VOOR VROUW EN KIND
KERK EN SCHOOL
1935
MAAS- EN SCHELDFBODE
ZATERDAG 30 NOVEMBER 1935
ive
len
:n
GOD GEZIEN
EN GERED
„Het officieele Christendom"
De amokpartij
N OOR DE VROUW
VOOR DE JEUGD
j
•eekje
Ikje
m 't jaar.
gens
csprckkcn
it nu
lit
en
t
pop zijn,
Win?
torsteen
ooi
mooi!
peelgoed
al
en
omen
hij graag
11? heeft
morgens
och'ling
len
Wring
tes nog
d voor-
[wmrts'
eer
treven"
meer!
HAK ATE.
te Oss is
Nijmegen,
ernsiig ge-
c de vorige
op W urm-
Den Bosch
waarbij
■orden. Mej.
>0 jaar.
ts den heer
i-ziekerrhui.s
nblik goed
:eel Keizers-
:n bank ge-
den naani
ind. De ge-
groote ver-
erd. Tegen
ie een legio
et kaaitoor
animeerde
en voerde
u'soncn zijn
•g.n. beurs,
voren voor
en, door de
nkier ver
door hem
die spoedig
lember was
doch de
ntal klaeh-
ïouden.
erdam io
anjesingel
oor kin de-
tegenover-
steigeren
naar alle
zekere N
hij in le-
Sinl Cani-
licht ge-
ïackcr
en
dat Maan-
■ng te Pijn
werd ge-
overleden,
ster H. C
ïsweg on-
o-ongeluk
g. echlge-
er te ler-
62-jarige
nge/uk in
e familie
arloosche-
is aange-
inlo werd
van den
ogen be-
VOORDE
ZONDAG
En Jacob noemde den naam dier
plaats Pniël; want, zeide hij, ik
heb God gezien van aangezicht tot
aangezicht, en mijne ziel is gered
geweest.
Genesis 32 30.
De komst van den Zoon Gods is niet
alleen voorzegd, maar ook voorbereid.
Heel de heilige historie van het Paradijs
af al de dagen van het Oude Verbond
js één voorbereiding van Christus' komst
jn het vleesch.
Maar enkele momenten in die geschie
denis zijn toch al bijzonder treffend: als
de Beloofde, die te komen staat, voor
een wijle een menschelijke gedaante
aanneemt, en aan menschen verschijnt:
En welke van die verschijningen is
treffender dan die in Pniël, toen Hij niet
van verre stond, maar met Jacob wor
stelde, man tegen man, van aangezicht
tot aangezicht? Zijn Goddelijke heerlijk
heid en almacht houdt Hij verholen
achter de zwakheid van menschelijk
vleesch en bloed, zoodat Jacob er eerst
niets van merkt, met wien hij te doen
•heeft. Maar onder het worstelen gaat
hem een licht op. Totdat hij, als alles
voorbij is, uitroept: Ik heb God gezien,
van aangezicht tot aangezicht, en mijn
ziel is gered geweest!
1 Dit is het wonder van Pniël.
Want God als God kan niet gezien
worden. Hij is de Onzienlijke', welken
geen mensch gezien heeft of ooit zien
kan (1 Tim. 6:16). Wij zien wel zijn
werken, en in die werken de blijken van
zijn grootheid. Maar Hemzelven ziet
geen mensch.
En toch, hier verscheen Hij zichtbaar
en tastbaar. Zoo, dat er voor Jacob geen
twijfel meer overbleef.
Maar het wonderlijkst in deze ver
schijning, van aangezicht tot aangezicht
is, dat Jacobs ziel gered wordt. O, zeg
toch niet, dat Jacobs verwondering op
een oud bijgeloof berustte, volgens het
welk God te zien den dood na zich moest
slepen.
Want hoe zou een zondaar kunnen
bestaan voor Hem, van wiens aange
zicht de aarde beeft en de bergen ver
smelten, voor wien zelfs de heilige
engelen zich bedekken?
Maar het wonder van Pniël gaat nog
dieper.
Het is niet alleen dit, dat hij God heeft
gezien, en niet is omgekomen. Neen, dit
zien van God is zijn behoudenis ge
weest. Zeer juist zijn dan ook door onze
Overzetting de oorspronkelijke woorden
weergegeven, niet met: en toch is mijn
ziel gered geweest, maar eenvoudig: en
mijn ziel is gered geweest.
Want Jacob heeft in deze ontmoeting
zijn redding gevonden. God is hem ver
schenen tot zijn behoudenis. En heel de
toedracht van de ontmoeting is daarop
gericht.
Het gaat in alles zoo wonderlijk toe.
Jacob is eerst de sterkste in de worste
ling. Maar door één greep aan zijn
heupgewricht wordt hij met machteloos
heid geslagen.
En dan begint de geloofsworsteling
met den Overwinnaar om zijn zegen.
