VOOR VROUW EN KIND KERK EN SCHOOL 1935 MAAS- EN SCHELDFBODE ZATERDAG 30 NOVEMBER 1935 ive len :n GOD GEZIEN EN GERED „Het officieele Christendom" De amokpartij N OOR DE VROUW VOOR DE JEUGD j •eekje Ikje m 't jaar. gens csprckkcn it nu lit en t pop zijn, Win? torsteen ooi mooi! peelgoed al en omen hij graag 11? heeft morgens och'ling len Wring tes nog d voor- [wmrts' eer treven" meer! HAK ATE. te Oss is Nijmegen, ernsiig ge- c de vorige op W urm- Den Bosch waarbij ■orden. Mej. >0 jaar. ts den heer i-ziekerrhui.s nblik goed :eel Keizers- :n bank ge- den naani ind. De ge- groote ver- erd. Tegen ie een legio et kaaitoor animeerde en voerde u'soncn zijn •g.n. beurs, voren voor en, door de nkier ver door hem die spoedig lember was doch de ntal klaeh- ïouden. erdam io anjesingel oor kin de- tegenover- steigeren naar alle zekere N hij in le- Sinl Cani- licht ge- ïackcr en dat Maan- ■ng te Pijn werd ge- overleden, ster H. C ïsweg on- o-ongeluk g. echlge- er te ler- 62-jarige nge/uk in e familie arloosche- is aange- inlo werd van den ogen be- VOORDE ZONDAG En Jacob noemde den naam dier plaats Pniël; want, zeide hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijne ziel is gered geweest. Genesis 32 30. De komst van den Zoon Gods is niet alleen voorzegd, maar ook voorbereid. Heel de heilige historie van het Paradijs af al de dagen van het Oude Verbond js één voorbereiding van Christus' komst jn het vleesch. Maar enkele momenten in die geschie denis zijn toch al bijzonder treffend: als de Beloofde, die te komen staat, voor een wijle een menschelijke gedaante aanneemt, en aan menschen verschijnt: En welke van die verschijningen is treffender dan die in Pniël, toen Hij niet van verre stond, maar met Jacob wor stelde, man tegen man, van aangezicht tot aangezicht? Zijn Goddelijke heerlijk heid en almacht houdt Hij verholen achter de zwakheid van menschelijk vleesch en bloed, zoodat Jacob er eerst niets van merkt, met wien hij te doen •heeft. Maar onder het worstelen gaat hem een licht op. Totdat hij, als alles voorbij is, uitroept: Ik heb God gezien, van aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest! 1 Dit is het wonder van Pniël. Want God als God kan niet gezien worden. Hij is de Onzienlijke', welken geen mensch gezien heeft of ooit zien kan (1 Tim. 6:16). Wij zien wel zijn werken, en in die werken de blijken van zijn grootheid. Maar Hemzelven ziet geen mensch. En toch, hier verscheen Hij zichtbaar en tastbaar. Zoo, dat er voor Jacob geen twijfel meer overbleef. Maar het wonderlijkst in deze ver schijning, van aangezicht tot aangezicht is, dat Jacobs ziel gered wordt. O, zeg toch niet, dat Jacobs verwondering op een oud bijgeloof berustte, volgens het welk God te zien den dood na zich moest slepen. Want hoe zou een zondaar kunnen bestaan voor Hem, van wiens aange zicht de aarde beeft en de bergen ver smelten, voor wien zelfs de heilige engelen zich bedekken? Maar het wonder van Pniël gaat nog dieper. Het is niet alleen dit, dat hij God heeft gezien, en niet is omgekomen. Neen, dit zien van God is zijn behoudenis ge weest. Zeer juist zijn dan ook door onze Overzetting de oorspronkelijke woorden weergegeven, niet met: en toch is mijn ziel gered geweest, maar eenvoudig: en mijn ziel is gered geweest. Want Jacob heeft in deze ontmoeting zijn redding gevonden. God is hem ver schenen tot zijn behoudenis. En heel de toedracht van de ontmoeting is daarop gericht. Het gaat in alles zoo wonderlijk toe. Jacob is eerst de sterkste in de worste ling. Maar door één greep aan zijn heupgewricht wordt hij met machteloos heid geslagen. En dan begint de geloofsworsteling met den Overwinnaar om zijn zegen. Laat mij gaan, zoo heeft Hij gezegd, ais om Jacob te sparen. Maar Jacob zegt: Ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij mij zegent. En door dit geloof overwint hij: Uw naam zal voortaan niet Jacob zijn. maar Israël; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de