VOOR VROl
JW EN KIND
maas- en scheldebode
zaterdag 9 mei 1936
DE STERKE
KERK EN SCHOOL
HULP AAN NIET-ARISCHE
CHRISTENEN
De instorting in de
Gunera-kerli te Rhenen
IIET MOEILIJKE AMBT
VOOR DE VROU^
VOOR DE JEUGD
VOORDE
ZONDAG
„En ik zag een anderen Engel
afkomende van den hemel, die
bekleed was met een wolk, en
een regenboog was boven zijn
hoofd".
Openbaring 10 lo.
1 Heel de beschrijving, welke Openba
ring 10 geeft van den Engel, die als
hoofdpersoon naar voren treedt, wijst er
op, dat wij met Jezus Christus Zélf te
doen hebben. Dat Hij engel geheeten
wordt, kan geen bezwaar opleveren. En
gel beteekent „gezondene". Jezus Chris
tus is de Gezondene des Vaders. Ook de
toevoeging „een andere kan verklaard,
els onderscheiding van de gewone he
melboden.
De „sterke Engel" heet hij.
De sterke is de afgod van ons geslacht.
De sterke man, die allen en alles be-
heerscht, is de aangebedene. In den nood
van onzen tijd, in de verwarring en ont
wrichting van het tegenwoordige leven,
is de man van groote kracht, van onge
ëvenaarde machtsontplooiing, de redder,
die door de duizendkoppige menigte jui
chend omstuwd wordt, en vol eerbied en
met onbepaald vertrouwen gediend
wordt.
Maar laat u toch door geen mensch
yan de wijs brengen en bedwelmen door
de roes van menschvergoding van van
daag.
Dè Sterke, de waarlijk Sterke man is
Jezus Christus. Hem komt de eere toe,
die tè veel aan menschen gegeven wordt.
Voor Hem moet het gejuich zijn en de
hulde.
Hij is „de Sterke Held, die God ons
heeft verkoren"
Wie God vreest, moet Hem liefhebben
en vereeren. Want Hij is „een Engel
Hij is: „Gezondene des Vaders". Die
voor Zijn eigen eer niet opkomt en God
in den hemel onttronen wil, gelijk de ver
metele zondaar poogt te doen om zelf op
dien troon te gaan zitten.
Dat is, min of meer bewust, het stre
ven van veel grooten der wereld. Zij
willen in de plaats van God zijn, en
Willen zich, als een God laten eerbiedi
gen. Geen gezag of macht erkennen zij
bovèn zich. Zij zijn de Alllerhoogsten.
Alles moet hen dienen. Zij zijn de Lei
ders. Maar Jezus eert den Vader. Hij wil
miet anders dan de Gezondene des
Vaders zijn, om Diens wil uit te voeren,
en om het koninkrijk, eenmaal voltooid,
in de handen des Vaders over te geven
opdat God zou zijn alles in allen.
Hij is de Engel Gods, niet om zichzelf
te verheerlijken gekomen, maar om den
Vader te verheerlijken en Zijn raad uit
te voeren, in volstrekte gebondenheid
aan het boek van Gods raad. dat in Zijn
handen gegeven is. Zeker. Hij is zélf
God, de eeuwige Zoon van God. Maar
als Middelaar Gods en der menschen.
de Gezondene des Vaders. Opdat God
door Hem triumfeere, en tot Zijn recht
en tot Zijn eere kome. Die God vreezen,
zijn blijde met dezen Godsgezant. Wien
de glorie van den hemelschen Vader, den
eeuwigen Schepper aller dingen, in de
ziel brandt, die verfoeit met innigen af
schuw, dien sterken trotschen, brutalen
mensch, product van Antichristelijk stre
ven, de krachtfiguur, die God van Zijn
eer berooft en zelf de plaats van den
Allerhoogste wil innemen.
Maar hij buigt zich met vreugde neer
voor de voeten van Jezus, de Engel
Gods, de Gezondene des Vaders, zelf
God, maar alles doende, om Zijn Vader
te eeren, en den Eeuwigen Schepper
aller dingen tot Zijn recht te doen komen.
Die, zoo wanneer Hem alle dingen zullen
onderworpen zijn, zelf aan den Vader
onderworpen wil zijn, opdat God de Op
perste Majesteit zijn zou in het gansche
heelal. Wij hebben geen sterke held,
geen koning in de plaats van God. De
Gezondene des Vaders is onze Heere.
En zoo is Hij ons lief.