Laat mij gaan, zoo heeft Hij gezegd, ais
om Jacob te sparen. Maar Jacob zegt:
Ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij mij
zegent. En door dit geloof overwint hij:
Uw naam zal voortaan niet Jacob zijn.
maar Israël; want gij hebt u vorstelijk
gedragen met God en met de menschen
en hebt overmocht.
Slechts één begeerte blijft Jacob ont
houden. Geef mij toch uwen naam te
kennen. Maar hij ontvangt slechts dit
antwoord: Waarom is het, dat gij naar
mijnen naam vraagt?
Diezelfde begeerte is eeuwen later
uitgesproken .door Simsons vader: Wat
is Uw naam, opdat wij U vereeren,
wanneer Uw woord zal komen. En dan
is het antwoord weer: Waarom vraagt
gij dus naar mijnen naam? Maar er komt
toch iets bij. Die is toch Wonderlijk
(Richteren 13:17, 18).
Hij is Dezelfde, van wien Jesaja later
profeteeren zal: Een Kind is ons gebo
ren, een Zoon is ons gegeven, en de
heerschappij is op zijnen schouder, en
men noemt zijnen naam: W o n d e r 1 ij k.
Raad, Sterke God. Vader der eeuwig
heid, Vredevorst (Jes. 9:5).
Hij is het Goddelijk Wonder, en de
Wonderlijke God, die het wonder van
onze verlossing uitricht door zichzelven
Maar de naam, waarbij Hij straks be
kend zal worden, als Hij komt wordt
nog verzwegen. Gij zult zijnen naam
heeten Jezus, want Hij zal zijn volk zalig
maken van hunne zonden
En toch, de zaak is aan Jacob ge
toond en voltrokken. En hij mag ervan
juichen: Ik heb God gezien, van aange
zicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered
geweest.
Het was nog maar een zwak begin,
een voorbijgaande verschijning. Maar
het was toch een voorproef van wat in
de volheid des tijds is gebeurd, toen
Jacobs Zegenaar voor altoos onze natuur
aannam, maar nu uit het vleesch en
bloed der maagd Maria.
Toen is het Woord vleesch geworden,
en heeft onder ons gewoond, en wi
hebben zijn heerlijkheid gezien, een heer
lijkheid als des Eeniggeborenen van den
Vader, vol van genade en waarheid.
Toen kon hij tot zijn discipelen zeggen
Wie mij gezien heeft, die heeft den
Vader gezien. En zijn Apostel kon zeg
gen: Hetgeen wij gezien hebben met
onze oogen, hetgeen wij aanschouwd
hebben, en onze handen getast hebben,
van het Woord des levens, dat verkon
digen wij u.
En dat is in Pniël voor een oogenblik
getoond.
Maar dit herhaalt zich dan ook in het
leven van eiken zondaar, die Jezus als
zijn Zaligmaker leert kennen.
Want zooals God Jakob tegenkwam,
om zijn kracht, waarin hij tot dusver
gestaan had, te breken, zoo komt Hij
nog ieder tegen, dien Hij ten eeuwigen
leven redt. O, wij zoeken van nature
allen en een ieder aan die greep te ont
glippen. We willen door onze eigen slim
heid den zegen en de behoudenis ver
krijgen. En als wij het dan meenen te
winnen, dan verliezen we het.
Maar ook als we het moeten verlie
zen, en niets meer overhouden, en alleen
kunnen pleiten op genade, op onverdien
den, en verbeurden, en verzondigden
zegen, dan zullen we het winnen.
Want dit is het wondere, als Jezus
onze ziel komt redden, dat hij de zonde
in ons aangrijpt, zonder sparen. En dan
helpt al ons tegenstribbelen niets. Maar
als we het dan voor goed moeten opge
ven, dan wordt het pleiten op genade.
En zooals Jacob in zijn nederlaag zich
toch onweerstaanbaar tot zijn Overwin
naar aangetrokken gevoelde, zoo gaat
het ook in elke ziel, waarin Jezus over
wint.
En dit gaat dan door in heel ons
leven.
O, wi) worstelen soms met allerlei te-
genheden. Tegenheden. waarin het
schijnt alsof Godzelf zich tegen ons stelt,
alsof Hij ons eronder wil hebben. Zoo
is het wel in het leven van Gods liefste
kinderen. Jacob werd niet eerst in Pniël
Gods uitverkorene: hij was het te voren
al. Maar daarom juist moest hij in zi)n
eigen kracht gebroken worden. Opdat
Jacob in hem zou sterven, en Israël in
hem mocht leven.
Zoo wil God in zijn wijsheid en liefde
en trouw ons breken in onze eigen
kracht, waardoor wij Hem vooruitloo-
pen, Hem het bestel uit handen zoeken
te nemen, om in onze eigen wegen den
beloofden zegen te verwerven.
En dan, als wij het tegen Hem hébbèn
moeten verliezen, dan richt Hij ons op.
en sterkt ons door de wondere kracht
zijner genade, meer en meer. Dan gan'
ook in ons Jacob onder, opdat Isracl
leve. De gedurige afsterving des ouden
menschen. Maar daarmede gaat gepaard
de opstanding van den nieuwen mensch,
den mensch Gods.
