VOOR VROUW EN KIND
MAAS- EN SCHELDEBODE
ZATERDAG 8 FEBRUARI 1936
BLEEF HET NIET UWE?
L. J. van Leeuwen t
KERK EN SCHOOL
VOOR DE VROUW
VOOR DE JEUGD
VOORDE
ZON DAG
Zoo het gebleven ware, bleef bet
niet uwe? en verkocht zijnde, bleef
het niet in uwe macht? Wat is het,
dat gij deze daad in uw hard voor
genomen hebt? Gij hebt den men-
schen niet gelogen, maar Gode.
Handelingen 54.
De praktijk van de eerste Christenge
meente te Jeruzalem, die gewoonlijk kort
weg wordt aangeduid als de gemeen
schap van goederen, heeft niets gemeen
met de theorieën die in later tijd over dit
onderwerp zijn opgezet.
Het radicaalst is die praktijk nage
volgd door onderscheiden secten, die het
einde der dagen nabij rekenende, hun be
zittingen te gelde maakten en de op
brengst gemeenschappelijk opteerden.
Want metterdaad, zoo ging het in de
eerste gemeente te Jeruzalem ook. Be
halve dat daar niet op den voorgrond
werd gesteld, dat de wereld toch wel
spoedig zou vergaan, en dus het aard-
sche goed geen waarde meer had. Neen.
het was hier zuiver een dringen van den
Heiligen Geest, om de gemeenschap in
den Heere ook in het aardsche bezit tot
uiting te brengen.
Wat later theorieën over de gemeen
schap van goederen wilden, was iets ge
heel anders. 'tWas niet een uiting van
de Christelijke liefde, om eigen bezit
desnoods op te offeren voor anderer
nood, maar een van buiten af opgelegde
eisch om eigen goed los te laten voor
wat men dan noemde de gemeenschap.
Zoo iets als „gemeenschap" kent de
Schrift niet. Het is een zwevend denk
beeld, Het is de zelfzucht tot een stelsel
gemaakt. Immers de overweging is hier
bij, dat het welzijn van die gemeenschap
ook het welzijn van den enkele mee
brengt. dus ook van mijzelf. Zoo zorg
ik voor de gemeenschap, opdat het mij
zelf goed ga.
In de gemeente te Jeruzalem daaren
tegen was het een vrijwillig geven om
den nood van anderen te lenigen. En
zoo weinig bedoelde dit een wet voor
allen te zijn, dat Petrus uitdrukkelijk
Ananias' eigendomsrecht erkend heeft.
a'.
Een overdragen van eigendom aan de
gemeenschap met de bedoeling om het
gemeenschappelijk te exploiteeren, is die
eenvoudige uiting van Christelijke liefde
in 't geheel niet geweest.
Integendeel. \Vaar nood was, werd
die nood zoo spoedig mogelijk gelenigd.
En bij de vijandschap van de zijde der
Joden zagen de broeders zich herhaalde
lijk van de wereld uitgestooten. Zoo was
er veel nood, en kwam menigeen soms
vrij plotseling in de grootste ongelegen
heid.
En omdat men het niet kon aanzien,
dat de broeder gebrek leed, daarom
hielp men. Ja velen verkochten zelfs hun
vastigheden en gaven de opbrengst aan
d; apostelen, opdat deze het zouden uit-
deelen daar waar nood was.
Het was dus een uiting van die Chris
telijke barmhartigheid, die door de voor
standers van communistische theorieën
meer dan eens is gevloekt als een hinder
paal voor de verwezenlijking van hun
idealen.
Maar het was toch niet alleen een
praktische maatregel.
Zelfs was het uit praktisch en zakelijk
oogpunt niet onbedenkelijk, dat wat wij
thans zouden noemen het „kapitaal
maar werd opgeteerd. Het ging daarom
we! niet zóó hard als men het zich wel
eens heeft gedacht. Het was niet een
leven van den hoogen boom zonder wer
ken. Dergelijke uitwassen kwamen eerst
later tijd voor. De 2e Brief aan de
Thessalonicensen is daarvan het bewijs.
En ook de telkens voorkomende verma
ningen tegen degenen, die onder den
Christen-naam alleen verzadiging zoeken
van het vleesch.
Neen, in die eerste gemeente, werd de
aardsche roeping niet verzaakt. Men
was geleerd, om in het kleinste getrouw
te zijn. Men wist dat het 's Heeren wil
is, dat ook die hem vreezen. door naarsti-
gen arbeid in hun eigen levensonderhoud
hebben te voorzien.
Maar met dat al moest het gemeen
schappelijk bezit toch na korter of langer
tijd verteerd zijn. En dan?
Toch zouden we verkeerd doen met
dit af te keuren.
