opmerkelijk: die teederheid van consciëntie bij dezen heiden; ter wijl het volk Israël op weg is om zijn consciëntie meer en meer te verharden! Maar wat moest hij? Het vergezellen vain den koning op diens tochten naar den Rimmon-tempe] behoorde tot zijn „dienst". Hij was geen vrij man. Zelfs ontslagneming uit den krijgsdienst, waar door hij aan dat neerbuigen in den af godstempel zou ontkomen zijn, was on denkbaar. Toch zal hij, voor zoover het aan hem staat, voor geen afgod meer knielen. En op dit voornemen zegt de profeet hem den vrede toe, die Israëls God geeft aan allen, die Hem in oprechtheid zoeken. Deze behoedzaamheid in het oordee- len over anderen mag ook ons tot voor beeld strekken. Tegenover een slapheid, die erop uit is om alles goed te praten, staat een ge strengheid, die het uiterste van anderen vergt, zonder voor de moeilijkheden van de praktijk een oog te hébben. En toch, ook die verwikkelingen van de praktijk zijn onder Gods beste! ontstaan. Wat aan den Israëliet als eisch kon gesteld worden, gold daarom nog niet voor den heiden, die zich tot Israëls God bekeerde. De billijkheid der liefde moet weten te onderscheiden. Aan Elisa is te zien, dat de liefde tot Gods recht en zijn eere niet uitsluit barmhartigheid in het oordeelen over anderen. En als wij geen reden hebben om te twijfelen aan hun oprechtheid om den Heere te dienen, zullen we ons wel wachten om een last op hun consciëntie te leggen, die wij zeiven niet zouden kunnen dragen. H.M. do Koningin cn Prinses Juliana zijn met vacantie naar den Elzas vertrokken. Zij hopen er twee weken te verblijven in de Vogezen. Aan de vierdaagsche afstandsmarschen vanuit Nijmegen namen meer dan 3800 man nen cn vrouwen, burgers en soldaten, deel. Te Lexmond is door den commissaris der Koningin de waterleiding voor de Alblas- serwaard cn do Vijfhecrenlandcn officieel in gebruik gesteld. De uitkomsten van het spoorwegbedrijf waren in 1935 bijna f2 millioen slechter dan in 1931. De achterstand in de afschrijvingen steeg met f 4.700.000. Bij een auto-ongeluk werden de burge meester cn een wethouder van Beilen (Dr.) op slag gedood. De gemeentesecretaris cn de andere wethouder werden ernstig ge wond Te Zundert (N.-B.) heerscht een soort ter reur rond liet Trappistenklooster. Brand stichtingen zijn aan de orde van den dag Ze worden aangericht door de z.g.n, Heikes- mannen, nakomelingen van Spaansche sol daten, die tijdens den S0-jarigen oorlog daar achterbleven. Do burgemeester van Borsselcn is wegens onregelmatigheden geschorst. In de vijf stichtingen en de twee klinie ken van de vereeniging tot Chr. verzorging van krankzinnigen in Nederland, werden in hot vorig jaar 3845 patiënten verpleegd door 1433 verplegers en verpleegsters. De vereeniging telt 11.000 contribuanten en 75 corporaties, die haar geldelijk steunen, liet aantal contributies vermindert, wat zeer jammer is, daar ze geheel beschikbaar wor den gesteld voor minvermogende patiënten. In Ned.-Indië zijn verschijnselen, die er op wijzen, dat men er meer ernst maakt iqet de Zondagsrust. Zoo is in de cocosolie- fabriokon in Poenvoredjo op Java de Zon- tlagsarbeid afgeschaft. In Westelijk Noord-Brabant is een be drijfsraad voor het landbouwbedrijf inge steld. De colorndo-kever is in de Belgische grensprovinciën waargenomen, zoodat deze gevaarlijke gast voor de aardappelteelt be denkelijk dicht onze grens genaderd is. De Minister van Onderwijs heelt een wij ziging van de Marchant-spelling aangekon digd, welke eenig terugtreden op den in 1934 ingeslagen weg zou beteekenen. Na een veldslag in de Vechtstreek tus- schcn N.S.B.