VOOR VROUW EN KIND
ZATERDAG 18 JULI 1936
IEN
HET EINDE DES
GELOOFS
KERK EN SCHOOL
MAAS- EN SCHELDEBODE
Zaterdag 18
avonds 6.30
[in hot Loge-
van de erf-
Uauw-Voogd
te Ouddorp,
E nos. 2010
|45 centiaren
■gen strook
een perceel
Zuidhoek
[land, kadas-
en 95 centi-
,'.M. in twee
ecombinecr I
lelde strook
|na de toe-
'land bloot-
|DEN BERG.
|i 1936, beide
1) te Nieuwe
Schipper,
laat) bouw-
Ipolder Klin-
Jiuivenwaard-
[eweg. Kad.
3 perceelen
jtschoof 1940
Dorst, voor
ran 266.33;
laat) bouw-
|landscheweg.
één perceel,
[an C. Dorst,
en grond te
jken Aohter-
|groot 1 Are,
ram van wij-
ERMANS.
Zaterdag 18
hes avonds 7
In het Loge-
pan den heer
[sterdam, van
prf, zeer ge-
op de hoek
Doensweg,
|chuur, zeer
kadastraal
Ie E no 2786
|wee lcoopen,
worden,
loewijzing in
luur is ver-
J.50 p. week.
EN BERG.
luur (zomer-
Tvt Akershoek
daver, Erw-
de gemeen-
jellendam.
IDEN BERG.
I Zaterdag 25
|nds 7 uur
Logement
ban Maarten
|s met berg
en tuin te
Iter sectie E
laren of 85'/2
petober 1936.
tn den Bree-
E22, groot 30
■gendom van
|den 1 Octo-
>EN BERG.
(zomertijd)
bij de schuur
lel, van een
Ibroedmachi-
r-windmolen
Jascule, ma
len zakken,
|boterpakker,
ËN BERG.
0 f6.30, N.A.
Sent- cii.oo;
f 7.35: idem
kdiache 50pct
lis. idem 68%;
hdsche 55pct.«
[-Dec f 6.90
beo f 6.90ln-
.15, Sept-Dec
pee f 7.65.
Juli-Au?
loco f 5.85.
en Jnli-Aug
f5.35; Sep
Palmpitmeel
0; los b.v.
len Jnli-Aug*.
jid f6.20; ln-
1 f 3.90; Sept-
Jli-Aus f6.15;
1*0 f5.35
Isch extra bl
Ipt f 6.25; Sep
|o kg.
Iwe eigenh.
13.14, Drielln-
|er 186900 kg.
Eendraclit.
■eig. 2—2.08
Tiig. 2—2.08
kg. Gevei.d
|Ilen. En de
eders borst.
Lena ook;
feien.
het ge-
zijn gezin
ontdekking
van haar
|eroepen
ader op hot
vroeg Le-
Ifdje tegen
|den, die ze
de moeder
om haar
|rde ze: ik
de moeder
lood, die op
|er den pol-
In het
toppen der
lals zilver-
prte water.
stond, riep
buit! Ginds
vervolgd).
VOORDE
ZONDAG
Verkrijgende het einde uws geloofs,
namelijk de zaligheid uwer zielen.
1 Petrus 19.
Wat is het einde van uw geloof? Wel
heel eenvoudig: het einde van uw geloof
is de aanschouwing. Daar loopt het op
uit, daarin eindigt het geloof: in aan
schouwen. Dit aanschouwen heeft aller
eerst betrekking op God. Het volzalige.
Goddelijke, wezen zal, als het einde des
geloofs verkregen wordt, geestelijk aan
schouwd worden, dat wil zeggen:
Rechtstreeks zal dan de kennis van God
verkregen worden en niet meer door be
middeling van de Heilige Schrift. Het zal
niet meer zijn een zien, gelijk nu, door
een spiegel in een duistere rede, maar
van aangezicht tot aangezicht, een niet
meer kennen ten deele, maar een vol
maakte kennis.
Dit aanschouwen heeft bepaald ook
betrekking op den Heere Jezus in zijn
lichamelijke verschijning. Daar denken
wij bijzonder aan. \Vijl in de woorden
vóór 1 Petrus 1 9 onder gelooven ver
staan wordt: het „niet zien van Jezus met
het lichamelijk oog", zoo moeten wij hier
bij „aanschouwen' wel bepaald denken
aan het zien van Jezus in Zijn mensche-
Jijke gedaante, nil, in Zijn alles overklim-
mende heerlijkheid.
