VOOR VROUW EN KIND 36 jukken ;en maas- en scheldebode zaterdag 25 januari 1936 beginsel der teekenen de kunst in nood 1TEN KERK EN SCHOOL arbeiders-be schreven lag werd be- we aanluppe- vanwege de gehouden in n den Dorps- iging uit den Boelaars, met ub uit Grede. looi een goed een gezellige T, 9 Januari. het volgende roorbaat mijn van 8 Jan. Ier de d r i e- grijpelijk en en zeker re- ir anderen is dend. Wij er uit naar uist door de le steun niet verschil is eorganiseerd, rekkende gulden af rekt, dan de illioenen laat Dok bij de eker de drie- de gesalari- een organi- 25.000, er 10 ifdbestuurder it zijn een n met hooge p den arbei- gen vermin aal. Weet hij tie der jonge den jaar bij aid in ronde Dat er door )ec. ,934—30 zend ruiden, ian juist niet i g era-neer worden der wat staat in in saamiioo- én banier, teeling, G. rneraer van it is voorne- lanuari en 6 i afslag, bei hotel „Hob- openbaar te tievelijk aan te Ooltgens- e Tuinstraat, ;ctie A num- omschreven heer Willem ensplaat. ari 1936. ri d.a.v., tel- 41 Veen te n den heer m erven aan en de helft den Boezem 1 J. Drooger. erf aan de r M. G. van erf aan den ISPELEN. or den heer rp, voor het Tije cultuur Ouddorp in eweg, groot net in pacht k. Inschrij- ïgeleverd tot kantore van 1936. ri d.a.v. tel- an Veen te den heer n erven aan en de helft den Boezem J. Drooger, n de Nieuw- M. G. van erf aan den 1 ISPELEN. s Lang'iout. an der Wal Ouddorp er Overwoei Leesdienst avonds Ds De Kleyne l>s Verkerk van Asch Schnafsma Ds Zeilstra )s Reenders Ds Laman enst t.eesdionst 's avonds ITE s u. en 6 n. icnsf VOORDE ZONDAG Dit beginsel der teekenen heeft Jezus gedaan te Kana in Galilea. en heeft zijne heerlijkheid ge openbaard; en zijne discipelen geloofden in hem. Johannes 2:11. Jezus heeft, naar het herhaald getui genis van Johannes, vele teekenen gedaan. Zelfs in het 20e hoofdstuk van zijn Evangelie, waarmee hij het aanvan kelijk heeft besloten, zegt hij nog, dat Jezus vel<> andere teekenen in de tegenwoordigheid zijner discipelen ge daan heeft, die niet zijn geschreven in dit boek. Het eerste van al die teekenen heeft Jezus gedaan op de bruiloft te Kana in Galilea. Dit teeken greep plaats korten tijd nadat hij zijn eerste discipelen ge wonnen had. Met bijzondere nauwkeurigheid ver haalt Johannes ons den tijd van dit eersten teeken. Het was op den derden dag, nadat Jezus met de eerste vijf dis cipelen, die in het eerste hoofdstuk ver meld worden, van den Jordaan was teruggekeerd naar Galilea. Zij hebben Johannes den Dooper verlaten, en zijn Jezus gevolgd. Het moet reeds aanstonds op deze vijf mannen bijzonder indruk gemaakt heb ben, dat Jezus zich liet vinden op een bruiloft. Johannes de Dooper kwam niet op bruiloften. Hij was de stem des roependen in de w o e s t ij n. Hij leefde van sprinkhanen en wilden honig, en droeg een kemelsharen mantel. Maar Jezus laat zich vinden onder de menschen. Johannes laat de menschen tot zich komen. Maar Jezus zoekt de menschen op. Johannes heeft tot taak de boetbazuin te doen hooren, en het mem schelijk leven in zijn zondigheid te ont dekken. Opdat zij zoo tot Jezus de toe vlucht nemen. Jezus zelf is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Niet opdat hij de wereld veroordeelen zou. maar opdat de wereld door hem zou be houden word'en. Nog sterker spreekt het karakter van dit eerste teeken: Jezus heeft het water tot w ij n gemaakt. En dat niet een weinig, maar buitengewoon veel. Het waren zes steenen watervaten vol, en elk vat had een inhoud van twee of drie metreten. Een metreet mat ten minste 38 liter, of iets meer. Dat geeft dus totaal ongeveer 6 hectoliter, van den besten wijn. Voor de discipelen, die