VOOR VROUW EN KIND
36
maas- en scheldebode
zaterdag 25 jul! 1936
>ingen
:hten
in deze zaak
vergeve de heere
weekoverzicht
,men" zegt!
BINNENLAND
BUITENLAND
VOOR DE JEUGD
Ned. Herv. Meisjes-Vereeniging
op Gereï. Grondslag
ruzie inet zün neef,
/eet waarom.
and woont
ie
'n de tuurt
ee
graag gebruik
big nat
in de wei
winterdag,
kt
r 't ivas helaas
t
nog wel eens
m zat
grond
dikke neef
rouw
itenlucht
'OU.
?f ontdekt
leant
'l weel'drig kroo3
and
an den slag
en zweets,
en z'n vrouw
clit
ver-ie 't wel
ebracht.
het ivater in
in
eldenmoed
gewicht verdroeg
scheen
met zijn sprong
m heen
omerpak
t
sen met z'n neef,
i leeft.
HAKATE
nzet en Zaterdag 25
les avonds 7 uur
in het Logement
zoeke van Maarten,
en huis met berg-
len, erf en tuin te
kadaster sectie E
10 centiaren of S5]/i
■lijk 1 October 1936.
viand aan den Bree-
no. 1222, groot 30
RVM eigendom van
aanvaarden 1 Octo-
VAN DEN BERG.
ver 2e slag verkoo»
te Stellendam, wor-
op Vrijdag 1 Aug.,
VAN DEN BERG.
KERK
avonds Ds Laman
1EENTE
u. Leesdlenst
u. en 6 u. (a tj
avonds Leesdieast
Leeedienst
1EMEENTE
traat). 9% u., 2 XL
Hogerwerf
Leesdienst
E MIDDELHAR NIS
nsdag; 21 Juli
idem drielingen
Juli
:>ode bessen ivw-
i22, blauwe drui-
—7.60, dubbele stam
onen 2224.50, roo-
>ie kool 5.806.70,
lisbessen 7.808.10,
igenheimers 2.50
•2.10, bloemkool 6.30
03.80, kropsla 1.10
0, meloenen 13.60—
roten 0.501. West-
3 Juli
ilo 2.95—3.15, idem
lem 50 kilo 2.40
2.25.
V e e. Aan^v id q
193 paarden b6 veu-
83 vette runderen,
nucht. kalveren, 214
of lammeren, 7 var-
t.
koelen tot 60 c., 2®
4 c., vette ossen tot
kw 4045 c., stieren
3e kw. 4'042 c.,
e kw tot 65 c, 3e kw
■46 c., schapen 27—
37 c., nucht. slacht
lachtpaarden 3236
lagrer vee: Schapen
10—12, nuchtere
2, nucht. fokkalva
arden 85125170
50. hitten 6080
stieren 1102<>U—
80220. melkkoeien
den 100—125—145.
>inken 6580100,
bokken en gelten
oeien en ossen was
el en Iets hoogere
ng nog tot 64 c en
"d, goeden handel en
als vorige week met
prijzen als gisteren,
ot 80 cent.
en lammeren was
1 en lets minder in
fok en slaehtkalve
n handel en hoogere
was ruim met kal-
emplaren waren Iet3
•ïge week, sleepepde
'ijzen,.
VOORDE
ZONDAG
In deze zaak vergeve de HEERE uwen
knecht: wanneer mijn heer in het huis
van Rlnwnon gaan zal, om zich daar neder
te buigen, en hü op mijn hand leunen
zal, en ik mij in het huis van Rimmon
nederbuigen zal; als ik mij alzoo neder-
buigen zal in het huis van 'Rimmon. de
HEERE vergeve toch uwen knecht deze
zaak.
2 Kopingen 5 18.
Ontroerend is de bijna kinderlijke
dankbaarheid van Naaman den Syriër
voor zijn genezing.
Vooral na zijn eerste hooghartige wei
gering om den raad van Elisa op te vol
gen en zich zevenmaal te wasschen in
den Jordaan.
Toch ontbreekt hier nog de conse
quentie in de karakterteekening. Zelfs
Naamans knechten kenden hun heer
genoeg, om te weten, dat hij in zijn toor
nige teleurstelling nog wel terdege voor
rede vatbaar was. En ja, even bruusk
als hij eerst geweigerd heeft, even re
soluut is hij ook weer om te handelen,
nu hij van ongelyk overtuigd is.
Heel wel te plaatsen bij een man als
Naaman, een krijgsman door en door.
Toegankelijk voor al wat flink en ferm.
is; maar wars van kleine en halve maat
regelen.
En als hij nu in het water van den
Jordaan van z'n melaatschheid gerei
nigd wordt, dan is hij niet te preutsch
om het ook te erkennen. Dan wil hij
naar den profeet terug om hem zijn dank
tc betuigen, en ook te betoonen.