-ers cn Joodsclie communisten hebben te Kaarden N.S.B-ers een landdag van de vrijdenkers gemolesteerd. Na een vechtpartij moesten de N.S.B-ers het terrein verliezen. Te Weill (Gld) is de aanleg van een betonweg tijdelijk stopgezet wegensge brek aan werkloozcn. Na de afzetting van koning Alfonso is 't in het „zoete, lieve" Spanje dulce Es- pange noemt de Spanjaard zijn land nooit weer rustig geweest. Trouwens, steeds is Spanje, ook in de vorige eeuw, een haard geweest van pronunciamento's, d.w.z. sol- datenopstanden tegen de regeering. En van welken aard dergelijke rebellie is, hebben 460 jaar geleden de Nederlanden, vooral de Zuidelijke, ondervonden, toen de Spaan sche soldaten na den dood van den land voogd Don Requesens aan het muiten sloe gen, daar ze in twee jaar geen soldij had den gehad. Doze opstand slaat bekend on der den naam: Spaansche furie. Hoeveel gruwelen er toen we! niet gebeurd zijn is onbeschrijfelijk. Aan geld en kostbaarheden roofden de Spanjolen met pijniging cn ver dere onmcnschelijkhedcn vier millioen gulden. Thans kan men in Spanje zélf spre ken van 'een Spaansche furie, welke voe ding heeft gevonden in liet slappe regee- ringsbeleid en door don schandelijken moordaanslag op den inonarchistonleider Soloio. De opstand is begonnen in Spaansch Marokko en hij laaide als een boschbrand over zee naar ds Zuidelijke provinciën van Spanje. Weldra loeide de soldatonslorm van Sevilla en Andalusië door de Castiliën naar Aragon cn Navarra in het Noorden, liet is een burgeroorlog, zooals zelfs Spanje nauwelijks hoeft gekend, een „ingewands ziekte" van de ergste soort. De opstande lingen hebben Moorcn uit Noord-Afrika als hulptroepen en de roode regeering bewa pent de communistische arbeiders. Mocht dp Regeenng zich slaande houden, dan kan zij nog plezier beleven van de door haar bewapende benden, die thans reeds in Bar celona een terreur van je-welste uitoefenen. Alle kerken en kloosters zijn in vlammen opgegaan en tal van priesters zijn vermoord. De ontzinde menigte trok in kerkelijke ge waden door de stad, waar de straten met lijken en cadavers bezaaid liggen. Hoe do teoestand zich zal ontwikkelen is moeilijk te zeggen. Ten Noorden van Madrid wor den gevechten verwacht, die van beslissen de bcteekenis zouden kunnen zijn. De vakvereeniging van mijnwerkers in Engeland wil zich vereenigen met de com munisten. In Duitsohland hebben de nat.-socialisten opnieuw de Kerk aangevallen. Te Berlijn werd door de politie een inval gedaan in de bureaux der Belijdeniskerk. Schrijfmachi nes werden in beslag genomen en den bu reaux-ambtenaren werd verboden in ver- DE SLIMME KOK Daar woonde lang geleden in de roem rijke, oude stad Florence een rijk en voor naam heer, Filiassi geheeten. Deze had een schelm van een kok Kvvikwibio genaamd, altijd even vroolijk altijd even plaagziek. Nu ging zijn heer eens ter jacht met een valk, die een kraan vogel voor hem ving, en hij reed te paard near zijn huis terug, blij met zijn vette buit. Hij kwam in de keuken, reikte den kok het wild over en zei: „Kvvikwibio, wil je deze vogel eens lek ker braden?" De kok maakte een diepe buiging. „Welzeker, welzeker, ik zal er voor zor gen. Nog deze avond zult u er zich met uw vrienden aan kunnen vergasten." Filiassi had