En zoo zijn wij des te meer met be
wondering en blijdschap vervuld, als wij
de luister zien, waarmee Hem de Vader
bekleedt.
„Bekleed met een wolk". Dat wil zeg
gen: dat de majesteit van het gericht om
Hem heen is. Zooals Psalm 97 van God
zingt: „Rondom Hem zijn wolken en
donkerheid. Gerechtigheid en gericht
zijn de vastigheid van Zijn troon."
De wereld mag wel sidderen voor
Hem, die komt in een wolk want vreese-
lijk zijn de oordeelen, die als onweders
en bliksemschichten zullen neerkomen
over de sidderende volken, die Hem
verworpen hebben en Zijn Woord ver
acht. Onheilspellend is de verschijning
van den Christus, en Zijn komen ten ge
richte, voor allen, die Hem niet hebben
liefgehad. Zij zullen geen erbarming vin
den, want als de Heere zoo verschijnt, is
de tijd der genade voorbij. Het onweder
Gods gaat hen neervellen. Wee degenen,
die geweigerd hebben, dezen Rechter
om. genade .te bidden. Maar de gemeente
der geloovigen mag gerust zijn. „Want
een regenboog was boven Zijn hoofd."
Het teeken van Gods onwankelbare
trouw, van Zijn genade, die het geslacht
der vromen behoudt en beveiligt tegen
vernielende oordeelen Gods, over de
aarde komende.
Vol ontzag mag wel de gemeente zijn,
ziende op de donkere wolk, waarmee de
Heere zal ten gerichte komen. Maar zij
mag, daaromheen, die schitterende re
genboog zien staan, van Gods trouw en
Zijn reddende, beschermende genade.
En dat geeft rust. „God zal Zijn woord
gestand doen", verkondigt ons de regen
boog. Zijn Verbond is een Eeuwig Ver
bond. Als alle Goddeloozen zullen omko
men in de onweders Gods, zullen de
deelgenooten van Zijn eeuwig verbond
uit die zware onweders ongedeerd te
voorschijn treden. Daar herinnert de re
genboog aan, boven Christus' hoofd.
Zalig, die Hem als hun Heiland kennen,
en als hun koning eerbiedigen. Zij zullen
door zijn toorn niet vergaan, 's Heeren
trouw staat er hun borg voor. Welgeluk
zalig zijn allen, die op Hem betrouwen.
NED. HERV. KERK
Viertal: Te Serooskerke, D. J. Haspels,
cand. en hulppr. te Wijk aan Zee, F. Kooi
man, cand. te Zeist, P. Kuilman, jeugdpred.
te Den Haag en K. H. L. van Selms, cand.
en hulppr. te Brummen.
Drietal: Te Veere, P. Fagel, cand. te
Den Haag, P. H. Th. Stevens, cand. te Gin-
neken en H. van Vliet, cand. te Velsen.
Beroepen: Te Breskens, cand. L. Lager-
wey te Scheveningen. Te Domburg
(toez.). F. G. H. Nicolaï te Jutphaas. Te
Vriezenveen, J. J. Poldervaart te Nigteveclvt.
Te Drachten (Ev. Ver. „Uw Koninkrijk
kome"), G. C. Postrna te Oudenboseh. Te
Doornspijk, W. L. Mulder te Hoevelaken.
Aangenomen: Naar Dussen, Drs. J. C.
Hooykaas, cand. te Wassenaar. Naar Hei-
nenoord, prop. W. H. Beekenkamp te Leiden.
Aangenomen: Naar Enschedé (Ver.
.Christendom"), 11. A. L. Furnée te Leme-
lerveld, Naar Arum, G. Cadee te Zwee-
loo. Naar Bussum (toez.), Drs. J. C.
Hooykaas te Wassenaar.
Bedankt: Voor Groot-Ammers, B. Ba
telaan te Huizen (N.H.).
GEREF. KERKEN
Aangenomen: Naar Ticl, J. Wiepkema
te DuisburgRuhrort.
CIIR. GEREF. KERK
Tweetal: Tc Haarlem-Noord, D. Hen
stra te Dokkurn cn J. Jongeleen te Apel
doorn.
DOOPSGEZ. KERK
Beroepen: Te Drachten, J. E. Tuininga
te Terschelling.
AFSCHEID PROF. G. WISSE
Zondag 3 Mei heeft Prof. G Wisse in de
Chr. Geref. Kerk te Apeldoorn vervul
lende een gewone professorale beurt, na de
prediking afscheid genomen van de Chr.