menschen en hebt overmocht. Slechts één begeerte blijft Jacob ont houden. Geef mij toch uwen naam te kennen. Maar hij ontvangt slechts dit antwoord: Waarom is het, dat gij naar mijnen naam vraagt? Diezelfde begeerte is eeuwen later uitgesproken .door Simsons vader: Wat is Uw naam, opdat wij U vereeren, wanneer Uw woord zal komen. En dan is het antwoord weer: Waarom vraagt gij dus naar mijnen naam? Maar er komt toch iets bij. Die is toch Wonderlijk (Richteren 13:17, 18). Hij is Dezelfde, van wien Jesaja later profeteeren zal: Een Kind is ons gebo ren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op zijnen schouder, en men noemt zijnen naam: W o n d e r 1 ij k. Raad, Sterke God. Vader der eeuwig heid, Vredevorst (Jes. 9:5). Hij is het Goddelijk Wonder, en de Wonderlijke God, die het wonder van onze verlossing uitricht door zichzelven Maar de naam, waarbij Hij straks be kend zal worden, als Hij komt wordt nog verzwegen. Gij zult zijnen naam heeten Jezus, want Hij zal zijn volk zalig maken van hunne zonden En toch, de zaak is aan Jacob ge toond en voltrokken. En hij mag ervan juichen: Ik heb God gezien, van aange zicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest. Het was nog maar een zwak begin, een voorbijgaande verschijning. Maar het was toch een voorproef van wat in de volheid des tijds is gebeurd, toen Jacobs Zegenaar voor altoos onze natuur aannam, maar nu uit het vleesch en bloed der maagd Maria. Toen is het Woord vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond, en wi hebben zijn heerlijkheid gezien, een heer lijkheid als des Eeniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid. Toen kon hij tot zijn discipelen zeggen Wie mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien. En zijn Apostel kon zeg gen: Hetgeen wij gezien hebben met onze oogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord des levens, dat verkon digen wij u. En dat is in Pniël voor een oogenblik getoond. Maar dit herhaalt zich dan ook in het leven van eiken zondaar, die Jezus als zijn Zaligmaker leert kennen. Want zooals God Jakob tegenkwam, om zijn kracht, waarin hij tot dusver gestaan had, te breken, zoo komt Hij nog ieder tegen, dien Hij ten eeuwigen leven redt. O, wij zoeken van nature allen en een ieder aan die greep te ont glippen. We willen door onze eigen slim heid den zegen en de behoudenis ver krijgen. En als wij het dan meenen te winnen, dan verliezen we het. Maar ook als we het moeten verlie zen, en niets meer overhouden, en alleen kunnen pleiten op genade, op onverdien den, en verbeurden, en verzondigden zegen, dan zullen we het winnen. Want dit is het wondere, als Jezus onze ziel komt redden, dat hij de zonde in ons aangrijpt, zonder sparen. En dan helpt al ons tegenstribbelen niets. Maar als we het dan voor goed moeten opge ven, dan wordt het pleiten op genade. En zooals Jacob in zijn nederlaag zich toch onweerstaanbaar tot zijn Overwin naar aangetrokken gevoelde, zoo gaat het ook in elke ziel, waarin Jezus over wint. En dit gaat dan door in heel ons leven. O, wi) worstelen soms met allerlei te- genheden. Tegenheden. waarin het schijnt alsof Godzelf zich tegen ons stelt, alsof Hij ons eronder wil hebben. Zoo is het wel in het leven van Gods liefste kinderen. Jacob werd niet eerst in Pniël Gods uitverkorene: hij was het te voren al. Maar daarom juist moest hij in zi)n eigen kracht gebroken worden. Opdat Jacob in hem zou sterven, en Israël in hem mocht leven. Zoo wil God in zijn wijsheid en liefde en trouw ons breken in onze eigen kracht, waardoor wij Hem vooruitloo- pen, Hem het bestel uit handen zoeken te nemen, om in onze eigen wegen den beloofden zegen te verwerven. En dan, als wij het tegen Hem hébbèn moeten verliezen, dan richt Hij ons op. en sterkt ons door de wondere kracht zijner genade, meer en meer. Dan gan' ook in ons Jacob onder, opdat Isracl leve. De gedurige afsterving des ouden menschen. Maar daarmede gaat gepaard de opstanding van den nieuwen mensch, den mensch Gods. NED. HERV. KERK Beroepen: Te Emmer Erfscheiderveen, eand. J. J. van Zorge te Lemelerveld. Te Exmorra (toez.), W. Sybrandi, cand. te Gro ningen. Te Berkemvoude (toez.) cand. P A. H. de Boer te Leiden. Aangenomen: Naar Hoogmude (toez 1 J. II. Vrielinik, cand. te Dalen. Naar Mui- de Aerg, W. Willemse, cand. te Driebergen. Bedankt: Voor Oosthem c.a., J. H. F. Engel te Alblasserdam. Voor Rotterdam. Feijenoord vac.