Want kennelijk is deze gemeenmaking
van goederen geschied onder bijzondere
drijving van den Heiligen Geest. Zooals
de Heilige Geest op den Pinksterdag
voor een oogenblik het onderscheid der
talen ophief en daarmede het uitzicht
opende op het rijk der heerlijkheid, waar
de ééne gemeente van Christus uit alle
geslacht en taal en volk en natie het ééne
lied zal zingen ter eere van God en het
Lam; zoo gaf de Heilige Geest ook in
de eerste gemeente een beeld van dat
ideaal dat in het rijk der heerlijkheid
werkelijkheid zal zijn geworden: waar
niemand gebrek zal hebben: waar geen
zorg meer zal zijn en geen kommer.
En in het oordeel over Ananias en
Saffira heeft de Heilige Geest ervoor
gewaakt, dat dit ideaal zuiver gehouden
werd. Zij hebben het willen nadoen uit
beweegredenen, waaraan alle broeder
lijke liefde vreemd was. En dat heeft de
Heilige Geest op ontzettende wijze ge
straft.
Nog gedurig komt het voor. dat de
broederlijke liefde allerlei middel te baat
neemt, om allerlei nood, die door de
zonde veroorzaakt is, te lenigen. De
liefde is zoo vindingrijk!
En zeker hebben we daarin ook te
erkennen een drijving van den Heiligen
Geest. Zonder de inwerking van dien
Geest is er eenvoudig geen broederlijke
liefde.
Wie zich voor zulk een werk aangor-|Ds
den en zich daartoe gedwongen gevoe
len, zoeken vanzelf ook anderen daar
voor te winnen, en anderen van de nood
zakelijkheid te overtuigen. En dan is het
wel eens verdrietig, te stuiten op onwil,
of lauwheid, op gemis aan inzicht, op
liefdeloosheid.
Zulke zonden moeten zeer zeker
worden bestraft. Maar hier dreigt wel
eens het gevaar, om de vrije uiting van
Christelijke liefde te stellen tot een wet
voor allen.
En dat mag niet. Waf de Heere in zijn
Woord geboden heeft, daarvoor moet
ieder onder ons buigen. Maar wat vrije
uiting is van de broederlijke liefde, mag
niet aan anderen worden opgelegd^
Het woord van Petrus blijft zijn strek
king behouden ook voor later tijden.
En wat met name die gemeenschap
der goederen betreft, later is ze ver
dwenen. In een samenleving, waar de
zonde nog werkt, kan ze niet bestaan.
De Apostelen hebben ze dan ook nooit
aan de broederen elders opgelegd.
Maar wel hebben ze aangedrongen op
milddadigheid en mededeelzaamheid.
Zelfs was de verarming van de gemeen
ten in Judea een aanleiding, om de
Christenen uit de heidenen de broeder
lijke liefde te leeren beoefenen ook door
gaven voor de armen.
Dat blijft voor Christus' kerk eisch.
En zonder te willen roemen in ons eigen
werk. mag toch tot eere van Christus
worden gezegd, dat hij door den Heili
gen Geest zijn gemeente daartoe blijft
verwakkeren.
Met groote ontroering zal in broeden
kring vernomen worden, dat Ds. L. J.
van Leeuwen, geestelijk verzorger van
het Diaconessenhuis „Bronovo" te
's-G ravenhage, Dinsdag 4 uur
in genoemd ziekenhuis is overleden.
Wij hadden juist een bericht van
„Bronovo" ontvangen, waarin mede-
deeling gedaan werd van minder gun
stig verloop der ziekte en het nog niet
te boven zijn van complicaties. Een
tweede operatie bleek noodig, doch ook
deze heeft geen redding kunnen
brengen.
NED. HERV. KERK
Bedankt: Voor Westbroek e.a. (U), T.
v. d. Hee te Polsbroek en Vlist. Voor
Numansdorp, F. G. NicolaJ te Jutphaas.
Voor Drachten (Ev.), B. C. Visser te Okken-
broek.
Beroepen: Te Exmorra, cand. W. Sy
brandy te Groningen. Te Lage Vuursche, J
van Amstel te Voorthuizen. Indische Kerk:
rand. G. P. H. Locher te Leiden.
GEREF. KERKEN
Tweetal: Te Haren. M. P. Feringa te
Moerdijk en H. Volten te Bolnes.
Beroepen: Te Heeg, L. W. Korvinus
cand. te Hoorn (voor den miss. dienst te
Keboemen).
CHR. GEREF. KERK
Bedankt: Voor Barendrecht, W. F.
Laman te Middelharnis.
GEREF. GEM.
Beroepen: Te Benthuizen, A. Verhagen
te Middelburg.