NED. HERV. KERK
Beroepen: Te Emmer Erfscheiderveen,
eand. J. J. van Zorge te Lemelerveld. Te
Exmorra (toez.), W. Sybrandi, cand. te Gro
ningen. Te Berkemvoude (toez.) cand. P
A. H. de Boer te Leiden.
Aangenomen: Naar Hoogmude (toez 1
J. II. Vrielinik, cand. te Dalen. Naar Mui-
de Aerg, W. Willemse, cand. te Driebergen.
Bedankt: Voor Oosthem c.a., J. H. F.
Engel te Alblasserdam. Voor Rotterdam.
Feijenoord vac.-Edelkoort)G. Bos te De-
demsvaart.
GEREF. KERKEN
Tweetal: Te Borger (Dr.), eand. J. Rib-
berink te Kampen en cand. G. van 't Riet
te Wassenaar.
CHR. GEREF. KERK
Beroepen; Te Sassenheim, W. Heel ma
te Aalsmeer.
GEREF. GEM.
Bedankt: Voor Rijssen, W. C. Lamain
te Rotterdam-Zuid.
VRIJE EVANG. GEM.
Bedankt: Voor Apeldoorn D. W. Veld
kamp te Leeuwarden.
AFSCHEID Ds. W. H. KELDER Jr.
Zondag J.l. heeft Ds. W, H. Kelder Jr
afscheid genomen van de Ned. Herv. Gemeen
te te Breskens met een predikatie over
Matth. 17 8. Toespraken werden gehouden
door ouderling 3. 1{. Wosdorp namens den
Kerkeraad, die liet toezingen Ps. 121 4, Ds
F. L Casteleyn namens den ring IJzendijke en
de predikantenkring „Eucharistia", de consu
lent Ds. E. A. A. Snijdelaar, die liet toezin
gen Gcz. 224 1. Na afloop was er een druk
ke recepcie.
Ds. L. BOUMA f
Ds L. Bouma, cm. predikant van de Gercf.
Kerk te Middelburg is te Huizum, waar hij
woonde, overleden.
Ds. Bouina was 25 Out. 1855 te Oldeboorn
geboren. Hij ontving zijn opleiding aan de
Theologische School te Kampen en werd in
1882 candidaat om 12 Nov. van dat jaar tc
Driesum, bij de toenmalige Chr. Geref. Kerk
het predikambt te aanvaarden. Na 7 jaar
vertrok hij naar Terneuzen, om in 1896 te
Emlichheim (Duitschland) zijn intrede te
doen. In Juni 1898 verbond Ds. Bouma zich
aan de Geref. Kerk van Middelburg B, waar
hij werkzaam was tot 1925 toen de classis
Middelburg hem op zijn verzoek eervol eme
ritaat .verleende. Mede onder leiding van Ds.
Bouma kwam in Middelburg de ineensmel-
ting van de Geref. Kerken A, B en C tot
stand. In 1925 keerde Ds. Bouma weer terug
temidden van zijn Friesche landgenooten en
verbond hij zich aan de kleine Geref. Kerk
van Hyum en Finkum, om aldaar hulpdien
sten te vcrleenen. Dit heeft hij gedaan tot
12 Nov. 1932, den dag van zijn gouden ambts
jubileum, toen hij het actieve ambt voor
goed neerlegde en zich metterwoon vestigde
te Huizum.
Meermalen is Ds. Bouma lid geweest van
de Generale Synode. Voorts was hij vele ja
ren hoofdredacteur van de Zeeuwsche Kerk
bode. Twee zonen, Ds. H. S. Bouma te Am
sterdam-Zuid en Ds. A. J. Bouma te Hoeren
veen, zijn eveneens predikant bij de Geref.
Kerken .Ds. Bouma was ridder in de orde
van Oranje-Nassau.
Ter gelegenheid van den 75en verjaardag
van Ds. Bouma 'schreef Ds. Hey in de Zeeuw
sche Kerkbode:
„Bij den ingang van zijn emeritaat zei hij
tot de gemeente te Middelburg: „ik houd
niet op bedienaar des Woords van de kerk
te Middelburg te zijn en ik hoop, dat ik nog
eenigen tijd mag blijven. De band tusschen
u en mij blijft".
,We verblijden ons, dat de toen uitgespro
ken wensch in vervulling is gegaan en na
ruim vijf jaren die band nog is gebleven.
Want zij het in anderen zin de band
is gebleven met alle Geref. Kerken in ons
gewest, onderhouden als die werd ook daar
door dat Ds. Bouma medewerker bleef van
onze Kerkbode en alszoo het contact be
waard werd. En hoe dit contact dezerzijds op
pry's wordt gesteld blijkt wel daaruit, dat
menigeen zich ietwat teleurgesteld voelt als
hij, bij het openvouwen van de Kerkbode,
moet constateeren dat er „weer niets van
Ds. Bouma in staat". Men bedoelt dat dan
niet als een verwijt, want allen willen het
billijken, dat bij het klimmen der jaren de
pen tot meerdere rust geneigd is, maar het
is dan de spontane uiting van een gemis.