-Edelkoort)G. Bos te De- demsvaart. GEREF. KERKEN Tweetal: Te Borger (Dr.), eand. J. Rib- berink te Kampen en cand. G. van 't Riet te Wassenaar. CHR. GEREF. KERK Beroepen; Te Sassenheim, W. Heel ma te Aalsmeer. GEREF. GEM. Bedankt: Voor Rijssen, W. C. Lamain te Rotterdam-Zuid. VRIJE EVANG. GEM. Bedankt: Voor Apeldoorn D. W. Veld kamp te Leeuwarden. AFSCHEID Ds. W. H. KELDER Jr. Zondag J.l. heeft Ds. W, H. Kelder Jr afscheid genomen van de Ned. Herv. Gemeen te te Breskens met een predikatie over Matth. 17 8. Toespraken werden gehouden door ouderling 3. 1{. Wosdorp namens den Kerkeraad, die liet toezingen Ps. 121 4, Ds F. L Casteleyn namens den ring IJzendijke en de predikantenkring „Eucharistia", de consu lent Ds. E. A. A. Snijdelaar, die liet toezin gen Gcz. 224 1. Na afloop was er een druk ke recepcie. Ds. L. BOUMA f Ds L. Bouma, cm. predikant van de Gercf. Kerk te Middelburg is te Huizum, waar hij woonde, overleden. Ds. Bouina was 25 Out. 1855 te Oldeboorn geboren. Hij ontving zijn opleiding aan de Theologische School te Kampen en werd in 1882 candidaat om 12 Nov. van dat jaar tc Driesum, bij de toenmalige Chr. Geref. Kerk het predikambt te aanvaarden. Na 7 jaar vertrok hij naar Terneuzen, om in 1896 te Emlichheim (Duitschland) zijn intrede te doen. In Juni 1898 verbond Ds. Bouma zich aan de Geref. Kerk van Middelburg B, waar hij werkzaam was tot 1925 toen de classis Middelburg hem op zijn verzoek eervol eme ritaat .verleende. Mede onder leiding van Ds. Bouma kwam in Middelburg de ineensmel- ting van de Geref. Kerken A, B en C tot stand. In 1925 keerde Ds. Bouma weer terug temidden van zijn Friesche landgenooten en verbond hij zich aan de kleine Geref. Kerk van Hyum en Finkum, om aldaar hulpdien sten te vcrleenen. Dit heeft hij gedaan tot 12 Nov. 1932, den dag van zijn gouden ambts jubileum, toen hij het actieve ambt voor goed neerlegde en zich metterwoon vestigde te Huizum. Meermalen is Ds. Bouma lid geweest van de Generale Synode. Voorts was hij vele ja ren hoofdredacteur van de Zeeuwsche Kerk bode. Twee zonen, Ds. H. S. Bouma te Am sterdam-Zuid en Ds. A. J. Bouma te Hoeren veen, zijn eveneens predikant bij de Geref. Kerken .Ds. Bouma was ridder in de orde van Oranje-Nassau. Ter gelegenheid van den 75en verjaardag van Ds. Bouma 'schreef Ds. Hey in de Zeeuw sche Kerkbode: „Bij den ingang van zijn emeritaat zei hij tot de gemeente te Middelburg: „ik houd niet op bedienaar des Woords van de kerk te Middelburg te zijn en ik hoop, dat ik nog eenigen tijd mag blijven. De band tusschen u en mij blijft". ,We verblijden ons, dat de toen uitgespro ken wensch in vervulling is gegaan en na ruim vijf jaren die band nog is gebleven. Want zij het in anderen zin de band is gebleven met alle Geref. Kerken in ons gewest, onderhouden als die werd ook daar door dat Ds. Bouma medewerker bleef van onze Kerkbode en alszoo het contact be waard werd. En hoe dit contact dezerzijds op pry's wordt gesteld blijkt wel daaruit, dat menigeen zich ietwat teleurgesteld voelt als hij, bij het openvouwen van de Kerkbode, moet constateeren dat er „weer niets van Ds. Bouma in staat". Men bedoelt dat dan niet als een verwijt, want allen willen het billijken, dat bij het klimmen der jaren de pen tot meerdere rust geneigd is, maar het is dan de spontane uiting van een gemis. Men zou het gaarne houden zooais het vele jaren was". Ds. P. MOERMAN Woensdag 4 December hoopt Ds. P. Moer man, predikant der Ncd. Herv. Kerk te Nieuw- Loosdrecht ziju