VOOR VROUW EN KIND
36
jukken
;en
maas- en scheldebode
zaterdag 25 januari 1936
beginsel der
teekenen
de kunst in nood
1TEN
KERK EN SCHOOL
arbeiders-be
schreven
lag werd be-
we aanluppe-
vanwege de
gehouden in
n den Dorps-
iging uit den
Boelaars, met
ub uit Grede.
looi een goed
een gezellige
T, 9 Januari.
het volgende
roorbaat mijn
van 8 Jan.
Ier de d r i e-
grijpelijk en
en zeker re-
ir anderen is
dend. Wij
er uit naar
uist door de
le steun niet
verschil is
eorganiseerd,
rekkende
gulden af
rekt, dan de
illioenen laat
Dok bij de
eker de drie-
de gesalari-
een organi-
25.000, er 10
ifdbestuurder
it zijn een
n met hooge
p den arbei-
gen vermin
aal. Weet hij
tie der jonge
den jaar bij
aid in ronde
Dat er door
)ec. ,934—30
zend ruiden,
ian juist niet
i g era-neer
worden der
wat staat in
in saamiioo-
én banier,
teeling,
G.
rneraer van
it is voorne-
lanuari en 6
i afslag, bei
hotel „Hob-
openbaar te
tievelijk aan
te Ooltgens-
e Tuinstraat,
;ctie A num-
omschreven
heer Willem
ensplaat.
ari 1936.
ri d.a.v., tel-
41 Veen te
n den heer
m erven aan
en de helft
den Boezem
1 J. Drooger.
erf aan de
r M. G. van
erf aan den
ISPELEN.
or den heer
rp, voor het
Tije cultuur
Ouddorp in
eweg, groot
net in pacht
k. Inschrij-
ïgeleverd tot
kantore van
1936.
ri d.a.v. tel-
an Veen te
den heer
n erven aan
en de helft
den Boezem
J. Drooger,
n de Nieuw-
M. G. van
erf aan den
1 ISPELEN.
s Lang'iout.
an der Wal
Ouddorp
er Overwoei
Leesdienst
avonds Ds
De Kleyne
l>s Verkerk
van Asch
Schnafsma
Ds Zeilstra
)s Reenders
Ds Laman
enst
t.eesdionst
's avonds
ITE
s u. en 6 n.
icnsf
VOORDE
ZONDAG
Dit beginsel der teekenen heeft
Jezus gedaan te Kana in Galilea.
en heeft zijne heerlijkheid ge
openbaard; en zijne discipelen
geloofden in hem.
Johannes 2:11.
Jezus heeft, naar het herhaald getui
genis van Johannes, vele teekenen
gedaan. Zelfs in het 20e hoofdstuk van
zijn Evangelie, waarmee hij het aanvan
kelijk heeft besloten, zegt hij nog, dat
Jezus vel<> andere teekenen in de
tegenwoordigheid zijner discipelen ge
daan heeft, die niet zijn geschreven in
dit boek.
Het eerste van al die teekenen heeft
Jezus gedaan op de bruiloft te Kana in
Galilea. Dit teeken greep plaats korten
tijd nadat hij zijn eerste discipelen ge
wonnen had.
Met bijzondere nauwkeurigheid ver
haalt Johannes ons den tijd van dit
eersten teeken. Het was op den derden
dag, nadat Jezus met de eerste vijf dis
cipelen, die in het eerste hoofdstuk ver
meld worden, van den Jordaan was
teruggekeerd naar Galilea. Zij hebben
Johannes den Dooper verlaten, en zijn
Jezus gevolgd.
Het moet reeds aanstonds op deze vijf
mannen bijzonder indruk gemaakt heb
ben, dat Jezus zich liet vinden op een
bruiloft. Johannes de Dooper kwam
niet op bruiloften. Hij was de stem des
roependen in de w o e s t ij n. Hij leefde
van sprinkhanen en wilden honig, en
droeg een kemelsharen mantel.
Maar Jezus laat zich vinden onder de
menschen. Johannes laat de menschen
tot zich komen. Maar Jezus zoekt de
menschen op. Johannes heeft tot taak de
boetbazuin te doen hooren, en het mem
schelijk leven in zijn zondigheid te ont
dekken. Opdat zij zoo tot Jezus de toe
vlucht nemen.
Jezus zelf is gekomen om te zoeken en
zalig te maken wat verloren was. Niet
opdat hij de wereld veroordeelen zou.
maar opdat de wereld door hem zou be
houden word'en.