En nu vervult het vooruitzicht daar
van reeds met heerlijke, onuitsprekelijke
vreugde. Maar als dat verwerkelijkt
wordt, dan zal bij 't vrome volk de blijd
schap ten boogsten toppunt stijgen.
Zij zullen altijd zien het gezegend
lichaam des Heeren, dat met de Godde
lijke natuur vereenigd is, in de verhoo
ging boven alle overheden en machten
en alle naam, die genoemd wordt. Zij
zullen zien met hun oogen: datzelfde
lichaam, dat in Bethlehem eertijds gebo
ren werd, en gekruisigd is tusschen twee
moordenaren op Golgotha; het gezegende
hoofd, dat met doornen gekroond was:
het aangezicht, dat zij bespogen hebben;
de handen en voeten, die doorboord wer
den; en dat alles nu schijnende met een,
heerlijkheid, die hun stoutste verbeelding
te boven gaat. Deze heerlijkheid van
Jezus Christus zal dan aller oog tot zich
trekken. Hoe zullen zij daarvan stamelen
ook slechts. In de aanschouwing van
zulk een heerlijkheid zal onze ziel gansch
en al verzinken. Wij moeten naar gelij
kenissen grijpen om dat weergalooze, alle
begrip te boven gaande, te benaderen.
Maar stel u voor dat iedere ster van ons
firmament, begon te schijnen als een zon
in haar middagglans, en dat het licht van
de zon naar evenredigheid van het
schijnsel dezer sterren was toegenomen
dan zouden wij nog maar een zwakke ge
lijkenis hebben van de heerlijkheid van
Jezus, boven de heiligen in den hemel.
En denk nu niet, dat dit een zelfgevon-
den beeld is. Het is de vergelijking, die
Gods woord zelf maakt. De heiligen zul
len eenmaal blinken als de zon, maar te
midden van die heiligen zal toch het
Lam, hèt licht van de heilige stad zijn
dat aller oog tot zich trekt.
En als wij Hem zoo .zien zullen, die
voor ons stierf, opdat wij eeuwig zouden
leven, wiens weergalooze liefde hem
deed trekken door de roode zee van
Gods toorn, om in 't midden daarvan een
pad te maken waardoor wij veilig gaan
zouden naar het Land der Belofte
dan zullen wij eerst recht verstaan, welk
een Heerlijke het was, die dit alles voor
ons leed, en hoe Goddelijk Zijn liefde
was. Dan zullen wij eerst heseffen, wat
Hij eerst bezat in den hemel. En wat
halleluja's der engelen Hem toch niet
verhinderd hebben, om te hooren het
zuchten en het gekerm der verloren
menschheid op aarde, en om toch neder
te komen en te helpen, met afleggen van
al Zijn heerlijkheid. En in die aanschou
wing van Zijn heerlijkheid zullen wij
Hem eerst recht kennén, en met al de
heiligen, eerst dan, volkomen gaan be
grijpen, welke de lengte en breedte en
diepte en hoogte zij, en bekennen de
liefde van Christus, die de kennis te
boven gaat. Hoe groot 's Heilands liefde
was, zal eerst recht in ons zielsbesef
doordringen, als wij met eigen oogen
aanschouwen, wat hemel en heerlijkheid,
Hij om Zijn liefde te betoonen, verliet.
Dit einde uws geloofs, namelijk het
aanschouwen, vooral van den door u
nog nooit gezienen Heiland, is volgens
Petrus' uitspraak één en hetzelfde als:
„de zaligheid uwer ziele t".
Jezus te zien, dat sluit in uw zaligheid,
uw verlossing, uw volkomen verlossing.
Mét dat uw oogen op den verheerlijkten
Zaligmaker blikken, zullen van u afval
len alle ketenen, die nog knelden. Tege
lijk wordt de laatste band geslaakt van
zonde en dood en vernedering en smart.
Jezus zien, dat is Uw zaligheid. Dat is
één en hetzelfde
Houdt dat zoo nauw verbaind met
elkaar, in uw denken en verlangen, als
gij u op het hemelsche bezint? Is dat
voor u ook de zaligheid uwer ziel: het
einde des geloofs verkrijgen: Jezus zien?
Er is geen andere zaligheid
Bij Jezus te zijn, en Zijn gemeenschap
ongestoord te genieten. Hem in Zijn
heerlijkheid te aanschouwen, en door
Hem Gods volzalig wezen, om daarin
eeuwig zich te verlustigen dat is het
einde des geloofs en tevens de zaligheid
uwer zielen. Jezus zien. God zien, is dat
ook uw zaligheid?