Dat die genezing van Naaman niet
van het Jordaanwater kwam, is duidelijk.
En Naaman zelf heeft dat ingezien. En
ook kwam het niet van den profeet.
Neen, het kwam rechtstreeks van Israëls
God. Als een wonder, in den meest
eigenlijken zin van het woord.
Dat erkent Naaman zelf ook: Zie nu
weet ik, dat er geen God is op de gan-
sche aarde, dan in Israël! Dat is zijn
gevolgtrekking. Niet de Jordaan, en niet
Elisa, en niet Israël, maar Israëls God,
Die heeft het gedaan. En daarom wil
Naaman dat ook voor den profeet van
Israëls God uitspreken (vs. 15).
En hij erkent het niet alleen rondbor
stig, maar hij wil er ook naar handelen.
Allereerst wil hij zijn dankbaarheid aan
den profeet toornen door hem een ge
schenk aan te bieden. En als Elisa dat
afslaat, dan vraagt hij als een gunst om
wat aarde mee te mogen nemen naar
zijn land voor een altaar. Want, zegt hij,
uw knecht zal niet meer brandoffer of
slachtoffer aan andere goden doen, maar
den Heere (vs. 17),
Hoe opvallend is de bekeering van de
zen heiden tot Israëls God, in een tijd,
dat Israël zelf van den Heere is afge
weken! Zoo opvallend dat Jezus er
eeuwen later het volk op wijst, in de
synagoge te Nazaret, als hij naast het
voorbeeld van de weduwe van Sarfat
de genezing van Naaman den Syriër in
herinnering brengt: Er waren vele me-
laatschen ia Israël ten tijde van den pro
feet Elisa, en geen van hen werd gerei
nigd, dan Naaman de Syriër (Lucas
4 29).
De oprechtheid van zijn bekeering
wordt niet geschaad door de gedachte,
dat hij aarde uit Israël moet meenemen
om den Heere offer te kunnen brengen.
Een gedachte, waarin zijn heidensche op
vattingen nog nawerken.
Integendeel, zelfs zoo is zijn dankbaar
heid aan Israëls God beschamend voor
het volk des Heeren, dat zoovele zege
ningen van zijn God had genoten, en
toch in zijn wegen niet wilde wandelen.
Slechts één uitzondering maakte hij.
Want bij zijn keuze om alleen aan den
Heere offerande te doen, en zich voor
geen andere goden meer te buigen, komt
hij voor een moeilijkheid te staan, waar
hij geen licht in ziet.
Het kon toch gebeuren, dat de koning
van Syrië zich van hem, als zijn krijgs
overste en bijzonderen vriend, zou doen
vergezellen als hij in den tempel van
Rimmon, den afgod der Syriërs, neder-
knielde. Dan moest Naaman eerst neder-
knielen, en de koning van Syrië leunde
daarbij op zijn arm.
En nu vraagt NaSman, dat de Heere
hem dit niet tot zonde rekenen zal, in
dien hij op deze wijze in den afgods
tempel zou nederbuigen. Hij gevoelt wel,
dat dit niet strookt met zijn besliste keu
ze, om alleen voor den Heere zich neder
te buigen. Maar hij doet dit niet om
dien afgod te eeren, maar om zijn heer
te dienen.
We hebben hier dus. wat men in de
zedekunde noemt een consciëntie-
geval. Een van die eigenaardige vra
gen, waar het leven ons soms voor
plaatst, en waarbij het zelfs voor een
Christen moeilijk is te weten, wat Gods
wil is.
Nu zou menigeen in dit geval zijn ant
woord gereed hebben en zeggen: Dat
mag niet; Naaman had ook dien schijn
van afgoderij moeten vermijden. Hij had
den koning van Syrië moeten weigeren,
hem naar den tempel van Rimmon te
vergezellen.
Maar is het nu toch niet opmerkelijk,
dat de profeet Elisa daar niets van zegt?
Geen woord van afkeuring of waarschu
wing! Enkel dit eene: Ga henen in
vrede!
De profeet des Heeren verstaat de
moeilijkheid. Maar hij legt hem geen
last op zijn consciëntie. Hij benauwt hem
niet. Hij laat hem vrij.
Toch keurt Elisa hiermede niet goed
het nederbuigen voor een afgod. Dat
kon hij niet, en dat mocht hij niet. Ook
niet in het geval, waarin Naaman ver
keerde.
En Naamans eigen consciëntie is er
niet gerust op. Hij heeft er geen vrede
mee. Alweer opmerkelijk: die teederheid
van consciëntie bij dezen heiden; ter
wijl het volk Israël op weg is om zijn
consciëntie meer en meer te verharden!
Maar wat moest hij? Het vergezellen
vain den koning op diens tochten naar
den Rimmon-tempe] behoorde tot zijn
„dienst". Hij was geen vrij man. Zelfs
ontslagneming uit den krijgsdienst, waar
door hij aan dat neerbuigen in den af
godstempel zou ontkomen zijn, was on
denkbaar.