Men zou het gaarne houden zooais het vele
jaren was".
Ds. P. MOERMAN
Woensdag 4 December hoopt Ds. P. Moer
man, predikant der Ncd. Herv. Kerk te Nieuw-
Loosdrecht ziju zilveren ambtsjubileum te
herdenken.'
Ds. Moerman aanvaardde de Evangeliebe
diening in de Ned. Herv. Kerk 4 December
1910 te Cats in Zeeland, vanwaar hij in 1918
naar Moercapelle vertrok om vier jaren later
naar Stavenisse te gaan. Sedert 27 Januari
staat ds. Moerman te Nieuw-Loosdrecht.
Gedurende zijn verblijf te Stavenisse wae de
a.s. jubilaris vele jaren scriba-ijuestor van
den ring Tiiolen en van 1927 tot 1935 lid van
het Classicaal Bestuur van Zierikzee.
VIERDE NAT. CHR.
SCHOOLCONGRES
In 1936 te Utrecht
Het Groot-Comité tot organisatie Van Na
tionaal Christelijke Schoolcongressen verga
derde 1.1. Zaterdag 23 November te Utrecht.
Met bijna algemeene stemmen werd
besloten tot het houden van een vier
de Nationaal Christelijk Sehoolcongres
en hieraan een internationale afdec-
ling te verbinden.
Aan het bestuur werd overgelaten
nader te beslissen, of het wenschclijk
en mogelijk zou zijn, dit congres te
doen samenvallen met de algemeene
vergaderingen der aangesloten organi
saties, of wel het te houden op 28, 30
en 31 October 1936.
In een daarop gevolgde bestuursver
gadering werd beslist, dat het eerst
genoemde niet wenschelijk was, om
dat de algemeene vergaderingen der
aangesloten organisaties op zeer ver
schillende tijden vallen en deze veel
al statutair zijn vastgelegd.
Besloten werd dus het congres le
houden op 29, 30 en 31 October 1936
te Utrecht.
De concept-lijst der onderwerpen, dooi
het bestuur aangeboden, werd door het
Groot-Comité aanvaard en uitgebreid.
Het bestuur zal uit deze onderwerpen een
keuze doen voor de behandeling in de alge
meene vergaderingen, in de vergaderingen
van de internationale afdeeling cn in de
sectie-vergaderingen.
Hrt Congres zal in verband met de tijds
omstandigheden op sobere wijze worden in
gericht.
STAND DER FINANCIËN
Het Zcndingshureau le Oegstgcest (post
rekening No. 6047) vraagt ons plaats voor
het volgende:
lot en mot 23 dezer hebben dp inkomsten
bedragen pl.m. f 131.060, waarbij plan.
f 100.000 is van de Zendingswcek.
De achtPi-stand is alzoo niet f 57.000 ver
minderd en teruggebracht tot f 130.000.
Lr zal dus tot 15 Januari nog ruim twee
maal honderd duizend gulden moeten wor
den ontvangen, zal er in alle geraamde be
hoeften van het werk worden voorzien-
Wanneer de opbrengst van de Zendinps-
weok in totaal niet minder is dan verleden!
jaar, Is het dus niet onmogelijk (lat voor
dit jaar,liet gestelde doel wordt bereikt.
Maar veler inspanning tot den laatstcn dag;
toe zal daarvoor nog noodig zijn.
Dli KERKINBRAAK IN ZEELAND
Bij het onderzoek inzake de kerkinbraaJc
te Zeeland (N.-Br.) is aan het licht ge
komen, dat de monteur K., afkomstig uit
Rotterdam, die in verband met d.t misdrijf
was gearresteerd en gevankelijk naar Zee
land was overgebracht, niets met de zaak
uitstaande heeft. De aangehoudene, die vol
komen onschuldig bleek le zijn, is na ver
hoor in vrijheid gesteld.
l)it soort Christendom i.s niet liet echte*
Hei is ongeveer wat men in den kring, waai1
liet woord is uitgevonden, ook wel noemt
het traditioneele Christendom. Het onder
scheidt zich van het echte Christendom dooi'
het in waarde houden van de begrippeul
„kerk" en „dogma", en daar deze woorden*
niet in den Bijbel voorkomen, staat het al-1
leen daarom reeds minder gunstig aange
schreven. Maar bovendien is het offieieelei
Christendom ook niet. vriendelijk, niet nede
rig, niet oprecht. En al verder is het oolv,
niet sterk in de naastenliefde; het is, om het
maar ronduit te zeggen: onverdraagzaam.
Stel daar nu eens tegenover liet echtd
Christendom; dat van de daden cn niet van:
de woorden. Hoe glanst het u tegemoet! Eert
voorbeeld? Lees maar eens, wat het van het
officieele Christendom zegt in do Nieuwe*
Rott. Crt., een der paladijnen van het echte
Christendom Daar schreef een zekere jnen'
dat hij onlangs in dat blad eenige opmer*
kingen had mogen maken (hoe gastvrij!)!
over het tekort van het officieele christen
dom en o.a. wijzen op de tegenstelling tus*
schen wat Christus laakt en hetgeen de of*
ficieele christenen laken.
