VOOR VROUW EN KIND MAAS- EN SCHELDEBODE ZATERDAG 8 FEBRUARI 1936 BLEEF HET NIET UWE? L. J. van Leeuwen t KERK EN SCHOOL VOOR DE VROUW VOOR DE JEUGD VOORDE ZON DAG Zoo het gebleven ware, bleef bet niet uwe? en verkocht zijnde, bleef het niet in uwe macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw hard voor genomen hebt? Gij hebt den men- schen niet gelogen, maar Gode. Handelingen 54. De praktijk van de eerste Christenge meente te Jeruzalem, die gewoonlijk kort weg wordt aangeduid als de gemeen schap van goederen, heeft niets gemeen met de theorieën die in later tijd over dit onderwerp zijn opgezet. Het radicaalst is die praktijk nage volgd door onderscheiden secten, die het einde der dagen nabij rekenende, hun be zittingen te gelde maakten en de op brengst gemeenschappelijk opteerden. Want metterdaad, zoo ging het in de eerste gemeente te Jeruzalem ook. Be halve dat daar niet op den voorgrond werd gesteld, dat de wereld toch wel spoedig zou vergaan, en dus het aard- sche goed geen waarde meer had. Neen. het was hier zuiver een dringen van den Heiligen Geest, om de gemeenschap in den Heere ook in het aardsche bezit tot uiting te brengen. Wat later theorieën over de gemeen schap van goederen wilden, was iets ge heel anders. 'tWas niet een uiting van de Christelijke liefde, om eigen bezit desnoods op te offeren voor anderer nood, maar een van buiten af opgelegde eisch om eigen goed los te laten voor wat men dan noemde de gemeenschap. Zoo iets als „gemeenschap" kent de Schrift niet. Het is een zwevend denk beeld, Het is de zelfzucht tot een stelsel gemaakt. Immers de overweging is hier bij, dat het welzijn van die gemeenschap ook het welzijn van den enkele mee brengt. dus ook van mijzelf. Zoo zorg ik voor de gemeenschap, opdat het mij zelf goed ga. In de gemeente te Jeruzalem daaren tegen was het een vrijwillig geven om den nood van anderen te lenigen. En zoo weinig bedoelde dit een wet voor allen te zijn, dat Petrus uitdrukkelijk Ananias' eigendomsrecht erkend heeft. a'. Een overdragen van eigendom aan de gemeenschap met de bedoeling om het gemeenschappelijk te exploiteeren, is die eenvoudige uiting van Christelijke liefde in 't geheel niet geweest. Integendeel. \Vaar nood was, werd die nood zoo spoedig mogelijk gelenigd. En bij de vijandschap van de zijde der Joden zagen de broeders zich herhaalde lijk van de wereld uitgestooten. Zoo was er veel nood, en kwam menigeen soms vrij plotseling in de grootste ongelegen heid. En omdat men het niet kon aanzien, dat de broeder gebrek leed, daarom hielp men. Ja velen verkochten zelfs hun vastigheden en gaven de opbrengst aan d; apostelen, opdat deze het zouden uit- deelen daar waar nood was. Het was dus een uiting van die Chris telijke barmhartigheid, die door de voor standers van communistische theorieën meer dan eens is gevloekt als een hinder paal voor de verwezenlijking van hun idealen. Maar het was toch niet alleen een praktische maatregel. Zelfs was het uit praktisch en zakelijk oogpunt niet onbedenkelijk, dat wat wij thans zouden noemen het „kapitaal maar werd opgeteerd. Het ging daarom we! niet zóó hard als men het zich wel eens heeft gedacht. Het was niet een leven van den hoogen boom zonder wer ken. Dergelijke uitwassen kwamen eerst later tijd voor. De 2e Brief aan de Thessalonicensen is daarvan het bewijs. En ook de telkens voorkomende verma ningen tegen degenen, die onder den Christen-naam alleen verzadiging zoeken van het vleesch. Neen, in die eerste gemeente, werd de aardsche roeping niet verzaakt. Men was geleerd, om in het kleinste getrouw te zijn. Men wist dat het 's Heeren wil is, dat ook die hem vreezen. door naarsti- gen arbeid in hun eigen levensonderhoud hebben te voorzien. Maar met dat al moest het gemeen schappelijk bezit toch na