zilveren ambtsjubileum te herdenken.' Ds. Moerman aanvaardde de Evangeliebe diening in de Ned. Herv. Kerk 4 December 1910 te Cats in Zeeland, vanwaar hij in 1918 naar Moercapelle vertrok om vier jaren later naar Stavenisse te gaan. Sedert 27 Januari staat ds. Moerman te Nieuw-Loosdrecht. Gedurende zijn verblijf te Stavenisse wae de a.s. jubilaris vele jaren scriba-ijuestor van den ring Tiiolen en van 1927 tot 1935 lid van het Classicaal Bestuur van Zierikzee. VIERDE NAT. CHR. SCHOOLCONGRES In 1936 te Utrecht Het Groot-Comité tot organisatie Van Na tionaal Christelijke Schoolcongressen verga derde 1.1. Zaterdag 23 November te Utrecht. Met bijna algemeene stemmen werd besloten tot het houden van een vier de Nationaal Christelijk Sehoolcongres en hieraan een internationale afdec- ling te verbinden. Aan het bestuur werd overgelaten nader te beslissen, of het wenschclijk en mogelijk zou zijn, dit congres te doen samenvallen met de algemeene vergaderingen der aangesloten organi saties, of wel het te houden op 28, 30 en 31 October 1936. In een daarop gevolgde bestuursver gadering werd beslist, dat het eerst genoemde niet wenschelijk was, om dat de algemeene vergaderingen der aangesloten organisaties op zeer ver schillende tijden vallen en deze veel al statutair zijn vastgelegd. Besloten werd dus het congres le houden op 29, 30 en 31 October 1936 te Utrecht. De concept-lijst der onderwerpen, dooi het bestuur aangeboden, werd door het Groot-Comité aanvaard en uitgebreid. Het bestuur zal uit deze onderwerpen een keuze doen voor de behandeling in de alge meene vergaderingen, in de vergaderingen van de internationale afdeeling cn in de sectie-vergaderingen. Hrt Congres zal in verband met de tijds omstandigheden op sobere wijze worden in gericht. STAND DER FINANCIËN Het Zcndingshureau le Oegstgcest (post rekening No. 6047) vraagt ons plaats voor het volgende: lot en mot 23 dezer hebben dp inkomsten bedragen pl.m. f 131.060, waarbij plan. f 100.000 is van de Zendingswcek. De achtPi-stand is alzoo niet f 57.000 ver minderd en teruggebracht tot f 130.000. Lr zal dus tot 15 Januari nog ruim twee maal honderd duizend gulden moeten wor den ontvangen, zal er in alle geraamde be hoeften van het werk worden voorzien- Wanneer de opbrengst van de Zendinps- weok in totaal niet minder is dan verleden! jaar, Is het dus niet onmogelijk (lat voor dit jaar,liet gestelde doel wordt bereikt. Maar veler inspanning tot den laatstcn dag; toe zal daarvoor nog noodig zijn. Dli KERKINBRAAK IN ZEELAND Bij het onderzoek inzake de kerkinbraaJc te Zeeland (N.-Br.) is aan het licht ge komen, dat de monteur K., afkomstig uit Rotterdam, die in verband met d.t misdrijf was gearresteerd en gevankelijk naar Zee land was overgebracht, niets met de zaak uitstaande heeft. De aangehoudene, die vol komen onschuldig bleek le zijn, is na ver hoor in vrijheid gesteld. l)it soort Christendom i.s niet liet echte* Hei is ongeveer wat men in den kring, waai1 liet woord is uitgevonden, ook wel noemt het traditioneele Christendom. Het onder scheidt zich van het echte Christendom dooi' het in waarde houden van de begrippeul „kerk" en „dogma", en daar deze woorden* niet in den Bijbel voorkomen, staat het al-1 leen daarom reeds minder gunstig aange schreven. Maar bovendien is het offieieelei Christendom ook niet. vriendelijk, niet nede rig, niet oprecht. En al verder is het oolv, niet sterk in de naastenliefde; het is, om het maar ronduit te zeggen: onverdraagzaam. Stel daar nu eens tegenover liet echtd Christendom; dat van de daden cn niet van: de woorden. Hoe glanst het u tegemoet! Eert voorbeeld? Lees maar eens, wat het van het officieele Christendom zegt in do Nieuwe* Rott. Crt., een der paladijnen van het echte Christendom Daar schreef een zekere jnen' dat hij onlangs in dat blad eenige opmer* kingen had mogen maken (hoe gastvrij!)