VOOR VROUW EN KIND ZATERDAG 18 JULI 1936 IEN HET EINDE DES GELOOFS KERK EN SCHOOL MAAS- EN SCHELDEBODE Zaterdag 18 avonds 6.30 [in hot Loge- van de erf- Uauw-Voogd te Ouddorp, E nos. 2010 |45 centiaren ■gen strook een perceel Zuidhoek [land, kadas- en 95 centi- ,'.M. in twee ecombinecr I lelde strook |na de toe- 'land bloot- |DEN BERG. |i 1936, beide 1) te Nieuwe Schipper, laat) bouw- Ipolder Klin- Jiuivenwaard- [eweg. Kad. 3 perceelen jtschoof 1940 Dorst, voor ran 266.33; laat) bouw- |landscheweg. één perceel, [an C. Dorst, en grond te jken Aohter- |groot 1 Are, ram van wij- ERMANS. Zaterdag 18 hes avonds 7 In het Loge- pan den heer [sterdam, van prf, zeer ge- op de hoek Doensweg, |chuur, zeer kadastraal Ie E no 2786 |wee lcoopen, worden, loewijzing in luur is ver- J.50 p. week. EN BERG. luur (zomer- Tvt Akershoek daver, Erw- de gemeen- jellendam. IDEN BERG. I Zaterdag 25 |nds 7 uur Logement ban Maarten |s met berg en tuin te Iter sectie E laren of 85'/2 petober 1936. tn den Bree- E22, groot 30 ■gendom van |den 1 Octo- >EN BERG. (zomertijd) bij de schuur lel, van een Ibroedmachi- r-windmolen Jascule, ma len zakken, |boterpakker, ËN BERG. 0 f6.30, N.A. Sent- cii.oo; f 7.35: idem kdiache 50pct lis. idem 68%; hdsche 55pct.« [-Dec f 6.90 beo f 6.90ln- .15, Sept-Dec pee f 7.65. Juli-Au? loco f 5.85. en Jnli-Aug f5.35; Sep Palmpitmeel 0; los b.v. len Jnli-Aug*. jid f6.20; ln- 1 f 3.90; Sept- Jli-Aus f6.15; 1*0 f5.35 Isch extra bl Ipt f 6.25; Sep |o kg. Iwe eigenh. 13.14, Drielln- |er 186900 kg. Eendraclit. ■eig. 2—2.08 Tiig. 2—2.08 kg. Gevei.d |Ilen. En de eders borst. Lena ook; feien. het ge- zijn gezin ontdekking van haar |eroepen ader op hot vroeg Le- Ifdje tegen |den, die ze de moeder om haar |rde ze: ik de moeder lood, die op |er den pol- In het toppen der lals zilver- prte water. stond, riep buit! Ginds vervolgd). VOORDE ZONDAG Verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid uwer zielen. 1 Petrus 19. Wat is het einde van uw geloof? Wel heel eenvoudig: het einde van uw geloof is de aanschouwing. Daar loopt het op uit, daarin eindigt het geloof: in aan schouwen. Dit aanschouwen heeft aller eerst betrekking op God. Het volzalige. Goddelijke, wezen zal, als het einde des geloofs verkregen wordt, geestelijk aan schouwd worden, dat wil zeggen: Rechtstreeks zal dan de kennis van God verkregen worden en niet meer door be middeling van de Heilige Schrift. Het zal niet meer zijn een zien, gelijk nu, door een spiegel in een duistere rede, maar van aangezicht tot aangezicht, een niet meer kennen ten deele, maar een vol maakte kennis. Dit aanschouwen heeft bepaald ook betrekking op den Heere Jezus in zijn lichamelijke verschijning. Daar denken wij bijzonder aan. \Vijl in de woorden vóór 1 Petrus 1 9 onder gelooven ver staan wordt: het „niet zien van Jezus met het lichamelijk oog", zoo moeten wij hier bij „aanschouwen' wel bepaald denken aan het zien van Jezus in Zijn mensche- Jijke gedaante, nil, in Zijn alles overklim- mende heerlijkheid. En nu vervult het vooruitzicht daar van reeds met heerlijke, onuitsprekelijke vreugde. Maar als dat verwerkelijkt wordt, dan zal bij 't vrome volk de blijd schap ten boogsten toppunt stijgen. Zij zullen altijd zien het gezegend lichaam des Heeren, dat met de Godde lijke natuur vereenigd is, in de verhoo ging boven alle overheden en machten en alle naam, die genoemd wordt. Zij zullen zien met hun oogen: datzelfde lichaam, dat in Bethlehem eertijds gebo ren werd, en gekruisigd is tusschen twee moordenaren op Golgotha; het gezegende