Verblijd u niét in wat inbeeldingen
omtrent .het hemelleven, die op de vlucht
slaan, en u straks ontgoocheld laten
staan. Verblijd u in Jezus. Heb den Heere
Jezus lief. Hoewel Hem niet ziende, heb
Hem lief. Zooals een berouwvol zon-
daarshart, dat bij Hem genade gevonden
heeft, Jezus liefheeft.
Dan valt de hemel u ten erve. Want
dan is dat uw hemel: Jezus Zelf, en nog
eens Jezus, en niets dan Jezus.
En dan gaat gij Hem straks zien, dien
gij nooit gezien hebt maar liefgehad en
geloofd. Dan gaat uw geloof weldra in
aanschouwen over.
En in dat vooruitzicht groeit, nu reeds,
in uw 'binnenste die onuitsprekelijke
heerlijke vreugde over dat einde uws
geloofs: Jezus zien, de zaligheid uwer
zielen.
te Neder-Hardinxveld. Te Breskens, cand.
D. Goudzwaard te Bruinisse.
Beroepen: Te Oud-Beijerlamd, J. C.
Wolthers te Putten (G.).
Aangenomen: Naar Groningen, J.
Schoneveld te Alphen a. d. Rijn. Naar
Rotterdam, M. J. C. Visser te Leeuwarden.
Aangenomen: Naar Groningen, J. E.
Uitman te Vollehove. Naar Dedems-
vaart (toez.), II. J. van lieerde, cand. en
hulppred. te Eindhoven.
Bedankt: Voor Loosduinen (2e pred.
pi.). G. van Veldhuizen te Ilantum.
Bedankt: Voor Angeren (bij Arnhem),
C. D. Israël te Hattem. Voor Nieuwe
Tonge, K. v. d. Pol te Boven-Hardinxveld.
CHR. GEREF. KERK
Tweetal: Te Drachten, cand. J. F. Geels
te Apeldoorn en cand. I. de Bruyne te
Zwolle.
Beroepen: Te Nieuw-Amsterdam,
cand. P. II. van Marrum te Franeker.
Bedankt: Voor Lutten-Dedemsvaart, K.
Bokhorst te Murmerwoude.
GEREF. GEM.
Tweetal: Te Amsterdam-C en te Tho-
len, cand. J. v. d. Berg en cand. A. van
Stuyvenberg, beiden te Rotterdam.
B e roepen: Te Giessewdam, te Rijssen,
te Katwijk aan Zee, te Genemuiden, te
Rijssen en te Krabbendijke, cand. J. v. d.
Berg te Rotterdam. Te Werkendam,
cand. A. v. Stuyvenberg te Rotterdam.
Beroepen: Te Goes, te Opheusden, te
Middelburg en te Rilland, cand. A. van Stuy
venberg te Rotterdam. Te Tricht, cand.
J. v. d. Berg te Rotterdam.
Beroepen: Te Tholen, cand. A. van
Stuyvenberg te Rotterdam.
LOOPSGEZ. GEM.
Beroepen: Te Heerlen (voor geheel
Zuid-Limbuig) en te Eindhoven, S. M. A,
E aalder te Veendam.
NED. HERV. KERK
Drietal: Te Arnhem (vac. Becht), J. H.
H. van Beem te Rotterdam-Vreewijk, J. P.
F. C. Eerhard te Hillegom en G. Gerbrandy
te Leeuwarden.
Beroepen: Te Doornspijk, K. v. d. Pol
Algcmeene Synode
der Ned. Herv. Kerk
Eerste zitting. De oudste predikant
Ds. P. Bokma, pred. te Schiedam, opende de
121e zitting der Algcm. Synode met de voor
lezing van den 121cn psalm en gebed. Naar
aanleiding van dezen psalm sprak hij een
ernstig woord over de belangrijkheid, die
deze synode kan hebben voor de Kerk en
voor land en volk. 't Groote voorrecht, dat
bij het beset van onze machteloosheid en on-
kwaamheid ook maar tot eenig goed wij onze
oogen op mogen heffen tot Hem. den Al
machtige, die niet beschaamd maakt dege
nen, die op Hem hopen cn van Hem alles
verwachten.
Do stemming die hierna gehouden werd
wees uit, dat benoemd werd tot President
Dr. P. Smit, predikant te Heumen, tot vice-
president Ds. P. Bokma te Schiedam en tot
diens secundus Ds. J. Boonstra te Gieten.