Gerei, gemeente aldaar, benevens van de
studenten en de Theol. school.
Na de prediking over psalm 73 23 en 21
waarin hij wees dat er is voor Gods kind
(e midden van de levensraadselen een rus'
punt in God, omdat liet zich geleid weet
aan Gods hand, door Gods raad en lot Gods
heerlijkheid, zeide prof. Wisse, dat wegens
omstandigheden van zijn huisgezin en eigen
gestel zijn ambtelijk werk voortaan zeer be
perkt zal wezen en hoofdzakelijk uit kan
selarbeid zal bestaan, maar dat hij hoopte
den overigen lijd zijns levens te mogen ver
kondigen de Waarheid die hij nu ongeveer
40 jaar had mogen prediken. In het bij
zonder richtte hij nog een woord tot de
theol. school en studenten hun op het hart
drukkende naar liet hart van Jeruzalem
te preeken.
Vanwege het Ned. Comité voor hulp aan
z.g. niet-Arische Christenen had Dinsdag
in de Domkerk te U t r t c h t een indrukwek
kende en druk bezochte oecumenische samen
komst plaats.
De samenkomst stond onder leiding van
Dr. J. R. C a 11 e n b a c h, em. predikant der
Ned. Herv. Gemeente te Rotterdam, terwijl
het woord werd gevoerd door Dr. J. F. B e e-
rens, Ned. Herv. predikant te Utrecht, Dr.
C. W. Th. Baron van Boetzelaar
van Dubbeldam, president van den
Oecumenischen Raad van Nederland te De
Bilt, Ds. J. H. Telkamp, Geref. predikant
te Utrecht, Dr. J. A. d e Koning, Rem.
predikant te Utrecht, en Prof. Dr. P h.
Kohnstamm, te Ermelo.
Welwillende medewerking werd verleend
door den heer H. F. Bos, organist der Dom
kerk en het Kerkelijk kwartet „Cantemus",
Na Schriftlezing en gebed door Dr. J. R.
Callenbach werd door Dr. C. W. T h.
Baron van Boetzelaer van Dub
beldam als voorzitter van den Oecumeni
schen Raad van Nederland een inleidend
woord gesproken, waarin spr. aan het Neder-
landsche Comité de verzekering gaf van op
recht medeleven van de zeven samenwerken
de kerken en Gods zegen toewenschte op den
omvangrijken arbeid die verricht zal moeten
worden. Spr. hoopte voorts dat vele giften
voor dien arbeid mogen worden geschonken.
Prof. Dr. Ph. Kohnstamm hield ver
volgens een rede, waarin hij wees op den
grooten nood waarin de niet-Arische Chris
tenen in Duitschland verkeeren, doordat zij
aan zich zelf worden overgelaten en de wet
ten voor hen niet meer bestaan. Geen toe
komst hebben zij in hun eigen vaderland.
Spr. riep alle Christenen op om die broeders
en zusters in het Christelijk geloof steun te
verleenen naar het woord van Christus:
„Voor zoover ge dit aan één mijner minste
broeders gedaan hebt, zoo hebt ge dit aan
Mij gedaan".
In dienzelfden geest spraken vervolgens
Dr. J. F. B e e r e n s, Dr. J. A. dc Koning
ra Ds. J. H. Telkam p, die allen wezen op
de verantwoordelijkheid die rust op ons als
Christenen om onze medebroeders dc helpen
de hand toe te steken. Wij zijn allen één en
ter wille van die Christelijke eenheid hebben
we elkander hulp te verleenen.
Een en ander werd afgewisseld door ge
meenschappelijk gezang en zang door het
Kerkelijk kwartet „Cantemus". Ds. Telkamp
eindigde met dankgebed, waarna de zegen
werd uitgesproken.
De voorzitter en secretaris van de rijks
commissie voor de monumentenzorg, Prof.
Ir. J. A. G. van der Steur en Dr. J. Kalft,
alsmede het lid dier commissie, de heer
II. van I-Ie es wijk, disLriclsbouwkundige
hebben een bezoek gebracht aan de Cunera
kerk en ter plaatse een onderzoek naar de
oorzaak van de instorting van den pilaar
ingesteld. De resultaten van dit onderzoek
zijn nog niet hekend.