korter of langer tijd verteerd zijn. En dan? Toch zouden we verkeerd doen met dit af te keuren. Want kennelijk is deze gemeenmaking van goederen geschied onder bijzondere drijving van den Heiligen Geest. Zooals de Heilige Geest op den Pinksterdag voor een oogenblik het onderscheid der talen ophief en daarmede het uitzicht opende op het rijk der heerlijkheid, waar de ééne gemeente van Christus uit alle geslacht en taal en volk en natie het ééne lied zal zingen ter eere van God en het Lam; zoo gaf de Heilige Geest ook in de eerste gemeente een beeld van dat ideaal dat in het rijk der heerlijkheid werkelijkheid zal zijn geworden: waar niemand gebrek zal hebben: waar geen zorg meer zal zijn en geen kommer. En in het oordeel over Ananias en Saffira heeft de Heilige Geest ervoor gewaakt, dat dit ideaal zuiver gehouden werd. Zij hebben het willen nadoen uit beweegredenen, waaraan alle broeder lijke liefde vreemd was. En dat heeft de Heilige Geest op ontzettende wijze ge straft. Nog gedurig komt het voor. dat de broederlijke liefde allerlei middel te baat neemt, om allerlei nood, die door de zonde veroorzaakt is, te lenigen. De liefde is zoo vindingrijk! En zeker hebben we daarin ook te erkennen een drijving van den Heiligen Geest. Zonder de inwerking van dien Geest is er eenvoudig geen broederlijke liefde. Wie zich voor zulk een werk aangor-|Ds den en zich daartoe gedwongen gevoe len, zoeken vanzelf ook anderen daar voor te winnen, en anderen van de nood zakelijkheid te overtuigen. En dan is het wel eens verdrietig, te stuiten op onwil, of lauwheid, op gemis aan inzicht, op liefdeloosheid. Zulke zonden moeten zeer zeker worden bestraft. Maar hier dreigt wel eens het gevaar, om de vrije uiting van Christelijke liefde te stellen tot een wet voor allen. En dat mag niet. Waf de Heere in zijn Woord geboden heeft, daarvoor moet ieder onder ons buigen. Maar wat vrije uiting is van de broederlijke liefde, mag niet aan anderen worden opgelegd^ Het woord van Petrus blijft zijn strek king behouden ook voor later tijden. En wat met name die gemeenschap der goederen betreft, later is ze ver dwenen. In een samenleving, waar de zonde nog werkt, kan ze niet bestaan. De Apostelen hebben ze dan ook nooit aan de broederen elders opgelegd. Maar wel hebben ze aangedrongen op milddadigheid en mededeelzaamheid. Zelfs was de verarming van de gemeen ten in Judea een aanleiding, om de Christenen uit de heidenen de broeder lijke liefde te leeren beoefenen ook door gaven voor de armen. Dat blijft voor Christus' kerk eisch. En zonder te willen roemen in ons eigen werk. mag toch tot eere van Christus worden gezegd, dat hij door den Heili gen Geest zijn gemeente daartoe blijft verwakkeren. Met groote ontroering zal in broeden kring vernomen worden, dat Ds. L. J. van Leeuwen, geestelijk verzorger van het Diaconessenhuis „Bronovo" te 's-G ravenhage, Dinsdag 4 uur in genoemd ziekenhuis is overleden. Wij hadden juist een bericht van „Bronovo" ontvangen, waarin mede- deeling gedaan werd van minder gun stig verloop der ziekte en het nog niet te boven zijn van complicaties. Een tweede operatie bleek noodig, doch ook deze heeft geen redding kunnen brengen. NED. HERV. KERK Bedankt: Voor Westbroek e.a. (U), T. v. d. Hee te Polsbroek en Vlist. Voor Numansdorp, F. G. NicolaJ te Jutphaas. Voor Drachten (Ev.), B. C. Visser te Okken- broek. Beroepen: Te Exmorra, cand. W. Sy brandy te Groningen. Te Lage Vuursche, J van Amstel te Voorthuizen. Indische Kerk: rand. G. P. H. Locher te Leiden. GEREF. KERKEN Tweetal: Te Haren. M. P. Feringa te Moerdijk en H. Volten te Bolnes. Beroepen: Te Heeg, L. W. Korvinus cand. te Hoorn (voor den miss. dienst te Keboemen). CHR. GEREF. KERK Bedankt: Voor Barendrecht, W. F. Laman te Middelharnis. GEREF. GEM. Beroepen: Te