Allen namen hun benoeming aan.
De president wees op do groote bcteekonis,
die de synode kon hebben voor de toekomst
der Kerk. ook voor de rust in de Kerk. Ilij
stelde in 't licht, dat er steunende op Hem,
die de Getrouwe is met nuchteren blik, de
groote moeilijkheden onder de oogen moeten
gezien worden. Er zal veel cn hard moeten
gearbeid worden.
De punten van de agenda worden aange
vuld, omdat et* nog vele stukken ingekomen
zijn. Voor de leden der synode is er morgen
nog gelegenheid met voorstellen te komen,
die van huilen komen zullen niet meer in
behandeling genomen worden.
Door de Synodale Commissie is een onder
zoek ingesteld naar het beheer van den
Quaestor-Generaal. Na een nauwgezet onder
zoek bleek dit beheer in volkomen orde te
zijn. De Quaestor zal gedechargeerd wor
den. en bij en zijn secundus uitgenoodigd
worden verder de financiën der Kerk te
willen belieeren.
Herdacht worden zij die of door den dood
of door andere omstandigheden geen zitting
meer in de synode hebben en door anderen
zijn vervangen. Uit de verslagen bleek ver
der, dat bij allerlei gelegenheden leden van
de synode zich verdienstelijk gemaakt had
den door de Kerk te vertegenwoordigen.
Moe van der Steur
Naar haar laatste rustplaats
Over de vorstelijke begrafenis van Moe
van der Steur, die 28 jaar lang de trouwe
gezellin en mede-leidster van Pa van der
Steur in zijn prachtigen arbeid te Magclang
is geweest, brengt „De kleine Bode van
huis" ons uitvoerige mededeelingcn.
Hoezeer deze 66 jaar geworden Christin
gewaardeerd was, bleek ten volle op den
begrafenisdag. Alleen al de samenstelling
van de stoet wijst het uit: eerst het muziek
corps, dan de fluitisten, daarna de lijkwa
gen bedolven onder een groot aantal kran
sen, voorafgegaan door do banierdragers,
twee vrachtauto's volgeladen met oloem-
kranscn (er waren ongeveer tweehonderd
aangebracht), de Opelette met Pa en familie,
oud-Steurtjes, kinderen van de inrichtingen,
vijf autobussen met kleintjes. Voorts be
stuursleden, kerkeraadsleden, een deputatie
van militairen, tien man van elk korps, on
der commando van een officier, gevolgd
door een veertigtal auto's.
Nadat de kist op de baar boven de groeve
was geplaatst, werd op verzoek van Pa door
een aantal meisjes een tweetal coupletten
uit „Rust Zacht" gezongen. Pa toonde daar
na een flesch met, duinzand en een bosje
heide uit de Haarlemmerduinen, welke in
het graf werden geplaatst als een herinne
ring aan het moederland, waarheen de dap
pere Anna Maria Zwager uit Amsterdam
niet meer zou terugkeeren.
Van den aard der belangstelling getuigde
voorts een stroom van blijken van deelne
ming, ook uit Holland. Van de Koningin
kwam een telegram, luidende:
„Koningin draagt mij op u oprechte deel
neming te betuigen met overlijden van uw
echtgenoote". W.g. Van Heemstra, secretaris.
Op last van den Landvoogd werd een te
legram toegezonden van dezen inhoud:
„Landvoogd doet u zijn hartelijke deelne
ming betuigen met groot verlies. Wenscht
u sterkte en berusting toe".
Aan de groeve hebben, behalve Pa van
der Steur zelf, ook gesproken ds. De Vries,
ds. Merkelijn en oud-verpleegden.
Pa zelf dankte bewogen, maar met forschc
stem en zeide, dat hij onder de zware sla
gen niet zou bezwijken en met Gods hulp
hoopte nog langen tijd voor z'n dierbaren te
zullen kunnen zorgen. „Thans nu Moe niet
meer is, zal ik trachten voor jullie kinderen
oen vader en tevens moeder te zijn".
Jaarvergadering „Vrederust"
Maandag liield de Ver. tot Clir. Verzorging
van Krankzinnigen in Zeeland haar druk
bezochte 32ste Jaarvergadering in het kerk
gebouw van haar Stichting „Vrederust" te
Bergen op Zoom.