Toch zal hij, voor zoover het aan hem
staat, voor geen afgod meer knielen. En
op dit voornemen zegt de profeet hem
den vrede toe, die Israëls God geeft aan
allen, die Hem in oprechtheid zoeken.
Deze behoedzaamheid in het oordee-
len over anderen mag ook ons tot voor
beeld strekken.
Tegenover een slapheid, die erop uit
is om alles goed te praten, staat een ge
strengheid, die het uiterste van anderen
vergt, zonder voor de moeilijkheden van
de praktijk een oog te hébben. En toch,
ook die verwikkelingen van de praktijk
zijn onder Gods beste! ontstaan.
Wat aan den Israëliet als eisch kon
gesteld worden, gold daarom nog niet
voor den heiden, die zich tot Israëls
God bekeerde. De billijkheid der liefde
moet weten te onderscheiden.
Aan Elisa is te zien, dat de liefde tot
Gods recht en zijn eere niet uitsluit
barmhartigheid in het oordeelen over
anderen. En als wij geen reden hebben
om te twijfelen aan hun oprechtheid om
den Heere te dienen, zullen we ons wel
wachten om een last op hun consciëntie
te leggen, die wij zeiven niet zouden
kunnen dragen.
H.M. do Koningin cn Prinses Juliana zijn
met vacantie naar den Elzas vertrokken.
Zij hopen er twee weken te verblijven in
de Vogezen.
Aan de vierdaagsche afstandsmarschen
vanuit Nijmegen namen meer dan 3800 man
nen cn vrouwen, burgers en soldaten, deel.
Te Lexmond is door den commissaris der
Koningin de waterleiding voor de Alblas-
serwaard cn do Vijfhecrenlandcn officieel
in gebruik gesteld.
De uitkomsten van het spoorwegbedrijf
waren in 1935 bijna f2 millioen slechter dan
in 1931. De achterstand in de afschrijvingen
steeg met f 4.700.000.
Bij een auto-ongeluk werden de burge
meester cn een wethouder van Beilen (Dr.)
op slag gedood. De gemeentesecretaris cn
de andere wethouder werden ernstig ge
wond
Te Zundert (N.-B.) heerscht een soort ter
reur rond liet Trappistenklooster. Brand
stichtingen zijn aan de orde van den dag
Ze worden aangericht door de z.g.n, Heikes-
mannen, nakomelingen van Spaansche sol
daten, die tijdens den S0-jarigen oorlog daar
achterbleven.
Do burgemeester van Borsselcn is wegens
onregelmatigheden geschorst.
In de vijf stichtingen en de twee klinie
ken van de vereeniging tot Chr. verzorging
van krankzinnigen in Nederland, werden
in hot vorig jaar 3845 patiënten verpleegd
door 1433 verplegers en verpleegsters. De
vereeniging telt 11.000 contribuanten en 75
corporaties, die haar geldelijk steunen, liet
aantal contributies vermindert, wat zeer
jammer is, daar ze geheel beschikbaar wor
den gesteld voor minvermogende patiënten.
In Ned.-Indië zijn verschijnselen, die er
op wijzen, dat men er meer ernst maakt
iqet de Zondagsrust. Zoo is in de cocosolie-
fabriokon in Poenvoredjo op Java de Zon-
tlagsarbeid afgeschaft.
In Westelijk Noord-Brabant is een be
drijfsraad voor het landbouwbedrijf inge
steld.
De colorndo-kever is in de Belgische
grensprovinciën waargenomen, zoodat deze
gevaarlijke gast voor de aardappelteelt be
denkelijk dicht onze grens genaderd is.
De Minister van Onderwijs heelt een wij
ziging van de Marchant-spelling aangekon
digd, welke eenig terugtreden op den in
1934 ingeslagen weg zou beteekenen.
Na een veldslag in de Vechtstreek tus-
schcn N.S.B.-ers cn Joodsclie communisten
hebben te Kaarden N.S.B-ers een landdag
van de vrijdenkers gemolesteerd. Na een
vechtpartij moesten de N.S.B-ers het terrein
verliezen.
Te Weill (Gld) is de aanleg van een
betonweg tijdelijk stopgezet wegensge
brek aan werkloozcn.