eerst bij Jo hannes waren geweest, den man, die noch brood at noch wijn dronk, een groote verandering. Nog afgezien van de omstandigheid, dat deze krachtige Gods gezant wel predikte, maar geen teekenen deed (Joh. 10:41). Wel terecht wijst ons huwelijksformu lier er op, dat onze Heere Jezus den huwelijken staat zoo hoog geëerd heeft te Kana door zijn tegenwoordigheid, giften, en wonderteekenen. Metter daad dit was een rijk geschenk. Toch leidt het Schriftverhaal uw ge dachten ergens anders heen. En de dis cipelen. met name Johannes zelf, hebben het ook verstaan. Het was hier niet te doen om dien overvloed van wijn. maar om de betooning van Jezus' heerlijk heid. Zelfs bij het wonder als zoodanig moet ge niet blijven staan. Want het wonder bedoelt altijd te zijn een teeken. Het wonder op zichzelf ver baast u. Maar als het bij die verbazing blijft, komt ge niet tot het doel, dat het wonderteeken beoogt. Het wonder heeft iets te zeggen. Het is tegelijk een teeken. Een teeken bij het Woord. Een teeken, waarin de waarachtigheid van het Woord blijkt, en waardoor de inhoud van dat Woord als met de handen getast wordt. Vandaar, dat het verhaal ook besluit met de woorden: Dit beginsel der tee kenen heeft Jezus gedaan te Kana ir Galilea. en heeft zijn heerlijkheid geopenbaard; en zijn discipelen geloof- d e n in hem. Het is die heerlijkheid, waarvan het in Joh. 1 14 heet: Het Woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aan schouwd, een heerlijkheid als des Eenig- geborenen van den Vader. Die heerlijk- beid breekt in dit eerste teeken aanvan kelijk door. En terwijl de hofmeester, die het oppertoezicht heeft over de bediening der gasten, den bruidegom meent te moeten prijzen, omdat hij het beste tot het laatste heeft bewaard, heeft het voor de discipelen een geheel ander gevolg: zij g el o oven in Jezus. D.w.z hun geloof in hem wordt versterkt en bevestigd. Het wonder te Kana had een ander en hooger doel dan verhooging van de feestvreugde of de hulp aan den brui degom in zijn verlegenheid. Als Maria Jezus zegt, dat zij geen wijn hebben, dan rukt Jezus zich los: Vrouw, wat heb ik met u te doen? Mijn uur is nog niet ge komen. In dat zeggen van Maria moet ge niet zoeken een aansporing aan Jezus om een wonder te verrichten: Jezus had toch nog nimmer een wonder gedaan. Het is slechts een vertrouwelijke opmerking, waarin medelijden spreekt met den gast heer, en waardoor ze Jezus hoogstens om raad bedoelt te vragen. Maar op Jezus zelf maakt dit zeggen van Maria een anderen indruk. Het is alsof hier weer dezelfde stem spreekt ais in de woestijn: Zeg, dat deze steen brood worde. En dat mocht niet. Zal ezus zich hier betoonen een nelper in verlegenheid, dan moet het niet c.p aan sporing van een mensch, maar op bevel van zijn Vader in de hemelen. Zoo alleen treft dit eerste teeken doel, en wijst het door den overstelpenden overvloed van den edelsten drank naar de hemelsche zaligheid en heerlijk heid, waarover Jezus de beschikking heeft. Juist zooals al zijn wonderen heen- wijzen naar de volkomen overwinning van zonde en ellende, die hij gaat be halen. Wat bij dit eerste teeken alleen bij zonder opvalt is, dat het hier niet geldt een redding uit gevaar, of genezing van krankheid, zelfs niet het stillen van den honger, maar het verhelpen van een betrekkelijk geringe ongelegenheid. Maar juist daardoor doet Jezus zich kennen als de volkomen Zaligmaker die gekomen is opdat de zijnen het leven hebben, maar ook overvloed hebben (Joh. 10: 10). Zoo wijst dit eerste teeken heen naar een door niets gestoorde hemelsche vreugde en zaligheid, die van hem is t' wachten. En de discipelen hebben dit gevat, en in hem