VOOR VROUW EN KIND MAAS- EN SCHELDEBODE 2ATERDAG 4 JANUARI 1936 HET EEUWIGE LEVEN KERK EN SCHOOL OUDEJAARSREDE GOUV.-GENERAAL VOORDE ZONDAG En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen, waar- achtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt. Joh. 17 3. Wij leven dezer dagen in den voor bijgang. Dat leven we altijd wel, maar de afsluiting van het oude jaar en de opening van de nieuwe jaarkring be palen ons daarbij sterk. Alles om ons heen, onze meest inner lijke gedachten, heel de levensgang van het jaareinde bepaalt ons bij den voorbij gang, bij de wording der dingen. We gevoelen ons meegenomen. Er zijn machten, die over ons komen. We leven hier slechts voor een tijd en we doen ons werk en we hebben straks afgedaan. Och, wanneer we in deze gedachten blijven hangen en vertoeven bij wat we verloren hebben en bij de vergankelijk heid, dan gevoelen we ons heel gauw dood-ongelukkig. We kunnen hierin zie kelijk rond dwalen en juist, omdat we dit willen ons aan deze sombere gedachten voeden. Qf we kunnen in wanhopige pogingen ons hierover heen- tillen en doen, alsof het er niet is. Weet ge, wat we veel beter kunnen doen? Luisteren naar Jezus. Luisteren naar Jezus, als Hij bidt. Als Hij bidt Zijn hoogepriesterlijk gebed. Want Jezus heeft Zijn oogen op geheven naar den hemel en in den ge weldigen voorbijgang des levens gebeden en gezegd tot Zijn Vader, gezegd tot Zijn Vader voor ons: Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt. Jezus spreekt hier over het eeuwige Jeven. Jezus zegt hier, wat dit is. We ontvangen het eeuwige leven niet hiernamaals, maar we hebben het andere, het andersoortige, het eeuwige leven nu in de wedergeboorte. Want als we wedergeboren zijn, wel dan hebben we dat wonder in ons. En ziedaar onze troost, als de dingen ons voorbij gaan, als de vergankelijkheid spreekt,, dat wij het eeuwige leven hebben. Want dat eeuwige leven kent de voorbijgang niet. Het gaat niet weer weg. Het sterft niet. Het is voor den dood niet vatbaar. Het blijft. Het is. Hoe zullen we nu gemakkelijk over gaan van jaar in jaar en van dag in dag, als we dit genieten, dat we God kennen. Wel. dit is niet, dat we weten of zoo in de verte beseffen, dat God er is. Als de jaren voorbijgaan: o. God is er gelukkig nog. God kennen, dat is niet, dat we veel van God gehoord hebben en vee van Hem gelezen hebben en met Goi ook wel eens rekenen. Vooral zoo in de oudejaarstijd. Neen, God kennen is weten, wie God voor ons is. God erkennen is God ontmoet hebben en God dagelijks ontmoeten. Het is God ontmoeten en zondaar zijn. Onze voorbijgang weten in zonden en misdaden, onze dood kennen. En daarin God kennen. Kijk, dat is wedergeboren leven, dat is het andere leven, dit is eeuwig leven, als we God kennen in Jezus Christus en in Hem gelooven en Hem onze God weten. Dat we God kennen als onze Vader. Dat we ons dagelijks bij Hem weten. Dat we ons geheel geven aan God. En wel aan God in Jezus Christus. In Jezus Christus als de Gezondene des Vaders. Dan leven we met God. God is niet buiten ons leven en we komen niet zoo nu en dan met Hem in aanraking, maar wij leven met God. We doen niets zonder Hem. We durven zonder Hem niet verder. We kunnen niet buiten Hem. Dat is het andere leven in ons. Dat we Gods heiligheid zien en beven in onze zonden. Dat we God kennen en ontmoeten in Jezus Christus. Want God heeft ons, ons persoonlijk, Jezus gezon den, Jezus gegeven. Dat we God erken nen in heel ons leven en dat het ons een lust is naar Zijn geboden te leven. Dat is eeuwig leven. Dit