Na de afzetting van koning Alfonso is 't
in het „zoete, lieve" Spanje dulce Es-
pange noemt de Spanjaard zijn land
nooit weer rustig geweest. Trouwens, steeds
is Spanje, ook in de vorige eeuw, een haard
geweest van pronunciamento's, d.w.z. sol-
datenopstanden tegen de regeering. En van
welken aard dergelijke rebellie is, hebben
460 jaar geleden de Nederlanden, vooral de
Zuidelijke, ondervonden, toen de Spaan
sche soldaten na den dood van den land
voogd Don Requesens aan het muiten sloe
gen, daar ze in twee jaar geen soldij had
den gehad. Doze opstand slaat bekend on
der den naam: Spaansche furie. Hoeveel
gruwelen er toen we! niet gebeurd zijn is
onbeschrijfelijk. Aan geld en kostbaarheden
roofden de Spanjolen met pijniging cn ver
dere onmcnschelijkhedcn vier millioen
gulden. Thans kan men in Spanje zélf spre
ken van 'een Spaansche furie, welke voe
ding heeft gevonden in liet slappe regee-
ringsbeleid en door don schandelijken
moordaanslag op den inonarchistonleider
Soloio. De opstand is begonnen in Spaansch
Marokko en hij laaide als een boschbrand
over zee naar ds Zuidelijke provinciën van
Spanje. Weldra loeide de soldatonslorm
van Sevilla en Andalusië door de Castiliën
naar Aragon cn Navarra in het Noorden,
liet is een burgeroorlog, zooals zelfs Spanje
nauwelijks hoeft gekend, een „ingewands
ziekte" van de ergste soort. De opstande
lingen hebben Moorcn uit Noord-Afrika als
hulptroepen en de roode regeering bewa
pent de communistische arbeiders. Mocht
dp Regeenng zich slaande houden, dan kan
zij nog plezier beleven van de door haar
bewapende benden, die thans reeds in Bar
celona een terreur van je-welste uitoefenen.
Alle kerken en kloosters zijn in vlammen
opgegaan en tal van priesters zijn vermoord.
De ontzinde menigte trok in kerkelijke ge
waden door de stad, waar de straten met
lijken en cadavers bezaaid liggen. Hoe do
teoestand zich zal ontwikkelen is moeilijk
te zeggen. Ten Noorden van Madrid wor
den gevechten verwacht, die van beslissen
de bcteekenis zouden kunnen zijn.
De vakvereeniging van mijnwerkers in
Engeland wil zich vereenigen met de com
munisten.
In Duitsohland hebben de nat.-socialisten
opnieuw de Kerk aangevallen. Te Berlijn
werd door de politie een inval gedaan in de
bureaux der Belijdeniskerk. Schrijfmachi
nes werden in beslag genomen en den bu
reaux-ambtenaren werd verboden in ver-
DE SLIMME KOK
Daar woonde lang geleden in de roem
rijke, oude stad Florence een rijk en voor
naam heer, Filiassi geheeten.
Deze had een schelm van een kok
Kvvikwibio genaamd, altijd even vroolijk
altijd even plaagziek. Nu ging zijn heer
eens ter jacht met een valk, die een kraan
vogel voor hem ving, en hij reed te paard
near zijn huis terug, blij met zijn vette
buit. Hij kwam in de keuken, reikte den
kok het wild over en zei:
„Kvvikwibio, wil je deze vogel eens lek
ker braden?"
De kok maakte een diepe buiging.
„Welzeker, welzeker, ik zal er voor zor
gen. Nog deze avond zult u er zich met
uw vrienden aan kunnen vergasten."
Filiassi had vertrouwen in hem, en de
kok stak de vogel aan het spit. Het vuur
vlamde om het vel, dat lichtbruin werd
gekleurd. De geur van het gebraden
vleesch stroomde door het open venster
naar buiten.
Een meisje, Brunet genaamd, kwam de
keuken voorbij en ze snoof de lekkere
lucht op. Zou Kvvikwibio, dien ze heel
goed kende, haar niet een boutje gunnen?
Ze stak het hoofd naar binnen en smeekte:
„Kok, krijg ik een stukje?"
Kwikwibio antwoordde, terwijl hij het
spit draaide:
„Beste Brunet,
De kraan is veel te vet.
En je krijgt er niets van.
Waarom gewed?"
Het meisje begon te pruilen.
„Een klein stukje maar! Je heer zal er
niets van merken," vleide ze.
„Al vraag je ook de heele dag,
De kok geeft niet, wat hij niet geven
mag".
zong Kwikwibio.
Doch zóólang smeekte en fleemde het
meisje, dat hij tenslotte één poot voor
haar afsneed en haar die toereikte. Ze
smulde er van! Het vet liep langs haar
mond.
Ze kloof aan het been, tot er geen
draadje vleesch meer over was, doch Kwi
kvvibio krabde zich het hoofd en dacht
angstig: „Hoe zal dat aftoopen?"
Die avond bracht hij de éénpootige
heerlijk gebraden kraanvogel binnen. ïlij
trok zijn gezicht in effen plooi en zette
de sohotcl op tafel.
„Wat is dat?" vroeg Filiassi, „waar is
het andere boutje gebleven?"
„Welk andere boutje?"
„Van de kraan!"
„Maar weet u niet, dat die vogels maar
één poot hebben?"
„Wat? Wou je me voor de mal houden?