Benthuizen, A. Verhagen te Middelburg. BOND VAN GEREF. MANNENVEREEN. Woensdag 5 Augustus is de datum aar- op de Bond van Geref. Mannen verenigingen zijn jaarvergadering te Groningen houdt. Aan de beurt van aftreding zijn de e»slu ïrs- ieden Ds. C. ,T. van der Boom en de heeren E Brouwer, W. O. de Graaf en K. van der Wal, die zich allen herkiesbaar stellen. Ds. van Leeuwen die 1 Nov. 1881 te Woer den geboren was en dus 54 jaar oud gewor den is, heeft in Utrecht gestudeerd en is in 1907 candidaat geworden. Op 29 Sept. 1907 aanvaardde hij het ambt als predikant der Ned Herv. Kerk te Cothen. In 1911 vertrok hij naar Aspcren, in 1915 naar Lisse, in 1921 naar Hilversum, in 1927 naar Haarlem. Op 28 April 1929 deed hij te 's-Gravenhage zijn intrede met een predikatie over 1 Cor. 15 6 en werd na enkele jaren, na vrijmaking van den wijkarbeid, benoemd tot geestelijk verzorger van „Bronovo" als opvolger van Ds. Snethlage; als zoodanig werd hij ook lid van het Directorium. Ds. van Leeuwen, die tot de Confessionee- !e richting behoorde en ook secretaris van het hoofdbestuur van de Confess. Vereeni- ging is geweest, heeft inzonderheid zijn be- teekenis gehad in de geschiedenis der Ned. Chr. Radio-Vcreeniging welker Vice-voor- zitter hij was. Reeds toen hij predikant te Hilversum was, heeft hij pogingen ondernomen, om radio-kerkdiensten te orga- niseeren; later was hij het, die als voorzitter en secretaris van het Hervormd Kerk-comité de Hervormde radio-kerkdiensten tot stand bracht en regelde. Voorts is Ds. van Leeuwen scriba en quaestor van het Classicaal Bestuur 's-Gi:a- vanhage en lid van het Hoofdbestuur der Utrechtsche Zendings-Vereemging geweest. Hij heeft talrijke artikelen in dagbladen en tijdschriften gepubliceerd, voornamelijk over onderwerpen van organisatorisehen aard. Het heengaan van dezen vriendelijken en hulpvaardigen voorganger, wiens arbeid in „Bronovo" hoogelijk gewaardeerd werd, zal in den Christeiijken levenskring een groote leegte laten, temeer, waar hij nog in de kracht van zijn leven was. Woensdagmorgen is de uitzending der N.C.R.V. gedurende een uur stilgezet. INTREDE Ds. A. M. BERKHOFF Zondag j.l. heeft te Groningen de be vestiging en intrede plaats gehad van Ds A M. B e r k h o f f, vroeger predikant van de Chr. Geref. Kerk, als pre.likant der Vrije Evang Gum. Bevestiger was de consulent Ds D. W. Veldkamp, van Leeuwarden, die sprak over 2 Tim. 4:2a. De dienstknecht iles Heeren wordt vervuld: te. met het oog op de eeuwigheid; 2e. op vijandelijk terrein: 3e. volgens Goddelijke vborscliriltcn, en 4e niet rijke vrucht. Toegezongen werd Gez 215 4 en 90 2e helft, zoomede een lied door een zangkoor. Des avonds deed Ds Berkhof!' zijn intrede niet de tweede bede van het „Onze Vader", Matth. ü:10a: „Uw Koninkrijk komc". De nadruk werd achter eenvolgens gelegd op: Koninkrijk, op: Uw, en op: kome. Na de predikatie volgden toe spraken tot den bevestiger, kerkeraad. Ge meente. collega's uit zuslergemecnten, die ook beantwoord werden. Ook was de vorige consulent van Groningen, thans docent aan dc Tlieol. School, A. Winckel. tegenwoordig en sprak Ds B toe. Het zangkoor zong een welkomstlied. Beide samenkomsten hadden plaats in de groote zaal van het Chr. Mil Tehuis. Er was bijzonder veel belangstelling. CONCENTRATIE BIJZONDERE SCHOLEN Minister wendt zich tot de onderwijsorganisaties Blijkens een bericht in de N e d. zijn do organisaties, die werkzaam zijn op het terrein van het bijzonder onderwijs, door den Minister van On derwijs uitgunoodigd te willen over wegen, welke scholen naar haar oor deel voor concentratie kunnen in aanmerking komen, indien het Bezui- nigingsonlwerp wet zal zijn geworden. In par. 13 daarvan worden finan cieels bezwaren, die tegen samenvoe ging van scholen gelden kunnen, on dervangen. „DE