is leven, waar de dood uit is. Dat klinkt verre uit boven de woorden van voorbijgang. Dat geeft ons vrede en rust. We hebben 't goed. God kennen? Dat is Hem als Vader kennen. Wat is Hij goed voor ons. Dat Hij ons onze zware zonden, die ons heenvoeren als de wind, vergeeft. Dat Hij ons zoo leidt het eene jaar uit. het andere in. Gods leiding is goed, heer lijk, rustig, veilig. God kennen, dat is, dat je weet, wie God voor je is. En nu moeten we de stemming van het jaareinde maar op ons laten in werken. Zoo hebben we innerlijk rust. Zoo leven we in vollen vrede. We kennén God. We hebben het eeuwige leven. We kennen dat geheel andere, dat door de genade Gods in ons is, als de dagen voorbij gaan en de dood spreekt en we worden meegenomen. We kennen dat andere, dat onverlies- baar is. God als onze Vader in Jezus, Leid Gij ons, Heer! Neem onze twee handen. We gaan met U mee. Gij kunt het alleen. Wij kennen U, Vader! Gij zijt Dezelfde ook in 1936. NED. HERV. KERK Beroepen: Te Arnhem (als hulppred.), cand. F. van Wicrin.gen, aldaar. Te Sta- venisse, cand. R. W. Steur te Burgh (Z.). Bedankt: Voor Linschoten, P. Kuylman em.-predikant te Hilversum. Voor Brui- nissce, R. W. Steur, cand. te Burgh (Z.)). GEREF. KERKEN Drietal: Te Hijken (Dr.), cand. A. R. Boukema te Harkstede, cand. M. Schenkveld te Koudekerk a. d. Run, cand. B. Timmer te Goeis. Tweetal: Te Groningen (vac. Miedema en Gispen), H. W. H. van Andel te Katen- drecht en M. H. van 't Veer te Zevenbergen; P. D. Kuiper te Sassenheim en P. van Strien te Haarlemmermeer O.Z.; Te Lemmer, J. H. Antuma te Raard en L. W, Wessels te Abcoude. CHR. GEREF. KERK Aangenomen: Naar IJmuiden (2de maal), A. Zwiep re Zeist. Bedankt: Voor Nieuwpoort, A. Dubois te Oud-Beijeiiand. VRIJE EVANG. GEM. Aangenomen: Naar Groningen, A. M. Berkhoüf te Bilthoven. VERKEERSONDERWIJS OP DE SCHOLEN Het Verbond van Vereenigingen voor Veilig Verkeer heeft een commissie benoemd met den heer C. J. van Wijngaarden van Rees te Utrecht als voorzitter, welke commissie tot taak heeft te komen tot de samenstelling van een methodiek voor het verkeersonderwijs, ten einde bij dit onderwijs op de scholen dienst te kunnen doen. Kerk en Staat in Oostenrijk Sedert December 1931 wacht de Evange lische Kerk in Oostenrijk nog altijd op de erkenning van Staatswege van de nieuwe Kerkenorde, door de Generale Synode des tijds vastgesteld. Het wachten moede, heeft de kerkleiding op 16 October j.l. 'aan de Regeering gevraagd, binnen 21 dagen te mogen vernemen, of zij eindelijk bereid is, haar toezegging gestand te doen. Op 20 No vember d.a.v. ontving de Bondskanselier Schussnig een afvaardiging der Evangelische Kerk. Na een onderhoud van anderhalf uur zegde hij toe, dat de Kerkenorde spoedigst in behandeling zou worden genomen, en hij verzekerde de heeren (Dr. Capesius, de pre sident van den oppersten Raad der Ev. Kerken met vier voormannen), dat de Bondsregeering vasthoudt aan de wette lijk vastgelegde rechtsgelijkheid der kerken en dat elke achteruitzetting van Evangeli- schen bij welke belangen ook, haar vreemd is. Ingekomen klachten zouden terdege on derzocht worden. Bijbelonderricht in Duitschland Ofschoon er gegronde reden is, om van het onderwijs in Bijbelkennis op Duitsche scho len gemengde verwachtingen te hebben, blijft toch he t meest symplistisch denken even staan voor de volgende zinsneden uit een dictaat gegeven aan tie disctpeien. van de Middelbare School te Köaigsberg: „De Joodsche God heeft de wereld uit niets geschapen. D u s is het niets voor den Jood het hoogste. Hij