geloofd. Dit laatste is voor hen de b 1 ij v e n d e winst van dit eerste teeken. Ze hebben kort daarna met Jezus Kana verlaten, en zijn afgegaan naar Kapernaüm. Wat er met dien wijn verder gebeurd is, komt er niet op aan. Wel, dat zij door he geloof aan Jezus hebben vastgehouden Daarom kunnen zij straks gaan, air Jezus hen uitzendt zonder buidel en zon der male. Daarom gaat hun geloof niet verloren, als ze eenmaal Jezus' heerlijk heid zien ondergaan in het lijden des doods. Dat geloof blijft hun bij, ook als de bruidegom van hun weggenomen wordt, en ze zullen vasten, en klagelijk weenen terwijl de wereld zich verblijdt. Door dit geloof beërven al de zijnen eens zijn zaligheid en heerlijkheid. NED. HERV. KERK Beroepen: Te Hoogmade, J. H. Vrie- link, cand. te Dalen. Te Benschop, P Bouw te Melissant. Te Koolwijk, J. H. Koster te Montfoort. Te Middelharnis, H. A. de Geus te De Bilt. Bedankt: Voor Katwijk aan Zee, J. P. E. C. Eerhard te Hillegom. CHR. GEREF. KERK Beroepen: Te Doezum, M. vv. Nieu- wenhuijzen te Franeker. OUD-GEREF. GEM. Aangenomen: Naar Oostburg, C. v. d Gruiter te Vlissingen. HERST. EV. LUTH. KERK Tweetal: Te Den Helder, prop. W. J. F. Meiners te Amsterdam en Ds. P. Neideck te Amsterdam. BELG. ZENDINGSKERK Beroepen: Te Antwerpen, J. Homan te Brussel. VOOR OUDEN VAN DAGEN Het woord van een 78-jarige Dr. J. H. Gunning J.Hz., die Donderdag j.l. 78 jaar werd schrijtt in Pniël tweemaal 6 goede wenken voor ouden van dagen. Zes, hoe zij niet mogen, zes, hoe zij wel moeten zijn. Een uit de tweede reeks (en de ge- loofsmoedige grijsaard sluit zichzelf erbij in) luidt: ,Wij moeten een baken in zee zijn dat de haven aanwijst. Ach, er zijn waarlijk genoeg wrakken van gestrande schepen, mis lukte, teleurgestelde, verbitterde, wanhopige menschen. De wereld is er vol van en ze zijn voor anderen tot zulk een ontmoedigende, verwarrende, verbijsterende uitwerking. Nu is het zoo heerlijk als er oude menschen zijn, die in rustig blijmoedig vertrouwen van de eeuwige trouw des Hoeren getuigen en die heenwijzen naar het Vaderhuis, dat voor allen openstaat, die den Heiland der wereld te voet vallen, die voor leven en ster-ven geen anderen pleitgrond kennen en begeeren dan het reinigend zoenbloed van Golgotha. O oude menschen, die dit leest, maakt dit tot uw dagelijksch gebed en uw onafgebro ken begeerte: mocht ik voor anderen tot zegen zijn! Mocht mijn levensavond gelijken op een vredig morgenrood, dat een schoonen, heerlijken dag vol zonneschijn doet ver wachten, mocht ik toch maar vast staan in het geloof, opdat anderen bij mij nieuwe moed leeren vatten voor hun strijd en be proeving! Mocht ik de kracht van mijn Hei land toch maar meer openbaren en laten uitschijnen in deze donkere wereld! Een baken in zee te zijn, een lichtboei, die ande ren waarschuwt en voorthelpt op den moei lijken en zwaren tocht naar de Haven. Een levend getuige van Christus. Ach, wat kun nen wij vuriger voor onszelf en voor elkan der begeeren?" Prof. Dr. L. BOUMAN Naar wij vernemen is de toestand van Prof. Dr. L. Bonman, hoogleeraar in de psy chiatrie en neurologie aan de Rijksuniversi teit te Utrecht, in zoodanige mate ver ergerd, dat van zeer ernstig gesproken kan worden. CHR. GEREF. KERKEN IN N.