Aan de vergadering ging vooraf een bid
stond, welke werd geleid door Ds, J. P. van
Steenbergen te Biezelinge, die zijn ge
hoor bepaalde bij Matth. 25 3140 en wel
in het bijzonder bij deze woorden: „Voor zoo
veel gij dit één van mijne minste broeders
gedaan hebt, zoo hebt gij dat mij gedaan".
De jaarvergadering werd geleid door den
voorzitter der Vereeniging den heer J. J. C.
van D ij k. Vertegenwoordigd waren 46 af-
deelingen en 27 corporatiën.
Uit de door Secretaris en Penningmeester
uitgebrachte jaarverslagen vermelden wij,
dat de Vereeniging aan het einde van het
verslagjaar 67 afdeelingen en 42 corporatiën
telde, terwijl het aantal leden vrijwel op
sterkte bleef en 3818 bedraagt.
In de Stichting „Vrederust" werden
aan het eind van het verslagjaar 810
patiënten verpleegd, waarvan 239 in de
„open" afdeeling, 551 in de gestichts-
afdeeling en 20 in gezinnen. Het ver-
pleegpersoneel bestond uit 66 verple
gers en 119 verpleegsters.
In den loop van het jaar werden als
hersteld ontslagen uit de „open" af
deeling 11 patiënten en uit de ge-
stichtsafdeeling 23 patiënten als niet
hersteld, doch verbeterd, uit de „open"
afdeeling 4 patiënten en uit de ge-
stichtsafdeeling 23 patiënten.
De „buitendienst" in de Provincie Zeeland,
omvattende zoowel voor- als nazorg, bleef
zich gestadig ontwikkelen; in de consultatie-
bureaux hadden 56 consulten plaats, terwijl
ten behoeve van de nazorg 98 personen en
ten behoeve van de voorzorg 37 personen
werden bezocht.
Prof. Dr. A. VAN VELDHUIZEN
Zeer ernstig ongesteld
Naar wij vernemen, is in den toe
stand van Prof. Dr. A. van Veldhuizen,
hoogleeraar in de Godgeleerdheid te
Groningen, plotseling een zeer
ernstige wending gekomen, waarvan
hij ook zelf volkomen op de hoogte is.
MAAS"-NYMPHEN
HET BOTERT NIET
M'n buurvrouw is geweldig nijdig
Om zoo te zeggen: disperaat
En nogal liefst op den Minister
Die 't plantenvet belasten gaat
En crisis-heffing legt op olie
Veel sterker dan hij vroeger deed
Ze schrok verbazend van die tijding
En zit nu min of meer in 't zweet.
Haar allerjongste onderneming
Bereiding van het plantenvet
Met olie tot een soort van boter
Wordt hierdoor practisch stop gezet.
Ze was er al zoo in bedreven
Verbeterde zelfs al 't recept
Wist 't mengsel zoo te kneden dat je
Een soort, die „net-of- t-echt-is" hebt.
Ze wist precies met hoeveel druppels
De juiste kleur benaderd wordt
En, voor den smaak, hoeveel aroma
Er in het brouwsel dient gestort.
Ze „karnde" eens per week en had dan
Een boterkluit van ruim vier pond
Die minder kostte dan een daalder
En die een ieder lekker vond.
Zij was voor heel de buurt de vraagbaak
Gaf raad aan wie 't maar hebben wou:
Hoe je 't moet doen bij groote warmte
En hoe 't gaat in de winterkou.
Ze kende ail de fijne kneepjes
Was, wat je noemt, geroutineerd
De boterzaak ging, door haar leiding,
Perfect, voordeelig, ais gesmeerd!
Nu vet en olie duurder ivorden
Het voordeel dus was ingeperkt
Heeft 't weinig zin meer, zelf te
(„karnen"
Als je 't toch in je beurs niet merkt.
Nu buurvrouw er geen heil meer in ziet
Heeft ze de zaak maar stop gezet
Toch is ze niet van plan te zwichten
Voor deze nieuwe heffingswet:
De margarine naar beneden
Het vet en d' olie naar omhoog?
Maar ik betaal geen cent, Minister!
Voortaan eet ik m'n bo'tram droog
(Nadruk verboden)
HAKATE
Oogensehijnlijk ging de toestand wel voor
uit, maar toen de behandelende hoogleeraar
een röntgenfoto liet nemen, kwam een zeer
zorgwekkend verschijnsel aan het licht. Prof.
van Veldhuizen is toen onmiddellijk van het
Diaconessenhuis naar het Acad. Ziekenhuis
overgebrr t, waar hij met röntgenstralen is
behandeld. De reactie laat zich echter dusver
niet gunstig aanzien.