Wat de instorting betreft, vernemen wij
nog. dat de solide constructie der betonnen
zoldering, welke boven de gewelven in
nieuw metselwerk is aangebracht, heeft
voorkomen, dat de gevolgen der instorting
catastrofaal zijn geworden. Was het beton-
dek, toen de vloer instortte, gaan verzak
ken, dan zouden de muren der kerk naar
binnen zijn ingestort. Er wordt thans ijverig
gewerkt aan nieuwe steunpunten.
Men hoopt deze voor a.s. Woensdag kin.'"
te hebben. Doen zich in den tusschentijd
geen nieuwe complicaties voor, dan heeft
men het geheele werk in handen.
Zoekende naar de oorzaak van de in
storting kan men het volgende in aanmer
king nemen: het metselwerk heeft reeds
twee branden te doorstaan gekregen. Het
roctwater heeft bij deze gelegenheid inge
werkt op de specie en deze is gedeeltelijk
opgelost. Ook kan moeheid van den steen
dc oorzaak zijn. Hiervoor zou pleiten, het
feit, dat in Januari het betonwerk op de
gewelven werd gebracht en het metsel
werk de heele zware slappe massa krecp
te dragen. Er deden zich toen geen compli
caties voor. Dit gebeurde pas na vier
maanden, toen de beton verhard was.
Thans blijkt, dat het betonwerk geen streep
is geweken. Van overbelasting kan dus
geen sprake zijn,
IJzerconstructie geplaatst
Woensdagnacht is do ijzerconstructie
der nieuwe pilaar in de Cunera-kerk
te Rhenen op haar plaats gebracht. Thans
heeft dus het betonnen dak de hoognoodige
steun verkregen en is de overbelasting van
de andere pilaren opgeheven. Twee zuilen
waren reeds in ijzer en hout verpakt en he
denmorgen is men ook een derde pilaar gaan
versterken.
Het ligt in de bedoeling de overige zes
pilaren eveneens van een zware bekisting te
voorzien.
Men kan thans wc! met zekerheid zeggen,
dat de Cunerakerk behouden is.
DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREEN
KOMST IN DE HARINGVISSCHERIJ
De samenwerkende organisaties in hot
zeevisscherijbedrijf hebben besloten voor
1036 een nieuwe collectieve overeenkomst
aan te ga an voor de stoom- en de motor
schepen, welke de drijfnet-haringvisscherij
uitoefenen, alsmede voor de motorschepen
beneden 200 P.K., welke de treilvisscherij
uitoefenen, met de recdersvereeniging voor
dc Nedcrlandsche haringvisscherij.
Ten aanzien van do versch-haringvis-
schcrij cn het jaagloon zijn, zoo men weet,
enkele verbeteringen in de loonregelingen
aangebracht, terwijl de loonregelingen voor
de treilvisscherij voor motorschepen bene.
den 200 P.K. onveranderd zijn gebleven.
Hiermede staat het dus thans vast, dat
op 11 Mei het eerste vierde deel der vloot
ongeveer 75 schepen ter drijfnet-
haringvisscherij zal uitvaren.
,MAAS"-NYMPHEN
Hliikens con aankondiffinjr van den
Crisisdienst beliooren, bü liet doe i w-.-i-
'Jeii vat rundvee op gorzen, de se'.iel-
sen (identiteitsbewijzen) in bet bez.it
van den gorswuente;- te worden gesteld.
Laten we 't maar eerlijk zeggen
Dat liet kocicnwachtersgild
Nimm< r heeft bekend gestaan als
Wetenschapgel ijle gedrild.
Als je „de" en „den" verwarde
Of geen raad wist met „dt"
Je de Biesboseli niet kon vinden
Of zelfs niet, de 'Zuiderzee
Had je geen verstand van breuken
Of je kende Alva niet
Dan was 't: jij wordt lcoeicnwachter
Want veel verder breng je 't niet!
Voor dat baantje werd ook nimmer
Hen examen afgelegd
Wie maar wist van rood- en zwartbont
Kon zoo maar in 't vak terecht.
Het maatschappelijke aanzien
Dezer vaklui was zeer klein
Heusch: het was geen onderscheiding
Slechts daarvoor geschikt te zijn.
En nu?... Wonderlijke tijden!
't Vak, dut vroeger werd veracht,
Wordt in deze crisisjaren
Onverwacht omhoog gebracht.
Hij, die vroeger slechts getooid was
Met een oude oliejas
Loopt nu deftig te flaneeren
Met een nieuwe actentasch!
En, voor een bureau-ministre,
Houdt hij dan de boeken bij
Telt en controleert de schetsen
Van de koeien in z'n wei.