hoofd, dat met doornen gekroond was: het aangezicht, dat zij bespogen hebben; de handen en voeten, die doorboord wer den; en dat alles nu schijnende met een, heerlijkheid, die hun stoutste verbeelding te boven gaat. Deze heerlijkheid van Jezus Christus zal dan aller oog tot zich trekken. Hoe zullen zij daarvan stamelen ook slechts. In de aanschouwing van zulk een heerlijkheid zal onze ziel gansch en al verzinken. Wij moeten naar gelij kenissen grijpen om dat weergalooze, alle begrip te boven gaande, te benaderen. Maar stel u voor dat iedere ster van ons firmament, begon te schijnen als een zon in haar middagglans, en dat het licht van de zon naar evenredigheid van het schijnsel dezer sterren was toegenomen dan zouden wij nog maar een zwakke ge lijkenis hebben van de heerlijkheid van Jezus, boven de heiligen in den hemel. En denk nu niet, dat dit een zelfgevon- den beeld is. Het is de vergelijking, die Gods woord zelf maakt. De heiligen zul len eenmaal blinken als de zon, maar te midden van die heiligen zal toch het Lam, hèt licht van de heilige stad zijn dat aller oog tot zich trekt. En als wij Hem zoo .zien zullen, die voor ons stierf, opdat wij eeuwig zouden leven, wiens weergalooze liefde hem deed trekken door de roode zee van Gods toorn, om in 't midden daarvan een pad te maken waardoor wij veilig gaan zouden naar het Land der Belofte dan zullen wij eerst recht verstaan, welk een Heerlijke het was, die dit alles voor ons leed, en hoe Goddelijk Zijn liefde was. Dan zullen wij eerst heseffen, wat Hij eerst bezat in den hemel. En wat halleluja's der engelen Hem toch niet verhinderd hebben, om te hooren het zuchten en het gekerm der verloren menschheid op aarde, en om toch neder te komen en te helpen, met afleggen van al Zijn heerlijkheid. En in die aanschou wing van Zijn heerlijkheid zullen wij Hem eerst recht kennén, en met al de heiligen, eerst dan, volkomen gaan be grijpen, welke de lengte en breedte en diepte en hoogte zij, en bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat. Hoe groot 's Heilands liefde was, zal eerst recht in ons zielsbesef doordringen, als wij met eigen oogen aanschouwen, wat hemel en heerlijkheid, Hij om Zijn liefde te betoonen, verliet. Dit einde uws geloofs, namelijk het aanschouwen, vooral van den door u nog nooit gezienen Heiland, is volgens Petrus' uitspraak één en hetzelfde als: „de zaligheid uwer ziele t". Jezus te zien, dat sluit in uw zaligheid, uw verlossing, uw volkomen verlossing. Mét dat uw oogen op den verheerlijkten Zaligmaker blikken, zullen van u afval len alle ketenen, die nog knelden. Tege lijk wordt de laatste band geslaakt van zonde en dood en vernedering en smart. Jezus zien, dat is Uw zaligheid. Dat is één en hetzelfde Houdt dat zoo nauw verbaind met elkaar, in uw denken en verlangen, als gij u op het hemelsche bezint? Is dat voor u ook de zaligheid uwer ziel: het einde des geloofs verkrijgen: Jezus zien? Er is geen andere zaligheid Bij Jezus te zijn, en Zijn gemeenschap ongestoord te genieten. Hem in Zijn heerlijkheid te aanschouwen, en door Hem Gods volzalig wezen, om daarin eeuwig zich te verlustigen dat is het einde des geloofs en tevens de zaligheid uwer zielen. Jezus zien. God zien, is dat ook uw zaligheid? Verblijd u niét in wat inbeeldingen omtrent .het hemelleven, die op de vlucht slaan, en u straks ontgoocheld laten staan. Verblijd u in Jezus. Heb den Heere Jezus lief. Hoewel Hem niet ziende, heb Hem lief. Zooals een berouwvol zon- daarshart, dat bij Hem genade gevonden heeft, Jezus liefheeft. Dan valt de