vertrouwen in hem, en de kok stak de vogel aan het spit. Het vuur vlamde om het vel, dat lichtbruin werd gekleurd. De geur van het gebraden vleesch stroomde door het open venster naar buiten. Een meisje, Brunet genaamd, kwam de keuken voorbij en ze snoof de lekkere lucht op. Zou Kvvikwibio, dien ze heel goed kende, haar niet een boutje gunnen? Ze stak het hoofd naar binnen en smeekte: „Kok, krijg ik een stukje?" Kwikwibio antwoordde, terwijl hij het spit draaide: „Beste Brunet, De kraan is veel te vet. En je krijgt er niets van. Waarom gewed?" Het meisje begon te pruilen. „Een klein stukje maar! Je heer zal er niets van merken," vleide ze. „Al vraag je ook de heele dag, De kok geeft niet, wat hij niet geven mag". zong Kwikwibio. Doch zóólang smeekte en fleemde het meisje, dat hij tenslotte één poot voor haar afsneed en haar die toereikte. Ze smulde er van! Het vet liep langs haar mond. Ze kloof aan het been, tot er geen draadje vleesch meer over was, doch Kwi kvvibio krabde zich het hoofd en dacht angstig: „Hoe zal dat aftoopen?" Die avond bracht hij de éénpootige heerlijk gebraden kraanvogel binnen. ïlij trok zijn gezicht in effen plooi en zette de sohotcl op tafel. „Wat is dat?" vroeg Filiassi, „waar is het andere boutje gebleven?" „Welk andere boutje?" „Van de kraan!" „Maar weet u niet, dat die vogels maar één poot hebben?" „Wat? Wou je me voor de mal houden? Denk je, dat ik nooit eerder een kraan ge zien heb? De kranen hebben twee pooten net als andere vogels." „Gelooft u me niet, meneer? Dan zal ik u laten zien, dat de kranen niet meer dan één been bezitten." „Weet wel, wat je zegt! Als je me mor gen bewijst, dat de kranen één poot heb ben, zal ik tevreden zijn; blijkt het, dat je hebt gelogen, dan zal ik je zoo laten ran selen, dat je er je heele leven aan zult denken. En verder wil ik er op het oogen blik niet van hooren." „Nu", peinsde de kok, „morgen zal mijn heer wel alles vergeten zijn. Laten we maar rustig gaan slapen." Do volgende ochtend bleek het, dat Filiassi zich nog wel terdege de gebeurte nissen van de vorige dag herinnerde. Reeds vroeg was hij wakker, en bulde rend wekte hij den kok, die zich haastig aankleedde. De heer ging vast naar de stal en gat bevel, de paarden te zadelen. Kwikwibio kwam al gauw aanloopen, en zwijgend zette hij de voet in de stijgbeugel Spoedig reden ze weg. Filiassi zei grimmig' „Nu zullen we eens zien, of je gisteren de waarheid hebt gesproken, vriendjel" Kwikwibio liet zijn paard achter dat van zijn heer draven. Het angstzweet stroomde hem van het voorhoofd, en voortdurend verweet hij zichzelf, dat hij aan Brunets wensch had voldaan. En in zijn angst meende hij overal kraanvogels te zien kranengewone kranenmet twee pooten Ze naderden nu een beekje, waar zich de steltvogels dikwijls ophielden, en zoo waar! daar zag hij reeds de dieren staan. Ze sliepen nog. zóó vroeg was het in de morgen. En gelijk het de gewoonte is bij de rustende kranen (net ais bij de ooie vaars)ze stonden.. ze stonden alle op één pootl „Kijk eens aan, mijn heer," riep de kok verheugd, „ziet u wel, dat die vogels niet meer dan één poot hebben?" „Wacht een oogenblik". antwoordde Fi liassi, en hij dreef zijn paard tot vlak bij do beek. „Hu, hul" riep hij met luide stem. De kranen werden verschrikt. Ze plaatsten hun tweede poot naast de eerste, liepen ontsteld een eindje weg en vlogen toen heen, de twee pooten achteruit. De lieer wendde zich