kan dan ook niets op bouwen, alleen verwoesten. Jahva (de Jood sche God) is als een uurwerkmaker. Hij heeft de wereld geschapen en liet haar ver volgens aan haar lot over". En voorts: „De Bijbel geeft ons de Joden aldus den kende: Ons Joden hebben alle volken noo- dig. Ook al komen wij als slaven of bede laars een land binnen, wij hebben toch spoe dig de hoogste ambten bezet. Want alle vol ken hangen van ons af en zijn op ons aange wezen". Een aardige illustratie hierop uit de wer kelijkheid vormt het feit, dat or.der de of- ficieele aankondiging van de uitgifte der nieuwe Pruisische schatkistbilletten de hand- teekeningen voorkomen van eenige.Jood sche bankiers, als daar zijn: Bleichröder, Kohn, Mendelssohn, Salomon, Oppenhfim, enz. De mentaliteit in Indië veranderd Er is een schemering, die hoop geeft De Gouverneur-Generaal van Ned. Oost-Indië, J li r. Mr. B. G de Jonge, heeft een Oudejaarsrodc uitgesproken, welke door de N'.I.R.O.M. werd uitgezon den. Spr. trok een vergelijking tusschen den Oudejaarsavond van 1933 en die van 1933 en wees er op dat dit waarschijnlijk de laat ste Oudejaarsavond zal zijn, dat hij in Indiè is. In de drie voorbije jaren liepen de in komsten van do staatsfinanciën tot op de helft terug In bewonderenswaardig tempo heeft Indië zich aangepast. Erger is than., dat het moeilijk blijkt zich te handhaven op een punt, waarop de schuld niet meer toeneemt. Niet onmogelijk is, dat de begrote ting \oor 1937 de moeilijkste wordt die we gehad hebben. Toch is de stand van zaken niet hopeloos. Er werd reeds veel bereikt. De gebrachte offers waren niet vergeefsch. De snmen!"ving bleef gehandhaafd. Zelfs ge schiedde meer dan dat. De kosten van het legt>r vielen terug van 72 millioen tot 41 millioen. Het maakte liet leger kleiner, doet, het won aan agressieve kracht. De menta liteit onzer samenleving werd zakelijker, nuchterder. Er is een gezindheid tot samen- Winteravond in de bergen. working ontstaan. De waarde hiervan kan moeilijk worden onderschat. Men ziet dc dingen thans meer zooals zij in werkelijkheid zijn. Wat ons gevoelig tref leed brengt of schade doet, wordt niet meer bij voorbaat al aan de Regeering geweten. Spr. moedigde aan tot volharden. Wo moeten dankbaar zijn voor de schemering, die hoop geeft. Spr. wensr.hte vervolgens „Heil en zegen" toe aan de bevolking en nam afscheid van de luisteraars met de oprechte bede dat Gods besten zegen lien in het nieuwe jaar moge vergezellen. Het Nederlandsch-Amerikaansche Handelsverdrag Overweging het aanhangig ie maken bij bij Opperste Gerechtshof als in strijd met de Grondwet. In sommige kringen overweegt men, liet verleden week onder leiding van den Amerikaanschen s'aatssecr. van buitenl. zaken Cordell Hull tot iftand gekomen handelsverdrag tusschen de V. S. en Nederland aanhangig te maken bij het Opperste Gerechtshof der V. S., om Ie trachten, liet handelsverdrag in een proefproces in strijd met de grondwet te laten verklaren. De regeering be zit nl. de bevoegdheid tot liet sluiten van handelsverdragen, zonder dat deze door liet Congres geratificeerd behoeven te worden De tegenstanders van de New Deal, die van meening zijn, dat het met Nederland gesloten verdrag verschillende zwakke punien heeft, stellen zich op het standpunt, dat de regeering zich hiermee Congreslie- voegdheden heeft toegeëigend en dus in strijd met de grondwet heeft ge handeld. Distillateurs zijn ontevreden over dc ver laging van 30 procent op liet invoerreent 0]i Nederlandsch gedistilleerd Ook de zui- velboeren van het Midden-Westen zijn on tevreden over de verlaging der invoerrech ten, en door de verlaging der rechten op koloniale producten uil Ned.