BOND VAN GEREF. MANNENVEREEN.
Woensdag 5 Augustus is de datum aar-
op de Bond van Geref. Mannen verenigingen
zijn jaarvergadering te Groningen houdt.
Aan de beurt van aftreding zijn de e»slu ïrs-
ieden Ds. C. ,T. van der Boom en de heeren
E Brouwer, W. O. de Graaf en K. van der
Wal, die zich allen herkiesbaar stellen.
Ds. van Leeuwen die 1 Nov. 1881 te Woer
den geboren was en dus 54 jaar oud gewor
den is, heeft in Utrecht gestudeerd en is in
1907 candidaat geworden. Op 29 Sept. 1907
aanvaardde hij het ambt als predikant der
Ned Herv. Kerk te Cothen. In 1911 vertrok
hij naar Aspcren, in 1915 naar Lisse, in 1921
naar Hilversum, in 1927 naar Haarlem. Op
28 April 1929 deed hij te 's-Gravenhage zijn
intrede met een predikatie over 1 Cor. 15
6 en werd na enkele jaren, na vrijmaking
van den wijkarbeid, benoemd tot geestelijk
verzorger van „Bronovo" als opvolger van
Ds. Snethlage; als zoodanig werd hij ook lid
van het Directorium.
Ds. van Leeuwen, die tot de Confessionee-
!e richting behoorde en ook secretaris van
het hoofdbestuur van de Confess. Vereeni-
ging is geweest, heeft inzonderheid zijn be-
teekenis gehad in de geschiedenis der Ned.
Chr. Radio-Vcreeniging welker Vice-voor-
zitter hij was. Reeds toen hij predikant
te Hilversum was, heeft hij pogingen
ondernomen, om radio-kerkdiensten te orga-
niseeren; later was hij het, die als voorzitter
en secretaris van het Hervormd Kerk-comité
de Hervormde radio-kerkdiensten tot stand
bracht en regelde.
Voorts is Ds. van Leeuwen scriba en
quaestor van het Classicaal Bestuur 's-Gi:a-
vanhage en lid van het Hoofdbestuur der
Utrechtsche Zendings-Vereemging geweest.
Hij heeft talrijke artikelen in dagbladen en
tijdschriften gepubliceerd, voornamelijk over
onderwerpen van organisatorisehen aard.
Het heengaan van dezen vriendelijken en
hulpvaardigen voorganger, wiens arbeid in
„Bronovo" hoogelijk gewaardeerd werd, zal
in den Christeiijken levenskring een groote
leegte laten, temeer, waar hij nog in de
kracht van zijn leven was.
Woensdagmorgen is de uitzending der
N.C.R.V. gedurende een uur stilgezet.
INTREDE Ds. A. M. BERKHOFF
Zondag j.l. heeft te Groningen de be
vestiging en intrede plaats gehad van Ds A
M. B e r k h o f f, vroeger predikant van de
Chr. Geref. Kerk, als pre.likant der Vrije
Evang Gum. Bevestiger was de consulent
Ds D. W. Veldkamp, van Leeuwarden, die
sprak over 2 Tim. 4:2a. De dienstknecht
iles Heeren wordt vervuld: te. met het oog
op de eeuwigheid; 2e. op vijandelijk terrein:
3e. volgens Goddelijke vborscliriltcn, en 4e
niet rijke vrucht. Toegezongen werd Gez
215 4 en 90 2e helft, zoomede een lied
door een zangkoor. Des avonds deed Ds
Berkhof!' zijn intrede niet de tweede bede
van het „Onze Vader", Matth. ü:10a: „Uw
Koninkrijk komc". De nadruk werd achter
eenvolgens gelegd op: Koninkrijk, op: Uw,
en op: kome. Na de predikatie volgden toe
spraken tot den bevestiger, kerkeraad. Ge
meente. collega's uit zuslergemecnten, die
ook beantwoord werden. Ook was de vorige
consulent van Groningen, thans docent aan
dc Tlieol. School, A. Winckel. tegenwoordig
en sprak Ds B toe. Het zangkoor zong een
welkomstlied. Beide samenkomsten hadden
plaats in de groote zaal van het Chr. Mil
Tehuis. Er was bijzonder veel belangstelling.
CONCENTRATIE BIJZONDERE
SCHOLEN
Minister wendt zich tot de
onderwijsorganisaties
Blijkens een bericht in de N e d.
zijn do organisaties, die werkzaam
zijn op het terrein van het bijzonder
onderwijs, door den Minister van On
derwijs uitgunoodigd te willen over
wegen, welke scholen naar haar oor
deel voor concentratie kunnen in
aanmerking komen, indien het Bezui-
nigingsonlwerp wet zal zijn geworden.