Straks zie je een advertentie
In de een of and're krant:
„Wordt gevraagd: een koegeleider
„Liefst een uit den beet'ren stand
„Slechts 't diploma van de U.L.O.
„Of van drie-jaar H.B.S.
„Geven lien, die reflecteeren,
Een klein kansje op succes!"
(Nadruk verboden.)
HAK ATE.
Minister ilc Wilde heeft Woensdag hel achtste werkkamp voor jeugdige wcrkloozen tr
Chaam (N.-B.) officieel geopend. Minister de Wilde hijscht de kampvlag in top.
Geheel links de heer IV. J. Hemmes, voorzitter van de Centrale voor Werkloozenzorg;
geheel rechts de heer J. A. Wernsen, kamp commandant.
(OVER DE BEREIDING VAN KAAS
GERECHTEN
Nag enkele recepten volgens
MartineWitto p-Koning
De vorige maal gaven we enkele nuttige
Kvenken door, die bovengenoemde schrijfster
gaf in: „In en om ons huis" aangaande de
bereiding van kaasgerechten. Thans laten
we nog een paar recepten volgen:
GEBAKKEN AARDAPPELEN MET KAAS
Bak op de bekende wijze een restje in
(plakken gesneden koude aardappelen met
ivet of lboter in de koekenpan bruin. Roer er
«p het laatste oogenblik als dus de aard
appelen bruin genoeg zijn om te worden op
gedaan een hoeveelheid in kleine blokjes
gesneden jonge kaas door (ongeveer een vol
le eetlepel kaasblokjes per persoon); laat ze
in de heete pan even mee warm worden en
breng, zoodra de kaas gesmolten is, liet ge
recht over in een schaal.
GEBAKKEN EIEREN MET KAAS
Laat in de koekepan wat boter smelten:
leg er dunne sneedjes ibrood in (één per per
soon), en laat die aan de onderkant goud
bruin bakken. Keer ze dan om en leg op
elk sneedje een vrij dik plakje kaas. Doe
daarna nog een klontje boter in de pan cn
breek dan de eieren over de belegde sneed
jes brood (één ei per persoon). Leg een dek
sel over de pan en laai alles samen bakken,
tot de eieren gestold zijn.
In dit geval voorkomt het brood de aanra
king van de gesmolten kaas si», de koeke
pan; het beste zai zijn.de plakjes kaas klei
ner te snijden dan de sneedjes brood, zoodat
ze niet over het brood uitsmelten.
KAASPANNEKOEK (I), 4 personen
100 gr. (1 ons) bloem; 3 d.L. lauwe melk;
ben klein stukje gist (voor ongeveer 1 rent);
150 gram (P/z ons) jonge Goudsche kaas;
40 gr. (ongei'. 2 afgestreken eetlepels) boter
en 1 theelepel zout.
Meng de gist aan (in een kom of een bc-
elagpotje) met 1 d.L. van de lauwe melk;
strooi er het zout en de bloem in en klop al
les samen tot een glad deegje; verdun dit
langzamerhand met do rest van de lauwe
tnelk.
Zet het beslag, diclitgedekt, op een lauwe
plaats een uur te rijzen (b.v. in een teiltje
met warm water).
Maak in de koekepan de helft van de
boter heet (niet bruin), giet er de helft van
liet beslag in en leg daarop de in dikke
plakken gesneden kaas. Laat de koek zacht
jes gaar en aan de onderkant lichtbruin
bakken, giet er dan de rest van het beslag
over, laat dit even (ongeveer 5 minuten)
meebakken tot het niet meer vloeibaar is
en laat dan de koek op een deksel glijden.
Laat in de Ieege koekepan de rest van de
boter smelten, keer de koek van 't deksel
in de pan om en Iaat ook de onderkant
lichtbruin bakken.
KAASPANNEKOEK (II) (i personen).
30 gram (3 a 4 afgestreken eetlepels)
bloem, 1 ei, 1 d.L. melk, 100 gram (1 ons)
kaas, 20 grant (1 afgestreken eetlepel) bo
ter, wat zout (ongeveer '/i theelepel).
Klop de eierdooier met het zout, voeg er
de helft \an de melk bij, strooi er de bloem
in en roer alles samen lot een glad deeg.
Verdun dit geleidelijk met de rest van de
melk en roer er dan eerst de geraspte
kaas en ten slotte het stijf geklopte eiwit
door. Laat de pannekoek in de koekepan
met de heete boter aan weerskanten goud
bruin bakken, op een niet te fel vuur, zoo
dat de koek de tijd heeft om inwendig door
en door gaar te worden.