Nog sterker spreekt het karakter van
dit eerste teeken: Jezus heeft het water
tot w ij n gemaakt. En dat niet een
weinig, maar buitengewoon veel. Het
waren zes steenen watervaten vol, en elk
vat had een inhoud van twee of drie
metreten. Een metreet mat ten minste 38
liter, of iets meer. Dat geeft dus totaal
ongeveer 6 hectoliter, van den besten
wijn.
Voor de discipelen, die eerst bij Jo
hannes waren geweest, den man, die
noch brood at noch wijn dronk, een
groote verandering. Nog afgezien van de
omstandigheid, dat deze krachtige Gods
gezant wel predikte, maar geen teekenen
deed (Joh. 10:41).
Wel terecht wijst ons huwelijksformu
lier er op, dat onze Heere Jezus den
huwelijken staat zoo hoog geëerd heeft
te Kana door zijn tegenwoordigheid,
giften, en wonderteekenen. Metter
daad dit was een rijk geschenk.
Toch leidt het Schriftverhaal uw ge
dachten ergens anders heen. En de dis
cipelen. met name Johannes zelf, hebben
het ook verstaan. Het was hier niet te
doen om dien overvloed van wijn. maar
om de betooning van Jezus' heerlijk
heid.
Zelfs bij het wonder als zoodanig
moet ge niet blijven staan. Want het
wonder bedoelt altijd te zijn een
teeken. Het wonder op zichzelf ver
baast u. Maar als het bij die verbazing
blijft, komt ge niet tot het doel, dat het
wonderteeken beoogt.
Het wonder heeft iets te zeggen.
Het is tegelijk een teeken. Een teeken
bij het Woord. Een teeken, waarin de
waarachtigheid van het Woord blijkt,
en waardoor de inhoud van dat Woord
als met de handen getast wordt.
Vandaar, dat het verhaal ook besluit
met de woorden: Dit beginsel der tee
kenen heeft Jezus gedaan te Kana ir
Galilea. en heeft zijn heerlijkheid
geopenbaard; en zijn discipelen geloof-
d e n in hem.
Het is die heerlijkheid, waarvan het
in Joh. 1 14 heet: Het Woord is vleesch
geworden, en heeft onder ons gewoond
en wij hebben zijn heerlijkheid aan
schouwd, een heerlijkheid als des Eenig-
geborenen van den Vader. Die heerlijk-
beid breekt in dit eerste teeken aanvan
kelijk door.
En terwijl de hofmeester, die het
oppertoezicht heeft over de bediening
der gasten, den bruidegom meent te
moeten prijzen, omdat hij het beste tot
het laatste heeft bewaard, heeft het
voor de discipelen een geheel ander
gevolg: zij g el o oven in Jezus. D.w.z
hun geloof in hem wordt versterkt en
bevestigd.
Het wonder te Kana had een ander en
hooger doel dan verhooging van de
feestvreugde of de hulp aan den brui
degom in zijn verlegenheid. Als Maria
Jezus zegt, dat zij geen wijn hebben, dan
rukt Jezus zich los: Vrouw, wat heb ik
met u te doen? Mijn uur is nog niet ge
komen.
In dat zeggen van Maria moet ge niet
zoeken een aansporing aan Jezus om een
wonder te verrichten: Jezus had toch
nog nimmer een wonder gedaan. Het is
slechts een vertrouwelijke opmerking,
waarin medelijden spreekt met den gast
heer, en waardoor ze Jezus hoogstens
om raad bedoelt te vragen.
Maar op Jezus zelf maakt dit zeggen
van Maria een anderen indruk. Het is
alsof hier weer dezelfde stem spreekt ais
in de woestijn: Zeg, dat deze steen
brood worde. En dat mocht niet. Zal
ezus zich hier betoonen een nelper in
verlegenheid, dan moet het niet c.p aan
sporing van een mensch, maar op bevel
van zijn Vader in de hemelen.
Zoo alleen treft dit eerste teeken doel,
en wijst het door den overstelpenden
overvloed van den edelsten drank naar
de hemelsche zaligheid en heerlijk
heid, waarover Jezus de beschikking
heeft. Juist zooals al zijn wonderen heen-
wijzen naar de volkomen overwinning
van zonde en ellende, die hij gaat be
halen.
Wat bij dit eerste teeken alleen bij
zonder opvalt is, dat het hier niet geldt
een redding uit gevaar, of genezing van
krankheid, zelfs niet het stillen van
den honger, maar het verhelpen van een
betrekkelijk geringe ongelegenheid.
Maar juist daardoor doet Jezus zich
kennen als de volkomen Zaligmaker
die gekomen is opdat de zijnen het leven
hebben, maar ook overvloed hebben
(Joh. 10: 10).