DIACONALE CONFERENTIE
TE LUNTEREN
Alle plaatsen bezet
Het secretariaat van de Federatie van
Diaconieën der Ned. Herv. Kerk bericht, dat
de aangifte voor de 18e diaconale conferentie,
die van 2022 Juli te Lunteren wordt ge
houden, van dien aard is, dat alle logeer-
gelegenheid in het conferentie-oord reeds is
bezet en dat zelfs voor eenige deelnemers,
die zich tijdig hebben gemeld, elders onderdak
moet worden gezocht.
Diakenen, die zich nog zouden willen opge
ven voor deelneming, kunnen zich om boven
genoemde reden deze moeite besparen, tenzij
men bezoeken van een enkelen dag wil bren
gen of elders logeert. In dat geval is contact
met het bureau van de Federatie intusschen
toch noodzakelijk.
Natuurschoon in
liet heuvelland.
Koolhoven
wordt weer Nederlander
Zijn naturalisatie voorgesteld
Bij de Tweede Kamer is een wets
ontwerp ingediend tot naturalisatie
van A. M. H. Berckmans en negentien
anderen. Onder dezen laatsten bevindt
zich Sijtse Frederik Willem Kool
hoven, geboren te Bloemendaal (N.-H.)
11 Januari 18S6, vliegtuigbouwer, wo
nende te Rhoon (prov. Zuid-Holl).
De heer Koolhoven heeft het Nederlan
derschap verloren door naturalisatie tot
Britsch burger. Sinds 1920 is hij weer tu
Nederland gevestigd.
VOOR DE VROUW,
DE SCHOOL IN OUDEN TIJD
_\Ve zullen nu eens gaan zien hoe de scholen
ijin ouden tijdi" er van binnen uitzagen.
De scholen waren meestal lage, smalle
Vertrekken op de tweede verdieping van het
ihuis, met uitzicht op een morsige steeg of
binnenplaats. Ook werd er school gehouden
in vochtige, kille, holle kelderkamers van het
een of ander oud gesticht, dat sedert de
Spaansche tijd door de regeering verhuurd
werd of in gebruik werd gegeven. Niet zel
den werd er in 'het voorhuis school gehouden,
in de zomer onder de luifel of op straat.
(Wat ons vanwege de frissche lucht nog wel
bet verkieselijksit voorkomt).
De vertrekken waren afgedeeld in een
•Voor- en achterschool, voor rijken en armen.
In een der hoeken stond het puitrum met
de Bijbel er op, en in het midden een groote
bouten katheder, waarin de meester zat wan
heer hij de lessen overhoorde.
Op de katheder lag de „fraeye handpla-
cke" en haar trouwe kameraad „de wackere
roede van wilghentacken", en in de kathe
der werd een heele verzameling schoolbe-
boeften bewaard.
Ds lijst, die Dr. Schotel ons geeft, is te
hR)oi om over te slaan en u zult de complete
inventaris 'dus moeten genieten.
Daar waren dan „protokollen, daar men
brieven uyt leerde dichten"; een „inekthoom-
ken"; „zanddooskens"; een „pennemes dat
wel en scherp kon snijden"; een „bl>anc
feghel tmet een loop van kieselmgih steen, om
alle coleuren van inckt op te wrijven";
j'Sculpkens, horenkens, groot en cleyn van
fatsoen, om er den inekt in te doen"; „een
glas vol swartem inckt"; „gansenpenmen, per
kamenten"; een signet, groen was, leyen en
Schrijfboeken; ook een boek waarin de namen
van de scholieren geschreven stonden; een
'huisboek, psalmboek en testament.
Aan de 9toel van den meester hing de gard.
Aan de rechterzijde van de lessenaar hing
het a. b. bord en daar naast de ijzeren kam
met de houten steel, „waarvan het gezigt
alleen genoeg was om een rilling over 't lijf
te jagen, wanneer men bedenkt, dat die
gebruikt werd om onreine hoofden tot rein
heid te dwingen."
Aan de linkerzijde van de lessenaar het
ezelsbord, dat den domoor, die te traag of te
stomp was om te loeren, op de borst gehan
gen weid.
Achter de katheder hingen rekenborden,
schoon- en pinjssehriften, „eertrofeeën der
jeugd", met de prijsbrief van den meester
er boven, de Tien Geboden, Vader ons, het
Geloof en andere proefschriften van den
meester, sierlijk met de pen getrokken.