Denk je, dat ik nooit eerder een kraan ge
zien heb? De kranen hebben twee pooten
net als andere vogels."
„Gelooft u me niet, meneer? Dan zal ik
u laten zien, dat de kranen niet meer dan
één been bezitten."
„Weet wel, wat je zegt! Als je me mor
gen bewijst, dat de kranen één poot heb
ben, zal ik tevreden zijn; blijkt het, dat je
hebt gelogen, dan zal ik je zoo laten ran
selen, dat je er je heele leven aan zult
denken. En verder wil ik er op het oogen
blik niet van hooren."
„Nu", peinsde de kok, „morgen zal mijn
heer wel alles vergeten zijn. Laten we
maar rustig gaan slapen."
Do volgende ochtend bleek het, dat
Filiassi zich nog wel terdege de gebeurte
nissen van de vorige dag herinnerde.
Reeds vroeg was hij wakker, en bulde
rend wekte hij den kok, die zich haastig
aankleedde.
De heer ging vast naar de stal en gat
bevel, de paarden te zadelen.
Kwikwibio kwam al gauw aanloopen, en
zwijgend zette hij de voet in de stijgbeugel
Spoedig reden ze weg. Filiassi zei grimmig'
„Nu zullen we eens zien, of je gisteren de
waarheid hebt gesproken, vriendjel"
Kwikwibio liet zijn paard achter dat van
zijn heer draven. Het angstzweet stroomde
hem van het voorhoofd, en voortdurend
verweet hij zichzelf, dat hij aan Brunets
wensch had voldaan. En in zijn angst
meende hij overal kraanvogels te zien
kranengewone kranenmet
twee pooten
Ze naderden nu een beekje, waar zich
de steltvogels dikwijls ophielden, en zoo
waar! daar zag hij reeds de dieren staan.
Ze sliepen nog. zóó vroeg was het in de
morgen. En gelijk het de gewoonte is bij
de rustende kranen (net ais bij de ooie
vaars)ze stonden.. ze stonden
alle op één pootl
„Kijk eens aan, mijn heer," riep de kok
verheugd, „ziet u wel, dat die vogels niet
meer dan één poot hebben?"
„Wacht een oogenblik". antwoordde Fi
liassi, en hij dreef zijn paard tot vlak bij
do beek.
„Hu, hul" riep hij met luide stem. De
kranen werden verschrikt. Ze plaatsten
hun tweede poot naast de eerste, liepen
ontsteld een eindje weg en vlogen toen
heen, de twee pooten achteruit.
De lieer wendde zich tot den kok:
„Wat zeg je er nu van, schelm?"
Kvvikwibio keek hem verbouwereerd
aan, doch al te lang waohtte hij niet met
zijn antwoord.
„Ja, ik merk hetze hebben twee
pootenmaar: u heeft gisteren tegen
de doode kraan niet „hu, hu!" geroepen, zoo
als u nu deed. Had u „hu, hu!" geroepen:
de vogel van gisteren zou u zeker ook zijn
tweede poot hebben getoond."
Filiassi kon niet toornig blijven; hij
moest laolien, of hij wilde of niet.
„Ja dat heb ik verzuimd ik had het
gisteren óók zoo moeten doen".
Hij schold den kok zijn straf kwijt, en
vroolijk re'dlen ze beiden weer terug in
pais en vree.
KEIZER KAREL V GELAAKT
Op een avond kwam Keizer Karei voor
bij Berchem; hij was op weg naar zijn
stad Brussel.
Hij ging in een herberg, waar veel
drinkebroers zaten en aan het twisten ge
raakten over het bestuur van den keizer
Meest allen keurden het bestuur van Karei
goed; doch eenigen laakten het met ge
weldige woorden.
Keizer Karei kwam er tusschen en ver
klaarde óók, dat de regeering gelaakt dien
de te worden.
Maar de aanhangers van don Keizer
sprongen op:
„Wat, gij, leelijke vreamdeling, durft gij
hier komen kwaad zeggen van onzen
Keizer?"
En ze grepen hem vast en sleurden hem
naar buiten.
Karei geraakte te Brussel.
's Anderen daags liet hij de twee par
tijen in zijn paleis roepen.
Toen ze den vreemdeling van den vori-
gen avond in den Keizer zelf herkenden
schrokken ze allen: de beknibbelaars van
het bestuur en degenen, die hem de deur
uit hadden gezet.
Maar de Keizer lachte en schonk allen
een belooning.
Tot de goedkeurders sprak hij:
„U beloon ik, omdat gij mijn bestuur
hebt verdedigd. Gij zijt goede vaderlanders
Ik verdiende, buiten gezet te worden."
Tot de anderen:
„En u kan ik niet straffen, omdat ik
dan mijzelf zou moeten straffen. Doch
weest voortaan voorzichtiger,"
binding te staan met de oppositioneele
Evang Kerk.