-AMERIKA Gen. Synode in 't voorjaar Ook voor de Chr. Geref. Kerken in de Ver. Staten is dit jaar een Synodejaar; in het voorjaar zal de Gen. Synode te Grand- Rapids bijeen komen. Volgens de (Atnerik.) Wachter staan er gewichtige zaken op de agenda, o.a.: het doopen van aangenomen, onbekende kinderen; revisie der zendings orde; organisatie der kerken in China; de kwestie van herstelling van lidmaatschap gescheidenen (divorce question); plan voor het onderhoud van geëmeriteerden; vereffe ning van schuld bij de verschillende kerke lijke fondsen door gemeenten en classes, enz. OFFERVAARDIGHEID Als een bewijs van de in deze moeilijke tijden nog groote offervaardigheid in de Ned. Hervormde gemeente te Utrecht kan dienen, dat blijkens een bericht in het Utrechtsch Predikbeurenblad in 1935 in dat blad aan bijzondere giften voor kerkelijke doeleinden (giften voor de wijkvereenigin- gen, opbrengst der collectes aan de uitgan gen der kerken, offerblokken-opbrengst, Een bede om hulp voor noodlijdende kunstenaars Radio-rede van Prinses Juliana Dinsdagavond heeft H. K. II. Prinses Juliana een radiorede gehouden ten bate van het Comité „De Kunst in Nood", waarin zij een beroep deed op ons gansehe volk om onze noodlijden de kunstenaars te helpen- Prinses Juliana wees er op hoe ons land zijn roem voor een groot deel dankt aan ac schilderkunst. lint zou een ondraaglijke ge dachte zijn wanneer onze schilderkunst door nood en ontberingen zou worden ge schaad en onze kunstenaars hun ondergang moesten tegemoet zien. Reeds veel is ondernomen tot steun aan deze noodlijdenden. liet Comité „De Kunst in Nood" le 's-Gravonhage heeft reeds ge durende drie jaar de aandacht gevestigd op den ernstigen toestand van vele kunste naars. En talloozon waren bereid tot offers. Aanzienlijke geldsommen konden ter be schikking worden gesteld. Maar de nood gaat voortl Het Comité „De Kunst in Nood" is ge wend de kunstenaars Ie steunen door mid del van aankoop hunner werken. Zoodoen de heeft dit comité een rijk bezit aan schil derijen. grafische kunst en beeldhouwwer ken verworven. Thans wil het comité deze groote en belangrijke kunstcollectie ver spreiden, en wel in den vorm van een ver- loling. Daardoor zal liet mogelijk zijn, dat uiterst belangwekkende en kostbare kunst werken in liet bezit komen van velen, die anders nooit in de mogelijkheid zouden zijn, zich zulk een kunstbezit aan te schaf fen Hiermee bereikt het comité tevens, dat liet zijn kunstcollectie onder ons vo'.k brengt, waarhii allen er een gelijke kans op hebben. En daardoor verkrijgt men weer yiciiue gelden, waarmee liet comité zijn ar beid kan voortzetten, tot hij tijd en wijle an deren die taak blijvend zullen hebben over genomen. Mijn Moeder, aldus ging de Prinses voort, heeft op verzoek van het comité „De Kunst in Nood" twee schilderijen van haar hand beschikbaar gesteld tor reproductie in kleu ren. Het vèrvaurdigen van deze kleuren drukken is een buitengewoon zorgvuldig en nauwkeurig werk geweest, een werk, dat men in Nederland zeer goed verstaat, zooais wij hebben kunnen constateeren. Deze kleurenreproducties zijn verschenen als even zoovele premies, ten behoeve van de nieuwe steunactie, die het Comité thans ondernomen heeft. Een dringend beroep deed de Prinses ten slotte op alle landgenooten om Jeze aetie te steunen door liet storten van één of meer malen f 1.10 op hot gironummer \un Van Ilobokcns Dank te 's-Gruveuhage: 81726 De Minister-President terug De Minister-president en Mevrouw Colijn, die naar men weet cenige. weken in liet Zuiden van Frankrijk hebben vertoefd zijn Dinsdagmiddag met den Pullman-trein uit Parijs in Den Ilaag teruggekeerd. Het overlijden van koning George Deelneming van H. M. de Koningin II. M. de Koningin heeft telegrafisch Haar deelneming betuigd aan de Koningin van Engeland en eveneens aan den Koning naar aanleiding van het overlijden van zijn vader. Koning George V. Dr. Euwe onderscheiden extra schenkingen voor de diaconie, giften voor de zending enz.), in totaal is vermeld een som van 112.619. Preeken in de Ned. taal weer toegelaten Naar de