Geef de kaaspannekoek warm bij het mid
dagmaal (b.v. bij sla, bij spinazie, bij
bloemkool, enz. enz.), echter ook wel koud
(op de boterham gesneden b.v.).
Beste meisjes en jongens.
Een paar dagen geleden vond ik een mooi
reisverhaal van een onderwijzer, die met
eenige leerlingen op reis was geweest. Hij
had een prachtige fietstocht met z'n jongens
gemaakt door Nederland. Overal kwamen ze
op hun tweewielers, en bij alle merkwaardi
ge plekjes of bijzonder mooie gedeelten hiel
den ze halt.
Zoo belandden ze eindelijk ook in Z.-Lim-
burg. Daar mochten ze zelfs een m ij n be
kifken.
Vol spanning heb ik 't verslag daarover
gelezen. En toen ik 't uit had, dacht ik: dal
izou voor onze jongens en meisjes ook wel
eens iets zijn. Maarof 't zou kunnen...?
In elk geval wil ik jullie mee laten smul
len van 't interessante verhaal. De beschrij
ving van het bezoek aan de mijn laat ik
daarom hier volgen. Als opschrift van hun
onderzoekingstocht zou kunnen dienen:
„H o e donker de lichte dag er onder
de grond uitziet''
„Van Valkenburg over Heerlen naar Ivcrk-
rade om de Limburgsche steenkolenmijnen
te gaan zien. Ze hadden wél bij Heerlen de
mijn Oran j e-Nassau kunnen bezoeken,
maar 't was nu eenmaal afgesproken om
naar de Domaniale mijn van Kerkrade
te gaan.
„Domaniale mijn?" vroegen de jongens.
„Ja, zóó is de naam, omdat de Staat in
1810 'het recht om steenkool te delven voor
zich als domein behield. Die steenkolen
mijnen \an Kerkrade zijn de oudste op het
vasteland van Europa; in 't jaar 1113 is men
daar al begonnen. En de steenkool is van
goede kwaliteit".
„Jammer, dat ze maar in zoo'n klein
hoekje van Nederland zit".
„Dat schikt nog al; we welen tegenwoordig
wel, dat er in Nederland veel meer steen
kool te vinden is, dan men vroeger meende.
Voortdurend boort men in dc grond om er
naar te zoeken en op verschillende plaatsen
zijn ze al gevonden. Een groot veld vond men
in de Peel. Ook in de Geldersche Achterhoek
werd geboord, d- ar ging het eerst door heel
dikke zou tlagen, en toen kreeg men steen
kool. Nog verder gaan ze met horen: in
Twenthe en in 't Oosten van Drente, want
ze denken daar overal steenkool te vinden;
maar veel dieper in de grond dan in Z.
Limburg. Daar zijn nu zeven mijnen in wer
king, waarvan twee door de Staat worden
geëxploiteerd.
De opbrengst aan steenkool is al nagenoeg
10 maal zoo groot als voor 20 jaar; zoowat
1/3 gedeelte daarvan wordt in Nederland ge
bruikt, maar dat neemt steeds toe".
Zoo hadden de jongens, al voorttrappende,
al 't een en ander over de Limburgsche
steenkolenmijnen gehoord, dat op het terrein
te pas kon komen.
Van 't dorp Kerkrade moesten ze nog een
eindje zuidelijk, de spoorweg over, want de
mijn ligt even bezuiden 't kolenlijntje:
KerkradeSimpel veld.
Nu, naderbij komende, zagen ze dat
vreemdsoortige ding beter. Toen waren de
twee rondvliegende wielen te onderscheiden,
die de lift moeten dragen. Met die buitentrap
ga je naar de s e li a c htwaar ie in de kooi
stapt, om af te dalen in de onderwereld Wél
te verstaan: als je toestemming krijgt. Dat
gaan ze daarom dan ook eerst vragen aan
de directie. Gelukkjg dat meneer Drost een
oude kennis onder de mijningenieurs had,
want verlof tot mijnbezoek wordt anders
niet gegeven.
Eerst gaan ze wat op het terrein rondkij
ken, terwijl beneden gewaarschuwd wordt.
Naar 't maohinegebouw dan. Daar is ds
kolossale „Fórdcrmachine", die do kabel van
do lift in beweging brengt. Twee korven of
kooien hangen aan de kabel, aan elk einde
een. En dat vliegt nu maar op cn neer, zon
der rust, nacht en dag door.