In par. 13 daarvan worden finan
cieels bezwaren, die tegen samenvoe
ging van scholen gelden kunnen, on
dervangen.
„DE KLOKKENBERG"
Het 90-jarig jubileum
't Voorloopig programma der viering van 't
negentigjarig bestaan der Chr. Kweekschool op
den Klokkenberg te N ij m e g e n kondigt aan,
dat op Woensdag .20 Mei het Bestuur der
Kweekschool in het internaatsgebouvv aan de
Ubbergsche Veldweg te Nijmegen een receptie
houden zal. Op de avond van dien dag en op
de Hemelvaartsdag is er een reünie van de oud-
leerlingen der kweekschool, uitgaande van de
vereeniging van Oud-Klokkenbergers.
MENGE EN ZIJN BIJBEL
Den 7en Februari hoopt de beroemde bijbel
vertaler Dr Herman Menge, schepper van den
veelgelezen Menge-bijbel, rustend gymnasium
rector, te Goslar in den Harz zijn 95sten jaar
dag te vieren. Del'rivilegierte Württemherg-
sche Bibelamstalt, die den Menge-bijbel uit
geeft, herdenkt den arbeid van Dr. Menge
dankbaar en zorgt dat het den grijsaard op
zyn jaardag aan dankbare sympathie niet ont
breekt.
Dr. Menge werkt nog steeds aan verbete
ring van zjjn vertaling. "De Menge-Bjjbel is in
totaal 200.000 exemplaren verkocht tot dusver.
„MAAS"-NYMFHEN
PRACT1SCH
Ji'nncnkort zo! men ii TurUtje over
gaan lot liet kiezen van een Koningin
van de Huishouding.
Zie je, das nou nog eens kostje
üa's een kolfje naar m'n hand
En ik breng graag warme hulde
Aan die lui in Turkenland
Met die schoonheids-koninginnen
Ben ilc nooit accoord gegaan
'k Vond die rage kinderachtig
En bepaald ondeeg'lijk staan
Want wat kan 't ons eig'lijk schelen
Of ze bruin is, blond of zwart
Welke neus of mond ze meedraagt
Hoofdzaak is: hoe is haar hart
En ivat malen w' om de taille
Ue beroemde slanke lijn
Kan zoo'a ouderwetsche dikkerd-
Even goed niet moeder zijn!
Het gesol met al die meisjes
Dingend naar de schoonheidskroon
Dat yubliek'lijk demonstreeren
Van die massa vrouw'lijk schoon
Heb ik nooit kunnen bewond'ren
'Ie Heb die meisjes vaak beklaagd:
Eén jaar glorie! Dan.... veergeet'ne
Waar geen sterv'ling meer naar vraagt!
Neen, geef mij dun muur zoo'n Turk-
Flinke huislioud-koningin [sche
Zoo'n gekroonde, onderlegde
Majesteit voor het gezin.
Die niet 't allereerst aan schoonheid
Kapsel of toiletten denkt
Maar haar man en kind'ren 't beste
Van haar practisch kunnen schenkt.
'k Zinspeel heusch niet op 't verhaaltje;
„Naar het hart gaat door de maag!"
Ook al 'k wil liet niet verhelen
Lust ik goeie spullen graag
'Ie Wil alleen maar dit beweren:
Al die sclioonheidsonzin maakt
Dat der vrouwen ware roeping
Langzaam in 't vergeetboek raakt!
Neen, die Turken zijn er achter
Al die schoonheid is vernis
Ware adel voor de vrouw is
Dat ze vrouw en moeder is.
NAAR HITS. door G. Bruma. (Uit
gave Maricuburg, Den Bosch).
We hebben deze historie gelezen. Ren bis
torie. beschreven door een Herv. pred., die
tot de Boomsche kerk is o\ ergegaan. \t at on«
heeft geroerd, is dat deze predikant uit een
modern gezin (ook predikant) voorfgeko
men. van kindsbeen af geworsteld heeft om
int vastheid eri zekerheid te komen. Diewor
sleiingen zijn waard overda- ht te worden en
wie ze overdenkt zal ootmoedig voor God
knielen om Hem te danken dat zijn ouders
hom opgevoed hebben in de vreeze des Hee
re. zoodat hij weet, op Wien hij moet sleu
nnn. En laat ons nu niet zeggen na lezing
van dit verhaal, nu ja. hij heeft het moder
nisme leeren kennen, zooals het zich in ra
tionalisme openbaarde. Er is ook oen gevoels
modernisme dat leeft uit het beginsel „het
aeloovig subject staat boven het object „het
Woord". Zoo iets klinkt heel vroom, maar
is naakt modernisme. De Godsopenbaring
wordt van zijn gevoel afhankelijk. Feitelijk
beeft dit beginsel den bijbel te niet gedaan.