Hij noemde ook een paar voorbeelden:
„Het „oordeelt niet!" is een woord, dat ge<
drukt staat op een der bladzijden van deni
Bijbel, maar dat allerminst gegrift is in Ja
harten van hen, die deze bladen als heilige*
schriftuur beschouwen. Het „mij anngaandd
mijn voelen waren bijna uitgegleden", welt
heel wat minder in de harten op dan heft
prettige gevoelens gevende „ik dank u, datf
ik niet lx>n als deze".
Nadat deze verdraagzame gedachte geven
tileerd is, kleedt de schrijver nog een andere
aan. Deze betreft de philantropic. Een breed
terrein ligt hier voor allen open, maar he
laas: zooveel kracht wordt aan die taak onfc*
trokken en besteed aan 't begluren en „af*
maken" van anderen. Aldus de schrijver, die)
blijkbaar nog nimmer gehoord heeft, dat
juist op dit gebied de Christenen van aU
lerlei scihakeering samenwerken.
Maar nu zal de lezer, ongeduldig worden*
de, vragen, waarom wij toch niet zulk eem
laster met verachtelijk stilzwijgen voorbij
gaan? Wel, omdat in hetzelfde nummer vauf
dezelfde courant op dezelfde bladzij, een;
meditatie voorkomt, welke aldus eindigt:
„Eens gevraagd zijnde van de Farizeeën}
wanneer het Koninkrijk Gods komen zoiif
antwoordt de Christus hun: „Het Koninkrijk
Gods komt niet tnet uiterlijk gelaat en meu
zal niet zeggen: Zie hier of zie daar, want
zie. het Koninkrijk Gods is binnen ulieden.'1
„Niet met uiterlijk gelaat, maar binnen!
ulieden."
„Rembrandt, Christen^ of niet, heeft daafi
iets van verstaan."
Nu weten we,- wat echt Christendom is»
Het is v e r s to p t Christendom.
BUITENZORG, 26 Nov. (Aneta). Inzakcj
de amokpartij, waarhij 13 personen gedood
en drie gewond werden, wordt nader ge-i
meld, dat de toestand der gewonden gun*
stig is.
De door den dader gestichten brand vei-
woestle 11 huizen, 8 daroegas (schuren) $i|
7 locuiboengs (rijstvoorraden).
De mooi denaar meldde zichzelf bij ds
politie aan.
if
i l
et schoon
kogel ui
V.. die
'U op een
daartoe
naar hij
«ine het
tevolg.
Een van deze kleinen, door J. L. F.
de Liefde, (lc deel).
Hij had gesnoept! En't was uitgeko-
Inen
■lui' zei: „Hugo, kom eens hier'. En toen
nam ze hem mee. Ilein alleen. Naar de slaap
kamer. Overdag. En ze deed de deur toe.
Even wierp hij een blik schuin omhoog naar
„Juffie". Zijn hartje bonsde erg van binnen
tegen zijn zij aan, want Juffie was anders
dan anders. Niet boos, maarIluugje
werd er toch bang onder. Er zou iets ko
menEn toen nam Juf hem op schoot en
«af hem een kus. Dat dit komen zou, had 'hij
in 't geheel niet gedacht, maar't Was
toch alles erg naar. En de lieeic kamer was
zoo stil, nu de spreien er op bleven en zij,
zusje cn hij, er nog lang niet in gingen.
En de kasten bleven dicht; hij behoefde
immers ook niet verkleed te worden. De
vvaschlafel bleef netjes schoon: hij was niet
vuil. Hij was hier niet in de slaapkamer, om
gewassclien te worden. Hij was hier alleen,
om wat kómen zou! Juffie was vreemd stil;
haar oogen waren nog stiller, want ze lacli-
tten heelemaal niet, zooals anders.
En toen zei Juf: „Hugo
„Hugo" zei ze. Net. als zooeven. Niet:
Iluugje, of vent, of baasje, maar: „Hugo
En toen: „Je hebt wat genómen, uit het
doosje van vader'.
0, wat schrok Huugje. Net, of hij 't nil pas
deej. En niet 't vanmorgen al had gedaan.
Of hij nu bezig was, het te doen, cn
Juf hem opeens zag...
Hij stopte zijn hoofdje weg, tégen Juf aan,
maar hij hoorde het wel, al zei ze het heel
zacht: „Is 't niet?"
Toen zei hij ja, met een knik van zijn
Jioofdje, wanthet was zoo. Uit het
doosje... van vader!
Bet leek nu zoo anders dan vanmorgen,
toen hij in vaders kamer was. Toen was het
zoo heel gemakkelijk geweest. Even maar je
hand uitsteken en het pakken. En toen was
t meteen al in zijn mond. Dit waren zuike
heel dikke fondants, ze Umolten dadelijk, en
je heel e mond was er opeens vol van. Aan
alle kanten tegelijk proefde je dat lekkere,
zurige zoet.