Zoo wijst dit eerste teeken heen naar
een door niets gestoorde hemelsche
vreugde en zaligheid, die van hem is t'
wachten. En de discipelen hebben dit
gevat, en in hem geloofd.
Dit laatste is voor hen de b 1 ij v e n d e
winst van dit eerste teeken. Ze hebben
kort daarna met Jezus Kana verlaten, en
zijn afgegaan naar Kapernaüm. Wat er
met dien wijn verder gebeurd is, komt
er niet op aan. Wel, dat zij door he
geloof aan Jezus hebben vastgehouden
Daarom kunnen zij straks gaan, air
Jezus hen uitzendt zonder buidel en zon
der male. Daarom gaat hun geloof niet
verloren, als ze eenmaal Jezus' heerlijk
heid zien ondergaan in het lijden des
doods.
Dat geloof blijft hun bij, ook als de
bruidegom van hun weggenomen wordt,
en ze zullen vasten, en klagelijk weenen
terwijl de wereld zich verblijdt.
Door dit geloof beërven al de zijnen
eens zijn zaligheid en heerlijkheid.
NED. HERV. KERK
Beroepen: Te Hoogmade, J. H. Vrie-
link, cand. te Dalen. Te Benschop, P
Bouw te Melissant. Te Koolwijk, J. H.
Koster te Montfoort. Te Middelharnis, H.
A. de Geus te De Bilt.
Bedankt: Voor Katwijk aan Zee, J. P.
E. C. Eerhard te Hillegom.
CHR. GEREF. KERK
Beroepen: Te Doezum, M. vv. Nieu-
wenhuijzen te Franeker.
OUD-GEREF. GEM.
Aangenomen: Naar Oostburg, C. v. d
Gruiter te Vlissingen.
HERST. EV. LUTH. KERK
Tweetal: Te Den Helder, prop. W. J. F.
Meiners te Amsterdam en Ds. P. Neideck te
Amsterdam.
BELG. ZENDINGSKERK
Beroepen: Te Antwerpen, J. Homan te
Brussel.
VOOR OUDEN VAN DAGEN
Het woord van een 78-jarige
Dr. J. H. Gunning J.Hz., die Donderdag
j.l. 78 jaar werd schrijtt in Pniël tweemaal 6
goede wenken voor ouden van dagen. Zes,
hoe zij niet mogen, zes, hoe zij wel moeten
zijn. Een uit de tweede reeks (en de ge-
loofsmoedige grijsaard sluit zichzelf erbij in)
luidt:
,Wij moeten een baken in zee zijn
dat de haven aanwijst. Ach, er zijn waarlijk
genoeg wrakken van gestrande schepen, mis
lukte, teleurgestelde, verbitterde, wanhopige
menschen. De wereld is er vol van en ze zijn
voor anderen tot zulk een ontmoedigende,
verwarrende, verbijsterende uitwerking. Nu
is het zoo heerlijk als er oude menschen
zijn, die in rustig blijmoedig vertrouwen van
de eeuwige trouw des Hoeren getuigen en
die heenwijzen naar het Vaderhuis, dat voor
allen openstaat, die den Heiland der wereld
te voet vallen, die voor leven en ster-ven
geen anderen pleitgrond kennen en begeeren
dan het reinigend zoenbloed van Golgotha.
O oude menschen, die dit leest, maakt dit
tot uw dagelijksch gebed en uw onafgebro
ken begeerte: mocht ik voor anderen tot
zegen zijn! Mocht mijn levensavond gelijken
op een vredig morgenrood, dat een schoonen,
heerlijken dag vol zonneschijn doet ver
wachten, mocht ik toch maar vast staan in
het geloof, opdat anderen bij mij nieuwe
moed leeren vatten voor hun strijd en be
proeving! Mocht ik de kracht van mijn Hei
land toch maar meer openbaren en laten
uitschijnen in deze donkere wereld! Een
baken in zee te zijn, een lichtboei, die ande
ren waarschuwt en voorthelpt op den moei
lijken en zwaren tocht naar de Haven. Een
levend getuige van Christus. Ach, wat kun
nen wij vuriger voor onszelf en voor elkan
der begeeren?"
Prof. Dr. L. BOUMAN
Naar wij vernemen is de toestand van
Prof. Dr. L. Bonman, hoogleeraar in de psy
chiatrie en neurologie aan de Rijksuniversi
teit te Utrecht, in zoodanige mate ver
ergerd, dat van zeer ernstig gesproken kan
worden.