KLOKKENBERG" Het 90-jarig jubileum 't Voorloopig programma der viering van 't negentigjarig bestaan der Chr. Kweekschool op den Klokkenberg te N ij m e g e n kondigt aan, dat op Woensdag .20 Mei het Bestuur der Kweekschool in het internaatsgebouvv aan de Ubbergsche Veldweg te Nijmegen een receptie houden zal. Op de avond van dien dag en op de Hemelvaartsdag is er een reünie van de oud- leerlingen der kweekschool, uitgaande van de vereeniging van Oud-Klokkenbergers. MENGE EN ZIJN BIJBEL Den 7en Februari hoopt de beroemde bijbel vertaler Dr Herman Menge, schepper van den veelgelezen Menge-bijbel, rustend gymnasium rector, te Goslar in den Harz zijn 95sten jaar dag te vieren. Del'rivilegierte Württemherg- sche Bibelamstalt, die den Menge-bijbel uit geeft, herdenkt den arbeid van Dr. Menge dankbaar en zorgt dat het den grijsaard op zyn jaardag aan dankbare sympathie niet ont breekt. Dr. Menge werkt nog steeds aan verbete ring van zjjn vertaling. "De Menge-Bjjbel is in totaal 200.000 exemplaren verkocht tot dusver. „MAAS"-NYMFHEN PRACT1SCH Ji'nncnkort zo! men ii TurUtje over gaan lot liet kiezen van een Koningin van de Huishouding. Zie je, das nou nog eens kostje üa's een kolfje naar m'n hand En ik breng graag warme hulde Aan die lui in Turkenland Met die schoonheids-koninginnen Ben ilc nooit accoord gegaan 'k Vond die rage kinderachtig En bepaald ondeeg'lijk staan Want wat kan 't ons eig'lijk schelen Of ze bruin is, blond of zwart Welke neus of mond ze meedraagt Hoofdzaak is: hoe is haar hart En ivat malen w' om de taille Ue beroemde slanke lijn Kan zoo'a ouderwetsche dikkerd- Even goed niet moeder zijn! Het gesol met al die meisjes Dingend naar de schoonheidskroon Dat yubliek'lijk demonstreeren Van die massa vrouw'lijk schoon Heb ik nooit kunnen bewond'ren 'Ie Heb die meisjes vaak beklaagd: Eén jaar glorie! Dan.... veergeet'ne Waar geen sterv'ling meer naar vraagt! Neen, geef mij dun muur zoo'n Turk- Flinke huislioud-koningin [sche Zoo'n gekroonde, onderlegde Majesteit voor het gezin. Die niet 't allereerst aan schoonheid Kapsel of toiletten denkt Maar haar man en kind'ren 't beste Van haar practisch kunnen schenkt. 'k Zinspeel heusch niet op 't verhaaltje; „Naar het hart gaat door de maag!" Ook al 'k wil liet niet verhelen Lust ik goeie spullen graag 'Ie Wil alleen maar dit beweren: Al die sclioonheidsonzin maakt Dat der vrouwen ware roeping Langzaam in 't vergeetboek raakt! Neen, die Turken zijn er achter Al die schoonheid is vernis Ware adel voor de vrouw is Dat ze vrouw en moeder is. NAAR HITS. door G. Bruma. (Uit gave Maricuburg, Den Bosch). We hebben deze historie gelezen. Ren bis torie. beschreven door een Herv. pred., die tot de Boomsche kerk is o\ ergegaan. \t at on« heeft geroerd, is dat deze predikant uit een modern gezin (ook predikant) voorfgeko men. van kindsbeen af geworsteld heeft om int vastheid eri zekerheid te komen. Diewor sleiingen zijn waard overda- ht te worden en wie ze overdenkt zal ootmoedig voor God knielen om Hem te danken dat zijn ouders hom opgevoed hebben in de vreeze des Hee re. zoodat hij weet, op Wien hij moet sleu nnn. En laat ons nu niet zeggen na lezing van dit verhaal, nu ja. hij heeft het moder nisme leeren kennen, zooals het zich in ra tionalisme openbaarde. Er is ook oen gevoels modernisme dat leeft uit het beginsel „het aeloovig subject staat boven het object „het Woord". Zoo iets klinkt heel vroom, maar is naakt modernisme. De Godsopenbaring wordt van zijn gevoel afhankelijk. Feitelijk beeft dit beginsel den bijbel te niet gedaan. Wie nu zulke personen volgt en naar de zen hoort, is op een weg dal de haren hem verzwelgen. Niets heeft hij. omdat hij niet had. En als dan naar vastheid en zekerheid wordt gezocht, behoeft het ons niet te be vreemden, dat Rome