„En de machinist?"
„Neen, die wordt natuurlijk op zijn tijd
afgelost; die mag zijn rust wel hebben,want
als hij hier aan de machine staat, moet hij
wakker zijn. Telefoon en spreekbuis stellen
hem in verbinding met de lui, die de lift be
dienen. en die hem voortdurend seinen ge
ven. Zie je niet, dat hij let op die ronde me
talen plaat met wijzer? Daar ziet hij op, hoe
hard het paard mag foopen. Die twee groote
roodc cijfers, 4 en 10, die er op staan, wijzen
de snelheden aan. waarmee de lift mag rij
zen en dalen; 4 m. als er menschen, en 10 m.
per seconde als er steenkolen mee vervoerd
worden.
„Vier m. per seconde", rekende Wim uit,
„dat is 60 x 4 of 210 m. per minuut, en 60 x
240 1440 m., dus nog geen 15 K.M. per uur
dat doen we op de fiets ook wel. Maar de
snelheid van dc kolen mag 2% zoo groot
zijn, dus 000 m. per minuut. Nu, maar steen
kool wordt ook niet duizelig".
„Op die schijf ziet dus de machinist tel
kens, welke vaart hij kan geven. Wordt hem
van de lift geseind: „klaar!" dan laat hij de
stoom werken, en de kabel windt op en af.
Dat is 't 'begin. Maar nu 't eind. Moet zoo'n
massa kolen of zoo'n achttal menschen
(méér dan acht mag niet) aan 't eind van
de weg maar tegen de vloer bonzen, dat de
heele boel dreunt en kraakt? Neen, natuur
lijk niet; maar op een andere wijzerplaat
kan hij zien, hoe ver de lift is. Is ze dicht
hij 't eind, clan gaat een bel. de machinist
remt en de lift gaat heel langzaam verder.
Prachtig! Ze bleven nog even kijken,
en
„Ja, hoor", zei Noud, „machinist van de
„Fördermaohine" is een baantje van oplet-
t e n".
Nu even in de „wassclierij" kijken.
Daar gingen aanhoudend wagens vol kolen
naar toe om „gewasschen", d.i. gesorteerd te
worden in 5 soorten. Och, och, wat een
helscli lawaai!
De kolen gaan in een kolossale koker met
grople galon, die voortdurend omdraait. Alle
stukken, die kleiner zijn dan die gaten, val
len er door in de tweede koker, die om de
eerste draait, maar kleinere gaten heeft.
Daar vallen nu natuurlijk weer kleinere
stukken door in de derde koker, en zoo gaat
het door tot vijf keer toe; op 't laatst is er
dan niet anders over dan gruis. Elke partij
gaat dan uit zijn koker door een groote trech
ter cn daaronder staan de kolenwagens op
de spoorlijn, waarin alles terecht komt. Mak
kelijk hé? Eén machine, die al dat werk ver
richt.
Een deel van de steenkool is al in de mijn
gesorteerd; die wordt hier nu naar een loods
gereden cn daar ook uitgestort in de spoor
wagens. Die brengen alles naar Simpelveld.
„En wij gaan zeker de mijn in?" zegtmijn
heer Drost.
Ja, ze kijken nog even in de badkamers,
waar de mijnwerkers zich verklcodcn, en
waar ze warm cn koud water vinden om
zich te reinigen van 't kolenstof.
En nu in mijnwerkerscostuum. Blauw lin
nen, een Iccreu pet met dubbele hol, zware
schoenen met rijen van ijzeren spijkers niet
groote puntige koppen onder dc zolen, een
mijnlamp en een korte krukslok, dat is de
uitrusting, waarin ze klaar staan hij de
schacht.
„Daar komt de kooi boven, de Ilcrr Stei
ger" noodigt hen uit, in te, stappen; „flap!"
gaat liet hek van de kooi'dicht, viermaal
trekt de man van de lift aan een stang, cn...
weg is 't zonlicht; de gemetselde wand,
waarlangs de kooi omlaag zakt, wordt don
kerder en donkerder grijs, weldra zwart en
spookachtig is de verlichting door 't lampen-
schijnsel vol donkere schaduwstrepen; ze
kennen mekaar niet niet die gezichten vol
schaduw, waarin de oogon glinsteren. Schud
dend en schommelend houden ze mekaar
vast om 't evenwicht te bewaren; ze krijgen
een gevoel van zeeziekte, hijgen naar adem,
voelen pijn in de ooren, trekken menoer aan
de kleeren en kijken hem aan met wanhoop
in de oogen. Bom! zo schokken tegen
mekaar, duizelen een bootje, staan even stil,
komen wat tnt bezinning, kijken schuw
rond en„We zijn er" zegt lain meester.