CHR. GEREF. KERKEN IN N.-AMERIKA
Gen. Synode in 't voorjaar
Ook voor de Chr. Geref. Kerken in de
Ver. Staten is dit jaar een Synodejaar; in het
voorjaar zal de Gen. Synode te Grand-
Rapids bijeen komen. Volgens de (Atnerik.)
Wachter staan er gewichtige zaken op de
agenda, o.a.: het doopen van aangenomen,
onbekende kinderen; revisie der zendings
orde; organisatie der kerken in China; de
kwestie van herstelling van lidmaatschap
gescheidenen (divorce question); plan voor
het onderhoud van geëmeriteerden; vereffe
ning van schuld bij de verschillende kerke
lijke fondsen door gemeenten en classes, enz.
OFFERVAARDIGHEID
Als een bewijs van de in deze moeilijke
tijden nog groote offervaardigheid in de
Ned. Hervormde gemeente te Utrecht
kan dienen, dat blijkens een bericht in het
Utrechtsch Predikbeurenblad in 1935 in dat
blad aan bijzondere giften voor kerkelijke
doeleinden (giften voor de wijkvereenigin-
gen, opbrengst der collectes aan de uitgan
gen der kerken, offerblokken-opbrengst,
Een bede om hulp voor
noodlijdende kunstenaars
Radio-rede van Prinses Juliana
Dinsdagavond heeft H. K. II. Prinses
Juliana een radiorede gehouden ten
bate van het Comité „De Kunst in
Nood", waarin zij een beroep deed op
ons gansehe volk om onze noodlijden
de kunstenaars te helpen-
Prinses Juliana wees er op hoe ons land
zijn roem voor een groot deel dankt aan ac
schilderkunst. lint zou een ondraaglijke ge
dachte zijn wanneer onze schilderkunst
door nood en ontberingen zou worden ge
schaad en onze kunstenaars hun ondergang
moesten tegemoet zien.
Reeds veel is ondernomen tot steun aan
deze noodlijdenden. liet Comité „De Kunst
in Nood" le 's-Gravonhage heeft reeds ge
durende drie jaar de aandacht gevestigd op
den ernstigen toestand van vele kunste
naars. En talloozon waren bereid tot offers.
Aanzienlijke geldsommen konden ter be
schikking worden gesteld.
Maar de nood gaat voortl
Het Comité „De Kunst in Nood" is ge
wend de kunstenaars Ie steunen door mid
del van aankoop hunner werken. Zoodoen
de heeft dit comité een rijk bezit aan schil
derijen. grafische kunst en beeldhouwwer
ken verworven. Thans wil het comité deze
groote en belangrijke kunstcollectie ver
spreiden, en wel in den vorm van een ver-
loling. Daardoor zal liet mogelijk zijn, dat
uiterst belangwekkende en kostbare kunst
werken in liet bezit komen van velen, die
anders nooit in de mogelijkheid zouden
zijn, zich zulk een kunstbezit aan te schaf
fen Hiermee bereikt het comité tevens, dat
liet zijn kunstcollectie onder ons vo'.k
brengt, waarhii allen er een gelijke kans op
hebben. En daardoor verkrijgt men weer
yiciiue gelden, waarmee liet comité zijn ar
beid kan voortzetten, tot hij tijd en wijle an
deren die taak blijvend zullen hebben over
genomen.
Mijn Moeder, aldus ging de Prinses voort,
heeft op verzoek van het comité „De Kunst
in Nood" twee schilderijen van haar hand
beschikbaar gesteld tor reproductie in kleu
ren. Het vèrvaurdigen van deze kleuren
drukken is een buitengewoon zorgvuldig en
nauwkeurig werk geweest, een werk, dat
men in Nederland zeer goed verstaat, zooais
wij hebben kunnen constateeren.
Deze kleurenreproducties zijn verschenen
als even zoovele premies, ten behoeve van
de nieuwe steunactie, die het Comité thans
ondernomen heeft.
Een dringend beroep deed de Prinses ten
slotte op alle landgenooten om Jeze aetie te
steunen door liet storten van één of meer
malen f 1.10 op hot gironummer \un Van
Ilobokcns Dank te 's-Gruveuhage: 81726
De Minister-President terug
De Minister-president en Mevrouw
Colijn, die naar men weet cenige.
weken in liet Zuiden van Frankrijk
hebben vertoefd zijn Dinsdagmiddag
met den Pullman-trein uit Parijs in
Den Ilaag teruggekeerd.
Het overlijden van koning George
Deelneming van H. M. de Koningin
II. M. de Koningin heeft telegrafisch Haar
deelneming betuigd aan de Koningin van
Engeland en eveneens aan den Koning
naar aanleiding van het overlijden van
zijn vader. Koning George V.