Maar nu was 't alleen: „Je hebt wat geno
men. Uit het doosje van vader".
GenomenAnders krégen ze het altijd.
hij en zus samen. En nu had hij 't alléén.
genomenS t i e k e mEn zus had
Riks gehad,
Juf/ie zei weer wat. „En laatst heb je óók
gesnoept. Van de aardbeien". Huugje wist
het nog best.
„Ga je nu telkens snoepen? En kunnen we
je nu nooit meer vertrouwen? Moeten we al
les in de kast wegsluiten? En denken: an
ders neemt Huugje er wat van weg?''
Ineens werd het angstig vol om Iluugje's
hartje, en de tranen sprongen zijn oogjes uit.
Toen fluisterde hij, diep tegen Juffies blouse
aangedoken, „dat liet hem zoo erg, érg
speet".
Hij moest aan vader gaan vertellen, dat
hij het had gedaan. Juf wist hot alleen nog
maar. Hij beloofde, het nooit weer te zullen
doen, en vader gaf hem een kus. Juffie had
het hem ook vergeven en toen „was alles
weer goed".
's Avonds knielde Huugje bij zijn bed en
dankte „voor al het plezier" dat ze die dag
gehad hadden; nét als gewoon; vroeg óók „of
de Heer alle kwaad wilde vergeven, dat liij
gedaan had", net als andere avonden. En
toen nog: „Wilt U me helpen, dat ik noolï
meer snoepen zad? Amen".
Meteen hief hij zijn gezichtje op voor den
nachtkus; duikelde voorover zijn bedje in cn
draaide zich genoegelijk op zijn zij neer, om
„toegestopt" te worden.
Binnen twee minuutjes waren de kijkers
dicht. De dag met zijn lief en leed was ver
geten. Op het slapend gezichtje lag alleen het
onbewuste geluk van een kinderhartje, dat
vrede heeft met' zichzelf, met God, de men
schen cn het leven.
De volgende morgen had Huugje al zün
soldaten uit de kast gehaald. Twee doozen,
en 'het fort-
Twee legers waren het, en hij begon ze op
te zetten.
Netjes in 't gelid. De hecle tafel had hij
er voor leeg gemaakt. Het moest eeu groot
gevecht worden. Hoe was 't nou ook weer?
Die, met de 100de vesten aan, waren dat de
Fransrhen? OfNee, 't kon toch óók wel,
dat dat de Russen waren. Hé, nou wist hij
het niet meer. Wat waren nu de vijanden?
Vader 'had hem gezegdWacht! Ja...
eerst even gaan vragen, want anders zou al
les fout gaan. Dan wist hij immers niet, wie
het fort mochten hebben, en wie bij Napo
leon hoorden, 't koperen ruitertje, 'dat vroe
ger bij moeder op liet kastje had gestaan
Meteen zwaaide hij de boenen onder zich
vandaan want hij had op zijn knieën op
den stoel gelegen, om ver op de tafel te kun
nen reiken draafde de gang door, en rlc
(rap op naar vaders kamer. Met dezelfde
ivaart bonsde bij de deur open: „Vader, de
rooie
Hé1 Beduusd bleef hij op liet deur-
kleedje staan, geschrokken, omdat hij had
gepraat tegen iemand, die er niet was. De
groote. kamer leek nu opeens gewichtig stil
na zijn stem. En zoo leeg.
Toen deed hij een paar pasjes de kamer in,
voorzichtig, omdatja, omdat... het was
toch zoo ongewoon zonder vader. Hier was
hij anders nooit „zoo maar alleen", en liep
hij nooit in en uit, als in de speelkamer. Hij
kwam er enkel, als vader er wasJa,
toen... gistermorgen.... toen was het óók
zoo geweest. Ineens vloog er een bange hitte
in hem op. Dat hij liet toch gedaan had1
Vader had het doosje expres meegebracht uit
Parijs. Dat doosje kwam ook nooit in de
huiskamer, waar alle andere menschen wa
ren. Het bleef in vaders kamer. En daar kre
gen hij en zus er uit. Meestal alleen, als ze
gociennacht kwamen zeggen.
Het doosje was van buiten al zoo mooi.
Het kwam dan ook uit Parijs. Ilij wist het
heel precies. Op het deksel stond een rijt;«
meisjes, ieder met een zakje in ttc nand
waaruit ze mochten eten. Hij kon het nu
niet zien, want het stond op de rand van de
kast. Die kast, die nét zoo groot was als 'de
hecle muur. Htt waren eigenlijk twee kasten
op elkaar, en de onderste was grootcr dan
de bovenste. Daardoor schoot er eeu rand
over. Op dien mooien gladden rand had va
der altijd zooveel staan. Van die aardige
dingen. De hond uit Parijs ook, die op moesf
passen, dat de papieren niet wegwaaiden, 011
er daarna bovenop was gaan zitten. Iluugje's
oogen wandelden verder de kamer in, nc
dien rand loe en zijn beentjes stapien mee.