op zoo iemand invloed krijgt en vangt. Want Rome heeft direct (Nadruk verboden) HAKATE veel dat tot het gevoel spreekt. Ue bevelen de lezing vuil dit verhaal aan, om de zieleworsicling van een zoekende ziel te leeren kennen. Want wat de schrijver is overkomen, behoelt ons met te bet reemdeit te ontmoeten, lettende op liet „vrome" mo dernisme, dut zich meermalen voordoet. Wie uezen volgt ol beschermt, zie niet bevreem dend op als, al wordt linie niet gezocht, lot liet besliste ongeloof de toevlucht wordt ge nomen waar het gevoel ook niet meer spreekt doch naar eigen ziu en wil wordt geleefd. Eu, als zoo iets wordt gezien, bedenke men wel dat liet middelijkertvijze onze schuld is, zoo wij oit dat „vrome" moderne beginsel leven. Want 'f Woord Gods is losgelaten en in den diepslen grond wordt dezelfde god deloosheid bedreven, als van hen die brunt uitspreken: ik heb met God en Zijn Woord afgerekend en leef naar het goeddunken van mijn hart. Wie geen vreemdeling is, weet dat, waar dat „tronie" beginsel opgeld doet, allerlei goddeloosheid wordt bedreven en bet wordt beschermd met dat zelfde „vro me" beginsel. Dubbel gevaarlijk zijn dezen, tvant 't is Satan in een schapenvacht Niet dus de bricschende leeutv. Deze komt late» wel. Dat wij op deze dingen wijzen aan de hand van dit boek, is niet om propaganda te ma ken toor Rome, maar om te laten zien hoe noodig het is om troutv Gods Woord als de Godsopenbaring te onderzoeken en niet te luisteren naar hen, die met het „vrome" modernisme Gods Woord wegcijferen met hun leer: „het geloovig subject staat boven het object liet Woord" R. C. DIEMER. DE MENSCH EN DE ARBEID „Arbeid is de vreugde der sterken, en de zwakken worden sterk door hem", heeft eens de bekende dichteres Ilenriëtte Roland Holst gezegd. y - Duidelijk wordt ons hier in weinig woor den de groole waarde van de arbeid voor elk mensch geteekend. „Arbeid is de vreugde der sterken". Inder daad! Voor elk die lichamelijk en gees telijk arbei'" bezit, is werken een Telkons weerkeerend geluk, al gaat het soms met veel moeite gepaard. Niemand, clie kan werken en die in zich heeft de krach*'"» v""»eerti -11 te arlie'den. vindt op den duur bevrediging in niets-doen. Hoe bogeerenswaard een rust-periode ook moge schijnen v-or ern stoeren v""-ker, die bijna geen oogenblik tijd vrij kan maken, tóch zou hij vurig gaan terug verlangen naar zijn vroeger arbeidzaam leven, indien hem dat eens plotseling ontnomen werd. Maar evenzeer geldt het tweede deel van de boven aangehaalde uitspraak: „en de zwakken worden sterk door hem". Ilicr ziet „zwak" natuurlijk niet zoozeer op de licha melijke gesteldheid, als wel op de geestelijke. De geestelijk zwakken, d.w.z. mensehen met een slappe wil, menschen die zich moeilijk beheersehen kunnen, die geen meester zijn over hun innerlijke hartstochten, worden dikwijls juist door geregelde arbeid in 't rechte spoor gehouden. Het werk leidt hun aandacht af van het verkeerde, waarop die anders gericht zou zijn. De arbeid geeft hun voldoening, maakt hun leven blijer, en daar door wordt de behoefte aan zondige genie tingen geringer Zoo worden ze steeds ster ker in hun strijd tegen het kwade, steeds sterker ook in het streven naar het goede. Hoe komt het, dat de arbeid zoo voor elk mensch, 't zij sterk of zwak, van onschat bare waarde is? Hiervoor zijn verschillende oorzaken te noemen. In de eerste plaats beantwoordt de arbeid aan de bestemming van den mensch. God schiep den mensch naar Zijn beeld. En Christus Zelf heeft ons geleerd: Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook. Zou dan de beeld-drager van dien Hemelschen Vader niet arbeiden? Reeds het eerste menschenpaar werd door den Heere geroepen om te arbeiden. God stelde hen in den hof. om die te bouwen en die te bewaren Getrouw