hemel u ten erve. Want dan is dat uw hemel: Jezus Zelf, en nog eens Jezus, en niets dan Jezus. En dan gaat gij Hem straks zien, dien gij nooit gezien hebt maar liefgehad en geloofd. Dan gaat uw geloof weldra in aanschouwen over. En in dat vooruitzicht groeit, nu reeds, in uw 'binnenste die onuitsprekelijke heerlijke vreugde over dat einde uws geloofs: Jezus zien, de zaligheid uwer zielen. te Neder-Hardinxveld. Te Breskens, cand. D. Goudzwaard te Bruinisse. Beroepen: Te Oud-Beijerlamd, J. C. Wolthers te Putten (G.). Aangenomen: Naar Groningen, J. Schoneveld te Alphen a. d. Rijn. Naar Rotterdam, M. J. C. Visser te Leeuwarden. Aangenomen: Naar Groningen, J. E. Uitman te Vollehove. Naar Dedems- vaart (toez.), II. J. van lieerde, cand. en hulppred. te Eindhoven. Bedankt: Voor Loosduinen (2e pred. pi.). G. van Veldhuizen te Ilantum. Bedankt: Voor Angeren (bij Arnhem), C. D. Israël te Hattem. Voor Nieuwe Tonge, K. v. d. Pol te Boven-Hardinxveld. CHR. GEREF. KERK Tweetal: Te Drachten, cand. J. F. Geels te Apeldoorn en cand. I. de Bruyne te Zwolle. Beroepen: Te Nieuw-Amsterdam, cand. P. II. van Marrum te Franeker. Bedankt: Voor Lutten-Dedemsvaart, K. Bokhorst te Murmerwoude. GEREF. GEM. Tweetal: Te Amsterdam-C en te Tho- len, cand. J. v. d. Berg en cand. A. van Stuyvenberg, beiden te Rotterdam. B e roepen: Te Giessewdam, te Rijssen, te Katwijk aan Zee, te Genemuiden, te Rijssen en te Krabbendijke, cand. J. v. d. Berg te Rotterdam. Te Werkendam, cand. A. v. Stuyvenberg te Rotterdam. Beroepen: Te Goes, te Opheusden, te Middelburg en te Rilland, cand. A. van Stuy venberg te Rotterdam. Te Tricht, cand. J. v. d. Berg te Rotterdam. Beroepen: Te Tholen, cand. A. van Stuyvenberg te Rotterdam. LOOPSGEZ. GEM. Beroepen: Te Heerlen (voor geheel Zuid-Limbuig) en te Eindhoven, S. M. A, E aalder te Veendam. NED. HERV. KERK Drietal: Te Arnhem (vac. Becht), J. H. H. van Beem te Rotterdam-Vreewijk, J. P. F. C. Eerhard te Hillegom en G. Gerbrandy te Leeuwarden. Beroepen: Te Doornspijk, K. v. d. Pol Algcmeene Synode der Ned. Herv. Kerk Eerste zitting. De oudste predikant Ds. P. Bokma, pred. te Schiedam, opende de 121e zitting der Algcm. Synode met de voor lezing van den 121cn psalm en gebed. Naar aanleiding van dezen psalm sprak hij een ernstig woord over de belangrijkheid, die deze synode kan hebben voor de Kerk en voor land en volk. 't Groote voorrecht, dat bij het beset van onze machteloosheid en on- kwaamheid ook maar tot eenig goed wij onze oogen op mogen heffen tot Hem. den Al machtige, die niet beschaamd maakt dege nen, die op Hem hopen cn van Hem alles verwachten. Do stemming die hierna gehouden werd wees uit, dat benoemd werd tot President Dr. P. Smit, predikant te Heumen, tot vice- president Ds. P. Bokma te Schiedam en tot diens secundus Ds. J. Boonstra te Gieten. Allen namen hun benoeming aan. De president wees op do groote bcteekonis, die de synode kon hebben voor de toekomst der Kerk. ook voor de rust in de Kerk. Ilij stelde in 't licht, dat er steunende op Hem, die de Getrouwe is met nuchteren blik, de groote moeilijkheden onder de oogen moeten gezien worden. Er zal veel cn hard moeten gearbeid worden. De punten van de agenda worden aange vuld, omdat et* nog vele stukken ingekomen zijn. Voor de leden der synode is er morgen nog gelegenheid met voorstellen te komen, die van huilen komen zullen niet meer in behandeling genomen worden. Door de Synodale Commissie is een onder zoek ingesteld naar het beheer van den Quaestor-Generaal. Na een nauwgezet onder zoek bleek dit beheer in volkomen