De ccne helft, waar het doosje stond, kon hij
net niet zien. Die zat achter de schrijftafel
Hij rekte zich uitWankelde op zijn tee-
ncn... Nee het was tc hooger overheen
kijken kon hij nietF.n hij liep door,
even om de schrijftafel heen wou hij kij
kenJa, nu
Opeens deinsde hij terug, met een schokje,
en bleef pal staan, 't Mondje open, de oogen
heel groot, en met strakke blik gericht op
dat ééne plekje, waarToen brak do
schrik... 't heele gezichtje versomberde van
bittere, bittere teleurstelling
Meteen smeet hij zich wild om no zijnhak-
gen en rende de kamer weer uit. Vergat zelfs
dc deur achter zich toe te doen
(Slot volgt).
WIJSHEID
De grootsle dienst, die we iemand kunnen
oowijzen, is hem te helpen, zichzelf te hel
pen. Trine.
Gij bidt tegen vooruitgang, als gij tegen
beproeving bidt, Spurgeon.
Laat mij willen en niet willen,
Wat gij wilt cn niet en wilt
Blijde gaande door het stille
Leven, in L'w vree verstild.
Jacq. E. v. d. Waals,
Beste Nichtjes en Neefjes.
Ofschoon het deze week eigenlijk niet de
week is voor briefjes, wil ik ui e z e keer tocli
een uitzondering maken. M ant: 'k heb jullie
prachtig nieuws te vertellen! En omdat ik
weet, dat jullie allemaal blij zult zijn als
je 't hoort, wil ik dal geen week uitstellen,
k Vind het veel te leuk, om liet jullie gauw
tc laten weten.
Wat dat groote nieuws dan is? Jullie zult
bet onmogelijk kunnen raden! Dus
k zal je maar niet al te lang laten wachten!
Wc liebhcn er een neef en twee nichten bij
gekregen. Is dat niet geweldig? Stel je \oor:
Dinsdagavond gleed er iets in m'n brieven
bus, 'k ging kijken, endaar lagen een
stelletje brieven van raadselnichtjes en -neef
jes. Natuurlijk was ik benieuwd, van wie ze
waren en wat de inhoud was! Nu, jullie kunt
je begrijpen, hoe verbaasd ik zat te kijken,
toen ik ontdekte, dat van de 4 briefjes, die
ik tegelijk ontvangen had, er drie van nieu
we declnomers(ncemstcrs) waren! 't Was
een onverwachte, groote verrassing!
Wie het dan wel zijn? 'k Zal je de namen
laten zien. De nieuwe nichtjes zijn: Marietje
V. te Middellia'rnis en Trijntje V., eveneens
le Middelharnis (echter: zo, hebben verschil
lende achternamen, hoor, al beginnen ze bei
de met V.!). De nieuwe neef is Henk M. te
Sommelsdijk!
Vind jullie dat nu niet gezellig? Natuur
lijk, Marietje, Trijntje en Ilenk: jullie zijn
alle drie hartelijk welkom. Als je ons raad-
sclhoekje al een poosje gevolgd hebt, weet je
wel, dat we altijd zoggen: hoe méér, hoe lie
ver! Dus vinden we 't allemaal fijn, dat jul
lie er bijkomen!
'k Hoop, dat jullie er geen spijt van zult
krijgen, en dat je trouw zult meedoen.
Je weet natuurlijk ook wel, dat de trouw
ste mededingers het meest kans hebben op
een prijs. Verder zou ik het erg prettig vin
den, wanneer jullie zooals je trouwens
zélf al schrijft voortaan behaive de raadsel
oplossingen me ook een gezellige brief stuurt.
Die kan natuurlijk niet altijd even lang zijn,
maar: zoo ééns in de veertien dagen heeft
ieder toch wel iets om te vertellen. Je schrijft
maar over wat je 't liefst wilt. Ik stel in al
les belang, wat jullie leuk vindt. Dus: je
hoeft nooit te denken, dat je me verveelt
door je verhalen, waarov er dan ookf
F.n tenslotte; mocht 't jullie god bevallen,
dit meedoen in ons kringetje, dan doen jul
lie natuurlijk ook je best, anderen aan te
vuren, om mee tc paan doen. Als je t zeil
leuk vjndt, is 't natuurlijk fijn, anderen dat
genoegen ook te bezorgen. Dus wc spreken
meteen af: ais jullie het prettig blij ft vin
den, om mee tc doen, dan wordt je ijverige
„propagandisten' voor ons „Hoekje",
en je spoort vriendinnetjes, vriendjes en
kennisjes, die ook de Maas- en Scheldelxxle
lezen, aan om óók mee tc gaan doen! En
schrijf jullie me ook even d a t u m en jaar
van geboorte.