! over het tekort van het officieele christen dom en o.a. wijzen op de tegenstelling tus* schen wat Christus laakt en hetgeen de of* ficieele christenen laken. Hij noemde ook een paar voorbeelden: „Het „oordeelt niet!" is een woord, dat ge< drukt staat op een der bladzijden van deni Bijbel, maar dat allerminst gegrift is in Ja harten van hen, die deze bladen als heilige* schriftuur beschouwen. Het „mij anngaandd mijn voelen waren bijna uitgegleden", welt heel wat minder in de harten op dan heft prettige gevoelens gevende „ik dank u, datf ik niet lx>n als deze". Nadat deze verdraagzame gedachte geven tileerd is, kleedt de schrijver nog een andere aan. Deze betreft de philantropic. Een breed terrein ligt hier voor allen open, maar he laas: zooveel kracht wordt aan die taak onfc* trokken en besteed aan 't begluren en „af* maken" van anderen. Aldus de schrijver, die) blijkbaar nog nimmer gehoord heeft, dat juist op dit gebied de Christenen van aU lerlei scihakeering samenwerken. Maar nu zal de lezer, ongeduldig worden* de, vragen, waarom wij toch niet zulk eem laster met verachtelijk stilzwijgen voorbij gaan? Wel, omdat in hetzelfde nummer vauf dezelfde courant op dezelfde bladzij, een; meditatie voorkomt, welke aldus eindigt: „Eens gevraagd zijnde van de Farizeeën} wanneer het Koninkrijk Gods komen zoiif antwoordt de Christus hun: „Het Koninkrijk Gods komt niet tnet uiterlijk gelaat en meu zal niet zeggen: Zie hier of zie daar, want zie. het Koninkrijk Gods is binnen ulieden.'1 „Niet met uiterlijk gelaat, maar binnen! ulieden." „Rembrandt, Christen^ of niet, heeft daafi iets van verstaan." Nu weten we,- wat echt Christendom is» Het is v e r s to p t Christendom. BUITENZORG, 26 Nov. (Aneta). Inzakcj de amokpartij, waarhij 13 personen gedood en drie gewond werden, wordt nader ge-i meld, dat de toestand der gewonden gun* stig is. De door den dader gestichten brand vei- woestle 11 huizen, 8 daroegas (schuren) $i| 7 locuiboengs (rijstvoorraden). De mooi denaar meldde zichzelf bij ds politie aan. if i l et schoon kogel ui V.. die 'U op een daartoe naar hij «ine het tevolg. Een van deze kleinen, door J. L. F. de Liefde, (lc deel). Hij had gesnoept! En't was uitgeko- Inen ■lui' zei: „Hugo, kom eens hier'. En toen nam ze hem mee. Ilein alleen. Naar de slaap kamer. Overdag. En ze deed de deur toe. Even wierp hij een blik schuin omhoog naar „Juffie". Zijn hartje bonsde erg van binnen tegen zijn zij aan, want Juffie was anders dan anders. Niet boos, maarIluugje werd er toch bang onder. Er zou iets ko menEn toen nam Juf hem op schoot en «af hem een kus. Dat dit komen zou, had 'hij in 't geheel niet gedacht, maar't Was toch alles erg naar. En de lieeic kamer was zoo stil, nu de spreien er op bleven en zij, zusje cn hij, er nog lang niet in gingen. En de kasten bleven dicht; hij behoefde immers ook niet verkleed te worden. De vvaschlafel bleef netjes schoon: hij was niet vuil. Hij was hier niet in de slaapkamer, om gewassclien te worden. Hij was hier alleen, om wat kómen zou! Juffie was vreemd stil; haar oogen waren nog stiller, want ze lacli- tten heelemaal niet, zooals anders. En toen zei Juf: „Hugo „Hugo" zei ze. Net. als zooeven. Niet: Iluugje, of vent, of baasje, maar: „Hugo En toen: „Je hebt wat genómen, uit het doosje van vader'. 0, wat schrok Huugje. Net, of hij 't nil pas deej. En niet 't vanmorgen al had gedaan. Of hij nu bezig was, het te doen, cn Juf hem opeens zag... Hij stopte zijn hoofdje weg, tégen Juf aan, maar hij hoorde het wel, al zei ze het heel zacht: „Is 't niet?" Toen zei hij ja, met een knik van zijn Jioofdje, wanthet was zoo. Uit het doosje... van vader! Bet leek nu zoo anders dan vanmorgen, toen hij in vaders kamer was. Toen was het zoo heel gemakkelijk geweest. Even maar je hand uitsteken en het pakken. En toen was t meteen al in zijn mond. Dit waren zuike heel dikke fondants, ze Umolten dadelijk, en je heel e mond was er opeens vol van. Aan alle kanten tegelijk proefde je dat lekkere, zurige zoet. Maar nu was 't alleen: „Je hebt wat geno