-Indië voelen zich vooral de Philippijnen achtergesteld. Jn Porto Rico is men teleurgesteld door de verlaagde rechten op Nederlandsehe tabak en vooral op dekblad, waarvoor Porto Rico het monopolie hoopt* te krijgen. In al d"ze kringen is men bereid, een' actie tegen h-.-t handelsverdrag te steunen. Rechtsgeldigheid onaantastbaar Van zeer goed ingelichte zijde verneemt de parlementaire redacteur van de „Msb. dat bij de onderhandelingen te Washington de bovenbedoelde bezwaren zeer wel onder het oog zijn gezien en dat vooraf dan ook de noodige voorzieningen zijn getroffen om, zoo penigszins mogelijk, de rechtsgeldigheid van liet v erdrag onaantastbaar te maken. Nieuwe salarisverlaging bij de K.L.M. Dreigend conflict voorkomen Destijds hebben we gemeld, dat een con flict dreigde hij de K.L.M., omdat ecu niet onbelangrijke vermindering in de inkom sten van de bestuurders op de luchtlijn naar Indië was aangekondigd. Thans vernemen wij, dat iu.sschen de Di rectie en het betrokken personeel overeen stemming is bereikt, nadat d - minister van Waterstaat, Jhr Ir 0. C. A. van Lidt de Jende, heeft ingegrepen. Maandagmiddag is tusschen partij n als gevolg daarvan de gelegenheid ge vonden een gentleman's agreement tot stand te brengen, waarbij men weder zijds op zich heeft genomen, ernstig te trachten fe geraken tot een definitieve en beide partijen bevredigende rege ling. VOOR DE VROUW ALS DE DAGEN SNELLEN...., Weer is liet. jaar ten einde. Niet, dat iets nieuws, iets anders ons wacht. Och, neen; de dagen van liet nieuwe jaar zul len waarschijnlijk weinig verschillen van die van 't oude. Vreugde en droefheid, zorg en geruststelling zullen ook straks wei weer elkander afwisselen. Dagen van blijd schap, en dagen van teleurstelling, uren van strijd en uren van overwinning, ze zullen weer komen en gaan. Iin daarom moeten we niet te véél de nadruk leggen op die overgang van 't oude naar 't nieuwe jaar. Want we gaan het nieuwe jaar weer in met dezelfde zorgen en moeiten, maar vooral ook: met dezelfde zonden en gebreken, waarmee we het oude jaar eindigden. En daarom weten we het: er is geen nieuw be gin mogelijk, los en onafhankelijk van het verleden, 't Blijft alles gelijk; niets ver andert. En toch tóch is hot goed, m deze dagen fe gedenken. Niet, omdat daarvoor een bepaald tijdstip bijzonder geschikt is. Niet om dat liet op andere tijden, in gewone dagen niet noodfig is, dat we telkens stilstaan bij het wegglijden der dagen, bij het vliegen van de tijd, en bij het onstellend groote deel van ons leven, dat we verknoeien door ledigheid en nuttelooze bezigheid. Of, wat nog erger is, door afbreken in plaats van bouwen! Door achter-uitgaan in plaats van vóóruit-streven! Natuurlijk is het stééds onze plicht, tel kens opnieuw bewust tot ons te laten doordringen de ernst van elk uur dat we ontvangen om te leven. Maar: wie van ons schiet daarin niet veel te kort? Wie kan zeggen, werkelijk ten allen tijde te bedenken, hoe elk oogenblik besteed behoort te worden? En wie durft beweren, d-at hij elk oogenblik dan ook i n- derdaad zoo goed en nuttig mogelijk ge bruikt? En daarom is het goed zich nu eens tot zelfbezinning te dwingen, nu er overigens dikwijls zoo weinig van terecht komt. Trou wens: dat geldt voor al onze gedenkdagen. Ook voor onze Christelijke feestdagen. Nie mand zal denken, dat op 't Kerstfeest a 1 ié n gedacht moet worden aan Chris tus' komst, dat op Goede Vrijdag