Wie nu zulke personen volgt en naar de
zen hoort, is op een weg dal de haren hem
verzwelgen. Niets heeft hij. omdat hij niet
had. En als dan naar vastheid en zekerheid
wordt gezocht, behoeft het ons niet te be
vreemden, dat Rome op zoo iemand invloed
krijgt en vangt. Want Rome heeft direct
(Nadruk verboden)
HAKATE
veel dat tot het gevoel spreekt.
Ue bevelen de lezing vuil dit verhaal aan,
om de zieleworsicling van een zoekende ziel
te leeren kennen. Want wat de schrijver is
overkomen, behoelt ons met te bet reemdeit
te ontmoeten, lettende op liet „vrome" mo
dernisme, dut zich meermalen voordoet. Wie
uezen volgt ol beschermt, zie niet bevreem
dend op als, al wordt linie niet gezocht, lot
liet besliste ongeloof de toevlucht wordt ge
nomen waar het gevoel ook niet meer
spreekt doch naar eigen ziu en wil wordt
geleefd.
Eu, als zoo iets wordt gezien, bedenke men
wel dat liet middelijkertvijze onze schuld
is, zoo wij oit dat „vrome" moderne beginsel
leven. Want 'f Woord Gods is losgelaten en
in den diepslen grond wordt dezelfde god
deloosheid bedreven, als van hen die brunt
uitspreken: ik heb met God en Zijn Woord
afgerekend en leef naar het goeddunken van
mijn hart. Wie geen vreemdeling is, weet
dat, waar dat „tronie" beginsel opgeld doet,
allerlei goddeloosheid wordt bedreven en
bet wordt beschermd met dat zelfde „vro
me" beginsel. Dubbel gevaarlijk zijn dezen,
tvant 't is Satan in een schapenvacht Niet
dus de bricschende leeutv. Deze komt late»
wel.
Dat wij op deze dingen wijzen aan de hand
van dit boek, is niet om propaganda te ma
ken toor Rome, maar om te laten zien hoe
noodig het is om troutv Gods Woord als de
Godsopenbaring te onderzoeken en niet te
luisteren naar hen, die met het „vrome"
modernisme Gods Woord wegcijferen met
hun leer: „het geloovig subject staat boven
het object liet Woord"
R. C. DIEMER.
DE MENSCH EN DE ARBEID
„Arbeid is de vreugde der sterken, en de
zwakken worden sterk door hem", heeft
eens de bekende dichteres Ilenriëtte Roland
Holst gezegd.
y - Duidelijk wordt ons hier in weinig woor
den de groole waarde van de arbeid voor
elk mensch geteekend.
„Arbeid is de vreugde der sterken". Inder
daad! Voor elk die lichamelijk en gees
telijk arbei'" bezit, is werken een
Telkons weerkeerend geluk, al gaat het
soms met veel moeite gepaard. Niemand,
clie kan werken en die in zich heeft de
krach*'"» v""»eerti -11 te arlie'den. vindt op
den duur bevrediging in niets-doen. Hoe
bogeerenswaard een rust-periode ook moge
schijnen v-or ern stoeren v""-ker, die bijna
geen oogenblik tijd vrij kan maken, tóch
zou hij vurig gaan terug verlangen naar zijn
vroeger arbeidzaam leven, indien hem dat
eens plotseling ontnomen werd.
Maar evenzeer geldt het tweede deel van
de boven aangehaalde uitspraak: „en de
zwakken worden sterk door hem". Ilicr ziet
„zwak" natuurlijk niet zoozeer op de licha
melijke gesteldheid, als wel op de geestelijke.
De geestelijk zwakken, d.w.z. mensehen met
een slappe wil, menschen die zich moeilijk
beheersehen kunnen, die geen meester zijn
over hun innerlijke hartstochten, worden
dikwijls juist door geregelde arbeid in 't
rechte spoor gehouden. Het werk leidt hun
aandacht af van het verkeerde, waarop die
anders gericht zou zijn. De arbeid geeft hun
voldoening, maakt hun leven blijer, en daar
door wordt de behoefte aan zondige genie
tingen geringer Zoo worden ze steeds ster
ker in hun strijd tegen het kwade, steeds
sterker ook in het streven naar het goede.
Hoe komt het, dat de arbeid zoo voor elk
mensch, 't zij sterk of zwak, van onschat
bare waarde is?
Hiervoor zijn verschillende oorzaken te
noemen.
In de eerste plaats beantwoordt de arbeid
aan de bestemming van den mensch. God
schiep den mensch naar Zijn beeld. En
Christus Zelf heeft ons geleerd: Mijn Vader
werkt tot nu toe, en Ik werk ook. Zou dan
de beeld-drager van dien Hemelschen Vader
niet arbeiden?