tot den kok: „Wat zeg je er nu van, schelm?" Kvvikwibio keek hem verbouwereerd aan, doch al te lang waohtte hij niet met zijn antwoord. „Ja, ik merk hetze hebben twee pootenmaar: u heeft gisteren tegen de doode kraan niet „hu, hu!" geroepen, zoo als u nu deed. Had u „hu, hu!" geroepen: de vogel van gisteren zou u zeker ook zijn tweede poot hebben getoond." Filiassi kon niet toornig blijven; hij moest laolien, of hij wilde of niet. „Ja dat heb ik verzuimd ik had het gisteren óók zoo moeten doen". Hij schold den kok zijn straf kwijt, en vroolijk re'dlen ze beiden weer terug in pais en vree. KEIZER KAREL V GELAAKT Op een avond kwam Keizer Karei voor bij Berchem; hij was op weg naar zijn stad Brussel. Hij ging in een herberg, waar veel drinkebroers zaten en aan het twisten ge raakten over het bestuur van den keizer Meest allen keurden het bestuur van Karei goed; doch eenigen laakten het met ge weldige woorden. Keizer Karei kwam er tusschen en ver klaarde óók, dat de regeering gelaakt dien de te worden. Maar de aanhangers van don Keizer sprongen op: „Wat, gij, leelijke vreamdeling, durft gij hier komen kwaad zeggen van onzen Keizer?" En ze grepen hem vast en sleurden hem naar buiten. Karei geraakte te Brussel. 's Anderen daags liet hij de twee par tijen in zijn paleis roepen. Toen ze den vreemdeling van den vori- gen avond in den Keizer zelf herkenden schrokken ze allen: de beknibbelaars van het bestuur en degenen, die hem de deur uit hadden gezet. Maar de Keizer lachte en schonk allen een belooning. Tot de goedkeurders sprak hij: „U beloon ik, omdat gij mijn bestuur hebt verdedigd. Gij zijt goede vaderlanders Ik verdiende, buiten gezet te worden." Tot de anderen: „En u kan ik niet straffen, omdat ik dan mijzelf zou moeten straffen. Doch weest voortaan voorzichtiger," binding te staan met de oppositioneele Evang Kerk. Te Montreux is over de kwestie der Dar- danellen-zee-engten een voorloopig accoord bereikt. Deze Turksche zee-engten worden weer militair versterkt evenals dit met de vroegere gedemilitairiseerde zóne in het Duitsche Rijnland het geval is geweest. Zoo wordt langzamerhand het Versailies-ver- drag afgeknabbeld. In Frankrijk breiden de stakingen zich weer uit. In de metaalindustrie zijn reeds 25.000 stakers. Het personeel van de tram wegen staakt. In België is in het kamp van Beverloo muiterij uitgebroken. Drieduizend soldaten sloegen alles kort en klein. Japan is geteisterd door oen cycloon. Er zijn veie dooden. Ook is een vulkaan tot uitbarsting gekomen. In ons nummer van 11 Juni j.l. maakten wij, onder bovenstaande kop, enkele losse opmerkingen inzake verschillende losse ge ruchten betreffende plhnnen tot nieuw bouw bij de E.M.G.O. en schreven daarin o.m. dat wij ernstig bezwaar hadden tegen bet verspreiden van alle mogelijke praatjes, tegen het ianceeren van bedekte verdacht makingen betreffende de Overheid. En wij wezen o.m. op den opkomst van diverse revolutionaire groepen, zoowel uiterst links als uiterst rechts, fascisme, zoowel als so cialisme en communisme, van wie wij, uit den aard van hun beginsel, dit „afbreek- systeem" kunnen verwachten. Maar, wij vestigden cr ook de aandacht op, dat deze lichtvaardige critiek soms nipt vreemd is aan partijen, waarvan wij dit niet zouden verwachten. Wij beschouwden dit als fu nest voor den eerbied, dien wij het, van God over ons gestelde, gezag verschuldigd zijn. Onze opmerkingen waren zeer algemeen