orde te zijn. De Quaestor zal gedechargeerd wor den. en bij en zijn secundus uitgenoodigd worden verder de financiën der Kerk te willen belieeren. Herdacht worden zij die of door den dood of door andere omstandigheden geen zitting meer in de synode hebben en door anderen zijn vervangen. Uit de verslagen bleek ver der, dat bij allerlei gelegenheden leden van de synode zich verdienstelijk gemaakt had den door de Kerk te vertegenwoordigen. Moe van der Steur Naar haar laatste rustplaats Over de vorstelijke begrafenis van Moe van der Steur, die 28 jaar lang de trouwe gezellin en mede-leidster van Pa van der Steur in zijn prachtigen arbeid te Magclang is geweest, brengt „De kleine Bode van huis" ons uitvoerige mededeelingcn. Hoezeer deze 66 jaar geworden Christin gewaardeerd was, bleek ten volle op den begrafenisdag. Alleen al de samenstelling van de stoet wijst het uit: eerst het muziek corps, dan de fluitisten, daarna de lijkwa gen bedolven onder een groot aantal kran sen, voorafgegaan door do banierdragers, twee vrachtauto's volgeladen met oloem- kranscn (er waren ongeveer tweehonderd aangebracht), de Opelette met Pa en familie, oud-Steurtjes, kinderen van de inrichtingen, vijf autobussen met kleintjes. Voorts be stuursleden, kerkeraadsleden, een deputatie van militairen, tien man van elk korps, on der commando van een officier, gevolgd door een veertigtal auto's. Nadat de kist op de baar boven de groeve was geplaatst, werd op verzoek van Pa door een aantal meisjes een tweetal coupletten uit „Rust Zacht" gezongen. Pa toonde daar na een flesch met, duinzand en een bosje heide uit de Haarlemmerduinen, welke in het graf werden geplaatst als een herinne ring aan het moederland, waarheen de dap pere Anna Maria Zwager uit Amsterdam niet meer zou terugkeeren. Van den aard der belangstelling getuigde voorts een stroom van blijken van deelne ming, ook uit Holland. Van de Koningin kwam een telegram, luidende: „Koningin draagt mij op u oprechte deel neming te betuigen met overlijden van uw echtgenoote". W.g. Van Heemstra, secretaris. Op last van den Landvoogd werd een te legram toegezonden van dezen inhoud: „Landvoogd doet u zijn hartelijke deelne ming betuigen met groot verlies. Wenscht u sterkte en berusting toe". Aan de groeve hebben, behalve Pa van der Steur zelf, ook gesproken ds. De Vries, ds. Merkelijn en oud-verpleegden. Pa zelf dankte bewogen, maar met forschc stem en zeide, dat hij onder de zware sla gen niet zou bezwijken en met Gods hulp hoopte nog langen tijd voor z'n dierbaren te zullen kunnen zorgen. „Thans nu Moe niet meer is, zal ik trachten voor jullie kinderen oen vader en tevens moeder te zijn". Jaarvergadering „Vrederust" Maandag liield de Ver. tot Clir. Verzorging van Krankzinnigen in Zeeland haar druk bezochte 32ste Jaarvergadering in het kerk gebouw van haar Stichting „Vrederust" te Bergen op Zoom. Aan de vergadering ging vooraf een bid stond, welke werd geleid door Ds, J. P. van Steenbergen te Biezelinge, die zijn ge hoor bepaalde bij Matth. 