men. Uit het doosje van vader". GenomenAnders krégen ze het altijd. hij en zus samen. En nu had hij 't alléén. genomenS t i e k e mEn zus had Riks gehad, Juf/ie zei weer wat. „En laatst heb je óók gesnoept. Van de aardbeien". Huugje wist het nog best. „Ga je nu telkens snoepen? En kunnen we je nu nooit meer vertrouwen? Moeten we al les in de kast wegsluiten? En denken: an ders neemt Huugje er wat van weg?'' Ineens werd het angstig vol om Iluugje's hartje, en de tranen sprongen zijn oogjes uit. Toen fluisterde hij, diep tegen Juffies blouse aangedoken, „dat liet hem zoo erg, érg speet". Hij moest aan vader gaan vertellen, dat hij het had gedaan. Juf wist hot alleen nog maar. Hij beloofde, het nooit weer te zullen doen, en vader gaf hem een kus. Juffie had het hem ook vergeven en toen „was alles weer goed". 's Avonds knielde Huugje bij zijn bed en dankte „voor al het plezier" dat ze die dag gehad hadden; nét als gewoon; vroeg óók „of de Heer alle kwaad wilde vergeven, dat liij gedaan had", net als andere avonden. En toen nog: „Wilt U me helpen, dat ik noolï meer snoepen zad? Amen". Meteen hief hij zijn gezichtje op voor den nachtkus; duikelde voorover zijn bedje in cn draaide zich genoegelijk op zijn zij neer, om „toegestopt" te worden. Binnen twee minuutjes waren de kijkers dicht. De dag met zijn lief en leed was ver geten. Op het slapend gezichtje lag alleen het onbewuste geluk van een kinderhartje, dat vrede heeft met' zichzelf, met God, de men schen cn het leven. De volgende morgen had Huugje al zün soldaten uit de kast gehaald. Twee doozen, en 'het fort- Twee legers waren het, en hij begon ze op te zetten. Netjes in 't gelid. De hecle tafel had hij er voor leeg gemaakt. Het moest eeu groot gevecht worden. Hoe was 't nou ook weer? Die, met de 100de vesten aan, waren dat de Fransrhen? OfNee, 't kon toch óók wel, dat dat de Russen waren. Hé, nou wist hij het niet meer. Wat waren nu de vijanden? Vader 'had hem gezegdWacht! Ja... eerst even gaan vragen, want anders zou al les fout gaan. Dan wist hij immers niet, wie het fort mochten hebben, en wie bij Napo leon hoorden, 't koperen ruitertje, 'dat vroe ger bij moeder op liet kastje had gestaan Meteen zwaaide hij de boenen onder zich vandaan want hij had op zijn knieën op den stoel gelegen, om ver op de tafel te kun nen reiken draafde de gang door, en rlc (rap op naar vaders kamer. Met dezelfde ivaart bonsde bij de deur open: „Vader, de rooie Hé1 Beduusd bleef hij op liet deur- kleedje staan, geschrokken, omdat hij had gepraat tegen iemand, die er niet was. De groote. kamer leek nu opeens gewichtig stil na zijn stem. En zoo leeg. Toen deed hij een paar pasjes de kamer in, voorzichtig, omdatja, omdat... het was toch zoo ongewoon zonder vader. Hier was hij anders nooit „zoo maar alleen", en liep hij nooit in en uit, als in de speelkamer. Hij kwam er enkel, als vader er wasJa, toen... gistermorgen.... toen was het óók zoo geweest. Ineens vloog er een bange hitte in hem op. Dat hij liet toch gedaan had1 Vader had het doosje expres meegebracht uit Parijs. Dat doosje kwam ook nooit in de huiskamer, waar alle andere menschen wa ren. Het bleef in vaders kamer. En daar kre gen hij en zus er uit. Meestal alleen, als ze gociennacht kwamen zeggen. Het doosje was van buiten al zoo mooi. Het kwam dan ook uit Parijs. Ilij wist het heel precies. Op het deksel stond een rijt;« meisjes, ieder met een zakje in ttc nand waaruit ze mochten eten. Hij kon het nu niet zien, want het stond op de rand van de kast. Die kast, die nét zoo groot was als 'de hecle muur. Htt waren eigenlijk twee kasten op elkaar, en de onderste was grootcr dan de bovenste. Daardoor schoot er eeu rand over. Op dien mooien gladden rand had va der altijd zooveel staan. Van die aardige dingen. De hond uit Parijs ook, die op moesf passen, dat de papieren niet wegwaaiden, 011 er daarna bovenop was gaan zitten. Iluugje's oogen wandelden verder de kamer in, nc dien rand loe en zijn beentjes stapien mee. De ccne helft, waar het doosje stond, kon hij net niet zien. Die zat achter de schrijftafel Hij rekte zich uitWankelde op zijn tee- ncn... Nee het was tc hooger overheen kijken kon hij nietF.n hij liep door, even om de schrijftafel heen wou hij kij kenJa, nu Opeens deinsde hij terug, met een schokje, en bleef pal staan, 't Mondje open, de oogen heel groot, en met strakke blik gericht op dat ééne plekje, waarToen brak do schrik... 