gesteld zonder een bepaalde groep hiervoor aansprakelijk te stellen. „Eilandennieuws" heeft echter gemeend, dat wij, zonder haar naam te noemen, ook tot dit blad onze opmerkingen richtten, cn schrijft in het nummer van 15 Juli o.m., dat bun spreken, schrijven en handelen betref fende deze geruchten, geheel in de lijn van Gods Woord en de aangegeven richtlijnen onzer reformatoren tiet en verwijst ons dan naar de Institutie van Calvijn. Wij gaan hierin echter niet geheel accoord met „Eilandennieuws". Ais er werkelijk be wezen, vaststaande feiten zijn, die aantoo- ncn, dat er misstanden zijn, dat cr fouten of misbruik van vertrouwen gemaakt is, dan zullen wij voorzeker niet schromen om hef kwaad, kwaad te noemen. Maar, zooals tot nu toe alles steeds op losse geruchten, op praatjes van menschen, die zelf niet be kwaam zijn en ook „voor een gedeelte on bevoegd zijn", zooals „Eilandennieuws" schrijft, steunt, meenen wij, dat voor ons, die rekening houden met Gods Woord, ook in onze voorlichting van onze lezers, nog steeds geldt „niemand lichtelijk en onver boord oordeelen of helpen veroordeelon" en zooals in het laatste gedeelte van den 43en Zondag van den H. Catechism, staat „dat ik mijns naasten eer cn goed gerucht naar mijn vermogen voorsla en bevordere". Dit alles neemt niet weg, dat wij gaarne willen medewerken om bezwaren tot uiting te brengen. Er heeft zich een Comité van ar.lie gevormd, dat zioh tot Ged. Staten zal richten om wijziging in de tarieven te krij gen, die ook in haar adres rept van voor genomen bouwplannen, maar dat zijn be zwaren op geordende wijze ter bovoegder plaatse tot uiting brengt. Werkelijk, zooals wij ook tevoren reeds schreven, de tarieven van de E.M.G.O. zijn hoog en elke verla ging zullen wij toejuichen. Speciaal de mid denstand zal hierbij gebaat zijn en zal dat beschouwen als een ernstige poging om de bedrijfsonkosten „aan te passen" aan de ge wijzigde bedrijfsresultaten. Nog een opmerking wenschen wij te maken in verband met het Bestuur der Stichting, of befer gezegd met den bestuurs vorm. Wij hebben sterk den indruk gekre gen, dat diverse gemeentebesturen, welke meegewerkt hebben tot dezen vorm van be stuur, den „stichtings"vorm, niet geweten hebben hoever zij hun medezeggenschap hiermede prijsgaven. In het vragen naar meer openbaarheid kunnen wij beluisteren het streven om meer zeggenschap, om hun prijs gegeven invloed te herwinnen. Maal laten de betrokken gemeentebesturen dan probeeren hierin wijziging te brengen. Wij zullen niet ingaan op verdere geruchten, maar trachten mede te werken het wettig Gezag, de Overheid, haar verschuldigden eerbied te bewijzen. Wij meenen dit aan ons Anti-revolutionair beginsel verschuldig-a te zijn. PREDIKANTENNOOD Hoe zeer er in de Geref. Gemeenten be hoefte is aan predikanten blijkt wel uit het feit dat momenteel niet minder dan 30 ge meenten een beroep hebben uitgebracht, waarvan er zeker 26 zullen moeten teleurge steld worden. Vereenigde voor 2 jaar cand. H. Ligtenberg, thans predikant te Lisse, 18 beroepen op zich, thans heeft cand. J. v. d. Berg te Rotterdam er eveneens 18 onder zich. Daarnaast verkreeg cand. A. v. Stuyvenberg te Rotterdam er 10. Ook hebben de predikan ten Ds. M. Heykoop te Utrecht en Ds. W. C. Lamain te Rotterdam-Z. momenteel een be roep onder zioh, resp. naar Amsterdam en Herkingen. Cand. v. Stuyvenberg heeft zoo juist het beroep naar Benthuizen, de gemeente die het eerst