En ten slotte: de school-ordonnantie, voor
de leerlingen misschien wel het belangrijkste
geschrift uit de heele school.
Aan de wanden hangen bont-beschilderde
school- of boekenborden met openslaande
kleppen die met een kram gesloten worden
of met een schuif open gaan.
Iets lager zijn latten geslagen met een
koord er boven tot berging der schrijfboeken.
Kapstokken zijn er niet, want de leerlin
gen houden de hoofddeksels op het hoofd;
alleen onder het gebed of wanneer de lessen
overhoord worden, in de hand.
Om verse lucht te krijgen, zette men de
„raamden op een kier" of liet ze zakken.
Des winters brandde midden in de school
een turfvuur, en als het donker werd stak
men vetkaarsen op houten blokken of ijzeren
kandelaren aan.
In die lage, donkere, sombere, holle, voch
tige vertrekken en een door turf en kaars-
lucht verpeste atmospheer waren soms eenige
honderden kinderen van 's morgens zes of
zeven tot 's avonds zeven uren samengepakt.
Want in de zomer werd de school 's mor
gens om zes uur geopend, in de winter om
zeven uur, en dan stond de kinderkoning, in
zijn tabberd gedost, ldaar om zijn scholieren
te ontvangen.
M. C. v. O. v. D.
Uit: „School en Jeugd".
Ontleend aan „Het Oud-HoHandsch
huisgezin der zeventiende eeuw" door Dr. G.
D. J. Schotel.
VOOR DE JEUGD
BESTE NICHTJES EN NEEFJES
We vervolgen nu ons bezoek aan Siberië,
en kijken, hoe de wolven oud en jong, het
verder maken.
De jonge wolven trekken de wijde wereld in
De kleine wolfjes werden grooter, en
moesten óók jagen. Hun tanden waren al
scherp en ze konden óók al klappen met de
kaken, net als vader en moeder. De dunne
beentjes van haas en gevogelte kraakten ze,
dat 'teen lust was. Geen restje bleef meer
óver nu. En nooit waren ze héélemaal ver
zadigd!
Eerst hapten en snapten ze naar kleine
diertjes, torren en krekels, die vlug over den
mosgrond trippelden, dan weer ineens op
vlogen en verdwenen. Met blijdschap zag de
groote wolvin, dat de sterker worden welpen
ernstig begonnen te jagen.
"Vaak stond één op de lange achterpooten
en hapte naar een vogeltje, dat in de lage
dennetakken zonig. Dan weer meende één een
kever gegrepen te hebben en kauwde met
leege mond. Boschmuisjes vonden ze alle
bijzonder heerlijk en menig keertje hapten
de smullers met de lange spitse snoeten in
't mos, waaronder t vlugge beestje was ver
dwenen.
Toen begon de wolvin hen mee te nemen
naar 't dichte, lage struikgewas. Achter
elkaar gingen de dieren, met wijde, lange
passen. Op en neer veerden ze, op en neer.
Sluipend gingen ze verder. Soms ging moeder
plotseling bij hen weg: de jongen, wisten
wel, dat zij dan doodstil moesten wachten
want moeder dreef één of meer opgejaagde
hazen langs hen heen. in sprongen de drie
jongen toe en..., rits, daar hingen ze aan
de halzen der knagers en beten toe.
Vader wolf ging ook wel eens mee, dan
ging die voorop. Dan joeg de troep op groote
dieren, herten en half volwassen herte
kalfjes. De kleine rakkers werden grooter en
sterker. Vooral de wolve-z o o n, dat was er
me eentje.
Die ging er alleen op uit en wou soms
niet meer naar moeder luisteren. Hij gromde
terug, als moeder boos geworden beet.
Hij had alleen nog ontzag voor den ouden
sterken wolf, die grauwen kon, alsof hij hem
opeten wou. Dan droop hij af, de staart tus
schen de pooten.
Eéns zou hij óók groot en sterk zijn, net
als vader. Dan ging hij óók op de groote
jachtSnel ging de zomer voorbij. De
bladeren dorden. Sterke winden trokken kla
gende door de bosschen, zwiepten de hooge
kronen en kraakten de takken. Koude regens
kletterden neer en doorweekten den mos
bodem. Toen kwam de sneeuw en de winter.