Te Montreux is over de kwestie der Dar-
danellen-zee-engten een voorloopig accoord
bereikt. Deze Turksche zee-engten worden
weer militair versterkt evenals dit met de
vroegere gedemilitairiseerde zóne in het
Duitsche Rijnland het geval is geweest. Zoo
wordt langzamerhand het Versailies-ver-
drag afgeknabbeld.
In Frankrijk breiden de stakingen zich
weer uit. In de metaalindustrie zijn reeds
25.000 stakers. Het personeel van de tram
wegen staakt.
In België is in het kamp van Beverloo
muiterij uitgebroken. Drieduizend soldaten
sloegen alles kort en klein.
Japan is geteisterd door oen cycloon. Er
zijn veie dooden. Ook is een vulkaan tot
uitbarsting gekomen.
In ons nummer van 11 Juni j.l. maakten
wij, onder bovenstaande kop, enkele losse
opmerkingen inzake verschillende losse ge
ruchten betreffende plhnnen tot nieuw
bouw bij de E.M.G.O. en schreven daarin
o.m. dat wij ernstig bezwaar hadden tegen
bet verspreiden van alle mogelijke praatjes,
tegen het ianceeren van bedekte verdacht
makingen betreffende de Overheid. En wij
wezen o.m. op den opkomst van diverse
revolutionaire groepen, zoowel uiterst links
als uiterst rechts, fascisme, zoowel als so
cialisme en communisme, van wie wij, uit
den aard van hun beginsel, dit „afbreek-
systeem" kunnen verwachten. Maar, wij
vestigden cr ook de aandacht op, dat deze
lichtvaardige critiek soms nipt vreemd is
aan partijen, waarvan wij dit niet zouden
verwachten. Wij beschouwden dit als fu
nest voor den eerbied, dien wij het, van God
over ons gestelde, gezag verschuldigd zijn.
Onze opmerkingen waren zeer algemeen
gesteld zonder een bepaalde groep hiervoor
aansprakelijk te stellen.
„Eilandennieuws" heeft echter gemeend,
dat wij, zonder haar naam te noemen, ook
tot dit blad onze opmerkingen richtten, cn
schrijft in het nummer van 15 Juli o.m., dat
bun spreken, schrijven en handelen betref
fende deze geruchten, geheel in de lijn van
Gods Woord en de aangegeven richtlijnen
onzer reformatoren tiet en verwijst ons dan
naar de Institutie van Calvijn. Wij gaan
hierin echter niet geheel accoord met
„Eilandennieuws". Ais er werkelijk be
wezen, vaststaande feiten zijn, die aantoo-
ncn, dat er misstanden zijn, dat cr fouten
of misbruik van vertrouwen gemaakt is,
dan zullen wij voorzeker niet schromen om
hef kwaad, kwaad te noemen. Maar, zooals
tot nu toe alles steeds op losse geruchten,
op praatjes van menschen, die zelf niet be
kwaam zijn en ook „voor een gedeelte on
bevoegd zijn", zooals „Eilandennieuws"
schrijft, steunt, meenen wij, dat voor ons,
die rekening houden met Gods Woord, ook
in onze voorlichting van onze lezers, nog
steeds geldt „niemand lichtelijk en onver
boord oordeelen of helpen veroordeelon" en
zooals in het laatste gedeelte van den 43en
Zondag van den H. Catechism, staat „dat ik
mijns naasten eer cn goed gerucht naar
mijn vermogen voorsla en bevordere".
Dit alles neemt niet weg, dat wij gaarne
willen medewerken om bezwaren tot uiting
te brengen. Er heeft zich een Comité van
ar.lie gevormd, dat zioh tot Ged. Staten zal
richten om wijziging in de tarieven te krij
gen, die ook in haar adres rept van voor
genomen bouwplannen, maar dat zijn be
zwaren op geordende wijze ter bovoegder
plaatse tot uiting brengt. Werkelijk, zooals
wij ook tevoren reeds schreven, de tarieven
van de E.M.G.O. zijn hoog en elke verla
ging zullen wij toejuichen. Speciaal de mid
denstand zal hierbij gebaat zijn en zal dat
beschouwen als een ernstige poging om de
bedrijfsonkosten „aan te passen" aan de ge
wijzigde bedrijfsresultaten.
Nog een opmerking wenschen wij te
maken in verband met het Bestuur der
Stichting, of befer gezegd met den bestuurs
vorm. Wij hebben sterk den indruk gekre
gen, dat diverse gemeentebesturen, welke
meegewerkt hebben tot dezen vorm van be
stuur, den „stichtings"vorm, niet geweten
hebben hoever zij hun medezeggenschap
hiermede prijsgaven. In het vragen naar
meer openbaarheid kunnen wij beluisteren
het streven om meer zeggenschap, om hun
prijs gegeven invloed te herwinnen. Maal
laten de betrokken gemeentebesturen dan
probeeren hierin wijziging te brengen. Wij
zullen niet ingaan op verdere geruchten,
maar trachten mede te werken het wettig
Gezag, de Overheid, haar verschuldigden
eerbied te bewijzen. Wij meenen dit aan ons
Anti-revolutionair beginsel verschuldig-a
te zijn.