een beroep op hem uitbracht, aangeno men. De gemeente van Benthuizen heeft sinds het overlijden van wijlen Ds. C. Ledeboer in Oct. 1863 geen eigen predikant meer gehad. Ringvergadering De ring „Flakkee" kwam op 21 Juli 193(5 te Herkingen in de Herv. School in vergadering bijeen. De leiding berustte bij de Ringpresidente, mej. Langbroek uit Mid- delliarnis, die liet zingen Ds. 05 0 en 9, waarna ze voorging in gebed en vervolgens voorlas Jacobus 3. Dan heet ze alle aanwe zigen hartelijk welkom en bepaalde in haar openingswoord de aanwezigen bij Jacobus 3 2, middelste gedeelte: „Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een vol maakt niari'v. Spr. \rueg een oogenblik de aandacht, voor een van onze kleinste leden, nl. „- tong", een lid van ons lichaam, dat zoo onnoeme lijk Veel kwaad kan stichten. Is dat dan zijp erg, aldus spr. We zullen liooren wat Gods Woord daaiwan zegt. Onze tong wordt daar vergeleken bij een paardentoom, een roer van een schip, maar ook als een vuur bij een hoop hout. Het komt echter aan op 't rechte gebruik van de tong. hetgeen in onze dagen nog al wat te wenschen over laat. De tong ver olkt wat er zooal leeft in mensehen hart. Spr. gaat. daarbij terug naar de dagen der schepping, toen de tong niets dan God verheerlijkende dingen sprak, maar na den val des menschen is dat zoo geheel anders geworden. Spr. hoopt dat wij maar zoo veel als mogelijk is onze long trachten te bedwingen van kwaadspre ken en lasteren enz. Mogetijk zegt iemand uwer: aan dergelijke dingen maak ik me niet schuldig, gelukkig dan, maar laten we daarmede toch ook niet te vlug zijn. Want Jacobus zegt: „Die in woorden niet strui kel'. is een volmaakt mail en w ie onzer is volmaakt'? Immers niemand. We kunnen ook nog op zoo \eel andere manieren in Woorden struikelen, denk slechts aan de vele luchthartige, schertsende, ijdele woe den. die we spreken. Misschien zegt go: mogen we dan niets? Geen grapje, geen pretje? Zeker; ook de wijze koning Salomo sprak: „Er is een tijd om te lachen en een 'ijd om te weenen", en David bidt: ..Sla de zonden nimmer ga, die mijn jonkheid heeft bedreven". Doch laten wij maar niet uitzoeken wat wel en wat niet mag, doch laten wc ons al lereerst liever tot Gods Woord keeren. Dat is de Eenige en zuivere bron. Doch de Heere legt ons geen last op, te zwaar om te dra gen. Hij is de Eenige, tot Wien we ons om raad kunnen wenden. En wat zegt de Heiland zelf?: „Maar Ik zeg u, dat van eik ijdel woord dat de menschen zullen gespro ken hebben, zij van hetzelve zullen reken schap geven in den dag des oordeels". Dat is een geweldig woord. Nu baten ons geen verontschuldigingen meer. Wat moet onze schuld in dezen dan onnoemelijk groot zijn. Waarlijk, nu kunnen w? allen we] uitroe pen: „Wie is tot deze dingen bekwaam?" En het antwoord daarop moet luiden: ..Nie mand, want er zijn geei. volmaakte men- oclien. Er is niemand die goed doet, ook niet tot één toe. Schuldig staan we allen voor God. Dat zulk een klein lid als de long. zulk een zee van zonde kan doen ontstaan. Maar, zoo vragen we: „Is daar nu niets aan te doen?" De Heere geve dat deze vraag in waarheid uit onze harten inag oprijzen. Ook dezen avond wil de Heere ons nog waar schuwen. Hij wil ons nog wijzen op den lleere Jezus Christus. Tot Hem moeten we gaan. Hem moeten we belijden, dat we van ons zelf onbekwaam zijn. Hij is de Almach tige, Hij kan onze tong dienstbaar stellen tot Zijn lof. En