en toegewijd wer- Iten, iu senswillendheid met fin. gehoor zaamheid aan hun Schepper, moest hun hoogste levensdoel, hun rijkste levensvreug de zijn. Want alleen zóó zou Gods Naam verheerlijkt worden. Ieder weet, wat er terecht gekomen is van die levensbestemming. Hoe de mensch God de gehoorzaamheid in hoogmoed heeft ge weigerd en zijn eigen wil heeft gesteld bo ven Gods bevel. En dit hoeft ernstige gevolgen gehad voor de verhouding van den mensch tot de ar beid. Wat een genot had kunnen zijn, werd nu een klemmende plicht! Geen arbeid was er meer denkbaar, zonder de schaduw van zorg en moeite. En toch ligt in die straf van den Heere nog genade. Veel erger zou het geweest zijn, wanneer God den menscli voor altijd had verboden te werken. Indien Hij den mensch liet vermogen om te arbeiden voor goed had ontnomen. Want dan zou het leven' voor den geval len zondaar ondraaglijk zijn geworden. Daarom gaf God in Zijn liefde nog vvèl arbeid, zij het dan in het zweet des aan- schijns. Daarvoor moeten we Hem danken! Bovendien heeft God. door de zending van Zijn Zoon, de mensch weer vrij willen ma ken van de slaafsche arbeid, en aan 's men sclien werk rijker inhoud en dieper betee- konis willen geven. Christus heeft ook die smaad, de smaad van liet dienstknecht-zijn, willen wegnemen. Om Zijnentwil mogen we nu weer kinderen zijn, die arbeiden tot Gods eer. En God heeft aan Ite arbeid uit genade Zijn zegen weer willen verbinden. Daarin ligt juist het heerlijke van de ar beid. God geeft ons daarin vreugde te ge nieten. omdat Hij ze ons doet gelukken. Als we Gods hand niet zagen in het resultaat van ons werk, zouden we nooit zooveel ar beidsvreugde kennen als nu. En wanneer we niet wisten, dat Gods hulp ons nabij is, zou de vreugde verdonkerd worden door telkens nieuwe teleurstelling over mislukking. Maar nu de Heere ons weer wil sterken tot ons werk, en we mogen weten, dat zelfs ook de allergeringste arbeid kan strekken tot Zijn eer, nu geoft de arbeid ons blijd schap. God heft het allergewoonste werk daardoor op tot dienst in Zijn Koninkrijk. Die arbeidsvreugde neemt toe, naarmate we ons meer inspanning getroosten. Dat drijft ons tot steeds krachtiger streven naar het hoogste, dat we kunnen bereiken. En dc vooruitgang geeft steeds grooter voldoening rijker vreugde, en ook het steeds stevigei zelfvertrouwen, wat we juist zoo noodig hebben, bij alle arbeid, Terwijl, wanneer mislukking en tegen- sjioed ons deel zijn, we ook weer niet alleen staan, maar alles neer mogen leggen voor den Hoere met de bede. dat Hij toch op Zijn tijd ons werk vruchten wil doen dragen. Soms krijgen wij die vruchten nooit te zien. Maar, wanneer we biddend arbeiden, inogun we er nooit aan twijfelen, dat ze er zijn! Wanneer we zoo zien, welke een groote zogen do arbeid is, is het begrijpelijk, dat arbeidsgemis een zware straf is voor ieder, die het treft. Waar de arbeid ons behoedt voor zondige daden, schenkt inist lediggang ruimschoots gelegenheid voor verkeerde din gen, waar anders geen tijd voor is. Ledigheid is des duivels oorkussen. Schenkt arbeid nieuwe levensmoed en op gewektheid: werkloosheid maakt dof en troosteloos. Sterkt de arbeid ons zelfvertrouwen, het gemis er van doet ons liet geloof in eigen kunnen verliezen. Wie dag in. dag uit. week in. week uit, onafgebroken zonder werk is, krijgt het gevoel alsof niemand liem noodig heeft, alsof er voor hem geen plaats is in de Maatschappij en zijn bestaan totaal nutteloos is. Werkloosheid verbittert en maakt moedeloos. Dit geldt zoowel voor de vrouw als voor den man, voor het oudere meisje, als voor den opgroeienden jongen. Wel is or voor de vrouw nog gemakkelijker een nuttige plaats te verkrijgen dan voor den man, maar ook voor menig meisje, dat graag een maatschappelijke positie had, is