Dr. Euwe onderscheiden
extra schenkingen voor de diaconie, giften
voor de zending enz.), in totaal is vermeld
een som van 112.619.
Preeken in de Ned. taal weer toegelaten
Naar de N. Prov. Gron. Crt. vernam, Is
het verbod tot preeken in het Nederlandsch
voor de Geref. kerken van Bentheim en
Oost-Friesland reeds weer ingetrokken.
Na de lezing, welke dr. Max Euwe Maan
dagavond te Delft heeft gehouden, heeft de
Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, prof. dr. J. R. Slotemakcr de
Bruine, het woord gevoerd en medegedeeld,
dat het. H. M* de Koningin behaagd heeft dr.
Max Einve te benoemen tot officier in de
Orde van Oranje-Nassau. Onder daverend ap
plaus spelde do Minister den wereldkam
pioen schaken het eeremetaal op de borst.
Deze maand is het 23 jaar geleden, dat Dr ff. Colijn voor de eerste maal benoemd
werd tot ministervan oorlog. Naar aanleiding hiervan een bijna historische foto van
Dr Colijn, toen hij als tweede luitenant met een detachement kolonialen naar lndië
vertrokhetgeen nu 42 jaar geleden is. Luitenant Colijn bij zijn vertrek, in het
midden zittend tusschen het detachement. Links naast hem kapitein van Swieten,
thans gepensoverste en nog penningmeester van de Burgerwacht te s-Gravenhage
VOOR DE VROUW
KINDERFEESTEN
.„Afstand maakt menschen groot en bergen
blauw". Dit Deensche spreekwoord, dat we
onlangs lazen, is tocili buitengewoon rijk aan
be teeken is.
Afstand maakt borgen blauwVan
„liooren zeggen" of uit eigen ervaring, weten
we dat allen. En we welen dus ook, dat hier
met afstand een ruimte-verhouding be
doeld is.
Terwijl in tegenstelling hiermee ten op
zichte van de menschen meer aan t-ijds-af-
6tand gedacht moet worden.
Menschen uit het verleden kunnen zoo
ontzaglijk groot lijken ten opzichte van ons,
die nu loven. Ze schijnen meermalen van
eon begaafdheid, die nu niet meer denkbaar
is. En toch met ai hun groote deugden
zijn ze mensehen geweest van gelijke bewe
ging als wij. Alleen de groote afstano tus-
sohen hen en ons, doet hen ons boven
natuurlijk groot voorkomen. Zoo is het ook
met bepaalde daden uit vroeger tijd, die nog
schitteren kunnen wegens huil grootsch-
heid met duurzame glans, ofschoon ze lang
reeds voorbij, en zooals altijd toch ook
gebrekkig en onvolmaakt zijn geweest. Al
weer: de lange tijdruimte die sinds verliep
omgeeft die daden als met lichtende stralen
krans.
Nu is dit op zichzelf niet erg. 't Is een al
gemeen verschijnsel, waaraan ieder onder
worpen is.
Gevaarlijk echter wordt dit verschijn
sel, wanneer we onze eigen vroegere daden
als zoo grootsch gaan zien. Wanneer we
ejgen vroeger leven als bijzonder prij
zenswaardig en loffelijk gaan beschouwen.
Er zijn menschen, die altijd graag ovei
vroeger tijd spreken. Hiermee zijn niet be
doeld de bejaarden, bij wie dit een zuiver
zielkundig verschijnsel is, aangezien het te
genwoordige leven voor lien te druk, te in
gewikkeld is om te volgen, terwijl daardoor
juist liet vroegere voor hun geest herleeft,.
Neen, hiertoe rekenen we hen, die wegens
leeftijd ingedeeld kunnen worden bij „men
schen, in de kracht van 't leven". Want bij
hen is dit geuren met het verleden een be
denkelijk verschijnsel.
Want 't tegenwoordige is niet altijd rozen
geur en maneschijn. Ieder heeft zoo z'n kruis
z'n dageliiksche hindernissen, of wel: z'n
graotere teleurstellingen.
En nu kan het gebeuren, dat men het
biiadeï zonnige en aangename „heden"
tracht te doen wegvallen tegenover een stra
lend verleden, dat geweldig geïdealiseerd en
verheerlijkt wordt, waarvan in gedachten
al het o nvolmaakte worat vergoten en weg
geredeneerd, zoodat alleen het goede blijft
en op die wijze een onzuiver herinnerings
beeld wordt bewaard. Dit is gevaarlijk om
meer dan één reden.