Reeds het eerste menschenpaar werd door
den Heere geroepen om te arbeiden. God
stelde hen in den hof. om die te bouwen en
die te bewaren Getrouw en toegewijd wer-
Iten, iu senswillendheid met fin. gehoor
zaamheid aan hun Schepper, moest hun
hoogste levensdoel, hun rijkste levensvreug
de zijn. Want alleen zóó zou Gods Naam
verheerlijkt worden.
Ieder weet, wat er terecht gekomen is van
die levensbestemming. Hoe de mensch God
de gehoorzaamheid in hoogmoed heeft ge
weigerd en zijn eigen wil heeft gesteld bo
ven Gods bevel.
En dit hoeft ernstige gevolgen gehad voor
de verhouding van den mensch tot de ar
beid. Wat een genot had kunnen zijn, werd
nu een klemmende plicht! Geen arbeid was
er meer denkbaar, zonder de schaduw van
zorg en moeite.
En toch ligt in die straf van den Heere
nog genade. Veel erger zou het geweest zijn,
wanneer God den menscli voor altijd had
verboden te werken. Indien Hij den
mensch liet vermogen om te arbeiden
voor goed had ontnomen.
Want dan zou het leven' voor den geval
len zondaar ondraaglijk zijn geworden.
Daarom gaf God in Zijn liefde nog vvèl
arbeid, zij het dan in het zweet des aan-
schijns. Daarvoor moeten we Hem danken!
Bovendien heeft God. door de zending van
Zijn Zoon, de mensch weer vrij willen ma
ken van de slaafsche arbeid, en aan 's men
sclien werk rijker inhoud en dieper betee-
konis willen geven. Christus heeft ook die
smaad, de smaad van liet dienstknecht-zijn,
willen wegnemen. Om Zijnentwil mogen we
nu weer kinderen zijn, die arbeiden tot
Gods eer. En God heeft aan Ite arbeid uit
genade Zijn zegen weer willen verbinden.
Daarin ligt juist het heerlijke van de ar
beid. God geeft ons daarin vreugde te ge
nieten. omdat Hij ze ons doet gelukken. Als
we Gods hand niet zagen in het resultaat
van ons werk, zouden we nooit zooveel ar
beidsvreugde kennen als nu.
En wanneer we niet wisten, dat Gods hulp
ons nabij is, zou de vreugde verdonkerd
worden door telkens nieuwe teleurstelling
over mislukking.
Maar nu de Heere ons weer wil sterken
tot ons werk, en we mogen weten, dat zelfs
ook de allergeringste arbeid kan strekken
tot Zijn eer, nu geoft de arbeid ons blijd
schap. God heft het allergewoonste werk
daardoor op tot dienst in Zijn Koninkrijk.
Die arbeidsvreugde neemt toe, naarmate
we ons meer inspanning getroosten. Dat
drijft ons tot steeds krachtiger streven naar
het hoogste, dat we kunnen bereiken. En dc
vooruitgang geeft steeds grooter voldoening
rijker vreugde, en ook het steeds stevigei
zelfvertrouwen, wat we juist zoo noodig
hebben, bij alle arbeid,
Terwijl, wanneer mislukking en tegen-
sjioed ons deel zijn, we ook weer niet alleen
staan, maar alles neer mogen leggen voor
den Hoere met de bede. dat Hij toch op Zijn
tijd ons werk vruchten wil doen dragen.
Soms krijgen wij die vruchten nooit te zien.
Maar, wanneer we biddend arbeiden, inogun
we er nooit aan twijfelen, dat ze er zijn!
Wanneer we zoo zien, welke een groote
zogen do arbeid is, is het begrijpelijk, dat
arbeidsgemis een zware straf is voor ieder,
die het treft. Waar de arbeid ons behoedt
voor zondige daden, schenkt inist lediggang
ruimschoots gelegenheid voor verkeerde din
gen, waar anders geen tijd voor is.
Ledigheid is des duivels oorkussen.
Schenkt arbeid nieuwe levensmoed en op
gewektheid: werkloosheid maakt dof en
troosteloos.
Sterkt de arbeid ons zelfvertrouwen, het
gemis er van doet ons liet geloof in eigen
kunnen verliezen. Wie dag in. dag uit.
week in. week uit, onafgebroken zonder
werk is, krijgt het gevoel alsof niemand
liem noodig heeft, alsof er voor hem geen
plaats is in de Maatschappij en zijn bestaan
totaal nutteloos is. Werkloosheid verbittert
en maakt moedeloos. Dit geldt zoowel voor
de vrouw als voor den man, voor het oudere
meisje, als voor den opgroeienden jongen.