Hiermee zijn jullie ingewijd in al onze ge
heimen, en dus beschouwen wij allen jullie
verder als onze trouwe mededingers, 'die hel
pen, om van onze Jeugdrubriek ecu gezellig
hoekje te maken. Mocht je zélf soms leuke
raadsels of aardige verhalen weten, dan
stuur je ze maar in; als ze geschikt zijn,
worden ze in de krant geplaatst.
En als jullie klachten of bijzondere wen-
srhen hebt, mag jc die, ev en goed als de an
deren, in een brief uiten, 'k Zal zooveel mo
gelijk probeeren daaraan te voldoen. Tot de
volgende maal dus! De raadseloplossingen
worden, gelijk met de nieuwe raadsels, om
de twee weken gegeven, zooals je zeker al
weet Dus daarnaar kijk je maar uit in de
Krapt van 7 December. Jullie had goed nage-
dacht, dat kan ik al vast wel verklappen!
Tenslotte nog even een briefje voor Ida J.
te S-Hlcndam. Tot. m'n spijt ontving ik je
laatste brief juist één dag te laat, Ida! Daar
door komt 't, dat ik 23 Nov. klaagde over je
zwijgzaamheid. Maar gelukkig had ik dc vol
tri1'1''" 'Jag al weer een bewijs van meeleven.
k Heb toen nog een antwoord op je briefje
nagestuurd, maar dat werd niet geplaatst!
Dat zal dus nog wel komen! Volgende keer
meer hoor! Groeten aan allen thuis!
Ida J, te Stellendam, Vanmorgen (Woens
dag) ontving ik jc brief. Eigenlijk 1 dag te
iaat dus. Vandaar, dat ik 't bovenstaande
over je stilzwijgen al verzonden had. Nu och
ter wil ik door dit briefje na te sturen, nog
even de fout herstellen. Dank voor de goede
berichten. Van de prijs maak ik onmiddellijk
werk. Tot de volgende maal. naar ik hoop
Dag Ida. Groeten aan Moeder, Vader, Truus
en je broertje.
Ziezoo, nichtjes en neefjes; hiermee eindig
IK. Mag ik nog even vragen, of allen vóór
Woensdag 4 Dec. hun raadsels insturen, m t.
oplossingen en briefjes, als 't kan; zorg dus,
dat ik ze uiterlijk Dinsdagavond 3 Dec. in'
m'n bezit heb. Dan krijgen we in de krant
weer een flinke rij antwoorden op jullie ver
halen.
Afgesproken dan! Houdt jullie je maar
taai! Tot volgende keer, hoor! Aan allen, ooli
aan jullie ouders en verdere huisgenooteix
in n hartelijke groeien. Tot scUrijvens, he
Jullie TANTE TIN'E.
HET BEZETTE PLAATSJE
Buiten adem holde een lieer het perron op.
Hij had in de vestibule met een Vriend
staan praten cn langer dan gewoonlijk aan
het loket moeten wachten. Maar toch wou
bij graag met de trein, die juist zou mocteit
vertrekken, mee. Gelukkig, het sein van ver
trek was nog niet gegeven.
Zenuwachtig liep hij langs dc trein. Maai!
ongelukkigerwijs zaten al de coupé's stamp
vol! De reiziger echter keek nauwlettend,
door de portierraampjes en zag in 'n coupé
nog één plaats onbezet. Vlug wipte hij bin
nen, verheugd, dat hij nog een plekje gevon
den had.
Twee hecren zaten te kaarten. Een vart
hen, een erg corpulent iemand, had z'n tasclt
naast zich gelegd, om een groote plaats voor
zich ze|f te houden.
„Och, meneer vroeg onze reiziger, „zou ilj
misschien op deze plaats mogen zitten?"
„Het spijt me", was liet antwoord, „maai*
mijn vriend heeft hier zijn tasclt neergelegd
om te verhinderen, dat een ander zijn jdaats
zou innemen. Hij is even naar do restaura
tie gegaan, om een kop koffie to drinken. Ik
kan u dus deze plaats niet geven"..
De reiziger vermoedde, dat de dikke heef
dit alles maar voorwendde, om de plaats
voor zichzelf te houden.
„En tóch zal ik zoo vrij zijn, op deze plaats
te gaan zitten. Ik zal voor uw vriend de
lasch in liet bagagenet zetten. Komt hij te
rug, dan zal ik zijn plaatsje inruimen, en ik
zul me moeten vergenoegen met een staan
plaats".
Met deze woorden deed de reiziger, wat hij
gezegd had.
Inmiddels had de conducteur gekeken, of
de portieren goed gesloten waren, en de trein
zette zich in beweging.
De vriend kwam natuurlijk niet opdagen,
WIE WAS ER SLIMMER?
De sproeiwagen
Een boer en zijn zoon kwamen voor het
eerst m de stad. Daar zagen ze een sproei
wagen.
„Hei, baas! riep de jongen den voerman
toe, „weel je wel, dat je al je water verliest?"
„Domoor', riep zijn vader daarop, „je ziet
toch wel, dat die man dat opzettelijk doet,
om de ondeugende jongens van zijn wagen
te houden!"