N. Prov. Gron. Crt. vernam, Is het verbod tot preeken in het Nederlandsch voor de Geref. kerken van Bentheim en Oost-Friesland reeds weer ingetrokken. Na de lezing, welke dr. Max Euwe Maan dagavond te Delft heeft gehouden, heeft de Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen, prof. dr. J. R. Slotemakcr de Bruine, het woord gevoerd en medegedeeld, dat het. H. M* de Koningin behaagd heeft dr. Max Einve te benoemen tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Onder daverend ap plaus spelde do Minister den wereldkam pioen schaken het eeremetaal op de borst. Deze maand is het 23 jaar geleden, dat Dr ff. Colijn voor de eerste maal benoemd werd tot ministervan oorlog. Naar aanleiding hiervan een bijna historische foto van Dr Colijn, toen hij als tweede luitenant met een detachement kolonialen naar lndië vertrokhetgeen nu 42 jaar geleden is. Luitenant Colijn bij zijn vertrek, in het midden zittend tusschen het detachement. Links naast hem kapitein van Swieten, thans gepensoverste en nog penningmeester van de Burgerwacht te s-Gravenhage VOOR DE VROUW KINDERFEESTEN .„Afstand maakt menschen groot en bergen blauw". Dit Deensche spreekwoord, dat we onlangs lazen, is tocili buitengewoon rijk aan be teeken is. Afstand maakt borgen blauwVan „liooren zeggen" of uit eigen ervaring, weten we dat allen. En we welen dus ook, dat hier met afstand een ruimte-verhouding be doeld is. Terwijl in tegenstelling hiermee ten op zichte van de menschen meer aan t-ijds-af- 6tand gedacht moet worden. Menschen uit het verleden kunnen zoo ontzaglijk groot lijken ten opzichte van ons, die nu loven. Ze schijnen meermalen van eon begaafdheid, die nu niet meer denkbaar is. En toch met ai hun groote deugden zijn ze mensehen geweest van gelijke bewe ging als wij. Alleen de groote afstano tus- sohen hen en ons, doet hen ons boven natuurlijk groot voorkomen. Zoo is het ook met bepaalde daden uit vroeger tijd, die nog schitteren kunnen wegens huil grootsch- heid met duurzame glans, ofschoon ze lang reeds voorbij, en zooals altijd toch ook gebrekkig en onvolmaakt zijn geweest. Al weer: de lange tijdruimte die sinds verliep omgeeft die daden als met lichtende stralen krans. Nu is dit op zichzelf niet erg. 't Is een al gemeen verschijnsel, waaraan ieder onder worpen is. Gevaarlijk echter wordt dit verschijn sel, wanneer we onze eigen vroegere daden als zoo grootsch gaan zien. Wanneer we ejgen vroeger leven als bijzonder prij zenswaardig en loffelijk gaan beschouwen. Er zijn menschen, die altijd graag ovei vroeger tijd spreken. Hiermee zijn niet be doeld de bejaarden, bij wie dit een zuiver zielkundig verschijnsel is, aangezien het te genwoordige leven voor lien te druk, te in gewikkeld is om te volgen, terwijl daardoor juist liet vroegere voor hun geest herleeft,. Neen, hiertoe rekenen we hen, die wegens leeftijd ingedeeld kunnen worden bij „men schen, in de kracht van 't leven". Want bij hen is dit geuren met het verleden een be denkelijk verschijnsel. Want 't tegenwoordige is niet altijd rozen geur en maneschijn. Ieder heeft zoo z'n kruis z'n dageliiksche hindernissen, of wel: z'n graotere teleurstellingen. En nu kan het gebeuren, dat men het biiadeï zonnige en aangename „heden" tracht te doen wegvallen tegenover een stra lend verleden, dat geweldig geïdealiseerd en verheerlijkt wordt, waarvan in gedachten al het o nvolmaakte worat vergoten en weg geredeneerd, zoodat alleen het goede blijft en op die wijze een onzuiver herinnerings beeld wordt bewaard. Dit is gevaarlijk om meer dan één reden. Ten eerste loopt men op die wijze kans, zichzelf te gaan overschatten; immers: ging vroeger alles niet schitterend? En als ge