alléén herdacht moet worden Zijn lijden; Uitsluitend op Paschen Zijn opstanding. Neen, al deze heilswaarheden samen vor men elke dag de Bron van Troost en Licht, waaruit we putten mogen. Maar alweer: onze menschelijke eenzij digheid, zwakheid en gebrekkigheid maakt liet noodzakelijk, dat we op 'verschillende dagen elk van deze gebeurtenisssen in 't bij zonder gedenken. Ons menschelijk denken, ons zielclevcn is door de zonde te beperkt, te bekrompen geworden, om al de rijkdom en heerlijkheid van Gods liefde en welbehagen in mensclam te kunnen begrijpen en genieten in zijn volheid. En daarom worden al de verschillende trappen in het Verlossingswerk op bepaalde tijden in 't- bijzonder herdacht, wel niet ge heel los van elkander, maar toch wel zóó, dat één bepaald feit, 't zij Christus' geboor te, lijden, opstanding of wat ook, helder in 't licht, in 't middelpunt wordt gezet, ter wijl één oogenblik de andere weldaden Gods op de achtergrond komen. En evenzoo is het ook goed, dat de laatste dagen van het jaar, met als eindpunt de Oudejaarsavond ons in 't bijzonder bepalen bij de vergankelijkheid aller dingen) verge leken hij de onveranderlijkheid van den Eeuwigen God. In deze beteokenis genomen is do Oude- jaars-herdenking geen kwestie van een ge voelvolle stemming, van een gemoeds-ontroe ring zonder werkelijke, levende inhoud! Wanneer we zoo in zelfbezinning de laat ste dagen van het jaar doorbrengen, en de Oudejaarsavond beleven, dan zal echte, diepe ernst die dagen stempelen. Dan zal vaak mismoedigheid ons overmeesteren. Te leurstelling, ontevredenheid over ons eigen zondig bestaan, zal ons doen gevoelen, hoe onbekwaam we zijn, om iets goeds te doen. En onze belijdenis zal warden dezelfde van den dichter G. Waanders, welke hij uil- sprak in zijn vers: „Mijn belijden"; Zoo ik niet had gelooid, dat in dit moeilijk leven De Heer mij weg en woning had bereid, En dat mijn naam staat in Zijn boek geschreven Voor honger heerlijkheid; Zoo ik niet had geloofd, dat Ilij mijn tijden regelt. En zonder Zijnen wil geen haar valt van mijn hoofd, Zoo ik niet altijd weer Zijn liefde vond bezegeld, Zoo ik niet had geloofd! zoo ik niet had geloofd! Maar nu moet ook mijn lied uw donker pad verzeilen, Verstomden in het leed, verstomden in den strijd; Daar is een bron van kracht met onuitputbre wellen Daar is nog zaligheid! Een leven in den dool maakt afgemat en moede. Verlangt gij niet naar rust, verlangt gij niet naar huis? Dit is de zoek'rc weg; een heuvel, een bobloedc Christus aan het kruis. Hier houdt de kennis op en gaat geleerdheid onder; Do wijze loopt voorhij; de denker schudt het hoofd Daar is geen and're weg: Gods liefde werkt het wonder; Welzalig, die gelooft. Welzalig die gelooft. Welzalig reeds het zwakke, Het wankle klcingeloof, dat Hij te planten kwam, Ook als Zijn wijze raad een storm zendt in de takken Tot sterking van den stam. Welzalig die gelooft, die teert op Gods genade ('t Gezaaide tarwegraan komt eerst wel nietig uit, Maar klimt van kracht tot kraciit, tot koestre zon zijn zade Doet rijpen in de vreugd van ruischcnd oogstgeluid). Tot op dien grooten dag, bij strijd en nederlagen. Of in omgloried licht, met opgeheven hoofd: „Door U door U alleen, om 't. eeuwig welbehagen, Zoo ik niet had geloofd, zoo ik niet had geloofd!" Zoo ik niet had geloofd, dat in dit moeilijk leven Dc Hoer mij weg en woning had bereid, En dat mijn naam staat in Zijn boek geschreven Voor hooger heerlijkheid! Zoo ik niet had geloofd! Bicht, Heer, naar dat belijden De neiging van mijn hart; de