het oen groole moeilijkheid, toch met volle toewijding zich te geven daar waar ze een plaats kan vinden. Daarom is bewonderenswaardig elk stre ven tot leniging van de tegenwoordige nood. lot verschaffen van arbeid en bezigheid voor elk, die geen werk ka.n vinden. Zij, die de leiding hebben bij het inrichten van werk kampen, die moeite doen om de werkloozen voldoende gelegenheid tot inspanning en ontspanning te geven, verdienen onze waar deering, en wie zelf werk en loon hebben, behooren naar vermogen te offeren om dat nuttige werk financieel mogelijk te maken. We moeten ons verplaatsen in het troos- telooze leven van wie werk zoeken, maar 't nooit vinden. Dan zal dankbaarheid voor wat we zelf hebben ons vanzelf leiden tot helpen van degenen, die onze hulp behoeven. Voor de vrouw in 't bijzonder heeft deze tijd van werkloosheid groote beteekeni6 en treurige gevolgen. De werkloosheid maakt voor haar het leven zoo veel moeiliiker. Renerziids geldoliik. n.l. wanneer door werk loosheid het gezin te weinig inkomsten heeft, en dus liet huishoudgeld feitelijk he neden het noodzakelijke minimum terug loopt. Maar: niet zorg en overleg, en ook door zelfverloochening, kan men in dit op zicht dikwijls nog veel in orde maken, wat eigenlijk lot het onmogelijke gerekend werd. Bijna not? eiver zijn wel de geestelijke zor gen. die de werkloosheid meebrengt. Indien het den vader van 't gezin betreft, en deze over een groote mate van berusting en opgewektheid beschikt, gaat het nog wel. Maar wie zal de vaders tellen, die door hun troosteloosheid en ontevredenheid hun vrouwen met dubbele zorg bezwaren? En nog moeilijker wordt het, wanneer de grootere kinderen, die klaar staan voor 't leven, die hunkeren naar een vaste taak, een geregelde werkgelegenheid, met werk loosheid krijgen te kampen. Dal maakt hun opvoeding zoo ontztlend moeilijk. Immers: .Arbeid is de vreugde der sterken?" Geen wonder dan, dut wanneer de ar beid gemist wordt langzaam (mis schien!) maar toch: zeker(I) deze vreug de verandert in mismoedigheid, vaak ook ontevredenheid. En wat te denken van de „zwakke n", die door geregelde arbeid juist „s t e r k" zouden kunnen worden? Voor hen komt de prikkel, die hen zoo zou kunnen helpen op den goeden weg, veel te laat, of, nooit. Lediggang is immers eon onberekenbare schade voor het geestelijk bestaan van elk mensch? En 't is zoo diep teleurstellend, als men voor een bejiaald beroep geleerd heeft, omdat men dal graag zou willen uitoefenen en men dan ten slotle tot de conclusie komt: Maar wat heb ik eigenlijk gedaan? Niemand heeft me immers noodig? Wat is het dan voor menige moeder moeilijk, om er de moed in te houden bi) haar kinderen. Om hen te wijzen op het groote doel, waartoe toch ieders leven be stemd, en waarop ieders leven aangelegd is- Om te trachten, hen toch nog te doen ge looven, dat ook zij een nuttige plaats inne men, hoe en waar dan ook, en al zien ze zeil niet, waarom en waartoe. Neen. met de werkloosheid zélf, heeft do huismoeder in 't algemeen niet te kampen. Meestal werkt ze zoolang, of nog langer, dan het dag is. Ook in dit opzicht is het, zooals 't vaak uitgedrukt wordt: „ongelij'. verdeeld in de wereld". Maar wanneer bij al dat huiselijke werk nog komen de nijpende geldzor"»n, een las tig humeur of drukkende moedeloosheid van vader, of misschien beter in sommige gevallen: en b oo n d i e n moeilijk heden met bijna volwassen of opgroeiende jongens en meisjes zonder werk. dan wordt het een berg vei zore»n. waar menigeen niet meer over heen kan zien. Dan voelt men liet in verdubbelde mate, hoe moeilijk het is, „vrouw" te zijn .zooals het inoet! Want immers: al kan de vader hier tot groo te steun zijn, toch heeft de moeder meestal ook over haar groote kinderen de grootste zorgen, en ze wil