volg begint men eeuigszins neiging te krij gen tot een zich „miskend" gevoelen. In de tweede plaats levert zulk oen idea liseeren van liet verleden gevaar op voor oe gemoedsrust in het heden. Het maakt inoe deloos en ontevreden. Daarom moeten we altijd trachten scherp en nuchter de werkelijkheid te zien. Dat is wel vaak moeilijk. Maar tóch heilzaam. Een rechte waardeering van 't goede, dat we allen toch elke dag nog on dervinden, naast een eerlijke erkenning van de onvolmaaktheden, die „vroeger" ons le ven even goen overschaduwden, maakt ons evenwichtig en sterk. Is het dan altijd verkeerd, terug te donken aan dierbare herinneringen van vroeger dagen? 't Spreekt wel vanzelf, dat hiervan geen sprake is. Herinneringen aan vroegere vreugde kunnen ons leven koesteren, kun nen ons tot een wapen strekken in de strijd tegen de moeiten van 't heden. En zoo één vroegere blijheid ons van blij vende waarde kan zijn, dan is het wei: de onbezorgde blijheid van onze jeugd. Werke lijk: een zonnige, onbezorgde jeugd kan heel veel goede invloed uitoefenen op bet vol gend leven. „Wat in de kinderjaren, Het harte boeit en tooit, Blijft eeuwig in 't geheugen, En men vergeet het nooit!" zong eens Virginie LoveLing in haar „Lied je mijner kindsheid". En wat hiervan waar is, weet elk, die het geluk heeft gekend van een blijde jeugd. Daarom ligt liier een roeping voor iede re moeder, in 't algemeen voor élke opvoe der. Laten allen trachten hun kinaeren dat geluk te schenken, zooveel als in hun ver mogen is. Want herinneringen aan vroolijke feesten, gezellige avonden, prettige uurtjes, blijven ons als volwassenen altijd bij. „Och", zullen velen klagen, „dat is al weer een stukje fraaie theorie. De praktijk is wel anders.' Daar gaat liet er om, nog zoo'n klein beclje 't hoofd hoven water le houden, nog zoo ongeveer rond te komen. Waar moe ten we dan die feestjes, die avondjes en die prettige uurtjes vandaan halen?" En er ligt veel waars in deze tegenwer ping. De tijJ is er niet naar, om zieti ex- tra'tjes op dit gebiea te veroorloven. En de stemming is dikwijls zoo weinig boven 't nulpunt der moedeloosheid, dat aan warme, liefdevolle onderlinge omgang in het gezin soms ook bedenkelijk veel ontbreekt. Maar tochzou dat ook anders kunnen? Een beetje anders misschien? Om maar met liet laatste te beginnen: die stemming, is oie altijd wel gerechtvaardigd? Mag men vanwege materieole tegenspoed al is ze moeilijk te dragen zóó in de put zitten als sommigen? Moet men toegeven aan moedeloosheid? Mag men dat doen? Voorop moet gesteld, dat 'tons allen over komt. Maar, dat neemt niet weg, dat we ons toch wel eens af mogen vragen: Iloort dat nu zoo? Zoolang ernstige ziekte of erger ons huis gezin en familieloven nog met rust laten, is er dan reden tot altijd-klagen en somber kijken? Helpt dai iets? Dat weten we, elk voor zichzelf, wel heter. Nooit zijn we zwakker, dan wanneer de moed ons begeeft! En daarom: laten we eens probeeren, wat vroolijker te zijn. Do zonzijde der dingen te zien. Menigeen geniet weinig, omdat hij z'n oogen gesloten lioudt voor de kleinigheden, die ons toch zoo dage lijks bemoedigen en opvroolijken kunnen. En dan liet andere. De mógelijkheid tot prettige uurtjes, gezellige feestjes. Misschien ontbreekt die in enkele gevallen volkomen. Dan kan men daar ook niets aan doen. En wie van qc bcler-bedeelden zulke gezinnon in z'n omgeving kent, zal zichzelf en ande ren vreugde bereiden, door eens aan zulke moeders de gelegenheid te geven, haar kin deren te verrassen met iets prettigs, in welke vorm dan ook. Maar gelukkig is 't in het moereudecl on zer gezinnen nog niet zóó treurig gesteld. Men m o e n t wel, geen