Wel is or voor de vrouw nog gemakkelijker
een nuttige plaats te verkrijgen dan voor
den man, maar ook voor menig meisje, dat
graag een maatschappelijke positie had, is
het oen groole moeilijkheid, toch met volle
toewijding zich te geven daar waar ze een
plaats kan vinden.
Daarom is bewonderenswaardig elk stre
ven tot leniging van de tegenwoordige nood.
lot verschaffen van arbeid en bezigheid voor
elk, die geen werk ka.n vinden. Zij, die de
leiding hebben bij het inrichten van werk
kampen, die moeite doen om de werkloozen
voldoende gelegenheid tot inspanning en
ontspanning te geven, verdienen onze waar
deering, en wie zelf werk en loon hebben,
behooren naar vermogen te offeren om dat
nuttige werk financieel mogelijk te maken.
We moeten ons verplaatsen in het troos-
telooze leven van wie werk zoeken, maar 't
nooit vinden.
Dan zal dankbaarheid voor wat we zelf
hebben ons vanzelf leiden tot helpen van
degenen, die onze hulp behoeven.
Voor de vrouw in 't bijzonder heeft deze
tijd van werkloosheid groote beteekeni6 en
treurige gevolgen. De werkloosheid maakt
voor haar het leven zoo veel moeiliiker.
Renerziids geldoliik. n.l. wanneer door werk
loosheid het gezin te weinig inkomsten
heeft, en dus liet huishoudgeld feitelijk he
neden het noodzakelijke minimum terug
loopt. Maar: niet zorg en overleg, en ook
door zelfverloochening, kan men in dit op
zicht dikwijls nog veel in orde maken, wat
eigenlijk lot het onmogelijke gerekend werd.
Bijna not? eiver zijn wel de geestelijke zor
gen. die de werkloosheid meebrengt.
Indien het den vader van 't gezin betreft,
en deze over een groote mate van berusting
en opgewektheid beschikt, gaat het nog wel.
Maar wie zal de vaders tellen, die door hun
troosteloosheid en ontevredenheid hun
vrouwen met dubbele zorg bezwaren?
En nog moeilijker wordt het, wanneer de
grootere kinderen, die klaar staan voor 't
leven, die hunkeren naar een vaste taak,
een geregelde werkgelegenheid, met werk
loosheid krijgen te kampen. Dal maakt hun
opvoeding zoo ontztlend moeilijk. Immers:
.Arbeid is de vreugde der sterken?"
Geen wonder dan, dut wanneer de ar
beid gemist wordt langzaam (mis
schien!) maar toch: zeker(I) deze vreug
de verandert in mismoedigheid, vaak ook
ontevredenheid.
En wat te denken van de „zwakke n",
die door geregelde arbeid juist „s t e r k"
zouden kunnen worden? Voor hen komt de
prikkel, die hen zoo zou kunnen helpen
op den goeden weg, veel te laat, of, nooit.
Lediggang is immers eon onberekenbare
schade voor het geestelijk bestaan van elk
mensch? En 't is zoo diep teleurstellend, als
men voor een bejiaald beroep geleerd heeft,
omdat men dal graag zou willen uitoefenen
en men dan ten slotle tot de conclusie
komt: Maar wat heb ik eigenlijk gedaan?
Niemand heeft me immers noodig?
Wat is het dan voor menige moeder
moeilijk, om er de moed in te houden bi)
haar kinderen. Om hen te wijzen op het
groote doel, waartoe toch ieders leven be
stemd, en waarop ieders leven aangelegd is-
Om te trachten, hen toch nog te doen ge
looven, dat ook zij een nuttige plaats inne
men, hoe en waar dan ook, en al zien
ze zeil niet, waarom en waartoe.
Neen. met de werkloosheid zélf, heeft do
huismoeder in 't algemeen niet te kampen.
Meestal werkt ze zoolang, of nog langer, dan
het dag is. Ook in dit opzicht is het, zooals
't vaak uitgedrukt wordt: „ongelij'. verdeeld
in de wereld".
Maar wanneer bij al dat huiselijke werk
nog komen de nijpende geldzor"»n, een las
tig humeur of drukkende moedeloosheid
van vader, of misschien beter in sommige
gevallen: en b oo n d i e n moeilijk
heden met bijna volwassen of opgroeiende
jongens en meisjes zonder werk. dan wordt
het een berg vei zore»n. waar menigeen
niet meer over heen kan zien. Dan voelt
men liet in verdubbelde mate, hoe moeilijk
het is, „vrouw" te zijn .zooals het inoet!