't heele gezichtje versomberde van bittere, bittere teleurstelling Meteen smeet hij zich wild om no zijnhak- gen en rende de kamer weer uit. Vergat zelfs dc deur achter zich toe te doen (Slot volgt). WIJSHEID De grootsle dienst, die we iemand kunnen oowijzen, is hem te helpen, zichzelf te hel pen. Trine. Gij bidt tegen vooruitgang, als gij tegen beproeving bidt, Spurgeon. Laat mij willen en niet willen, Wat gij wilt cn niet en wilt Blijde gaande door het stille Leven, in L'w vree verstild. Jacq. E. v. d. Waals, Beste Nichtjes en Neefjes. Ofschoon het deze week eigenlijk niet de week is voor briefjes, wil ik ui e z e keer tocli een uitzondering maken. M ant: 'k heb jullie prachtig nieuws te vertellen! En omdat ik weet, dat jullie allemaal blij zult zijn als je 't hoort, wil ik dal geen week uitstellen, k Vind het veel te leuk, om liet jullie gauw tc laten weten. Wat dat groote nieuws dan is? Jullie zult bet onmogelijk kunnen raden! Dus k zal je maar niet al te lang laten wachten! Wc liebhcn er een neef en twee nichten bij gekregen. Is dat niet geweldig? Stel je \oor: Dinsdagavond gleed er iets in m'n brieven bus, 'k ging kijken, endaar lagen een stelletje brieven van raadselnichtjes en -neef jes. Natuurlijk was ik benieuwd, van wie ze waren en wat de inhoud was! Nu, jullie kunt je begrijpen, hoe verbaasd ik zat te kijken, toen ik ontdekte, dat van de 4 briefjes, die ik tegelijk ontvangen had, er drie van nieu we declnomers(ncemstcrs) waren! 't Was een onverwachte, groote verrassing! Wie het dan wel zijn? 'k Zal je de namen laten zien. De nieuwe nichtjes zijn: Marietje V. te Middellia'rnis en Trijntje V., eveneens le Middelharnis (echter: zo, hebben verschil lende achternamen, hoor, al beginnen ze bei de met V.!). De nieuwe neef is Henk M. te Sommelsdijk! Vind jullie dat nu niet gezellig? Natuur lijk, Marietje, Trijntje en Ilenk: jullie zijn alle drie hartelijk welkom. Als je ons raad- sclhoekje al een poosje gevolgd hebt, weet je wel, dat we altijd zoggen: hoe méér, hoe lie ver! Dus vinden we 't allemaal fijn, dat jul lie er bijkomen! 'k Hoop, dat jullie er geen spijt van zult krijgen, en dat je trouw zult meedoen. Je weet natuurlijk ook wel, dat de trouw ste mededingers het meest kans hebben op een prijs. Verder zou ik het erg prettig vin den, wanneer jullie zooals je trouwens zélf al schrijft voortaan behaive de raadsel oplossingen me ook een gezellige brief stuurt. Die kan natuurlijk niet altijd even lang zijn, maar: zoo ééns in de veertien dagen heeft ieder toch wel iets om te vertellen. Je schrijft maar over wat je 't liefst wilt. Ik stel in al les belang, wat jullie leuk vindt. Dus: je hoeft nooit te denken, dat je me verveelt door je verhalen, waarov er dan ookf F.n tenslotte; mocht 't jullie god bevallen, dit meedoen in ons kringetje, dan doen jul lie natuurlijk ook je best, anderen aan te vuren, om mee tc paan doen. Als je t zeil leuk vjndt, is 't natuurlijk fijn, anderen dat genoegen ook te bezorgen. Dus wc spreken meteen af: ais jullie het prettig blij ft vin den, om mee tc doen, dan wordt je ijverige „propagandisten' voor ons „Hoekje", en je spoort vriendinnetjes, vriendjes en kennisjes, die ook de Maas- en Scheldelxxle lezen, aan om óók mee tc gaan doen! En schrijf jullie me ook even d a t u m en jaar van geboorte. Hiermee zijn jullie ingewijd in al onze ge heimen, en dus beschouwen wij allen jullie verder als onze trouwe mededingers, 'die hel pen, om van onze Jeugdrubriek ecu gezellig hoekje te