25 3140 en wel in het bijzonder bij deze woorden: „Voor zoo veel gij dit één van mijne minste broeders gedaan hebt, zoo hebt gij dat mij gedaan". De jaarvergadering werd geleid door den voorzitter der Vereeniging den heer J. J. C. van D ij k. Vertegenwoordigd waren 46 af- deelingen en 27 corporatiën. Uit de door Secretaris en Penningmeester uitgebrachte jaarverslagen vermelden wij, dat de Vereeniging aan het einde van het verslagjaar 67 afdeelingen en 42 corporatiën telde, terwijl het aantal leden vrijwel op sterkte bleef en 3818 bedraagt. In de Stichting „Vrederust" werden aan het eind van het verslagjaar 810 patiënten verpleegd, waarvan 239 in de „open" afdeeling, 551 in de gestichts- afdeeling en 20 in gezinnen. Het ver- pleegpersoneel bestond uit 66 verple gers en 119 verpleegsters. In den loop van het jaar werden als hersteld ontslagen uit de „open" af deeling 11 patiënten en uit de ge- stichtsafdeeling 23 patiënten als niet hersteld, doch verbeterd, uit de „open" afdeeling 4 patiënten en uit de ge- stichtsafdeeling 23 patiënten. De „buitendienst" in de Provincie Zeeland, omvattende zoowel voor- als nazorg, bleef zich gestadig ontwikkelen; in de consultatie- bureaux hadden 56 consulten plaats, terwijl ten behoeve van de nazorg 98 personen en ten behoeve van de voorzorg 37 personen werden bezocht. Prof. Dr. A. VAN VELDHUIZEN Zeer ernstig ongesteld Naar wij vernemen, is in den toe stand van Prof. Dr. A. van Veldhuizen, hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Groningen, plotseling een zeer ernstige wending gekomen, waarvan hij ook zelf volkomen op de hoogte is. MAAS"-NYMPHEN HET BOTERT NIET M'n buurvrouw is geweldig nijdig Om zoo te zeggen: disperaat En nogal liefst op den Minister Die 't plantenvet belasten gaat En crisis-heffing legt op olie Veel sterker dan hij vroeger deed Ze schrok verbazend van die tijding En zit nu min of meer in 't zweet. Haar allerjongste onderneming Bereiding van het plantenvet Met olie tot een soort van boter Wordt hierdoor practisch stop gezet. Ze was er al zoo in bedreven Verbeterde zelfs al 't recept Wist 't mengsel zoo te kneden dat je Een soort, die „net-of- t-echt-is" hebt. Ze wist precies met hoeveel druppels De juiste kleur benaderd wordt En, voor den smaak, hoeveel aroma Er in het brouwsel dient gestort. Ze „karnde" eens per week en had dan Een boterkluit van ruim vier pond Die minder kostte dan een daalder En die een ieder lekker vond. Zij was voor heel de buurt de vraagbaak Gaf raad aan wie 't maar hebben wou: Hoe je 't moet doen bij groote warmte En hoe 't gaat in de winterkou. Ze kende ail de fijne kneepjes Was, wat je noemt, geroutineerd De boterzaak ging, door haar leiding, Perfect, voordeelig, ais gesmeerd! Nu vet en olie duurder ivorden Het voordeel dus was ingeperkt Heeft 't weinig zin meer, zelf te („karnen" Als je 't toch in je beurs niet merkt. Nu buurvrouw er geen heil meer in ziet Heeft ze de zaak maar stop gezet Toch is ze niet van plan te zwichten Voor deze nieuwe heffingswet: De margarine naar beneden Het vet en d' olie naar omhoog? Maar ik betaal geen cent, Minister! Voortaan eet ik m'n bo'tram droog (Nadruk verboden) HAKATE Oogensehijnlijk ging de toestand wel voor uit, maar toen de behandelende hoogleeraar een röntgenfoto liet nemen, kwam een zeer zorgwekkend verschijnsel aan het licht. Prof. van Veldhuizen is toen onmiddellijk van het Diaconessenhuis naar het Acad. Ziekenhuis overgebrr t, waar hij met röntgenstralen is behandeld. De reactie laat zich echter dusver niet gunstig aanzien. DIACONALE CONFERENTIE TE LUNTEREN Alle plaatsen bezet Het secretariaat van de Federatie van Diaconieën der Ned. Herv. Kerk bericht, dat de aangifte voor de 18e diaconale conferentie, die van 2022 Juli te Lunteren wordt ge houden, van dien aard is, dat alle logeer- gelegenheid in het conferentie-oord reeds is bezet en dat zelfs voor eenige deelnemers, die zich tijdig hebben gemeld, elders onderdak moet worden gezocht. Diakenen, die zich nog zouden willen opge ven voor deelneming, kunnen zich om boven genoemde reden deze moeite besparen, tenzij men bezoeken van een enkelen dag wil bren gen of elders logeert. In dat geval is contact met het bureau van de Federatie intusschen toch noodzakelijk. Natuurschoon in liet heuvelland. Koolhoven wordt weer Nederlander Zijn naturalisatie voorgesteld Bij de Tweede Kamer is een wets ontwerp ingediend tot naturalisatie van A. M. H. Berckmans en negentien anderen. Onder dezen laatsten bevindt zich Sijtse Frederik Willem Kool hoven, geboren te Bloemendaal (N.