Want immers: al kan de vader hier tot groo
te steun zijn, toch heeft de moeder meestal
ook over haar groote kinderen de grootste
zorgen, en ze wil trachten, hun vertrouwen
te behouden en hun leed méé te helpen dra
gen, zoodat ze met hun moeilijkheden bij
haar blijven komen en zich niet opsluiten
in verbittering tegen hun lot.
Gelukkig, dat hierin ook weer geen enkele
moeder alleen «taat. Gelukkig, dat er in deze
nooden en zorgen altijd uitkomst is, al zien
wij die soms nog in de versie verte niet!
Beste Meisjes en Jongens!
Terwijl ik aan jullie begin te schrijven
a- ik buiten een strakblauwe lucht en
een vroolijk zonnetje, terwijl m'n voeten
een bedenkelijke temperatuur hebben, die
er op wijst, da' het nu niet bepaald warm
is huiten. En Jat alles brengt me weer te
binnen al jullie verzuchtingen, als: „ik
wou maar, dat het nog eens ging vriezen I",
„hè, Tante, zou er nu heelemaal geen ijs
meer komen?", en: „Hoopt u ook, dut wc
nog ki nncu rijden?"
Eu dan antwoord ik: „Ja, 'k zou 't best.
leuk vinden, als er een weekje ijs kwam.
Niet te lang, want jullie weet, dat strenge
kou zware zorgen met zich brengen kan.
Maar een poosjenou, fijn, hoor! En
't begint er h°usch een beetje op te lijken.
Vandaag tenminste. De barometer gaat
vooruit
Maar, oob: misschien moet jullie alle
maal wel lachen, als je dit leest! Misschien
regent het dan, dat het gietl
Dus: we zullen maar rustig afwachten.
En niet voor onze beurt praten. TAch hoop
ik, dat jullie nog wat ijspret zult krijgen!
Briefjes heb ik nog niet ontvangen, maar
die zullen nog wel komen, 't Is nog lang
geen tijd, dus jullie zult nog wel druk be
zig zijn. 't Was de vorige keer denk ik wel
'•en teleurstelling, dat niemand een prijs
had. Maar ik kan toch geen prijs geven
voor werk, dat niet goed is hè? Ën als ik
daaraan bwonnen was, dan har] ik een
hoeie rij prijsjes moeten geven, want een
hfe! stelletje van jullie had 3 h 4 goede
oplossingen. Daarom vond ik het het eer-
Ihkst. néén van allen een prijs te geven.
Maar k zal het goed onthouden: als we
dan weer eens een wedstrijd hebben,
kunnen er nog eens een paar extra troost'
prnsjos op overschieten.
k floop, dat jullie dit keer frelukkiffer
J zult zijn. En 'k ben al weer aan 't zoeken.
naar een geschikt stelletje nieuwe raadsels.
Misschien de eerstvolgende keer eens vijf,
die door jullie zelf ingezonden zijn.
'k Hoop verder, dat jullie een prettige
week wacht, en da* ik weer voel nieuws
vau jullie al'en zal krijgen te lezen.
Met hartelijk» groeten,
Jullie TANTE TINE
OPGERUIMDHEID
Prut'len, pruilen, kniezen, klagen,
Donker kijken, neen! dat nooit
't Meest zai men elkaar behagen,
Als t gelaat zich lachend plooit.
IK KAN NIETI?
„Ik kan niet," zegt de trage
En daarom kan hij niet!
't Geoft altijd hem verdriet.
„Ik kan niet" zegt de trage
En da.Arom kan hij niet
„Ik kan wèli" denkt de vlugge
En daarom kan hij wèli
't Gaat alles goed en snel.
Ik kan wei! denkt de vlugge
En daarom kan hij wèli
DE SPREKENDE HOND
Op zekeren dag kwam een heer met een
hond een restaurant binnen en bestelde
een broodje met worst. 1
Zijn hond ging naast het tafeltje zitten
en keek met. begeerige oogen naar zijn
baas. Maar deze schéén niét van plan, hem
tets te geven.
Plotseling klonk het uit de bek van de
hond: „Krijg ik niemendal vandaag?"
„Daar heb je wat!", antwoordde zijn
meester en wierp hem een velletje toe.
Iedereen keek verbaasd op.
„Dank u wel", zegt de hond.
Iemand uit het gezelschap wensehte bier
op vurig de hond te koopen, die zoo won
derlijk goed spreken kon.
„Verkoop me niet, smeek ik zeide de
hond.
Maar hierdoor werd juist het verlangen
van den koo|>er nog grooter. Hij begon
steeds meer te bieden. Eindelijk werd men
het eens over de prijs.
De gelukkig» kooi»er bindt hel dier vast.
Maar dnt sprinet np en spreekt tot iedere
schrik: „Nu spreek ik verder geen woord
meer."
Mot was de buikspreker verdwenen!
Sür»