gelegenheid en geld te bezitten, om voor de kinderen eens zoo iets extra's op touw te zotten, maar dat is liet gevolg van een verkeerde zienswijze. In de eerste plaats houdt men veel te strak vast aan de opvatting, dat voor zulke dingen veel géld noodig is. „.Zonder geld doe je niks" is de bittere klacht van velen. En bovendien ziet men niet de moge lijkheden en gelegenheden, die als vanzelf aanleiding kunnen zijn tot feest, in welke vorm dan ook. We vragen ons af: Is het waar, dat overal „gola" de hoofdrol spoelt, en dus alles he li eerscht? En we hebben reden, dat sterk te betwij felen. Een feest hoeft niet altijd te bestaan in snoepen, in lékker eten en d r i u k e fi. Evenmin in veel krijgen. Dat zijn juist, bijkomstige elementen, die vaak maar zeer ten onrechte voor de hoofdzaak wor den aangczicnl Feestdat is gezelligheid. Dat is: een blijde, liefdevolle sfeer, een opgewekte toon, oen zich vrijwillig geven voor anderen, een zich moeile getroosten, om de kinderen te verrassen, waarmoe dan ook „Een kinderhand is gauw gevuld" luidt een bekende zegswijze. Helaas wordt dit ge zegde echter dikwijls misbruikt om op die wijze zicli als 't ware „van de kinderen af te maken". Maar toch is liet daarom niet minder waar. Heusch, kinderen zijn niet zoo veeleischend. Wél worden ze het vaak ge- miiiikt Maar: men moot dan beginnen, met te zorgen, dat de kinderen: „niet veel gewend" zijn. Soberheid is eerste voorwaarde. In 't gewone dagelijksche leven is eenvoud geboden. Eu wie zich daaraan houdt kan van bijna elke kleinigheid al een feest ma- keil voor z'n kinderen. Wanneer de kinderen gewoon zijn, elke dag verwend te worden met „boterhammon met-wat-er-op", elke dag de noodige (of overbodige?) snoepjes te krijgen plus nog wat noodlottige snoepcenten, wanneer ze niet beter weten of ,,'t hóórt zoo" dan heeft men werkelijke kapitaaltjes noodig voor extra-feestjes. Dan eisclit een verjaardag minstens taartjes en rijen cadeaux, dan kan Sinter klaas nooit genoegen brengen, en gaan de kinderen steeds onbevredigd naar bed, hoe moeder zich op dergelijke hoogtijdagen ook uitslooft. Maar wanneer de „boterham-met-boter- allecn" geen vreemde is, en snoepen wordt voorkomen en tegengegaan, wat heeft men dan al geen gelegenheden, om 't voor de kinderen „feest" te maken! Terwijl boven dien door woorden, maar vooral door e ig e n voorbeeld de kinderen ingeprent dient te worden, dat geven oneindig veel rijker maakt dan ontvangen. Dan kan een zak met „kaakjes" om „uit te aeelen" op school een jarige minstens even blij maken als een mooie pop of een keurige meccano-doos, De verrukkelijke rijkdom van 't belioer over zoo'n heerlijke zak, de geweldige voldoe ning bij 't zien van de verlangende oogen der mede-scholieren, die vlassen op zoo'n „lekker" koekje.... dat blijven lichtpun ten in 't kinderleven. En ze stralen niet minder dan de vreugde over wat ze zélf ontvangen hebben. Bovendien: er zijn nog genoeg feestelijke dingen te beoenken, die ii i et s kosten dan zich „géven" aan de kinderen. Welk kina houdt niet van zingen, van vertellen, van spelletjes doen? De meeste kinderen vinden 't juist zoo lijn, als Moeder zicli met hen bemoeit, hen begrijpt in hun fantasie, hun nieuwe spelletjes leert. Natuurlijk is „de drukte", liet „gelirek-aan- lijd" hier weer een dreigende wolk. Maar zoo goed als voor iets anders dient voor deze dingen toch óók tijd gen ómen te worden. Een moeder zei eens: „Ik heb geen tijd. me met m'n kinderen bezig te- houden". Y\ aarop zo van een hekend opvoeder ten antwoord kreeg: „Juist andersom! U hebt geen tijd, 0111 L'w kinderen ondeugend te laten zijn!" Is dat niet waar? Ondeugende, lastige kinderen, die kosten tijd, enbederven onze stemming. Maar tevreden, gehoorzame, blijde kinderen kosten veel minder tijd Daarom moeten we trachten, die te krijgen' Ell daartoe is het af en toe extra blij-makeii van groote waarde, voor nu en later. Over het hoe speciaal betreffende de spelletjes een volgende koer naar we hopen, nog iets meer. (Wordt vervolgd). VOOR DE JEUGD Beste Nichtjes en Neefjes. Even wil ik je vertellen, dat jullie al weer fijn op weg zijn. in'n hoop op „van élk een briefje" in vervulling te doen gaan. 