'tEten voor de halfvolwassen wolven werd
schaarsch; veel kleine boschbewoners waren
weggekropen in hun holen en sliepen daar
met rolronde buikjes maanden aaneen. De
honger kwelde de wolven zoo, dat ze het uit
huilden van ellende. Boven 't rumoer der
sneeuwstormen uit klonk hun gekerm
Dagen van gebrek
Als de hongerige dieren zwegen, hoorden
ze soms héél uit de verte andere wolven, die
ook schreeuwden om voedsel.
Eens. op een ijzigen kouden avond, kwam
de wolvenvader zijn vrouw en kinderen
halen. Hij zelf had óók honger en keek naar
de jonge dieren met felle begeerte; hij zou
zijn eigen kinderen wel op kunnen eten.
Alléén konden ze nu geen voedsel genoeg
vinden. Allen moesten zich aaneen sluiten
tot een machtig leger. Dat deden de dieren
elke winter. Nu moesten de jonge wolven
óók mee. De wolven-zoon was groot en sterk
geworden; die zou zich wel redden. De
wolvinnetjes waren kleiner en zwakker.
Daar moest moeder nog wat voor zorgen.
Gezamenlijk gingen ze nu de wijde wereld
in. Voorop ging de groote oude wolf, daar
achter kwam de wolvin, dan volgden de
wolvenzoon en de kleine wolvinnen. Allen
maakten precies zulke lange stappen als de
groote wolf en trapten nauwkeurig telkens in
diens sporen, zoodat er maar één pootindruk
kwam in de blanke sneeuw. Voor 't achter
ste, zwakste wolvinnetje was 't een heele
toer, zulke lange passen te maken als haar
vader; maar als ze niet alle krachten inspan
de om bij te blijven, was ze verloren. Soms
huilde het jonge dier even klagelijk van moe
heid en pijn.
Uren aaneen gingen de dieren voort. Soms
dook uit een bosch een ander troepje wolven
op, dat zich aansloot. Stil en zwijgend gingen
zr elkaar elkaar.
Een lange wolvensliert werd het. Met
elkaar joegen de dieren 't bosch af: ze kwa
men héél hoog in 't Noorden en loerden be-
geerig op de rendierkudden der Samojedden.
Deze eenzame nomaden, diep in 't
bosch, beschermden hun groote kudden zoo
zorgvuldig mogelijk. Ze waren niet bang
voor de hongerige roovers. doch deze werden
telkens brutaler: de honger martelde hen
elke dag feller.
Ze kaapten jonge dieren bij de kudde weg
en verslonden die gulzig. Ze slopen dag aan
dag achter de rendieren, en wee 't arme dier
dat afdwaalde of achter raakte. 'tWas on-^
herroepelijk verloren. Twee, drie rakkers
sprongen 't naar de keel, doodden het en
schrokten groote lappen vleesch naar binnen.
't Gebeurde zelfs wel, dat de eenzame
boschbewoners soms olotseling ip de stille
duistere avond rood-gloeiends vlammetjes
zagen tusschen de takken, die bogen onder
de sneeüwlast. En als ze dan heel nauwkeu
rig rondom hun tenten keken, zagen ze hier
en daar en ginder, in een wijde kring, overal
van die vlammetjes blinken. Ze werden niet
bang: neen, ze wierpen vlammende takken
naar de wolvenoogen, of grepen de scherp
gepunte lansen en mikten. Dan suisde het
wapen door de lucht en vluchtten de wolven
huilend.
Eens werden de wolven al te vrijpostig,
ze drongen door de omheiningen, waarbin-
nen de rendieren waren en stalen verschei
dene jonge dieren. Toen hielden de Samo-
jerten een drijfjacht. Uit 't diepste van 't
bosch werden de dieren opgejaagd en menige
wolf werd door de vlijmscherpe lans doo.ie-
Wk getroffen.
Zóó stierf óók de wolven moeder. Fn de
wolvenvader. En diens mooie pels namen
de Samoieden mee; die gingen ze later in
de „stad op de markt verkoopen.
(Slot).
„Nomaden" is de algemeene naam voor
dergelijk half-wilde, zwervende volksstam
men.
Uit: „Schetsen en verhalen uit
het Dierenleven" door D. Rut
gers en Rinke Tolman.
Tot slot wil ik jullie nog even helpen ont
houden, dat vóór Dinsdag 21 Juli de raadsel
oplossingen en briefjes binnen moeten zijn.
Denk jullie er allemaal om? Laat nu nie
mand achterblijven! Zaterdag 25 Juli vind
je oplossingen en nieuwe opgaven, én een
rij briefjes in de krant. Dag nichten en
neven!
De hart. gr. van jullie.
TANTE TINE.