-H.) 11 Januari 18S6, vliegtuigbouwer, wo nende te Rhoon (prov. Zuid-Holl). De heer Koolhoven heeft het Nederlan derschap verloren door naturalisatie tot Britsch burger. Sinds 1920 is hij weer tu Nederland gevestigd. VOOR DE VROUW, DE SCHOOL IN OUDEN TIJD _\Ve zullen nu eens gaan zien hoe de scholen ijin ouden tijdi" er van binnen uitzagen. De scholen waren meestal lage, smalle Vertrekken op de tweede verdieping van het ihuis, met uitzicht op een morsige steeg of binnenplaats. Ook werd er school gehouden in vochtige, kille, holle kelderkamers van het een of ander oud gesticht, dat sedert de Spaansche tijd door de regeering verhuurd werd of in gebruik werd gegeven. Niet zel den werd er in 'het voorhuis school gehouden, in de zomer onder de luifel of op straat. (Wat ons vanwege de frissche lucht nog wel bet verkieselijksit voorkomt). De vertrekken waren afgedeeld in een •Voor- en achterschool, voor rijken en armen. In een der hoeken stond het puitrum met de Bijbel er op, en in het midden een groote bouten katheder, waarin de meester zat wan heer hij de lessen overhoorde. Op de katheder lag de „fraeye handpla- cke" en haar trouwe kameraad „de wackere roede van wilghentacken", en in de kathe der werd een heele verzameling schoolbe- boeften bewaard. Ds lijst, die Dr. Schotel ons geeft, is te hR)oi om over te slaan en u zult de complete inventaris 'dus moeten genieten. Daar waren dan „protokollen, daar men brieven uyt leerde dichten"; een „inekthoom- ken"; „zanddooskens"; een „pennemes dat wel en scherp kon snijden"; een „bl>anc feghel tmet een loop van kieselmgih steen, om alle coleuren van inckt op te wrijven"; j'Sculpkens, horenkens, groot en cleyn van fatsoen, om er den inekt in te doen"; „een glas vol swartem inckt"; „gansenpenmen, per kamenten"; een signet, groen was, leyen en Schrijfboeken; ook een boek waarin de namen van de scholieren geschreven stonden; een 'huisboek, psalmboek en testament. Aan de 9toel van den meester hing de gard. Aan de rechterzijde van de lessenaar hing het a. b. bord en daar naast de ijzeren kam met de houten steel, „waarvan het gezigt alleen genoeg was om een rilling over 't lijf te jagen, wanneer men bedenkt, dat die gebruikt werd om onreine hoofden tot rein heid te dwingen." Aan de linkerzijde van de lessenaar het ezelsbord, dat den domoor, die te traag of te stomp was om te loeren, op de borst gehan gen weid. Achter de katheder hingen rekenborden, schoon- en pinjssehriften, „eertrofeeën der jeugd", met de prijsbrief van den meester er boven, de Tien Geboden, Vader ons, het Geloof en andere proefschriften van den meester, sierlijk met de pen getrokken. En ten slotte: de school-ordonnantie, voor de leerlingen misschien wel het belangrijkste geschrift uit de heele school. Aan de wanden hangen bont-beschilderde school- of boekenborden met openslaande kleppen die met een kram gesloten worden of met een schuif open gaan. Iets lager zijn latten geslagen met een koord er boven tot berging der schrijfboeken. Kapstokken zijn er niet, want de leerlin gen houden de hoofddeksels op het