wending van mijn gang; Zoo worde eens dat lied uit overoude tijden Mijn zwanenzang. Als echter waarlijk dat belijden bij on9 wordt gevonden, komt vanzelf de rust, die hot geloof in den Drieëenigen God schenkt, in ons hart. De angst voor eigen onbe kwaamheid, de vrees voor eigen verdorven heid, wordt weggenomen en maakt plaats voor vertrouwen in Hem, die al onze zor gen en moeiten gekend heeft; Die is inge- daald in ons rusteloos, vergankelijk men schelijk leven, om dat te bestralen met Zijn Eeuwigheids-Licht, en om alle reUeloozen, die Hem in hun onrust zoeken, de vrre rust te schenken. Dan leeren we zeggen tot ons zelf, wat Pieter Leomird van de Kasteele eens uitsprak; Bust, mijn ziel, uw God is Koning, IIocl de wereld Zijn gebied. Alles wisselt op Zijn wenken Maar Hijzelf verandert niet. Ieder woelt hier om verand'ring, En betreurt ze dag aan dag, Hunkert naar hetgeen hij zien zal En verlangt naar 't geen hij zag. Rust, mijn ziel; uw God is Koning. Wees tevreden met Uw lot Zie, hoe alles hier verandert En verlang alleen naar God VOOR DE JEUGD Beste Nichtjes en Neefjes. Volgens onze laatst-geninakte afspraak zou ik deze week jullie briefjes beantwoor den, ornaat daarvoor de vorige week geen plaats meer was. 'k Hoop, dat jullie inmid dels allemaal je prijsje gekregen hebt. 'k Zal nu uiuar beginnen met de briefjes. Lena B. te Ouddorp. Ja, hoor; hier heeft het ook gesneeuwd. En 't beeft ook een beetje gevroren. Heb je nog sneeuwballen kunnen gooien? Fijn, dat Sint je nog be dacht heeft. Mij ook, hoor! Jammer, dat je niet mee k°n doen aan de wedstrijd. Wil je me nog eens schrijven, of je dat beloofde prijsje hebt ontvangen? En probeer de vol gende koer de raadsels te bewaren! Nu, dat zul je wel doen, denk ik! Dag. Hartelijke groeten aan allen thuis. Tot schrijvens! Trijntje V. te M'ddelhamis. Wat had jij keurig werk geleverd En zoo veell Had je niet gezien, dat je maar één van de vier op gaven hoefde te doen? Of wilde je ze graag allemaal oplossen? Nou, 't was heel goed zoo, hoor! Je opstelletje was keurig. Houd je veel van zingen? 'k Ben benieuwd naar je postpapier. Fijn hé, dat Sinterklaas je zoo verwend heeft! Nou. tot een volgende keer, hoor Trijntje. Daaag! Henk M. te Sommelsdijk. Nou, nou, jij bent zeker een erg goeie vriend van Sinter klaas. Tenminste, wanneer ik lees, wat hij je gebracht heeft, dan begin ik'dat wel te gelooven. Je werk was goed hoor. 'k Vond het heel flink, dat jp alles uit je hoofd hebt opgeschreven. Je hebt er op die manier toch nog heel wat gevonden. Begrijp je die reken som van de vorige week? Of heb ie er niet naar gekeken? Nou, dat hoor ik de volgen de keer wel. Groeten aan Moeder en Vader, broers en zusje, cn ook aan jou zelf. Dag, Henk! Bram P. te Numansdorp. Wat leuk zeg, Sint voor de radio! 'k Hoop voor jullie, dat je fijn zult kunnen rijden in de vacantiel 'k Geloof, echter da! je geen gelijk krijgt, wat het vriezen betreft. Wat een mooie en lekkere dingen hen jij gekregen! Ja, nu ga k lieusch haast gelooven, dat je goed hebt opgepast, 'k Dacht anders, dat jc een ondeu gende rakker was! Vee) plezier hoor, op de reis naar Flakkee. 'k Hoop, dat je 't er pret tig zult hebben. Je wedstrijd-inzending was goed. Daag! Louisje M. te Fijnaart. Met mij gaat het nog best, hoor! Met jou toch ook? De ver koudheid heelemaal verdwenen? Jij verlangt óók al naar ijs, is 't niet? Ja, als jullie een bakkerij hebt. zul je daar io deze tijd wel lekker kunnen wezen! Ik vond dat je juist veel plaatsen had, hoor! 