al is liet dan dat we nog dikwerf in oude zonden vallen, de lleere zal Zijn werk voleindigen. Gods eisch is zwaar, maar God vraagt niet het onmogelijke. De Heere hinde dan ons allen de ernst van deze dingen maar op het hart. Den zal dat ook niet alleen ons persoonlijk, maar ook ons vereenigingsleven ten goede komen, en moge er van onze vrr- eenigingsavonden een andere sprake uit gaan. In deze hebben we allen een taak. De invloed die we onbewust op elkander uit oefenen is zoo groot. Indien in onze harten de begeerte leeft, om Christus te dienen, :ndien Jezus Zelf de Bestuurder is van ons hart, dan zal dat ook op onze vereen.-avon- den gezien worden. Want de wijsheid die van Boven is, die is ten eerste zuiver, daar na vreedzaam, bescheiden, gezeglijk, vol van barmhartigheid en van goede vruchten, niet partijdig oordeelende en ongeveinsd. En de vrucht der rechtvaardigheid wordt in vrede gezaaid, voor degenen die vrede ma ken. Zoo alleen zal èn ons persoonlijk én ons vereenigingsleven Godc kunnen beha gen. Na dit ernstig voorwoord werden de notu len der vorige Ringvergadeving gelezen en goedgekeurd, waarna het Bondslied werd gezongen. Dan levert de afd. „Martha" van Ooltgens- plaat een Bijbelseh onderwerp: „Ruth", wat onder stille aandacht werd aangehoord, liet was een keurig onderwerp, wat in bespre king gegeven werd, doch waarop geen vra gen gesteld werden. Wel een bewijs dus, dat allen het met betgeen door in), naar voren gebracht was. eens waren. Dan werd gezongen no. 458 uit don bundel van Joh. de Heer: „Neem de wereld, geef mij Jezus". Vervolgens leverde „Monica" uit Middel- harnis een int. Geloofsbelijdenis Art. 12. Ook deze int. had alle eer van haar werk. Dan zingen Ps. 103 10 cn 11, terwijl gecol lecteerd werd f 3.14'/2. Daarna volgt een korte pauze, waarin ge legenheid was zijn bijdrage te betalen voor het D.V. op 4 Augustus a s. ta houden ge meenschappelijk reisje. Ook de stembiljet ten voor de gehouden bestuursverkiezing wegens periodieke aftreding van mej. II. Langbroek, pres. en mej. P. Taaie, secr.esse, van den Ring, werden ingeleverd. Dan krijgen we een onderwerp Bijb. Ge schiedenis door „Lydia" van Sommelsdijk, getiteld: „De Kamerling uit Moorenland". Ook dit onderwerp was keurig verzorgd en •Afc aan duidelijkheid niets te wenschen over, aangezien in de bespreking, die er op gegeven werd, geen vragen werden gesteld. Hierna zong men ter afwisseling uit Joh de Heer no. 586: „Blijf met mij Heer, als 't zonlicht niet meer straalt". Daarna volgt „Doreas" van Herkingen met een keurig stukje zendingsgeschiedenis, getiteld: „Dsja- tana de kleine straatveger". Dan nogmaals zingen en wel no. 736 uit Joh. de Heer: „Gord u aan". De pres. deelt de uitslag der stemming mede. Mej. Langbroek verkreeg 6 stemmen, mej. P. Taaie 7 stemmen en mej. N. v. d. Band 1 stem, zoodat de aftredenden herkozen zijn, die onder dank voor 't in hen gestelde vertrouwen deze herbenoeming aan vaarden. Tenslotte beeft de presidente allen die tot het welslagen dezer vergadering medewerk ten, dank gezegd, inzonderheid de inleid- sters. de organiste en de ontvangende ver eeniging, terwijl het schoolbestuur word dank gezegd voor het afstaan dezer lokali teit. Men zong nog Ps. 25 3, waarna ge ëindigd werd met dankzegging. Het was een uitnemend geslaagde verga dering, waarop met dankbaarheid mag wor den teruggezien.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1936 | | pagina 3