hoofd; alleen onder het gebed of wanneer de lessen overhoord worden, in de hand. Om verse lucht te krijgen, zette men de „raamden op een kier" of liet ze zakken. Des winters brandde midden in de school een turfvuur, en als het donker werd stak men vetkaarsen op houten blokken of ijzeren kandelaren aan. In die lage, donkere, sombere, holle, voch tige vertrekken en een door turf en kaars- lucht verpeste atmospheer waren soms eenige honderden kinderen van 's morgens zes of zeven tot 's avonds zeven uren samengepakt. Want in de zomer werd de school 's mor gens om zes uur geopend, in de winter om zeven uur, en dan stond de kinderkoning, in zijn tabberd gedost, ldaar om zijn scholieren te ontvangen. M. C. v. O. v. D. Uit: „School en Jeugd". Ontleend aan „Het Oud-HoHandsch huisgezin der zeventiende eeuw" door Dr. G. D. J. Schotel. VOOR DE JEUGD BESTE NICHTJES EN NEEFJES We vervolgen nu ons bezoek aan Siberië, en kijken, hoe de wolven oud en jong, het verder maken. De jonge wolven trekken de wijde wereld in De kleine wolfjes werden grooter, en moesten óók jagen. Hun tanden waren al scherp en ze konden óók al klappen met de kaken, net als vader en moeder. De dunne beentjes van haas en gevogelte kraakten ze, dat 'teen lust was. Geen restje bleef meer óver nu. En nooit waren ze héélemaal ver zadigd! Eerst hapten en snapten ze naar kleine diertjes, torren en krekels, die vlug over den mosgrond trippelden, dan weer ineens op vlogen en verdwenen. Met blijdschap zag de groote wolvin, dat de sterker worden welpen ernstig begonnen te jagen. "Vaak stond één op de lange achterpooten en hapte naar een vogeltje, dat in de lage dennetakken zonig. Dan weer meende één een kever gegrepen te hebben en kauwde met leege mond. Boschmuisjes vonden ze alle bijzonder heerlijk en menig keertje hapten de smullers met de lange spitse snoeten in 't mos, waaronder t vlugge beestje was ver dwenen. Toen begon de wolvin hen mee te nemen naar 't dichte, lage struikgewas. Achter elkaar gingen de dieren, met wijde, lange passen. Op en neer veerden ze, op en neer. Sluipend gingen ze verder. Soms ging moeder plotseling bij hen weg: de jongen, wisten wel, dat zij dan doodstil moesten wachten want moeder dreef één of meer opgejaagde hazen langs hen heen. in sprongen de drie jongen toe en..., rits, daar hingen ze aan de halzen der knagers en beten toe. Vader wolf ging ook wel eens mee, dan ging die voorop. Dan joeg de troep op groote dieren, herten en half volwassen herte kalfjes. De kleine rakkers werden grooter en sterker. Vooral de wolve-z o o n, dat was er me eentje. Die ging er alleen op uit en wou soms niet meer naar moeder luisteren. Hij gromde terug, als moeder boos geworden beet. Hij had alleen nog ontzag voor den ouden sterken wolf, die grauwen kon, alsof hij hem opeten wou. Dan droop hij af, de staart tus schen de pooten. Eéns zou hij óók groot en sterk zijn, net als vader. Dan ging hij óók op de groote jachtSnel ging de zomer voorbij. De bladeren dorden. Sterke winden trokken kla gende door de bosschen, zwiepten de hooge kronen en kraakten de takken. Koude regens kletterden neer en doorweekten den mos bodem. Toen kwam de sneeuw en de winter. 