'k Hoop dat jullie ui Fijnaart een prettige vacantie zuil hebben. M n groeten aan allen. Daaag! Ida J. te Stellendam, 'k Zal je toch voor 't laatst in dit jaar maar schrijven, al heb ik geen briefje van jou gehad. Dat kwam zeker, doordat je Moeders plaatsje moesj in nemen Is Moeder nu weer terug? AI lang, zeker! Zijn de zieken weer genezen? Jam mer, dat we elkaar niet meer gesproken hebbenI Een ander keertje misschien! Dag, Ida! 'lot de volgende keer. Ik reken op je, hoor! Jannie v. D. te Beverwijk. Hoe gaat liet tegenwoordig met jou? Erg druk zeker, 'k Hoor tenminste weinig! Werk maar flink, hoor! Maar als je in de vacantie tijd hebt, moest je toch weer eens schrijven. Doe je 't? Hartelijke groeten voor allen. Daaag! Arie W. te Stad aan 't Haringvliet. .Tij had je ook flink uitgesloofd zeg! Reusachtig, wat een namen UeL je 't prij.-je al ontvangen? Je broertjes schrijven zeker de volgende keer weer. Bram is intussclien als thuisge komen denk ikl Geniet maar veel samen hoor! Doe de groeten aan je ouders en ver dere huisgenoot en. Vooral aan Jan en Jaaj). Tot schrijvens! Marietje V. te NRddelharnis. Zoo, zijn jul lie, Trijntje en jij, vriendinnen. Nou, dat. had ik eerlijk gezegd al wel gedacht. Na tuurlijk mag je wel eens samen over de raadsels praten. Maar 'k vind liet. nog leu kei', als elk het apart doet. Dan kun je altijd naderhand nog vergelijken. 'k Vond liet echt leuk, dat jullie ditmaal ook verschillend werk instuurden. Want de opstellen,namen en spreekwoorden waren duidelijk verschillend. Heb ie ie froostprijsie al ontvangen? 'k Hoon. dat 't naar ie zin is. Wat heb jij veel gekregen, de viiffle De cember. Was bef Kerstfeest van de Zondags school prettig? Je verjaardag staat geno teerd. Je opstel was heel goed, hoor! Schrijf maar weer eens gauw. Groeten auu allen thuis. Dag! Corn. R. te Nieuwe Tonge. Nou, is je ver langen naar een belooning voor al je werk bevredigd? 'k Hooji, dat je, wat je kreeg, mooi vindt! Ja, je briefje kwam even tc laat. Jij gaat in de vacantie zeker gezellig Moe der helpen. Jc hebt me al wel eens eerder geschrei en, dat je zoo houdt uii huishoud stertje spelen. Nou, help maar \eel hoor! Dat vindt Moeder heerlijk! Ja, liét nakijken van al het ingestuurde werk was wel een 'heelc kluif. Maar tóch prettig. Nu, als alles goed gaat, in t nieuwe jaar weer een brief. Dag, Cor! Groeten aan Moeder! En hiermee neem ik voor liet jaar 193S afscheid van jullie, 'k Wensch jc allen, mot je familie, prettige dagen toe, en wc zullen hopen, dat we in liet jaar 1936 met nieuwe moed weer verder kunnen werken. Tot 11 Januari dus, hé? Denk a.u.b. om de briefjes vóór 7 Januari. Dag. De hart. groeten \an TANTE TINE. HET ZONNETJE VAN BINNEN Al schijnt er een zonnetje buiten ook schoon Al toovert het stralen en kleuren Al blinkt er het landschap in heldere glans En tintelt van gloed van geuren Geen straal van zomerzonneschijn Verlicht er hart of zinnen Wanneer wij niet vervroolijkj zijn Door 't zonnetje van binnen! OUDE JAAR Oude jaarl 0, Iaat ons rusten Omzien eer wij verder gaan 't Nieuwe jaar word' niet begonnen. Eer wij hebben stilgestaan Eer we in ernst onszelven vroegen Deed ik waarlijk wat ik kon? Ben ik wijzer, beter, vromer Dan toen 'j jaar begon? God gaf ons Zijn zon en regen Gaf ons vreugde, gaf ons smart; Maakten wij genot en lijden Tot een zegen voor ons hart? Oude jaar! De jaren vlieden En zij keoren nimmer weer. Ieder jaar. vind' ons dan verder Vind' ons beter, meer en meer! Uit: „Zondagmorgen piet onze kinderen" door C, v. Rcnnes.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1936 | | pagina 3