Ten eerste loopt men op die wijze kans,
zichzelf te gaan overschatten; immers: ging
vroeger alles niet schitterend? En als ge
volg begint men eeuigszins neiging te krij
gen tot een zich „miskend" gevoelen.
In de tweede plaats levert zulk oen idea
liseeren van liet verleden gevaar op voor oe
gemoedsrust in het heden. Het maakt inoe
deloos en ontevreden.
Daarom moeten we altijd trachten
scherp en nuchter de werkelijkheid te
zien. Dat is wel vaak moeilijk. Maar tóch
heilzaam. Een rechte waardeering van 't
goede, dat we allen toch elke dag nog on
dervinden, naast een eerlijke erkenning van
de onvolmaaktheden, die „vroeger" ons le
ven even goen overschaduwden, maakt ons
evenwichtig en sterk.
Is het dan altijd verkeerd, terug te
donken aan dierbare herinneringen van
vroeger dagen?
't Spreekt wel vanzelf, dat hiervan geen
sprake is. Herinneringen aan vroegere
vreugde kunnen ons leven koesteren, kun
nen ons tot een wapen strekken in de strijd
tegen de moeiten van 't heden.
En zoo één vroegere blijheid ons van blij
vende waarde kan zijn, dan is het wei: de
onbezorgde blijheid van onze jeugd. Werke
lijk: een zonnige, onbezorgde jeugd kan heel
veel goede invloed uitoefenen op bet vol
gend leven.
„Wat in de kinderjaren,
Het harte boeit en tooit,
Blijft eeuwig in 't geheugen,
En men vergeet het nooit!"
zong eens Virginie LoveLing in haar „Lied
je mijner kindsheid".
En wat hiervan waar is, weet elk, die het
geluk heeft gekend van een blijde jeugd.
Daarom ligt liier een roeping voor iede
re moeder, in 't algemeen voor élke opvoe
der. Laten allen trachten hun kinaeren dat
geluk te schenken, zooveel als in hun ver
mogen is. Want herinneringen aan vroolijke
feesten, gezellige avonden, prettige uurtjes,
blijven ons als volwassenen altijd bij.
„Och", zullen velen klagen, „dat is al weer
een stukje fraaie theorie. De praktijk is wel
anders.' Daar gaat liet er om, nog zoo'n
klein beclje 't hoofd hoven water le houden,
nog zoo ongeveer rond te komen. Waar moe
ten we dan die feestjes, die avondjes en die
prettige uurtjes vandaan halen?"
En er ligt veel waars in deze tegenwer
ping. De tijJ is er niet naar, om zieti ex-
tra'tjes op dit gebiea te veroorloven. En de
stemming is dikwijls zoo weinig boven 't
nulpunt der moedeloosheid, dat aan warme,
liefdevolle onderlinge omgang in het gezin
soms ook bedenkelijk veel ontbreekt.
Maar tochzou dat ook anders kunnen?
Een beetje anders misschien?
Om maar met liet laatste te beginnen: die
stemming, is oie altijd wel gerechtvaardigd?
Mag men vanwege materieole tegenspoed
al is ze moeilijk te dragen zóó in de put
zitten als sommigen? Moet men toegeven
aan moedeloosheid? Mag men dat doen?
Voorop moet gesteld, dat 'tons allen over
komt. Maar, dat neemt niet weg, dat we ons
toch wel eens af mogen vragen: Iloort dat
nu zoo?
Zoolang ernstige ziekte of erger ons huis
gezin en familieloven nog met rust laten, is
er dan reden tot altijd-klagen en somber
kijken? Helpt dai iets?
Dat weten we, elk voor zichzelf, wel heter.
Nooit zijn we zwakker, dan wanneer de
moed ons begeeft! En daarom: laten we
eens probeeren, wat vroolijker te zijn. Do
zonzijde der dingen te zien. Menigeen geniet
weinig, omdat hij z'n oogen gesloten lioudt
voor de kleinigheden, die ons toch zoo dage
lijks bemoedigen en opvroolijken kunnen.
En dan liet andere. De mógelijkheid tot
prettige uurtjes, gezellige feestjes. Misschien
ontbreekt die in enkele gevallen volkomen.
Dan kan men daar ook niets aan doen. En
wie van qc bcler-bedeelden zulke gezinnon
in z'n omgeving kent, zal zichzelf en ande
ren vreugde bereiden, door eens aan zulke
moeders de gelegenheid te geven, haar kin
deren te verrassen met iets prettigs, in
welke vorm dan ook.
Maar gelukkig is 't in het moereudecl on
zer gezinnen nog niet zóó treurig gesteld.