'tEten voor de halfvolwassen wolven werd schaarsch; veel kleine boschbewoners waren weggekropen in hun holen en sliepen daar met rolronde buikjes maanden aaneen. De honger kwelde de wolven zoo, dat ze het uit huilden van ellende. Boven 't rumoer der sneeuwstormen uit klonk hun gekerm Dagen van gebrek Als de hongerige dieren zwegen, hoorden ze soms héél uit de verte andere wolven, die ook schreeuwden om voedsel. Eens. op een ijzigen kouden avond, kwam de wolvenvader zijn vrouw en kinderen halen. Hij zelf had óók honger en keek naar de jonge dieren met felle begeerte; hij zou zijn eigen kinderen wel op kunnen eten. Alléén konden ze nu geen voedsel genoeg vinden. Allen moesten zich aaneen sluiten tot een machtig leger. Dat deden de dieren elke winter. Nu moesten de jonge wolven óók mee. De wolven-zoon was groot en sterk geworden; die zou zich wel redden. De wolvinnetjes waren kleiner en zwakker. Daar moest moeder nog wat voor zorgen. Gezamenlijk gingen ze nu de wijde wereld in. Voorop ging de groote oude wolf, daar achter kwam de wolvin, dan volgden de wolvenzoon en de kleine wolvinnen. Allen maakten precies zulke lange stappen als de groote wolf en trapten nauwkeurig telkens in diens sporen, zoodat er maar één pootindruk kwam in de blanke sneeuw. Voor 't achter ste, zwakste wolvinnetje was 't een heele toer, zulke lange passen te maken als haar vader; maar als ze niet alle krachten inspan de om bij te blijven, was ze verloren. Soms huilde het jonge dier even klagelijk van moe heid en pijn. Uren aaneen gingen de dieren voort. Soms dook uit een bosch een ander troepje wolven op, dat zich aansloot. Stil en zwijgend gingen zr elkaar elkaar. Een lange wolvensliert werd het. Met elkaar joegen de dieren 't bosch af: ze kwa men héél hoog in 't Noorden en loerden be- geerig op de rendierkudden der Samojedden. Deze eenzame nomaden, diep in 't bosch, beschermden hun groote kudden zoo zorgvuldig mogelijk. Ze waren niet bang voor de hongerige roovers. doch deze werden telkens brutaler: de honger martelde hen elke dag feller. Ze kaapten jonge dieren bij de kudde weg en verslonden die gulzig. Ze slopen dag aan dag achter de rendieren, en wee 't arme dier dat afdwaalde of achter raakte. 'tWas on-^ herroepelijk verloren. Twee, drie rakkers sprongen 't naar de keel, doodden het en schrokten groote lappen vleesch naar binnen. 't Gebeurde zelfs wel, dat de eenzame boschbewoners soms olotseling ip de stille duistere avond rood-gloeiends vlammetjes zagen tusschen de takken, die bogen onder de sneeüwlast. En als ze dan heel nauwkeu rig rondom hun tenten keken, zagen ze hier en daar en ginder, in een wijde kring, overal van die vlammetjes blinken. Ze werden niet bang: neen, ze wierpen vlammende takken naar de wolvenoogen, of grepen de scherp gepunte lansen en mikten. Dan suisde het wapen door de lucht en vluchtten de wolven huilend. Eens werden de wolven al te vrijpostig, ze drongen door de omheiningen, waarbin- nen de rendieren waren en stalen verschei dene jonge dieren. Toen hielden de Samo- jerten een drijfjacht. Uit 't diepste van 't bosch werden de dieren opgejaagd en menige wolf werd door de vlijmscherpe lans doo.ie- Wk getroffen. Zóó stierf óók de wolven moeder. Fn de wolvenvader. En diens mooie pels namen de Samoieden mee; die gingen ze later in de „stad op de markt verkoopen. (Slot). „Nomaden" is de algemeene naam voor dergelijk half-wilde, zwervende volksstam men. Uit: „Schetsen en verhalen uit het Dierenleven" door D. Rut gers en Rinke Tolman. Tot slot wil ik jullie nog even helpen ont houden, dat vóór Dinsdag 21 Juli de raadsel oplossingen en briefjes binnen moeten zijn. Denk jullie er allemaal om? Laat nu nie mand achterblijven! Zaterdag 25 Juli vind je oplossingen en nieuwe opgaven, én een rij briefjes in de krant. Dag nichten en neven! De hart. gr. van jullie. TANTE TINE.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1936 | | pagina 3