trachten, hun vertrouwen te behouden en hun leed méé te helpen dra gen, zoodat ze met hun moeilijkheden bij haar blijven komen en zich niet opsluiten in verbittering tegen hun lot. Gelukkig, dat hierin ook weer geen enkele moeder alleen «taat. Gelukkig, dat er in deze nooden en zorgen altijd uitkomst is, al zien wij die soms nog in de versie verte niet! Beste Meisjes en Jongens! Terwijl ik aan jullie begin te schrijven a- ik buiten een strakblauwe lucht en een vroolijk zonnetje, terwijl m'n voeten een bedenkelijke temperatuur hebben, die er op wijst, da' het nu niet bepaald warm is huiten. En Jat alles brengt me weer te binnen al jullie verzuchtingen, als: „ik wou maar, dat het nog eens ging vriezen I", „hè, Tante, zou er nu heelemaal geen ijs meer komen?", en: „Hoopt u ook, dut wc nog ki nncu rijden?" Eu dan antwoord ik: „Ja, 'k zou 't best. leuk vinden, als er een weekje ijs kwam. Niet te lang, want jullie weet, dat strenge kou zware zorgen met zich brengen kan. Maar een poosjenou, fijn, hoor! En 't begint er h°usch een beetje op te lijken. Vandaag tenminste. De barometer gaat vooruit Maar, oob: misschien moet jullie alle maal wel lachen, als je dit leest! Misschien regent het dan, dat het gietl Dus: we zullen maar rustig afwachten. En niet voor onze beurt praten. TAch hoop ik, dat jullie nog wat ijspret zult krijgen! Briefjes heb ik nog niet ontvangen, maar die zullen nog wel komen, 't Is nog lang geen tijd, dus jullie zult nog wel druk be zig zijn. 't Was de vorige keer denk ik wel '•en teleurstelling, dat niemand een prijs had. Maar ik kan toch geen prijs geven voor werk, dat niet goed is hè? Ën als ik daaraan bwonnen was, dan har] ik een hoeie rij prijsjes moeten geven, want een hfe! stelletje van jullie had 3 h 4 goede oplossingen. Daarom vond ik het het eer- Ihkst. néén van allen een prijs te geven. Maar k zal het goed onthouden: als we dan weer eens een wedstrijd hebben, kunnen er nog eens een paar extra troost' prnsjos op overschieten. k floop, dat jullie dit keer frelukkiffer J zult zijn. En 'k ben al weer aan 't zoeken. naar een geschikt stelletje nieuwe raadsels. Misschien de eerstvolgende keer eens vijf, die door jullie zelf ingezonden zijn. 'k Hoop verder, dat jullie een prettige week wacht, en da* ik weer voel nieuws vau jullie al'en zal krijgen te lezen. Met hartelijk» groeten, Jullie TANTE TINE OPGERUIMDHEID Prut'len, pruilen, kniezen, klagen, Donker kijken, neen! dat nooit 't Meest zai men elkaar behagen, Als t gelaat zich lachend plooit. IK KAN NIETI? „Ik kan niet," zegt de trage En daarom kan hij niet! 't Geoft altijd hem verdriet. „Ik kan niet" zegt de trage En da.Arom kan hij niet „Ik kan wèli" denkt de vlugge En daarom kan hij wèli 't Gaat alles goed en snel. Ik kan wei! denkt de vlugge En daarom kan hij wèli DE SPREKENDE HOND Op zekeren dag kwam een heer met een hond een restaurant binnen en bestelde een broodje met worst. 1 Zijn hond ging naast het tafeltje zitten en keek met. begeerige oogen naar zijn baas. Maar deze schéén niét van plan, hem tets te geven. Plotseling klonk het uit de bek van de hond: „Krijg ik niemendal vandaag?" „Daar heb je wat!", antwoordde zijn meester en wierp hem een velletje toe. Iedereen keek verbaasd op. „Dank u wel", zegt de hond. Iemand uit het gezelschap wensehte bier op vurig de hond te koopen, die zoo won derlijk goed spreken kon. „Verkoop me niet, smeek ik zeide de hond. Maar hierdoor werd juist het verlangen van den koo|>er nog grooter. Hij begon steeds meer te bieden. Eindelijk werd men het eens over de prijs. De gelukkig» kooi»er bindt hel dier vast. Maar dnt sprinet np en spreekt tot iedere schrik: „Nu spreek ik verder geen woord meer." Mot was de buikspreker verdwenen! Sür»

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1936 | | pagina 3