maken. Mocht je zélf soms leuke raadsels of aardige verhalen weten, dan stuur je ze maar in; als ze geschikt zijn, worden ze in de krant geplaatst. En als jullie klachten of bijzondere wen- srhen hebt, mag jc die, ev en goed als de an deren, in een brief uiten, 'k Zal zooveel mo gelijk probeeren daaraan te voldoen. Tot de volgende maal dus! De raadseloplossingen worden, gelijk met de nieuwe raadsels, om de twee weken gegeven, zooals je zeker al weet Dus daarnaar kijk je maar uit in de Krapt van 7 December. Jullie had goed nage- dacht, dat kan ik al vast wel verklappen! Tenslotte nog even een briefje voor Ida J. te S-Hlcndam. Tot. m'n spijt ontving ik je laatste brief juist één dag te laat, Ida! Daar door komt 't, dat ik 23 Nov. klaagde over je zwijgzaamheid. Maar gelukkig had ik dc vol tri1'1''" 'Jag al weer een bewijs van meeleven. k Heb toen nog een antwoord op je briefje nagestuurd, maar dat werd niet geplaatst! Dat zal dus nog wel komen! Volgende keer meer hoor! Groeten aan allen thuis! Ida J, te Stellendam, Vanmorgen (Woens dag) ontving ik jc brief. Eigenlijk 1 dag te iaat dus. Vandaar, dat ik 't bovenstaande over je stilzwijgen al verzonden had. Nu och ter wil ik door dit briefje na te sturen, nog even de fout herstellen. Dank voor de goede berichten. Van de prijs maak ik onmiddellijk werk. Tot de volgende maal. naar ik hoop Dag Ida. Groeten aan Moeder, Vader, Truus en je broertje. Ziezoo, nichtjes en neefjes; hiermee eindig IK. Mag ik nog even vragen, of allen vóór Woensdag 4 Dec. hun raadsels insturen, m t. oplossingen en briefjes, als 't kan; zorg dus, dat ik ze uiterlijk Dinsdagavond 3 Dec. in' m'n bezit heb. Dan krijgen we in de krant weer een flinke rij antwoorden op jullie ver halen. Afgesproken dan! Houdt jullie je maar taai! Tot volgende keer, hoor! Aan allen, ooli aan jullie ouders en verdere huisgenooteix in n hartelijke groeien. Tot scUrijvens, he Jullie TANTE TIN'E. HET BEZETTE PLAATSJE Buiten adem holde een lieer het perron op. Hij had in de vestibule met een Vriend staan praten cn langer dan gewoonlijk aan het loket moeten wachten. Maar toch wou bij graag met de trein, die juist zou mocteit vertrekken, mee. Gelukkig, het sein van ver trek was nog niet gegeven. Zenuwachtig liep hij langs dc trein. Maai! ongelukkigerwijs zaten al de coupé's stamp vol! De reiziger echter keek nauwlettend, door de portierraampjes en zag in 'n coupé nog één plaats onbezet. Vlug wipte hij bin nen, verheugd, dat hij nog een plekje gevon den had. Twee hecren zaten te kaarten. Een vart hen, een erg corpulent iemand, had z'n tasclt naast zich gelegd, om een groote plaats voor zich ze|f te houden. „Och, meneer vroeg onze reiziger, „zou ilj misschien op deze plaats mogen zitten?" „Het spijt me", was liet antwoord, „maai* mijn vriend heeft hier zijn tasclt neergelegd om te verhinderen, dat een ander zijn jdaats zou innemen. Hij is even naar do restaura tie gegaan, om een kop koffie to drinken. Ik kan u dus deze plaats niet geven".. De reiziger vermoedde, dat de dikke heef dit alles maar voorwendde, om de plaats voor zichzelf te houden. „En tóch zal ik zoo vrij zijn, op deze plaats te gaan zitten. Ik zal voor uw vriend de lasch in liet bagagenet zetten. Komt hij te rug, dan zal ik zijn plaatsje inruimen, en ik zul me moeten vergenoegen met een staan plaats". Met deze woorden deed de reiziger, wat hij gezegd had. Inmiddels had de conducteur gekeken, of de portieren goed gesloten waren, en de trein zette zich in beweging. De vriend kwam natuurlijk niet opdagen, WIE WAS ER SLIMMER? De sproeiwagen Een boer en zijn zoon kwamen voor het eerst m de stad. Daar zagen ze een sproei wagen. „Hei, baas! riep de jongen den voerman toe, „weel je wel, dat je al je water verliest?" „Domoor', riep zijn vader daarop, „je ziet toch wel, dat die man dat opzettelijk doet, om de ondeugende jongens van zijn wagen te houden!"

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1935 | | pagina 3