Men m o e n t wel, geen gelegenheid en geld
te bezitten, om voor de kinderen eens zoo
iets extra's op touw te zotten, maar dat is
liet gevolg van een verkeerde zienswijze.
In de eerste plaats houdt men veel te
strak vast aan de opvatting, dat voor zulke
dingen veel géld noodig is. „.Zonder geld
doe je niks" is de bittere klacht van velen.
En bovendien ziet men niet de moge
lijkheden en gelegenheden, die als vanzelf
aanleiding kunnen zijn tot feest, in welke
vorm dan ook.
We vragen ons af: Is het waar, dat overal
„gola" de hoofdrol spoelt, en dus alles he
li eerscht?
En we hebben reden, dat sterk te betwij
felen.
Een feest hoeft niet altijd te bestaan in
snoepen, in lékker eten en d r i u k e fi.
Evenmin in veel krijgen. Dat zijn juist,
bijkomstige elementen, die vaak maar
zeer ten onrechte voor de hoofdzaak wor
den aangczicnl
Feestdat is gezelligheid. Dat is: een
blijde, liefdevolle sfeer, een opgewekte toon,
oen zich vrijwillig geven voor anderen, een
zich moeile getroosten, om de kinderen te
verrassen, waarmoe dan ook
„Een kinderhand is gauw gevuld" luidt
een bekende zegswijze. Helaas wordt dit ge
zegde echter dikwijls misbruikt om op die
wijze zicli als 't ware „van de kinderen af
te maken". Maar toch is liet daarom niet
minder waar. Heusch, kinderen zijn niet zoo
veeleischend. Wél worden ze het vaak ge-
miiiikt
Maar: men moot dan beginnen, met te
zorgen, dat de kinderen: „niet veel gewend"
zijn. Soberheid is eerste voorwaarde.
In 't gewone dagelijksche leven is eenvoud
geboden. Eu wie zich daaraan houdt kan
van bijna elke kleinigheid al een feest ma-
keil voor z'n kinderen.
Wanneer de kinderen gewoon zijn, elke
dag verwend te worden met „boterhammon
met-wat-er-op", elke dag de noodige (of
overbodige?) snoepjes te krijgen plus nog
wat noodlottige snoepcenten, wanneer ze
niet beter weten of ,,'t hóórt zoo" dan
heeft men werkelijke kapitaaltjes noodig
voor extra-feestjes.
Dan eisclit een verjaardag minstens
taartjes en rijen cadeaux, dan kan Sinter
klaas nooit genoegen brengen, en gaan de
kinderen steeds onbevredigd naar bed, hoe
moeder zich op dergelijke hoogtijdagen ook
uitslooft.
Maar wanneer de „boterham-met-boter-
allecn" geen vreemde is, en snoepen wordt
voorkomen en tegengegaan, wat heeft men
dan al geen gelegenheden, om 't voor de
kinderen „feest" te maken! Terwijl boven
dien door woorden, maar vooral door e ig e n
voorbeeld de kinderen ingeprent dient
te worden, dat geven oneindig veel rijker
maakt dan ontvangen. Dan kan een zak
met „kaakjes" om „uit te aeelen" op school
een jarige minstens even blij maken als
een mooie pop of een keurige meccano-doos,
De verrukkelijke rijkdom van 't belioer over
zoo'n heerlijke zak, de geweldige voldoe
ning bij 't zien van de verlangende oogen
der mede-scholieren, die vlassen op zoo'n
„lekker" koekje.... dat blijven lichtpun
ten in 't kinderleven. En ze stralen niet
minder dan de vreugde over wat ze zélf
ontvangen hebben. Bovendien: er zijn nog
genoeg feestelijke dingen te beoenken, die
ii i et s kosten dan zich „géven" aan de
kinderen.
Welk kina houdt niet van zingen, van
vertellen, van spelletjes doen?
De meeste kinderen vinden 't juist zoo
lijn, als Moeder zicli met hen bemoeit,
hen begrijpt in hun fantasie, hun nieuwe
spelletjes leert.
Natuurlijk is „de drukte", liet „gelirek-aan-
lijd" hier weer een dreigende wolk. Maar
zoo goed als voor iets anders dient voor
deze dingen toch óók tijd gen ómen te
worden.
Een moeder zei eens: „Ik heb geen tijd.
me met m'n kinderen bezig te- houden".
Y\ aarop zo van een hekend opvoeder ten
antwoord kreeg: „Juist andersom! U hebt
geen tijd, 0111 L'w kinderen ondeugend te
laten zijn!"