Zo stappen uit en slaan als in een groote
kelder, verlicht door een lamp; twee volle
kolenwagens, kipkarren, worden ingereden,
en de kooi gaat weer naar lzovcn.
„Een mooi vrachtje, dat meegaat!" zegt
meneer Drost.
„Elke wagen laadt 1000 kilo; dagelijks gaat
er zoo 500 ton naar boven", antwoordt dc
„Steiger", cn angstig vragen de jongens:
„Breekt die kabel nooit?"
.•Ja, eenmaal breekt hij zeker, want hij
slijt, zoo goed als die beide houten balken,
die daar recht op en neer loopen, aan elke
wand één, en waar do kooi voortdurend
langs glijdt. Maar die balken en die kabel
worden aanhoudend zorgvuldig nagekeken,
en zoodra we ze niet moor vertrouwen, wor
den ze hersteld of vernieuwd. En mocht de
kabel onverwachts breken, dan is er nog
geen doodsgevaar, want meteen springt er
dan een veer los en worden twee scherpe me
talen klauwen in de gelcihalken gedreven,
zoodat. dc kooi al heel gauw hangen blijft".
Ze keken wat ongeloovig, alsof ze dat
zaakje niet vertrouwden.
„Neen", zeide „Steiger", „wij hadden eerst
ook niet veel vertrouwen in die vangers,
maar dat hebben we toch afgeleerd, 't Ge
beurde o;. een avond, toen de nachtploeg
naar beneden ging, dat de kabel brak, d e r.
t ig meter omlaag. Groote schrik, natuurlijk.
Onmiddellijk ging aan de losse, kabel een
„Steiger" naar beneden...en... zoowat veertig
meter diep in de schacht hing dc kooi, dc
klauwen vast in de balken geslagen, de acht
mannen ongedeerd".
Inlusschcn zijn de jongens nu wat op hun
gemak gekomen in dc vreemde omgeving,
waar beweging cn drukte genoeg is, die hun
aandacht trekt. Gedreun en geratel van wa
gens over dc rails, geroep v an stemmen door
mekaar, vernietigd met de echo's, mannen,
die tevoorschijn komen in 't licht en weer
verdwijnen in do duisternis, een heete trein
van geladen kolenwagens, met een paard er
voor, dat lot hun verwondering vanzelf op
zij gaat om die wagens door te laten cn dan
naar een trein leege wagons stapt, die ginds
klaar staat.
De volle wagons gaan in de lift om „go-
fördert te worden door de „Fördersohariit"
dezelfde waardoor onze bezoekers omlaag
gegaan zijn, dc hoofdschacht van de mijn
die „Willem" heet.
't Bovenste gedeelte, 'n zestig meter, is be-
metseld en betimmerd.
„lïcn moeilijk en kostbaar werk, 't maken
van zoo'n schacht", vertelt de „Steiger",
„want je «nopt door verschillende aardlagen
heen. 't Ergste is, als je een laag drijfzand
treft; die moet dan vaak eerst bevroren wor
den. of ze laten groote ijzeren tonnen zinken
en, als dal niet voldoende is. net zoolang tot
dat liet Inkt een vaste koker door het drijf
zand heen fe krijgen.
Zoo'n schacht van een paar honderd meier
diep kust dan wol een half milliocn! Maar
hier hebben ze geen last gehad; allemaal
vaste grond.
De herr „Steiger" zal nu maar vóórgaan,
ons drietal moet hem maar volgen. Langs
de rails stappen ze voort, achter mekaar,'een
donkere gang in
(Wordt vervolgd)
Uit: „Op do fiets door Nederland"
Nu. k hoop, dat jullie 'l nel zoo leuk vindt
om Ie lezen, als ik. Niet terugschrikken, om
dat J een beetje moeilijk is, hoor. Je schrijft
me maar eens, of 't naar je zin is! Over
voeiiiendagcn komt het vervolg, dat gaat
over 't inwendige van do mijn zelf. Volgende
week natuurlijk weer gewoon de raadsels.
De hartelijke groeten voc jullie allemaal
van TANTE TINE