PREDIKANTENNOOD
Hoe zeer er in de Geref. Gemeenten be
hoefte is aan predikanten blijkt wel uit het
feit dat momenteel niet minder dan 30 ge
meenten een beroep hebben uitgebracht,
waarvan er zeker 26 zullen moeten teleurge
steld worden. Vereenigde voor 2 jaar cand.
H. Ligtenberg, thans predikant te Lisse, 18
beroepen op zich, thans heeft cand. J. v. d.
Berg te Rotterdam er eveneens 18 onder zich.
Daarnaast verkreeg cand. A. v. Stuyvenberg
te Rotterdam er 10. Ook hebben de predikan
ten Ds. M. Heykoop te Utrecht en Ds. W. C.
Lamain te Rotterdam-Z. momenteel een be
roep onder zioh, resp. naar Amsterdam en
Herkingen.
Cand. v. Stuyvenberg heeft zoo juist het
beroep naar Benthuizen, de gemeente die het
eerst een beroep op hem uitbracht, aangeno
men. De gemeente van Benthuizen heeft sinds
het overlijden van wijlen Ds. C. Ledeboer in
Oct. 1863 geen eigen predikant meer gehad.
Ringvergadering
De ring „Flakkee" kwam op 21 Juli 193(5
te Herkingen in de Herv. School in
vergadering bijeen. De leiding berustte bij
de Ringpresidente, mej. Langbroek uit Mid-
delliarnis, die liet zingen Ds. 05 0 en 9,
waarna ze voorging in gebed en vervolgens
voorlas Jacobus 3. Dan heet ze alle aanwe
zigen hartelijk welkom en bepaalde in haar
openingswoord de aanwezigen bij Jacobus
3 2, middelste gedeelte: „Indien iemand
in woorden niet struikelt, die is een vol
maakt niari'v.
Spr. \rueg een oogenblik de aandacht, voor
een van onze kleinste leden, nl. „- tong",
een lid van ons lichaam, dat zoo onnoeme
lijk Veel kwaad kan stichten. Is dat dan
zijp erg, aldus spr. We zullen liooren wat
Gods Woord daaiwan zegt. Onze tong wordt
daar vergeleken bij een paardentoom, een
roer van een schip, maar ook als een vuur
bij een hoop hout. Het komt echter aan op
't rechte gebruik van de tong. hetgeen in
onze dagen nog al wat te wenschen over
laat. De tong ver olkt wat er zooal leeft in
mensehen hart. Spr. gaat. daarbij terug
naar de dagen der schepping, toen de tong
niets dan God verheerlijkende dingen
sprak, maar na den val des menschen is
dat zoo geheel anders geworden. Spr. hoopt
dat wij maar zoo veel als mogelijk is onze
long trachten te bedwingen van kwaadspre
ken en lasteren enz. Mogetijk zegt iemand
uwer: aan dergelijke dingen maak ik me
niet schuldig, gelukkig dan, maar laten we
daarmede toch ook niet te vlug zijn. Want
Jacobus zegt: „Die in woorden niet strui
kel'. is een volmaakt mail en w ie onzer is
volmaakt'? Immers niemand. We kunnen
ook nog op zoo \eel andere manieren in
Woorden struikelen, denk slechts aan de
vele luchthartige, schertsende, ijdele woe
den. die we spreken. Misschien zegt go:
mogen we dan niets? Geen grapje, geen
pretje? Zeker; ook de wijze koning Salomo
sprak: „Er is een tijd om te lachen en een
'ijd om te weenen", en David bidt: ..Sla de
zonden nimmer ga, die mijn jonkheid heeft
bedreven".
Doch laten wij maar niet uitzoeken wat
wel en wat niet mag, doch laten wc ons al
lereerst liever tot Gods Woord keeren. Dat
is de Eenige en zuivere bron. Doch de Heere
legt ons geen last op, te zwaar om te dra
gen. Hij is de Eenige, tot Wien we ons
om raad kunnen wenden. En wat zegt de
Heiland zelf?: „Maar Ik zeg u, dat van eik
ijdel woord dat de menschen zullen gespro
ken hebben, zij van hetzelve zullen reken
schap geven in den dag des oordeels". Dat
is een geweldig woord. Nu baten ons geen
verontschuldigingen meer. Wat moet onze
schuld in dezen dan onnoemelijk groot zijn.
Waarlijk, nu kunnen w? allen we] uitroe
pen: „Wie is tot deze dingen bekwaam?"
En het antwoord daarop moet luiden: ..Nie
mand, want er zijn geei. volmaakte men-
oclien. Er is niemand die goed doet, ook
niet tot één toe. Schuldig staan we allen
voor God.