Is dat niet waar? Ondeugende, lastige
kinderen, die kosten tijd, enbederven
onze stemming. Maar tevreden, gehoorzame,
blijde kinderen kosten veel minder tijd
Daarom moeten we trachten, die te krijgen'
Ell daartoe is het af en toe extra blij-makeii
van groote waarde, voor nu en later.
Over het hoe speciaal betreffende de
spelletjes een volgende koer naar we
hopen, nog iets meer.
(Wordt vervolgd).
VOOR DE JEUGD
Beste Nichtjes en Neefjes.
Even wil ik je vertellen, dat jullie al weer
fijn op weg zijn. in'n hoop op „van élk een
briefje" in vervulling te doen gaan.
'k Heb al weer een heele voorraad hoor!
Gezellig! De rost zal nog wel komen. Want
jullie hebt de tijd nog! Veel succes niet de
raadsels, 'k Hoop, dat je ze kuilt vinden.
Met hartelijke groeten en de beste wenschen
voor jullie allemaal eindig ik nu weer.
Want 'k heb nog iets anders voor jullie. Zie
zelf maar. Daaagü
TANTE TIN'E.
DE BLINDE
Een oude man, die een sommetje geld be
zat, werd blind. Hij vertrouwde zijn kleine
schat aan geen anderen toe, en wilde die
dus zelf bewaren. Toch vreesde hij tegelij
kertijd, dat men misbruik van zijn blind
heid maken en hem bestelen zou. Hij be
sloot dus, zijn geld te leggen op twee ver
schillende plaatsen, \vaar men het niet licht
zoeken zou.
De eene helft begroef hij 's avonds in een
hoek van zijn tuin. Maar zijn buurman, een
slecht mensch, had bij het maanlicht den
blinde gadegeslagen en alles gezien. Een
uurtje later sloop hij de tuin in en nam het
geld weg.
Een paar dagen daama onderzocht de
blinde, oi zijn begraven geld nog aanwezig
was, maar hij vond het niet moer. Onmidriel
lijk verdacht hij ziju huurman yaa de dief
stal, aangezien deze als een oneerlijk
mensch bekend stond. Hoe bedroefd hij ook
om zijn gemis was: hij besloot zicli goed te
houden. Heel bedaard ging hij naar don dief
en zei: „Buurman, ik kom hij u 0111 raad. Ik
heli wal geld en wil dat op een veilige plek
bewaren. De eene helft heb ik al in mijn
tuin verborgen, maar nu weet ik uiet, waar
ik de andere helft leggen zal. Wat zoudt gij
er \an denken?"
„Hebt ge de eene helft in uw tuin begra
ven?" zei de buurman. „Wel, dat lijkt me
een uitstekend plekje; nergens kan liet gold
veiliger liggen. Ik raad u aan, het overige
geld er hij te leggen'.
„Zoö, vindt ge, dat liet geld daar veilig
geborgen is? Ja, ik geloof het ook wel. ik
zal maar doen wat ge zegt, huurman! Ik
dunk-u wol voor uw raad".
De buurman dacht: „Vanavond zal ik
gauw liet geld op z'n plaats terugbrengen,
eer de blinde het mist. Hoeft hij het overige
er hij gelegd, dan neem ik later alles weg!"
Zoo gezegd, 7.00 gedaan. De blinde voixd
's avonds zijn geld in de tuin terug, en nam
dit nu natuurlijk mee naar huis. Toen 'aier
de huurman kwam, om alles weg te halen,
vond hij niets
Enkele dagen later, toen de blinde den
buurman in diens tuin hoorde, riep hij hem
toe: „Een blind mensch ziet somtijds toe!)
nog scherper dan een ander met twee go-
zonde oogen, nietwaar, buurman?"
SNEDIG ANTWOORD VAN KLEIN-JAN
Klein-Jan zat op een stoep, in regen wind
en kou,
Te wachten in do hoop. dat iemand
komen zou,
Die grooter was dan hij om aan de hel
te trekken,-
Want hij was zeer bevreesd, z'11 arm uit
't lid te rekken,
t Geval wil, dat er juidt een kerel komt
voorbij,
Die voor het minst wel drie voet langer is
dan hij.
Klein-Jan vraagt heel beleefd: „Vriend,
wilt ge even bellen?
Ge zoudt 111e genoegen doen!" „O, dat
zijn bagatellen",
Zegt de ander en hij belt. Mqar als hij
weg zal gaan,
Spreekt hij Klein-Jan als volgt
verachtend aan:
„W aar is dat kleine volk toch goed toe?"
„Ik zou mienen,
Orn door de grooten zich" zei Jan
„(e laten dienen".
J, HOVEN, J
«ie