'k Heb al weer een heele voorraad hoor! Gezellig! De rost zal nog wel komen. Want jullie hebt de tijd nog! Veel succes niet de raadsels, 'k Hoop, dat je ze kuilt vinden. Met hartelijke groeten en de beste wenschen voor jullie allemaal eindig ik nu weer. Want 'k heb nog iets anders voor jullie. Zie zelf maar. Daaagü TANTE TIN'E. DE BLINDE Een oude man, die een sommetje geld be zat, werd blind. Hij vertrouwde zijn kleine schat aan geen anderen toe, en wilde die dus zelf bewaren. Toch vreesde hij tegelij kertijd, dat men misbruik van zijn blind heid maken en hem bestelen zou. Hij be sloot dus, zijn geld te leggen op twee ver schillende plaatsen, \vaar men het niet licht zoeken zou. De eene helft begroef hij 's avonds in een hoek van zijn tuin. Maar zijn buurman, een slecht mensch, had bij het maanlicht den blinde gadegeslagen en alles gezien. Een uurtje later sloop hij de tuin in en nam het geld weg. Een paar dagen daama onderzocht de blinde, oi zijn begraven geld nog aanwezig was, maar hij vond het niet moer. Onmidriel lijk verdacht hij ziju huurman yaa de dief stal, aangezien deze als een oneerlijk mensch bekend stond. Hoe bedroefd hij ook om zijn gemis was: hij besloot zicli goed te houden. Heel bedaard ging hij naar don dief en zei: „Buurman, ik kom hij u 0111 raad. Ik heli wal geld en wil dat op een veilige plek bewaren. De eene helft heb ik al in mijn tuin verborgen, maar nu weet ik uiet, waar ik de andere helft leggen zal. Wat zoudt gij er \an denken?" „Hebt ge de eene helft in uw tuin begra ven?" zei de buurman. „Wel, dat lijkt me een uitstekend plekje; nergens kan liet gold veiliger liggen. Ik raad u aan, het overige geld er hij te leggen'. „Zoö, vindt ge, dat liet geld daar veilig geborgen is? Ja, ik geloof het ook wel. ik zal maar doen wat ge zegt, huurman! Ik dunk-u wol voor uw raad". De buurman dacht: „Vanavond zal ik gauw liet geld op z'n plaats terugbrengen, eer de blinde het mist. Hoeft hij het overige er hij gelegd, dan neem ik later alles weg!" Zoo gezegd, 7.00 gedaan. De blinde voixd 's avonds zijn geld in de tuin terug, en nam dit nu natuurlijk mee naar huis. Toen 'aier de huurman kwam, om alles weg te halen, vond hij niets Enkele dagen later, toen de blinde den buurman in diens tuin hoorde, riep hij hem toe: „Een blind mensch ziet somtijds toe!) nog scherper dan een ander met twee go- zonde oogen, nietwaar, buurman?" SNEDIG ANTWOORD VAN KLEIN-JAN Klein-Jan zat op een stoep, in regen wind en kou, Te wachten in do hoop. dat iemand komen zou, Die grooter was dan hij om aan de hel te trekken,- Want hij was zeer bevreesd, z'11 arm uit 't lid te rekken, t Geval wil, dat er juidt een kerel komt voorbij, Die voor het minst wel drie voet langer is dan hij. Klein-Jan vraagt heel beleefd: „Vriend, wilt ge even bellen? Ge zoudt 111e genoegen doen!" „O, dat zijn bagatellen", Zegt de ander en hij belt. Mqar als hij weg zal gaan, Spreekt hij Klein-Jan als volgt verachtend aan: „W aar is dat kleine volk toch goed toe?" „Ik zou mienen, Orn door de grooten zich" zei Jan „(e laten dienen". J, HOVEN, J «ie

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1936 | | pagina 3