Dat zulk een klein lid als de long. zulk
een zee van zonde kan doen ontstaan. Maar,
zoo vragen we: „Is daar nu niets aan te
doen?" De Heere geve dat deze vraag in
waarheid uit onze harten inag oprijzen. Ook
dezen avond wil de Heere ons nog waar
schuwen. Hij wil ons nog wijzen op den
lleere Jezus Christus. Tot Hem moeten we
gaan. Hem moeten we belijden, dat we van
ons zelf onbekwaam zijn. Hij is de Almach
tige, Hij kan onze tong dienstbaar stellen
tot Zijn lof. En al is liet dan dat we nog
dikwerf in oude zonden vallen, de lleere
zal Zijn werk voleindigen.
Gods eisch is zwaar, maar God vraagt niet
het onmogelijke. De Heere hinde dan ons
allen de ernst van deze dingen maar op
het hart. Den zal dat ook niet alleen ons
persoonlijk, maar ook ons vereenigingsleven
ten goede komen, en moge er van onze vrr-
eenigingsavonden een andere sprake uit
gaan. In deze hebben we allen een taak. De
invloed die we onbewust op elkander uit
oefenen is zoo groot. Indien in onze harten
de begeerte leeft, om Christus te dienen,
:ndien Jezus Zelf de Bestuurder is van ons
hart, dan zal dat ook op onze vereen.-avon-
den gezien worden. Want de wijsheid die
van Boven is, die is ten eerste zuiver, daar
na vreedzaam, bescheiden, gezeglijk, vol van
barmhartigheid en van goede vruchten,
niet partijdig oordeelende en ongeveinsd. En
de vrucht der rechtvaardigheid wordt in
vrede gezaaid, voor degenen die vrede ma
ken. Zoo alleen zal èn ons persoonlijk én
ons vereenigingsleven Godc kunnen beha
gen.
Na dit ernstig voorwoord werden de notu
len der vorige Ringvergadeving gelezen en
goedgekeurd, waarna het Bondslied werd
gezongen.
Dan levert de afd. „Martha" van Ooltgens-
plaat een Bijbelseh onderwerp: „Ruth", wat
onder stille aandacht werd aangehoord, liet
was een keurig onderwerp, wat in bespre
king gegeven werd, doch waarop geen vra
gen gesteld werden. Wel een bewijs dus,
dat allen het met betgeen door in), naar
voren gebracht was. eens waren. Dan werd
gezongen no. 458 uit don bundel van Joh.
de Heer: „Neem de wereld, geef mij Jezus".
Vervolgens leverde „Monica" uit Middel-
harnis een int. Geloofsbelijdenis Art. 12.
Ook deze int. had alle eer van haar werk.
Dan zingen Ps. 103 10 cn 11, terwijl gecol
lecteerd werd f 3.14'/2.
Daarna volgt een korte pauze, waarin ge
legenheid was zijn bijdrage te betalen voor
het D.V. op 4 Augustus a s. ta houden ge
meenschappelijk reisje. Ook de stembiljet
ten voor de gehouden bestuursverkiezing
wegens periodieke aftreding van mej. II.
Langbroek, pres. en mej. P. Taaie, secr.esse,
van den Ring, werden ingeleverd.
Dan krijgen we een onderwerp Bijb. Ge
schiedenis door „Lydia" van Sommelsdijk,
getiteld: „De Kamerling uit Moorenland".
Ook dit onderwerp was keurig verzorgd en
•Afc aan duidelijkheid niets te wenschen
over, aangezien in de bespreking, die er op
gegeven werd, geen vragen werden gesteld.
Hierna zong men ter afwisseling uit Joh de
Heer no. 586: „Blijf met mij Heer, als 't
zonlicht niet meer straalt". Daarna volgt
„Doreas" van Herkingen met een keurig
stukje zendingsgeschiedenis, getiteld: „Dsja-
tana de kleine straatveger". Dan nogmaals
zingen en wel no. 736 uit Joh. de Heer:
„Gord u aan". De pres. deelt de uitslag der
stemming mede. Mej. Langbroek verkreeg 6
stemmen, mej. P. Taaie 7 stemmen en mej.
N. v. d. Band 1 stem, zoodat de aftredenden
herkozen zijn, die onder dank voor 't in hen
gestelde vertrouwen deze herbenoeming aan
vaarden.
Tenslotte beeft de presidente allen die tot
het welslagen dezer vergadering medewerk
ten, dank gezegd, inzonderheid de inleid-
sters. de organiste en de ontvangende ver
eeniging, terwijl het schoolbestuur word
dank gezegd voor het afstaan dezer lokali
teit. Men zong nog Ps. 25 3, waarna ge
ëindigd werd met dankzegging.
Het was een uitnemend geslaagde verga
dering, waarop met dankbaarheid mag wor
den teruggezien.